direct naar inhoud van Regels
Plan: Kern Heijen 2016
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0907.BP15053KERNHEI-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Kern Heijen 2016' met identificatienummer NL.IMRO.0907.BP15053KERNHEI-VA01 van de gemeente Gennep.

1.2 bestemmingsplan

de geometrische bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 de verbeelding

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie.

1.4 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 aan huis verbonden beroep

een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door maximaal twee personen waaronder de gebruik(st)er, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, met dien verstande dat er geen detailhandel is toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis verbonden beroep.

1.8 achtererfgebied

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.

1.9 aan huis verbonden bedrijf

een bedrijf dat in een (gedeelte van) of bij een woning wordt uitgeoefend en dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, door maximaal twee personen waaronder de gebruik(st)er van de woning; hieronder worden tevens internet(web)winkels begrepen.

1.10 afwijking

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder c van de Wet ruimtelijke ordening.

1.11 agrarische bedrijfsactiviteiten

bedrijfsactiviteiten die gericht zijn op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

1.12 ambulante detailhandel:

detailhandel uitgeoefend in open ruimtes zoals markten en standplaatsen;

1.13 ander-werk

een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid.

1.14 andere geluidsgevoelige gebouwen

gebouwen als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.15 archeologische monumentenzorg

zorg die zich richt op het optimaal beheer van de bodem als unieke bron van informatie over de geschiedenis van Nederland.

1.16 archeologisch onderzoek

diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse archeologie.

1.17 archeologische waarde(n)

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit in het verleden, tenminste ouder dan 50 jaar.

1.18 archeologisch rapport

in rapportvorm vervat verslag van een volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanwezigheid van archeologische waarden.

1.19 atelier(ruimte)

een werkplaats van een (beeldend) kunstenaar.

1.20 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.21 bebouwingspercentage

een in dit plan aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in dit plan anders is bepaald.

1.22 bed and breakfast

een activiteit ondergeschikt aan een woning die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf voor korte tijd en waarbij het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten (daaraan) ondergeschikt is.

1.23 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.24 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.25 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk en/of wenselijk is.

1.26 bestaand
  • a. bij bouwwerken: een legaal bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • b. bij gebruik: het legale gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald.
1.27 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.28 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.29 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.30 bos

een begroeiing die voornamelijk uit bomen bestaat met de daarbij behorende ondergroei van planten en struiken. De begroeiing kan de vorm hebben van een natuurlijk bos, productiebos of recreatief bos.

1.31 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.32 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.33 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.34 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.35 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.36 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.37 bruto vloeroppervlak (b.v.o.)

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf of instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.38 congresruimte

ruimte en voorzieningen voor het houden van congressen.

1.39 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, in dit plan wordt een horecabedrijf niet aangemerkt als detailhandel.

1.40 dagrecreatie

verblijf buiten de woning voor recreatieve doeleinden zonder dat er een overnachting elders mee gepaard gaat.

1.41 detailhandel in dagelijkse goederen:

detailhandel in voedings- en genotmiddelen, in bloemen en planten en/of in artikelen op het gebied van persoonlijke verzorging.

1.42 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij afnemers rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord worden gestaan en geholpen, waaronder een belwinkel en internetcafé.

1.43 erf

het gedeelte van een bouwperceel gelegen buiten het, binnen het bouwperceel gelegen, bouwvlak.

1.44 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische/pornografische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal.

1.45 evenement

een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de open lucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve, of daarmee gelijk te stellen activiteiten, zoals markten, braderieën, beurzen, kermissen, festiviteiten, wedstrijden, bijeenkomsten en festivals.

1.46 extensieve (dag)recreatie

recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, paardrijden, fietsen, varen, zwemmen en vissen.

1.47 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.48 gebruiken

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven.

1.49 geluidsbelasting vanwege een industrieterrein

de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichtingen behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.

1.50 gemeentelijke archeologische beleidskaart

kaart, vastgesteld op 25 mei 2009, waarop de gemeentelijke archeologische gebieden zijn geregistreerd.

1.51 groepsaccommodatie

(een deel van) een gebouw dat blijvend is bestemd voor recreatief nachtverblijf door groepen, waarbij wordt overnacht in slaapzalen en/of slaapkamers waar een dagverblijf beschikbaar is waarin de gasten mede huishoudelijke werkzaamheden kunnen verrichten. Per definitie vindt gemeenschappelijk gebruik plaats van sanitaire voorzieningen, keuken, verblijfsruimten en slaapzalen.

1.52 grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf waarvan de bedrijfsvoering volledig of nagenoeg volledig is gericht op het gebruik maken van grond als productiemiddel.

1.53 hogere grenswaarde

een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de ter plaatse geldende maximale geluidsbelasting en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder.

1.54 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.55 horeca

een bedrijf waar hoofdzakelijk dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.

1.56 incidenteel evenement:

een eenmalig, niet periodiek terugkerend evenement voor de duur van maximaal 5 dagen, inclusief op- en afbouw.

1.57 incidentele standplaats

een standplaats als bedoeld in artikel 5:17 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Gennep, gesitueerd op een niet-vaste locatie die onder nader gelimiteerde omstandigheden door verschillende commerciële danwel niet-commerciële vergunninghouders mag worden ingenomen.

1.58 inwoning

twee of meer huishoudens die één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van een of meerdere voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die woning en waarbij de woning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk zijn.

1.59 kampeermiddel

tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor een omgevingsvergunning vereist is; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.60 kantoor

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen/het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij afnemers niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.61 kortstondig evenement

een evenement voor de duur van maximaal 1 dag, inclusief op- en afbouw.

1.62 landgoed

een ruimtelijke eenheid die als zodanig is ontwikkeld en die als eigen bedrijfsvorm (gericht op instandhouding en verdere ontwikkeling) wordt beheerd. Hierbij is sprake van één of meer grondgebruiksvormen, functies en/of waarden, zoals landbouw, bosbouw, wonen, recreatie, natuur, landschap en cultuurhistorie.

1.63 landschappelijke waarden

de aan een gebied toegekende waarde(n) in visueel-ruimtelijk en/of cultuurhistorisch en/of ecologisch en/of geomorfologisch opzicht.

1.64 maatschappelijke voorzieningen

culturele, educatieve, medische, sociale en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.65 manege

een bedrijf met een publieksgericht karakter, dat is gericht op het bieden van gelegenheid tot het stallen van paarden/pony's en/of het berijden van paarden/pony's, waaronder begrepen lesgeven, verhuur en het houden van wedstrijden en/of andere hippische evenementen. Onder een manege wordt niet verstaan een men- of renbaan voor de paardensport en daarmee samenhangende hippische evenementen.

1.66 medische voorzieningen

voorzieningen die met de geneeskunde samenhangen.

1.67 nachtverblijf

het verblijven, zich ophouden dan wel aanwezig zijn tussen 23.00 en 07.00 uur.

1.68 natuurwaarden

de aan een gebied eigen zijnde ecologische waarden.

1.69 nevenactiviteit

een activiteit ondergeschikt aan de hoofdactiviteit in zowel omvang (m2), omzet (€) als de effecten op het woon- en leefklimaat.

1.70 ondergeschikte horeca

horeca die wordt uitgeoefend als ondergeschikt onderdeel van een bedrijf of instelling en die in directe relatie staat tot het betreffende bedrijf dan wel de betreffende instelling.

1.71 opgraving

archeologische maatregel waarbij een aangetroffen en gewaardeerde vindplaats ex situ wordt behouden.

1.72 overkapping

een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebouw of de standplaats en dat, voor zover gebouwd vóór (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft en, voor zover gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren.

1.73 peil
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vasteland.
1.74 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.75 rijstrook

strook van de rijbaan van een weg, welke voldoende plaats biedt aan een enkele rij rijdende motorvoertuigen op meer dan drie wielen, of, indien door middel van markering een bredere strook als rijstrook is aangegeven, die strook.

1.76 schuilgelegenheid

een gebouw dat uitsluitend dient voor de beschutting van dieren tegen weersinvloeden.

1.77 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.78 slopen

het al dan niet geheel afbreken van gebouwen en andere bouwwerken.

1.79 sportvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van de beoefening van sport, zoals sportvelden, sportterreinen, tennisbanen, ijsbanen, menbanen, skate-/ en fietsbanen en daarmee gelijk te stellen voorzieningen

1.80 Staat van Bedrijfsactiviteiten

een als bijlage 1 bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen.

1.81 Staat van Horeca-activiteiten

een als bijlage 2 bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van horecabedrijven.

1.82 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.83 uitvoeren

uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.

1.84 vaste standplaats

een standplaats als bedoeld in artikel 5:17 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Gennep, gesitueerd op een vaste locatie die door verschillende commerciële vergunninghouders gedurende één of meerdere dag(del)en per week mag worden ingenomen.

1.85 verblijfsrecreatie

een vorm van recreatie waarbij de recreant voor een bepaalde tijd, maar ten minste één nacht in het recreatiegebied verblijft, met dien verstande dat geen sprake mag zijn van permanente bewoning en uitsluitend recreatief nachtverblijf in de vorm van een groepsaccommodatie en/of een bed and breakfast is toegestaan;

1.86 verkoopvloeroppervlak (v.v.o.)

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel.

1.87 vindplaats

een op de gemeentelijke archeologische beleidskaart aangeduide locatie met een vastgestelde archeologische waarde.

1.88 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig dient te worden aangemerkt.

1.89 voorste bouwgrens

de naar de weg gekeerde bouwgrens of, indien het een bouwvlak betreft met meer dan één naar de weg gekeerde bouwgrens, de bouwgrens die kennelijk als zodanig dient te worden aangemerkt.

1.90 voorste bouwperceelgrens

de naar de weg gekeerde bouwperceelgrens of, indien het een bouwperceel betreft met meer dan één naar de weg gekeerde grens, de bouwperceelgrens die kennelijk als zodanig dient te worden aangemerkt.

1.91 waterpeil

de hoogte (het niveau) van de waterspiegel gemeten naar NAP op het moment van aanvraag van de vergunning, afwijking of bestemmingswijziging. Dit kan betrekking hebben op zowel oppervlaktewater als grondwater.

1.92 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening.

1.93 woning

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten.

1.94 zorgwoning

woning waarbij aan de bewoners professionele zorg wordt verleend. Het gaat om een concentratie van zorgcliënten in specifieke woonvormen waarin die cliënten zijn gehuisvest in verband met de professionele zorg die hen daar kan worden verleend. Hieronder wordt niet verstaan gezondheidszorggebouwen zoals verzorgings- of verpleeghuizen en wonen met niet-professionele zorgverlening zoals mantelzorg.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.4 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 de diepte van een gebouw

de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd.

2.6 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 de oppervlakte van een overkapping

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • b. de hobbymatige uitoefening van agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • c. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water, waaronder bergbezinkbassins en niet zijnde voorzieningen ten behoeve van ijsbanen of siervijvers;
  • d. voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik zoals wandel-, fiets- en ruiterpaden en parkeervoorzieningen ten behoeve van toeristische overstappunten;

en tevens voor:

  • e. één bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • f. een manege, ter plaatse van de aanduiding 'manege';

maar uitsluitend voor:

  • g. hobbymatige uitoefening van agrarische bedrijfsactiviteiten waarbij een maximum geldt van het houden van 5 paarden en 5 stuks rundvee met de bijbehorende opslag van ruwvoer en mestopslag, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - 1';

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water, tuinen en erven.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen

Bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak; met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - agrarische opslag en dierenverblijf' uitsluitend een bedrijfsgebouw / bedrijfsgebouwen is/zijn toegestaan in de vorm van een dierenverblijf of in de vorm van een agrarisch opslaggebouw, ten behoeve van de in lid 3.1 sub g bedoelde functies;
  • b. goot- en bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;
  • c. bebouwingspercentage van het bouwvlak maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage; indien deze aanduiding niet is opgenomen geldt een maximum bebouwingspercentage van 50%;
  • d. inhoud van de bedrijfswoning maximaal 750 m3;
  • e. dakhelling mag niet minder dan 12° bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. voor een oppervlakte van ten hoogste 100 m2 de dakhelling 0° mag bedragen;
    • 2. indien de bestaande dakhelling lager is, deze lagere dakhelling als minimum geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw.
3.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak op het achtererfgebied van de bedrijfswoning;
  • b. gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning maximaal 70 m2;
  • c. goothoogte is maximaal 3,3 m;
  • d. bouwhoogte is maximaal 5 m.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. voor bouwwerken, geen gebouw zijnde voor zover gesitueerd binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van kunstmest- en/of voedersilo's mag niet meer dan 12 m bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van voorzieningen voor mestopslag mag niet meer dan 6 m bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
    • 4. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 8 m bedragen;
    • 5. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 8 m bedragen.
  • b. voor bouwwerken, geen gebouw zijnde voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:
    • 1. kuilvoerplaten, voorzieningen voor mestopslag en silo's mogen niet gebouwd worden buiten het bouwvlak;
    • 2. paardenbakken mogen niet gebouwd worden buiten het bouwvlak;
    • 3. de bouwhoogte mag niet meer dan 2 m bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.2.1 onder e, voor een andere afdekking/dakhelling, mits het stedenbouwkundige beeld, gehoord de welstandscommissie, niet onevenredig wordt aangetast.
  • b. het bepaalde in lid 3.2.1 voor de bouw van nieuwe schuilgelegenheden voor vee, indien en voor zover:
    • 1. is aangetoond dat de schuilgelegenheid noodzakelijk en doelmatig is in het kader van dierenwelzijn;
    • 2. de omvang van het perceel, waarop de schuilgelegenheid is voorzien, niet minder bedraagt dan 2.000 m²;
    • 3. het perceel, waarop de schuilgelegenheid is voorzien, niet grenst aan het huisperceel van de aanvrager;
    • 4. de schuilgelegenheid aan de rand of in een hoek van het perceel wordt gesitueerd en bij voorkeur aansluitend bij bestaande bebouwing;
    • 5. de gezamenlijke oppervlakte van de schuilgelegenheden op het perceel niet meer bedraagt dan 30 m²;
    • 6. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
    • 7. de waarde van het gebied niet wordt aangetast, welke waarde tot uitdrukking komt in de openheid van de gronden, de beplantingselementen en de geomorfologische en bodemkundige waarde.
  • c. het bepaalde in lid 3.2.3 onder b sub 2 ten behoeve van een paardenbak buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:
    • 1. voor wat betreft de situering van de paardenbak geldt dat:
      • de paardenbak dient te worden geplaatst achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning aansluitend aan de bestaande bebouwing, dan wel;
      • de paardenbak direct aansluitend aan de achterzijde van het bouwperceel dient te worden geplaatst;
      • de afstand tussen de paardenbak en een (bedrijfs)woning van derden mag niet minder bedragen dan 2,5 m;
    • 2. voor wat betreft aantallen en maatvoering van de paardenbak geldt dat:
      • per bedrijfswoning niet meer dan 1 paardenbak mag worden gerealiseerd, een paardenbak binnen het bouwvlak daarbij inbegrepen;
      • de oppervlakte van de paardenbak mag niet meer dan 1200 m² bedragen;
    • 3. voor wat betreft stapmolens bij de paardenbak geldt dat deze buiten het bouwvlak niet zijn toegestaan;
    • 4. voor wat betreft omheiningen bij een paardenbak geldt dat de hoogte niet meer dan 1,80 m mag bedragen;
    • 5. voor wat betreft lichtmasten bij de paardenbak geldt dat deze buiten het bouwvlak niet zijn toegestaan;
    • 6. de paardenbak landschappelijk wordt ingepast, ten behoeve van een goede ruimtelijke kwaliteit.
3.3.2 Voorwaarden

Afwijken als bedoeld in lid 3.3.1 is slechts mogelijk, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor:

  • a. het toestaan van een aan huis verbonden bedrijf, mits:
    • 1. het onbebouwde gedeelte van het perceel niet ten behoeve van aan huis verbonden bedrijven wordt gebruikt met uitzondering van parkeren;
    • 2. maximaal 50 m² van het vloeroppervlak van de woning, met inbegrip van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen, wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf;
    • 3. er geen sprake is van een duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen of een ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur;
    • 4. het geen bedrijfsactiviteiten betreft die normaliter in een winkelcentrum of een winkelstraat worden uitgeoefend;
    • 5. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
    • 6. er geen detailhandel plaatsvindt behalve als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf;
    • 7. uitsluitend bedrijfsactiviteiten plaatsvinden, die zijn opgenomen in categorie 1 of 2 van de als bijlage 1 bij de regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    • 8. de woonfunctie gehandhaafd blijft;
  • b. het toestaan van recreatieve nevenactiviteiten in de vorm van bed and breakfast, met dien verstande dat:
    • 1. deze functie plaatsvindt binnen de op het moment van het verlenen van de ontheffing bestaande bebouwing;
    • 2. het bruto vloeroppervlak ten behoeve van bed and breakfast maximaal 120 m² bedraagt, waarbij de maximale oppervlakte per slaapverblijf 30 m² mag bedragen;
    • 3. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
    • 4. het aantal slaapplaatsen maximaal 7 bedraagt;
  • c. de realisatie van een meergeneratiewoning met dien verstande dat:
    • 1. tussen hoofdbewoner(s) en inwoner(s)/inwoonster(s) een familieverband (grootouders/ouders/kind) dient te bestaan;
    • 2. er sprake blijft van één woning (hoofdgebouw) met één huisnummer en een gezamenlijk hoofdingang, van waaruit beide wooneenheden direct te bereiken zijn. Ook de overige voorzieningen dienen gezamenlijk te zijn, zoals de aansluitingen op de nutsvoorzieningen;
    • 3. de beide wooneenheden intern verbonden zijn door een of meer deuren;
    • 4. de eigendom van de meergeneratiewoning privaatrechtelijk in één hand is dan wel er sprake is van gezamenlijk eigendom van de bewoners;
    • 5. er geen eigendomsafsplitsing plaatsvindt van de op het erf aanwezige opstallen;
    • 6. zodra er geen sprake meer is van een familierelatie het gehele pand weer voor bewoning door één generatie/huishouden wordt gebruikt;
    • 7. er geen dubbele woning of twee zelfstandige woningen wordt gecreëerd;
    • 8. aan het gebruik als meergeneratiewoning nimmer recht wordt ontleend op een definitief gebruik als twee woningen of op woningsplitsing;
    • 9. de wooneenheden voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit;
    • 10. realisering plaatsvindt binnen de bestaande bouwmassa van het hoofdgebouw, dan wel binnen de uitbreidingsmogelijkheden die het bestemmingsplan daarvoor biedt.
3.4.2 Voorwaarden

Afwijken als bedoeld in lid 3.4.1 is slechts mogelijk, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
3.5 Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen voor het omzetten van een bedrijfswoning naar een reguliere (burger)woning met de bestemming 'Wonen - 1', mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. het aantal parkeervoorzieningen;
    • 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    • 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 7. het milieu;
  • b. voldaan wordt aan de onderzoeksverplichting op de volgende onderdelen:
    • 1. luchtkwaliteit;
    • 2. parkeerbehoefte;
    • 3. geluid;
    • 4. bodemkwaliteit;
    • 5. watertoets;
    • 6. archeologie;
    • 7. externe veiligheid (afweging van het groepsrisico);
    • 8. ecologie, toetsing Flora- en faunawet;
    • 9. economische uitvoerbaar en kostenverhaal;
  • c. het provinciaal en gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid in acht wordt genomen.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven en/of bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 2 als genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen als bijlage 1 bij deze regels;
  • b. ondergeschikte productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen, waarvan de totale verkoopvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 10% van de totale bruto vloeroppervlak, met een maximum van 150 m²;

en tevens voor:

  • c. één bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • d. een drukkerij uit categorie 3.2 als genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - drukkerij/uitgeverij';
  • e. een houtbewerkingsbedrijf uit categorie 3.2 als genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - houtbewerkingsbedrijf';
  • f. een timmerbedrijf uit categorie 3.1 als genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - timmerbedrijf';
  • g. een gemeentelijk monument, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument';

maar uitsluitend voor:

  • h. een nutsvoorziening, ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen

Bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. goot- en bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;
  • c. bebouwingspercentage van het bouwvlak maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage; indien deze aanduiding niet is opgenomen geldt een maximum bebouwingspercentage van 50%;
  • d. het behoud, de bescherming en/of het herstel van een gemeentelijk- of rijksmonument, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument;
  • e. inhoud van de bedrijfswoning maximaal 650 m3;
4.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak op het achtererfgebied van de bedrijfswoning;
  • b. gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning maximaal 70 m2;
  • c. goothoogte is maximaal 3,3 m;
  • d. bouwhoogte is maximaal 5 m.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal:

  • a. bedrijfsinstallaties en lichtmasten: 3 m;
  • b. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2 m.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Strijdig gebruik

Onder een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van:

  • a. bedrijven als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht;
  • b. bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  • c. vuurwerkbedrijven;
  • d. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit m.e.r.
4.3.2 Buitenopslag

Voor buitenopslag geldt het volgende:

  • a. buitenopslag is uitsluitend toegestaan achter de voorste bouwgrens en de denkbeeldige lijn die hier evenwijdig aan ligt;
  • b. de afstand van buitenopslag tot de zijdelingse bouwperceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m;
  • c. de hoogte van buitenopslag mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • d. de afstand van buitenopslag tot de achterste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
4.4.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 4.1 voor:

  • a. het toestaan van een ander bedrijf dan ter plaatse is toegestaan, met uitzondering van nutsvoorzieningen, mits:
    • 1. het bedrijf is opgenomen in de categorieën 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen als bijlage 1 bij deze regels; dan wel het een bedrijf betreft dat voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf genoemd in de categorieën 1 of 2;
    • 2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. het toestaan van een aan huis verbonden bedrijf, mits:
    • 1. het onbebouwde gedeelte van het perceel niet ten behoeve van aan huis verbonden bedrijven wordt gebruikt met uitzondering van parkeren;
    • 2. maximaal 50 m² van het vloeroppervlak van de woning, met inbegrip van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen, wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf;
    • 3. er geen sprake is van een duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen of een ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur;
    • 4. het geen bedrijfsactiviteiten betreft die normaliter in een winkelcentrum of een winkelstraat worden uitgeoefend;
    • 5. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
    • 6. er geen detailhandel plaatsvindt behalve als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf;
    • 7. uitsluitend bedrijfsactiviteiten plaatsvinden, die zijn opgenomen in categorie 1 of 2 van de als bijlage 1 bij de regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    • 8. de woonfunctie gehandhaafd blijft;
  • c. het toestaan van recreatieve nevenactiviteiten in de vorm van bed and breakfast, met dien verstande dat:
    • 1. deze functie plaatsvindt binnen de op het moment van het verlenen van de ontheffing bestaande bebouwing;
    • 2. het bruto vloeroppervlak ten behoeve van bed and breakfast maximaal 120 m² bedraagt, waarbij de maximale oppervlakte per slaapverblijf 30 m² mag bedragen;
    • 3. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
    • 4. het aantal slaapplaatsen maximaal 7 bedraagt;
  • d. de realisatie van een meergeneratiewoning met dien verstande dat:
    • 1. tussen hoofdbewoner(s) en inwoner(s)/inwoonster(s) een familieverband (grootouders/ouders/kind) dient te bestaan;
    • 2. er sprake blijft van één woning (hoofdgebouw) met één huisnummer en een gezamenlijk hoofdingang, van waaruit beide wooneenheden direct te bereiken zijn. Ook de overige voorzieningen dienen gezamenlijk te zijn, zoals de aansluitingen op de nutsvoorzieningen;
    • 3. de beide wooneenheden intern verbonden zijn door een of meer deuren;
    • 4. de eigendom van de meergeneratiewoning privaatrechtelijk in één hand is dan wel er sprake is van gezamenlijk eigendom van de bewoners;
    • 5. er geen eigendomsafsplitsing plaatsvindt van de op het erf aanwezige opstallen;
    • 6. zodra er geen sprake meer is van een familierelatie het gehele pand weer voor bewoning door één generatie/huishouden wordt gebruikt;
    • 7. er geen dubbele woning of twee zelfstandige woningen wordt gecreëerd;
    • 8. aan het gebruik als meergeneratiewoning nimmer recht wordt ontleend op een definitief gebruik als twee woningen of op woningsplitsing;
    • 9. de wooneenheden voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit;
    • 10. realisering plaatsvindt binnen de bestaande bouwmassa van het hoofdgebouw, dan wel binnen de uitbreidingsmogelijkheden die het bestemmingsplan daarvoor biedt.
4.4.2 Voorwaarden

Afwijken als bedoeld in lid 4.4.1 is slechts mogelijk, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen:

  • a. voor het toestaan van een bedrijf dat is opgenomen in categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen als bijlage 1 bij deze regels, dan wel een bedrijf dat voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf genoemd in categorie 3.1, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    • 1. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de verkeersveiligheid;
    • 2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van een goed woon- en leefklimaat voor omliggende woningen;
    • 3. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden.
  • b. voor het omzetten van een bedrijfswoning naar een reguliere (burger)woning met de bestemming 'Wonen - 1', mits:
    • 1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
      • de verkeersveiligheid;
      • de sociale veiligheid;
      • het aantal parkeervoorzieningen;
      • de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
      • de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
      • het milieu;
    • 2. voldaan wordt aan de onderzoeksverplichting op de volgende onderdelen:
      • luchtkwaliteit;
      • parkeerbehoefte;
      • geluid;
      • bodemkwaliteit;
      • watertoets;
      • archeologie;
      • externe veiligheid (afweging van het groepsrisico);
      • ecologie, toetsing Flora- en faunawet;
      • economische uitvoerbaar en kostenverhaal;
    • 3. het provinciaal en gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid in acht wordt genomen.

Artikel 5 Bos

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos en bebossing;
  • b. extensieve dagrecreatie;
  • c. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;

met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en verhardingen, parkeervoorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal:

  • a. erf- en terreinafscheidingen: 2 m;
  • b. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijken

het bepaalde in lid 5.2.1 voor de bouw van een schuil- of schaftgelegenheid voor personen, niet zijnde een kampeermiddel of stacaravan, indien en voor zover:

  • a. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 20 m2;
  • b. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
5.3.2 Voorwaarden

Afwijken als bedoeld in lid 5.3.1 is slechts mogelijk, mits:

  • a. de noodzakelijkheid van de schuil- of schaftgelegenheid in voldoende mate is aangetoond;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de functies als genoemd onder 5.1;
  • c. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.
5.4 Specifieke gebruiksregels

Onder een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  • a. een gebruik van gronden en bouwwerken als stand- of ligplaats voor kampeermiddelen;
  • b. het gebruik van gronden als paardenbak, rijbaan of anderszins voor het regelmatig berijden van paarden, met uitzondering van de daarvoor aangelegde en aanwezige ruiterpaden.
5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden op de in dit artikel behorende gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders, de in de volgende tabel vermelde andere-werken uit te voeren of te doen uitvoeren:

Omgevingsvergunningplichtige andere-werken   Criteria voor de verlening van de omgevingsvergunning  
Het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en oppervlakte-verhardingen   De landschappelijke en natuurwaarden mogen niet onevenredig worden aangetast.  
Het graven, verbreden, uitdiepen, dempen en/of verleggen van watergangen   De landschappelijke en natuurwaarden mogen niet onevenredig worden aangetast.  
Het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, het ophogen, egaliseren   De landschappelijke en natuurwaarden mogen niet onevenredig worden aangetast.  
Het vellen en rooien van houtgewas   De landschappelijke en natuurwaarden mogen niet onevenredig worden aangetast.  
Het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur   De landschappelijke en natuurwaarden mogen niet onevenredig worden aangetast.  
Het aanleggen van picknickplaatsen, speel- en/of ligweiden   De landschappelijke en natuurwaarden mogen niet onevenredig worden aangetast.  
5.5.2 Uitzondering

Het onder 5.5.1 vervatte verbod geldt niet voor andere-werken:

  • a. waarvoor ten tijde van de inwerkingtreding van het plan een omgevingsvergunning is verleend;
  • b. die ten tijde van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren;
  • c. die het normale beheer en onderhoud betreffen.
5.5.3 Afwegingskader

Uitvoering van de genoemde werken en/of werkzaamheden is in strijd met de bestemming, indien daardoor dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen een onevenredige aantasting van de waarden van deze gronden kan plaatsvinden.

Artikel 6 Dienstverlening

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dienstverlening;

en tevens voor:

  • b. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen

Bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. goot- en bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;
  • c. bebouwingspercentage van het bouwvlak maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage; indien deze aanduiding niet is opgenomen geldt een maximum bebouwingspercentage van 50%;
  • d. inhoud van de bedrijfswoning maximaal 650 m3.
6.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak op het achtererfgebied van de bedrijfswoning;
  • b. gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning maximaal 70 m2;
  • c. goothoogte is maximaal 3,3 m;
  • d. bouwhoogte is maximaal 5 m.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken, gebouwen zijnde maximaal 2 m.

6.3 Afwijken van de gebruiksregels
6.3.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 6.1 voor:

  • a. het toestaan van een aan huis verbonden bedrijf, mits:
    • 1. het onbebouwde gedeelte van het perceel niet ten behoeve van aan huis verbonden bedrijven wordt gebruikt met uitzondering van parkeren;
    • 2. maximaal 50 m² van het vloeroppervlak van de woning, met inbegrip van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen, wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf;
    • 3. er geen sprake is van een duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen of een ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur;
    • 4. het geen bedrijfsactiviteiten betreft die normaliter in een winkelcentrum of een winkelstraat worden uitgeoefend;
    • 5. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
    • 6. er geen detailhandel plaatsvindt behalve als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf;
    • 7. uitsluitend bedrijfsactiviteiten plaatsvinden, die zijn opgenomen in categorie 1 of 2 van de als bijlage 1 bij de regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    • 8. de woonfunctie gehandhaafd blijft;
  • b. het toestaan van recreatieve nevenactiviteiten in de vorm van bed and breakfast, met dien verstande dat:
    • 1. deze functie plaatsvindt binnen de op het moment van het verlenen van de ontheffing bestaande bebouwing;
    • 2. het bruto vloeroppervlak ten behoeve van bed and breakfast maximaal 120 m² bedraagt, waarbij de maximale oppervlakte per slaapverblijf 30 m² mag bedragen;
    • 3. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
    • 4. het aantal slaapplaatsen maximaal 7 bedraagt;
  • c. de realisatie van een meergeneratiewoning met dien verstande dat:
    • 1. tussen hoofdbewoner(s) en inwoner(s)/inwoonster(s) een familieverband (grootouders/ouders/kind) dient te bestaan;
    • 2. er sprake blijft van één woning (hoofdgebouw) met één huisnummer en een gezamenlijk hoofdingang, van waaruit beide wooneenheden direct te bereiken zijn. Ook de overige voorzieningen dienen gezamenlijk te zijn, zoals de aansluitingen op de nutsvoorzieningen;
    • 3. de beide wooneenheden intern verbonden zijn door een of meer deuren;
    • 4. de eigendom van de meergeneratiewoning privaatrechtelijk in één hand is dan wel er sprake is van gezamenlijk eigendom van de bewoners;
    • 5. er geen eigendomsafsplitsing plaatsvindt van de op het erf aanwezige opstallen;
    • 6. zodra er geen sprake meer is van een familierelatie het gehele pand weer voor bewoning door één generatie/huishouden wordt gebruikt;
    • 7. er geen dubbele woning of twee zelfstandige woningen wordt gecreëerd;
    • 8. aan het gebruik als meergeneratiewoning nimmer recht wordt ontleend op een definitief gebruik als twee woningen of op woningsplitsing;
    • 9. de wooneenheden voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit;
    • 10. realisering plaatsvindt binnen de bestaande bouwmassa van het hoofdgebouw, dan wel binnen de uitbreidingsmogelijkheden die het bestemmingsplan daarvoor biedt.
6.3.2 Voorwaarden

Afwijken als bedoeld in lid 6.3.1 is slechts mogelijk, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
6.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen voor het omzetten van een bedrijfswoning naar een reguliere (burger)woning met de bestemming 'Wonen - 1', mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. het aantal parkeervoorzieningen;
    • 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    • 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 7. het milieu;
  • b. voldaan wordt aan de onderzoeksverplichting op de volgende onderdelen:
    • 1. luchtkwaliteit;
    • 2. parkeerbehoefte;
    • 3. geluid;
    • 4. bodemkwaliteit;
    • 5. watertoets;
    • 6. archeologie;
    • 7. externe veiligheid (afweging van het groepsrisico);
    • 8. ecologie, toetsing Flora- en faunawet;
    • 9. economische uitvoerbaar en kostenverhaal;
  • c. het provinciaal en gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid in acht wordt genomen.

Artikel 7 Gemengd

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dienstverlening;
  • b. detailhandel;

en tevens voor:

  • c. één bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. goot- en bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;
  • c. bebouwingspercentage van het bouwvlak maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage; indien deze aanduiding niet is opgenomen geldt een maximum bebouwingspercentage van 50%;
  • d. inhoud van de bedrijfswoning maximaal 650 m3.
7.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak op het achtererfgebied van de bedrijfswoning;
  • b. gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning maximaal 70 m2;
  • c. goothoogte is maximaal 3,3 m;
  • d. bouwhoogte is maximaal 5 m.
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal:

  • a. bedrijfsinstallaties en lichtmasten: 3 m;
  • b. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2 m.
7.3 Afwijken van de gebruiksregels
7.3.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 7.1 voor:

  • a. het toestaan van een aan huis verbonden bedrijf, mits:
    • 1. het onbebouwde gedeelte van het perceel niet ten behoeve van aan huis verbonden bedrijven wordt gebruikt met uitzondering van parkeren;
    • 2. maximaal 50 m² van het vloeroppervlak van de woning, met inbegrip van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen, wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf;
    • 3. er geen sprake is van een duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen of een ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur;
    • 4. het geen bedrijfsactiviteiten betreft die normaliter in een winkelcentrum of een winkelstraat worden uitgeoefend;
    • 5. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
    • 6. er geen detailhandel plaatsvindt behalve als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf;
    • 7. uitsluitend bedrijfsactiviteiten plaatsvinden, die zijn opgenomen in categorie 1 of 2 van de als bijlage 1 bij de regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    • 8. de woonfunctie gehandhaafd blijft;
  • b. het toestaan van recreatieve nevenactiviteiten in de vorm van bed and breakfast, met dien verstande dat:
    • 1. deze functie plaatsvindt binnen de op het moment van het verlenen van de ontheffing bestaande bebouwing;
    • 2. het bruto vloeroppervlak ten behoeve van bed and breakfast maximaal 120 m² bedraagt, waarbij de maximale oppervlakte per slaapverblijf 30 m² mag bedragen;
    • 3. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
    • 4. het aantal slaapplaatsen maximaal 7 bedraagt;
  • c. de realisatie van een meergeneratiewoning met dien verstande dat:
    • 1. tussen hoofdbewoner(s) en inwoner(s)/inwoonster(s) een familieverband (grootouders/ouders/kind) dient te bestaan;
    • 2. er sprake blijft van één woning (hoofdgebouw) met één huisnummer en een gezamenlijk hoofdingang, van waaruit beide wooneenheden direct te bereiken zijn. Ook de overige voorzieningen dienen gezamenlijk te zijn, zoals de aansluitingen op de nutsvoorzieningen;
    • 3. de beide wooneenheden intern verbonden zijn door een of meer deuren;
    • 4. de eigendom van de meergeneratiewoning privaatrechtelijk in één hand is dan wel er sprake is van gezamenlijk eigendom van de bewoners;
    • 5. er geen eigendomsafsplitsing plaatsvindt van de op het erf aanwezige opstallen;
    • 6. zodra er geen sprake meer is van een familierelatie het gehele pand weer voor bewoning door één generatie/huishouden wordt gebruikt;
    • 7. er geen dubbele woning of twee zelfstandige woningen wordt gecreëerd;
    • 8. aan het gebruik als meergeneratiewoning nimmer recht wordt ontleend op een definitief gebruik als twee woningen of op woningsplitsing;
    • 9. de wooneenheden voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit;
    • 10. realisering plaatsvindt binnen de bestaande bouwmassa van het hoofdgebouw, dan wel binnen de uitbreidingsmogelijkheden die het bestemmingsplan daarvoor biedt.
7.3.2 Voorwaarden

Afwijken als bedoeld in lid 7.3.1 is slechts mogelijk, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
7.4 Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen voor het omzetten van een bedrijfswoning naar een reguliere (burger)woning met de bestemming 'Wonen - 1', mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. het aantal parkeervoorzieningen;
    • 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    • 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 7. het milieu;
  • b. voldaan wordt aan de onderzoeksverplichting op de volgende onderdelen:
    • 1. luchtkwaliteit;
    • 2. parkeerbehoefte;
    • 3. geluid;
    • 4. bodemkwaliteit;
    • 5. watertoets;
    • 6. archeologie;
    • 7. externe veiligheid (afweging van het groepsrisico);
    • 8. ecologie, toetsing Flora- en faunawet;
    • 9. economische uitvoerbaar en kostenverhaal;
  • c. het provinciaal en gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid in acht wordt genomen.

Artikel 8 Gemengd - Landgoed

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - Landgoed' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dag- en verblijfsrecreatie;
  • b. sociaal-educatieve voorzieningen;
  • c. sportvoorzieningen;
  • d. kantoren en atelierruimten;
  • e. een congresruimte;
  • f. ondergeschikte horeca;
  • g. agrarische activiteiten in de vorm van weidegang voor vee, met inachtname van het bepaalde in lid 8.3.1 onder j;

en tevens voor:

  • h. één bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • i. de huisvesting van seizoensarbeiders, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - huisvesting seizoensarbeiders';
  • j. een rijksmonument, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument';

maar uitsluitend voor:

  • k. maatschappelijke voorzieningen in de vorm van dagbesteding voor verstandelijke en meervoudig gehandicapten, sociaal-educatieve voorzieningen, kantoren en/of atelierruimten, ter plaatse van de aanduiding 'gemengd';
  • l. een watergang, ter plaatse van de aanduiding 'water';

en in ieder geval voor:

  • m. het behoud, de bescherming en/of het herstel van de aanwezige cultuurhistorische waarden, landschappelijke en/of natuurwaarden en het stedenbouwkundig beeld, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - beschermde buitenplaats';
  • n. het behoud, de bescherming en/of het herstel van de cultuurhistorische waarden van de bebouwing, ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. goothoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte; indien deze aanduiding niet is opgenomen geldt dat de bestaande goot- en bouwhoogte zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan moet worden gehandhaafd.
  • c. gebouwen worden met een kap afgedekt;
  • d. bebouwingspercentage van het bouwvlak maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage; indien deze aanduiding niet is opgenomen geldt een maximum bebouwingspercentage van 100%;
  • e. het behoud, de bescherming en/of het herstel van een gemeentelijk- of rijksmonument, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument;
  • f. inhoud van de bedrijfswoning maximaal 650 m3;
8.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Aanvullend op het bepaalde in lid 8.2.1 zijn buiten het bouwvlak tevens aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning toegestaan, mits deze voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. voor zover de gronden zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - beschermde buitenplaats' zijn geen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen toegestaan;
  • b. gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning maximaal 70 m2;
  • c. goothoogte is maximaal 3,3 m;
  • d. bouwhoogte is maximaal 5 m.
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal:

  • a. vlaggenmasten: 5 m;
  • b. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw: 1 m;
  • c. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw: 2 m;
  • d. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 5 m.
8.3 Specifieke gebruiksregels
8.3.1 Strijdig gebruik

Onder een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor kampeer- of caravanterreinen, dagcampings, lig- of speelweiden, zwemgelegenheden en manages, niet zijnde men- of renbanen voor de paardensport;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor het beproeven van voertuigen; voor de beoefening van de motorsport en de modelvliegsport; voor het houden van wedstrijden met motorrijtuigen of bromfietsen, met uitzondering van rally's en puzzelritten; voor het racen of crossen met motorrijtuigen en brom(fietsen);
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor militaire oefeningen met uitzondering van marsoefeningen waarbij geen gebruik wordt gemaakt van voertuigen;
  • d. het gebruik van gronden voor buitenopslag, behoudens ten behoeve van de onder lid 8.1 genoemde functies;
  • e. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • f. het gebruik van gronden voor het winnen van bosstrooisel of mos;
  • g. het gebruik van gronden en bouwwerken voor ambachtelijke en/of industriële doeleinden, niet zijnde atelierdoeleinden;
  • h. het gebruik van gronden en bouwwerken voor (ambulante) detailhandel en groothandel;
  • i. het gebruik van gronden en bouwwerken voor transport- en/of garagebedrijven;
  • j. het gebruik van bouwwerken voor het bedrijfsmatig houden van dieren.
8.4 Afwijken van de gebruiksregels
8.4.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 8.1 voor:

  • a. het toestaan van een aan huis verbonden bedrijf, mits:
    • 1. het onbebouwde gedeelte van het perceel niet ten behoeve van aan huis verbonden bedrijven wordt gebruikt met uitzondering van parkeren;
    • 2. maximaal 50 m² van het vloeroppervlak van de woning, met inbegrip van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen, wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf;
    • 3. er geen sprake is van een duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen of een ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur;
    • 4. het geen bedrijfsactiviteiten betreft die normaliter in een winkelcentrum of een winkelstraat worden uitgeoefend;
    • 5. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
    • 6. er geen detailhandel plaatsvindt behalve als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf;
    • 7. uitsluitend bedrijfsactiviteiten plaatsvinden, die zijn opgenomen in categorie 1 of 2 van de als bijlage 1 bij de regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    • 8. de woonfunctie gehandhaafd blijft;
  • b. het toestaan van recreatieve nevenactiviteiten in de vorm van bed and breakfast, met dien verstande dat:
    • 1. deze functie plaatsvindt binnen de op het moment van het verlenen van de ontheffing bestaande bebouwing;
    • 2. het bruto vloeroppervlak ten behoeve van bed and breakfast maximaal 120 m² bedraagt, waarbij de maximale oppervlakte per slaapverblijf 30 m² mag bedragen;
    • 3. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
    • 4. het aantal slaapplaatsen maximaal 7 bedraagt;
  • c. de realisatie van een meergeneratiewoning met dien verstande dat:
    • 1. tussen hoofdbewoner(s) en inwoner(s)/inwoonster(s) een familieverband (grootouders/ouders/kind) dient te bestaan;
    • 2. er sprake blijft van één woning (hoofdgebouw) met één huisnummer en een gezamenlijk hoofdingang, van waaruit beide wooneenheden direct te bereiken zijn. Ook de overige voorzieningen dienen gezamenlijk te zijn, zoals de aansluitingen op de nutsvoorzieningen;
    • 3. de beide wooneenheden intern verbonden zijn door een of meer deuren;
    • 4. de eigendom van de meergeneratiewoning privaatrechtelijk in één hand is dan wel er sprake is van gezamenlijk eigendom van de bewoners;
    • 5. er geen eigendomsafsplitsing plaatsvindt van de op het erf aanwezige opstallen;
    • 6. zodra er geen sprake meer is van een familierelatie het gehele pand weer voor bewoning door één generatie/huishouden wordt gebruikt;
    • 7. er geen dubbele woning of twee zelfstandige woningen wordt gecreëerd;
    • 8. aan het gebruik als meergeneratiewoning nimmer recht wordt ontleend op een definitief gebruik als twee woningen of op woningsplitsing;
    • 9. de wooneenheden voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit;
    • 10. realisering plaatsvindt binnen de bestaande bouwmassa van het hoofdgebouw, dan wel binnen de uitbreidingsmogelijkheden die het bestemmingsplan daarvoor biedt.
8.4.2 Voorwaarden

Afwijken als bedoeld in lid 8.4.1 is slechts mogelijk, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 9 Groen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
  • b. parken en plantsoenen;
  • c. paden, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. incidentele of kortstondige evenementen;
  • f. reclame-voorzieningen van overheidsinstanties in het kader van het algemeen belang;

en tevens voor:

  • g. een dierenweide, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - dierenweide';
  • h. een evenemententerrein, ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein';

en in ieder geval voor:

  • i. speelvoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorzieningen';
  • j. een parkeerterrein, ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en verhardingen en met inachtneming van de keur van het waterschap.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal:
    • 1. lichtmasten: 6 m;
    • 2. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m, behalve ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening', waar de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal 5 m bedraagt.
9.3 Specifieke gebruiksregels
9.3.1 Evenementen

Ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' zijn jaarlijks terugkerende evenementen toegestaan voor de duur van maximaal 15 dagen per evenement, inclusief op- en afbouw van voorzieningen ten behoeve van dat evenement.

9.3.2 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden voor parkeren, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein'.

9.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.3.1 voor het houden van evenementen buiten de aanduiding 'evenemententerrein' voor de duur van maximaal 15 dagen per evenement, inclusief op- en afbouw van voorzieningen ten behoeve van dat evenement.

9.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming te wijzigen in 'Verkeer', met dien verstande dat aan de volgende voorwaarden voldaan dient te worden:

  • a. het gebruik voor verkeer tast de waarden van de bestemmingen in de omgeving niet onevenredig aan;
  • b. aangetoond is dat door de wijziging de waterhuishouding en verkeerskundige en stedenbouwkundige situatie niet onevenredig worden verstoord.

Artikel 10 Horeca

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horeca tot en met categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten; zoals opgenomen als bijlage 2 bij deze regels;
  • b. een woning op de verdieping, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen';

en tevens voor:

  • c. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen

Bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. goot- en bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;
  • c. bebouwingspercentage van het bouwvlak maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage; indien deze aanduiding niet is opgenomen geldt een maximum bebouwingspercentage van 50%;
  • d. inhoud van de bedrijfswoning maximaal 650 m3.
10.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak op het achtererfgebied van de bedrijfswoning;
  • b. gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning maximaal 70 m2;
  • c. goothoogte is maximaal 3,3 m;
  • d. bouwhoogte is maximaal 5 m.
10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal:

  • a. bedrijfsinstallaties en lichtmasten: 3 m;
  • b. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2 m.
10.3 Afwijken van de gebruiksregels
10.3.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 10.1 voor:

  • a. het toestaan van een vorm van horeca met een vergelijkbare categorie (1 of 2) die niet is opgenomen in de Staat van Horeca-activiteiten, maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de horeca als genoemd in (categorie 1 en 2) de Staat van Horeca-activiteiten, mits:
    • 1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefklimaat;
    • 2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  • b. het toestaan van een aan huis verbonden bedrijf, mits:
    • 1. het onbebouwde gedeelte van het perceel niet ten behoeve van aan huis verbonden bedrijven wordt gebruikt met uitzondering van parkeren;
    • 2. maximaal 50 m² van het vloeroppervlak van de woning, met inbegrip van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen, wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf;
    • 3. er geen sprake is van een duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen of een ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur;
    • 4. het geen bedrijfsactiviteiten betreft die normaliter in een winkelcentrum of een winkelstraat worden uitgeoefend;
    • 5. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
    • 6. er geen detailhandel plaatsvindt behalve als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf;
    • 7. uitsluitend bedrijfsactiviteiten plaatsvinden, die zijn opgenomen in categorie 1 of 2 van de als bijlage 1 bij de regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    • 8. de woonfunctie gehandhaafd blijft;
  • c. het toestaan van recreatieve nevenactiviteiten in de vorm van bed and breakfast, met dien verstande dat:
    • 1. deze functie plaatsvindt binnen de op het moment van het verlenen van de ontheffing bestaande bebouwing;
    • 2. het bruto vloeroppervlak ten behoeve van bed and breakfast maximaal 120 m² bedraagt, waarbij de maximale oppervlakte per slaapverblijf 30 m² mag bedragen;
    • 3. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
    • 4. het aantal slaapplaatsen maximaal 7 bedraagt;
  • d. de realisatie van een meergeneratiewoning met dien verstande dat:
    • 1. tussen hoofdbewoner(s) en inwoner(s)/inwoonster(s) een familieverband (grootouders/ouders/kind) dient te bestaan;
    • 2. er sprake blijft van één woning (hoofdgebouw) met één huisnummer en een gezamenlijk hoofdingang, van waaruit beide wooneenheden direct te bereiken zijn. Ook de overige voorzieningen dienen gezamenlijk te zijn, zoals de aansluitingen op de nutsvoorzieningen;
    • 3. de beide wooneenheden intern verbonden zijn door een of meer deuren;
    • 4. de eigendom van de meergeneratiewoning privaatrechtelijk in één hand is dan wel er sprake is van gezamenlijk eigendom van de bewoners;
    • 5. er geen eigendomsafsplitsing plaatsvindt van de op het erf aanwezige opstallen;
    • 6. zodra er geen sprake meer is van een familierelatie het gehele pand weer voor bewoning door één generatie/huishouden wordt gebruikt;
    • 7. er geen dubbele woning of twee zelfstandige woningen wordt gecreëerd;
    • 8. aan het gebruik als meergeneratiewoning nimmer recht wordt ontleend op een definitief gebruik als twee woningen of op woningsplitsing;
    • 9. de wooneenheden voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit;
    • 10. realisering plaatsvindt binnen de bestaande bouwmassa van het hoofdgebouw, dan wel binnen de uitbreidingsmogelijkheden die het bestemmingsplan daarvoor biedt.
10.3.2 Voorwaarden

Afwijken als bedoeld in lid 10.3.1 is slechts mogelijk, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
10.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen voor het omzetten van een bedrijfswoning naar een reguliere (burger)woning met de bestemming 'Wonen - 1', mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. het aantal parkeervoorzieningen;
    • 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    • 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 7. het milieu;
  • b. voldaan wordt aan de onderzoeksverplichting op de volgende onderdelen:
    • 1. luchtkwaliteit;
    • 2. parkeerbehoefte;
    • 3. geluid;
    • 4. bodemkwaliteit;
    • 5. watertoets;
    • 6. archeologie;
    • 7. externe veiligheid (afweging van het groepsrisico);
    • 8. ecologie, toetsing Flora- en faunawet;
    • 9. economische uitvoerbaar en kostenverhaal;
  • c. het provinciaal en gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid in acht wordt genomen.

Artikel 11 Kantoor

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoren;

en tevens voor:

  • b. een woning, ter plaatse van de aanduiding 'wonen';

met bijbehorende gebouwen, overige bouwwerken, wegen en paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Bedrijfsgebouwen en woningen

Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. 'goot- en bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;
  • c. bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage; indien deze aanduiding niet is opgenomen geldt een maximum bebouwingspercentage van 75%;
  • d. inhoud van de woning maximaal 650 m3.
11.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de woning voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak op het achtererfgebied van de woning, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouw';
  • b. gezamenlijke oppervlakte per woning maximaal 70 m2;
  • c. goothoogte is maximaal 3,3 m;
  • d. bouwhoogte is maximaal 5 m
11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal 3 m.

11.3 Afwijken van de gebruiksregels
11.3.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 12.1 voor:

  • a. het toestaan van een aan huis verbonden bedrijf, mits:
    • 1. het onbebouwde gedeelte van het perceel niet ten behoeve van aan huis verbonden bedrijven wordt gebruikt met uitzondering van parkeren;
    • 2. maximaal 50 m² van het vloeroppervlak van de woning, met inbegrip van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen, wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf;
    • 3. er geen sprake is van een duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen of een ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur;
    • 4. het geen bedrijfsactiviteiten betreft die normaliter in een winkelcentrum of een winkelstraat worden uitgeoefend;
    • 5. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
    • 6. er geen detailhandel plaatsvindt behalve als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf;
    • 7. uitsluitend bedrijfsactiviteiten plaatsvinden, die zijn opgenomen in categorie 1 of 2 van de als bijlage 1 bij de regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    • 8. de woonfunctie gehandhaafd blijft;
  • b. het toestaan van recreatieve nevenactiviteiten in de vorm van bed and breakfast, met dien verstande dat:
    • 1. deze functie plaatsvindt binnen de op het moment van het verlenen van de ontheffing bestaande bebouwing;
    • 2. het bruto vloeroppervlak ten behoeve van bed and breakfast maximaal 120 m² bedraagt, waarbij de maximale oppervlakte per slaapverblijf 30 m² mag bedragen;
    • 3. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
    • 4. het aantal slaapplaatsen maximaal 7 bedraagt;
  • c. de realisatie van een meergeneratiewoning met dien verstande dat:
    • 1. tussen hoofdbewoner(s) en inwoner(s)/inwoonster(s) een familieverband (grootouders/ouders/kind) dient te bestaan;
    • 2. er sprake blijft van één woning (hoofdgebouw) met één huisnummer en een gezamenlijk hoofdingang, van waaruit beide wooneenheden direct te bereiken zijn. Ook de overige voorzieningen dienen gezamenlijk te zijn, zoals de aansluitingen op de nutsvoorzieningen;
    • 3. de beide wooneenheden intern verbonden zijn door een of meer deuren;
    • 4. de eigendom van de meergeneratiewoning privaatrechtelijk in één hand is dan wel er sprake is van gezamenlijk eigendom van de bewoners;
    • 5. er geen eigendomsafsplitsing plaatsvindt van de op het erf aanwezige opstallen;
    • 6. zodra er geen sprake meer is van een familierelatie het gehele pand weer voor bewoning door één generatie/huishouden wordt gebruikt;
    • 7. er geen dubbele woning of twee zelfstandige woningen wordt gecreëerd;
    • 8. aan het gebruik als meergeneratiewoning nimmer recht wordt ontleend op een definitief gebruik als twee woningen of op woningsplitsing;
    • 9. de wooneenheden voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit;
    • 10. realisering plaatsvindt binnen de bestaande bouwmassa van het hoofdgebouw, dan wel binnen de uitbreidingsmogelijkheden die het bestemmingsplan daarvoor biedt.
11.3.2 Voorwaarden

Afwijken als bedoeld in lid 12.3.1 is slechts mogelijk, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 12 Maatschappelijk

12.1 Bestemmingsomschrijving
12.1.1 Algemeen

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;

en tevens voor:

  • b. één bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • c. een incidentele standplaats, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - incidentele standplaats';

maar uitsluitend voor:

  • d. een begraafplaats, ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. goot- en bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;
  • c. bebouwingspercentage van het bouwvlak maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage; indien deze aanduiding niet is opgenomen geldt een maximum bebouwingspercentage van 75%;
  • d. inhoud van de bedrijfswoning maximaal 650 m3.
  • e. in afwijking van het bepaalde onder a. t/m d. geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' maximaal één gebouw is toegestaan met:
    • 1. een goothoogte van maximaal 3 m;
    • 2. een oppervlakte van maximaal 25 m2.
12.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de (bedrijfs)woning voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak op het achtererfgebied van de bedrijfswoning;
  • b. gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning maximaal 70 m2;
  • c. goothoogte is maximaal 3,3 m;
  • d. bouwhoogte is maximaal 5 m
12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal 3 m, behalve ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats', waar de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal 5 m bedraagt.

12.3 Afwijken van de gebruiksregels
12.3.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 12.1 voor:

  • a. het toestaan van een aan huis verbonden bedrijf, mits:
    • 1. het onbebouwde gedeelte van het perceel niet ten behoeve van aan huis verbonden bedrijven wordt gebruikt met uitzondering van parkeren;
    • 2. maximaal 50 m² van het vloeroppervlak van de woning, met inbegrip van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen, wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf;
    • 3. er geen sprake is van een duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen of een ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur;
    • 4. het geen bedrijfsactiviteiten betreft die normaliter in een winkelcentrum of een winkelstraat worden uitgeoefend;
    • 5. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
    • 6. er geen detailhandel plaatsvindt behalve als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf;
    • 7. uitsluitend bedrijfsactiviteiten plaatsvinden, die zijn opgenomen in categorie 1 of 2 van de als bijlage 1 bij de regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    • 8. de woonfunctie gehandhaafd blijft;
  • b. het toestaan van recreatieve nevenactiviteiten in de vorm van bed and breakfast, met dien verstande dat:
    • 1. deze functie plaatsvindt binnen de op het moment van het verlenen van de ontheffing bestaande bebouwing;
    • 2. het bruto vloeroppervlak ten behoeve van bed and breakfast maximaal 120 m² bedraagt, waarbij de maximale oppervlakte per slaapverblijf 30 m² mag bedragen;
    • 3. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
    • 4. het aantal slaapplaatsen maximaal 7 bedraagt;
  • c. de realisatie van een meergeneratiewoning met dien verstande dat:
    • 1. tussen hoofdbewoner(s) en inwoner(s)/inwoonster(s) een familieverband (grootouders/ouders/kind) dient te bestaan;
    • 2. er sprake blijft van één woning (hoofdgebouw) met één huisnummer en een gezamenlijk hoofdingang, van waaruit beide wooneenheden direct te bereiken zijn. Ook de overige voorzieningen dienen gezamenlijk te zijn, zoals de aansluitingen op de nutsvoorzieningen;
    • 3. de beide wooneenheden intern verbonden zijn door een of meer deuren;
    • 4. de eigendom van de meergeneratiewoning privaatrechtelijk in één hand is dan wel er sprake is van gezamenlijk eigendom van de bewoners;
    • 5. er geen eigendomsafsplitsing plaatsvindt van de op het erf aanwezige opstallen;
    • 6. zodra er geen sprake meer is van een familierelatie het gehele pand weer voor bewoning door één generatie/huishouden wordt gebruikt;
    • 7. er geen dubbele woning of twee zelfstandige woningen wordt gecreëerd;
    • 8. aan het gebruik als meergeneratiewoning nimmer recht wordt ontleend op een definitief gebruik als twee woningen of op woningsplitsing;
    • 9. de wooneenheden voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit;
    • 10. realisering plaatsvindt binnen de bestaande bouwmassa van het hoofdgebouw, dan wel binnen de uitbreidingsmogelijkheden die het bestemmingsplan daarvoor biedt.
12.3.2 Voorwaarden

Afwijken als bedoeld in lid 12.3.1 is slechts mogelijk, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
12.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen voor het omzetten van een bedrijfswoning naar een reguliere (burger)woning met de bestemming 'Wonen - 1', mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. het aantal parkeervoorzieningen;
    • 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    • 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 7. het milieu;
  • b. voldaan wordt aan de onderzoeksverplichting op de volgende onderdelen:
    • 1. luchtkwaliteit;
    • 2. parkeerbehoefte;
    • 3. geluid;
    • 4. bodemkwaliteit;
    • 5. watertoets;
    • 6. archeologie;
    • 7. externe veiligheid (afweging van het groepsrisico);
    • 8. ecologie, toetsing Flora- en faunawet;
    • 9. economische uitvoerbaar en kostenverhaal;
  • c. het provinciaal en gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid in acht wordt genomen.

Artikel 13 Natuur

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke waarde en de landschappelijke waarde;
  • b. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water, waaronder bergbezinkbassins en niet zijnde voorzieningen ten behoeve van ijsbanen of siervijvers;
  • c. voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, zoals wandel-, fiets- en ruiterpaden en parkeervoorzieningen ten behoeve van toeristische overstappunten

met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden.

13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen

Op de gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 2,5 m.

13.3 Afwijken van de bouwregels
13.3.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 13.2.1 ten behoeve van onderhouds- en beheersgebouwen en jacht- en vogelkijkhutten, indien en voor zover:

  • a. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m2;
  • b. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
13.3.2 Voorwaarden

Afwijken als bedoeld in lid 13.3.1 is slechts mogelijk, mits:

  • a. de waarden, welke de bestemming beoogt te beschermen, niet onevenredig worden geschaad;
  • b. de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de verkeerssituatie niet onevenredig wordt geschaad;
  • e. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • f. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende andere-werken uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatie leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • d. het verwijderen van diepwortelende beplantingen, het vellen en/of rooien van bos of andere houtgewassen of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas ten gevolge kunnen hebben, behoudens bij wijze van verzorging;
  • e. het scheuren van graslanden, het omzetten van grasland naar bouwland, uitsluitend indien sprake is van een waardevolle grasvegetatie;
  • f. het bemalen of draineren van gronden en het winnen van water of het anderszins verlagen van de grondwaterstand;
  • g. het aanbrengen en/of aanleggen van oeverbeschoeiïngen, kaden, aanleg- en ligplaatsen of vlonders;
  • h. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen.
13.4.2 Uitzondering

Het in 13.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op de volgende andere-werken:

  • a. andere-werken in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. andere-werken, waarmee rechtens is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. andere-werken die worden uitgevoerd ter ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden.
13.4.3 Afwegingskader

Uitvoering van de genoemde andere-werken is in strijd met de bestemming, indien daardoor dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen een onevenredige aantasting van de waarden van deze gronden kan plaatsvinden.

13.5 Uitsluiting omgevingsvergunning tijdelijke afwijking

In verband met het belang ter bescherming waarvan deze bestemming is opgenomen is het verlenen van een omgevingsvergunning waarmee tijdelijk van het bestemmingsplan wordt afgeweken niet toegestaan.

Artikel 14 Sport

14.1 Bestemmingsomschrijving
14.1.1 Algemeen

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportvoorzieningen;

en tevens voor:

  • b. aan de onder a. bedoelde functie ondergeschikte horeca;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, horeca, sanitaire voorzieningen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

14.1.2 Specifiek

Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.

14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak, met dien verstande dat buiten het bouwvlak gebouwen ten behoeve van opslag, stalling en onderhoud zijn toegestaan met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 60 m2 en een goothoogte van maximaal 4,5 m;
  • b. de afstand van gebouwen tot de bestemmingsgrens bedraagt ten minste 10 m;
  • c. goot- en bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' of 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m) ' aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;
  • d. bebouwingspercentage van het bouwvlak maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage; indien deze aanduiding niet is opgenomen geldt een maximum bebouwingspercentage van 100%.
14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van overige bouwwerken maximaal:

  • a. speelvoorzieningen, lichtmasten en ballenvangers: 20 m;
  • b. terreinafscheidingen: 2 m;
  • c. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 4 m.
14.3 Specifieke gebruiksregels
14.3.1 Strijdig gebruik

Onder een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van sporten die veel omgevingslawaai tot gevolg hebben, zoals (model)vliegsport en motorcross;

14.3.2 Ondergeschikte horeca

Voor de in lid 14.1.1 onder b. genoemde horeca geldt, dat het bruto vloeroppervlak maximaal 250 m2 bedraagt dan wel het bestaande grotere oppervlak.

Artikel 15 Verkeer

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verharde en onverharde wegen en straten met maximaal 2x1 rijstroken, wandel- en (brom)fietspaden met een functie voornamelijk gericht op verblijf, en de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
  • b. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
  • c. kunstwerken;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
  • f. incidentele of kortstondige evenementen;
  • g. reclame-voorzieningen van overheidsinstanties in het kader van het algemeen belang;

en tevens:

  • h. een evenemententerrein, ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein';
  • i. een vaste standplaats, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - vaste standplaats';

met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

15.2 Bouwregels
15.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal:

  • a. speelvoorzieningen en kunstwerken: 5 m;
  • b. lichtmasten en verkeersinstallaties: 10 m;
  • c. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3,5 m.
15.3 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' zijn jaarlijks terugkerende evenementen toegestaan voor de duur van maximaal 15 dagen per evenement, inclusief op- en afbouw van voorzieningen ten behoeve van dat evenement.

15.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.3 voor het houden van evenementen buiten de aanduiding 'evenemententerrein' voor de duur van maximaal 15 dagen per evenement, inclusief op- en afbouw van voorzieningen ten behoeve van dat evenement.

Artikel 16 Wonen - 1

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het bestaande aantal woningen; en ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' tevens voor het aantal nieuwe woningen zoals aangegeven;

en tevens voor:

  • b. aan huis verbonden beroepen, met dien verstande dat het bruto vloeroppervlak ten behoeve van aan huis verbonden beroepen niet meer dan 50 m² mag bedragen;
  • c. zorgwoningen, ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning';
  • d. een atelier(ruimte), ter plaatse van de aanduiding 'atelier';
  • e. een kantoor, ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  • f. hobbymatige uitoefening van agrarische bedrijfsactiviteiten, waarbij een maximum geldt van het houden van 5 paarden en 5 stuks rundvee met de bijbehorende opslag van ruwvoer en mestopslag, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - 1';

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, tuinen en erven.

16.2 Bouwregels
16.2.1 Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak; behoudens:
    • 1. het bepaalde onder d;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - hoofdgebouw '; waar alleen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduidingen:
    • 1. 'aanééngebouwd': aanééngebouwde woningen;
    • 2. 'twee-aaneen': twee-aaneengebouwde woningen;
    • 3. 'vrijstaand': vrijstaande woningen;
  • c. afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens is bij woningen ter plaatse van de aanduidingen:
    • 1. 'vrijstaand': aan twee zijden minimaal 2,5 m;
    • 2. 'twee-aaneen': aan één zijde minimaal 2,5 m;
    • 3. 'aanééngebouwd': aan de niet-aangebouwde zijde van de eindwoningen minimaal 2,5 m;
  • d. de diepte van een hoofdgebouw bedraagt maximaal 12 m met dien verstande dat indien de afstand van de voorste bouwgrens tot de achterste bouwperceelgrens meer dan 22 m bedraagt, de diepte van het hoofdgebouw maximaal 12 m vermeerderd met de afstand boven deze 22 m mag bedragen. De diepte van het hoofdgebouw mag nooit meer dan 15 m bedragen. Indien de bepaling onder d strijdig is met het bepaalde onder a, is het bepaalde onder d leidend waarbij alsdan de grens van het bouwvlak aan de achterzijde van de woning mag worden overschreden.
16.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen of buiten het bouwvlak, met dien verstande dat voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen welke zijn of worden gebouwd binnen het bouwvlak, de in dit lid opgenomen bepalingen voor wat betreft maximale goothoogte, maximale bouwhoogte, maximale oppervlakte en maximaal bebouwingspercentage van het erf niet van toepassing zijn. De maximale goothoogte en maximale bouwhoogte van hoofdgebouwen zijn dan van toepassing;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. zijn ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten' geen bijgebouwen en overkappingen toegestaan;
  • c. gebouwd op het achtererfgebied van het hoofdgebouw;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c. zijn aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tevens toegestaan vóór 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw indien deze op een afstand van minimaal 5 m vanaf de aangrenzende verkeersbestemming en een afstand van minimaal 5 m uit de voorste perceelsgrens worden gesitueerd;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder c. zijn ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', aan- en uitbouwen en bijgebouwen toegestaan vóór 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder c. zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping', overkappingen toegestaan vóór 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
16.2.3 Aanvullend
  • a. In aanvulling op het bepaalde in lid 16.2.1 en 16.2.2, voldoen hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tevens aan de regels in de hierna opgenomen tabel:
      Hoofdgebouw   Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen  
    max. goothoogte   6 m   3,3 m  
    max. bouwhoogte   10 m   5 m  
    min. inhoud   250 m³   n.v.t.  
    min. breedte   6 m   n.v.t.  
    max. oppervlakte   n.v.t.   70 m²  
    max. bebouwingspercentage van het erf   n.v.t.   40%  
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a. gelden voor de goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw, maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' of 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m) ' aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;
  • c. In afwijking van het bepaalde onder a. zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bijgebouwen 1' bijgebouwen toegestaan met een maximum oppervlakte van 250 m2; bij de berekening van deze oppervlakte dient het volledige tot de woning behorende perceel in ogenschouw te worden genomen;
  • d. In afwijking van het bepaalde onder a. is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bijgebouwen 2' een aanbouw over twee bouwlagen toegestaan met een maximum goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3,3 en 6 meter;
  • e. In afwijking van het bepaalde onder a. zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bijgebouwen 3' bijgebouwen toegestaan met een grotere oppervlakte dan 70 m2, waarbij de bestaande oppervlakte als maximaal toelaatbaar geldt; met dien verstande dat:
    • 1. bij de berekening van deze oppervlakte dient het volledige tot de woning behorende perceel in ogenschouw te worden genomen;
    • 2. de vlakken zoals met elkaar verbonden via de figuur 'relatie', bij elkaar horen (samen één perceel vormen);
    • 3. voor zover de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is opgenomen, in afwijking van het bepaalde onder a, voor de betreffende bijgebouwen de maximale goot- en bouwhoogte gelden zoals is aangeduid.
16.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal:

  • a. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw: 1 m;
  • b. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw: 2 m;
  • c. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 5 m.
16.3 Afwijken van de bouwregels
16.3.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 16.2.2 onder c. voor het verkleinen van de afstand van een aan- of uitbouw of overkapping tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel voor het toestaan van aan- en uitbouwen en overkappingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, met dien verstande dat:

    • 1. de oppervlakte van overkappingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 20 m2 bedraagt;
    • 2. de afstand van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de voorste bouwperceelgrens minimaal 5 m bedraagt;
    • 3. aan- en uitbouwen in de vorm van een erker vóór de voorgevel van het hoofdgebouw, voor maximaal 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, waarbij de voorste bouwgrens met maximaal 1 m mag worden overschreden;
    • 4. voor aan- en uitbouwen aan de zijgevel van het hoofdgebouw, de voorste bouwgrens met maximaal 2 m mag worden overschreden;
    • 5. voor het overige het bepaalde in artikel 16.3.2 van toepassing is.
16.3.2 Voorwaarden

Afwijken als bedoeld in lid 16.3.1 is slechts mogelijk, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
16.4 Specifieke gebruiksregels
16.4.1 Algemeen

Onder een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken als stand- of ligplaats voor kampeermiddelen;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning.
16.4.2 Aan huis verbonden beroepen

Gebruik van gedeelten van het hoofdgebouw en de aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen voor aan huis verbonden beroepen, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het onbebouwde gedeelte van het perceel mag niet ten behoeve van aan huis verbonden beroepen worden gebruikt met uitzondering van parkeren;
  • b. maximaal 50 m² van het vloeroppervlak van de woning, met inbegrip van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen, mag worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep;
16.4.3 Maximum oppervlakten

Het bruto vloeroppervlak van een atelier(ruimte) ter plaatse van de aanduiding 'atelier' mag niet meer bedragen dan 210 m2.

16.5 Afwijken van de gebruiksregels
16.5.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 16.1 voor:

  • a. het toestaan van detailhandel in dagelijkse goederen, ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - ontheffingsgebied'; met dien verstande dat:
    • 1. de detailhandel niet meer mag beslaan dan 35 m2 bruto vloeroppervlak per perceel;
    • 2. de detailhandel uitsluitend op de begane grond van een woning en/of een aangebouwd of vrijstaand bijgebouw op een afstand van ten hoogste 5 m van de woning is toegestaan;
    • 3. geen afbreuk mag worden gedaan aan het woonkarakter van de buurt;
    • 4. de kwaliteit van het aangrenzende woonmilieu niet onevenredig mag worden aangetast;
    • 5. moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein; dan wel op nabijgelegen gronden;
  • b. het toestaan van een aan huis verbonden bedrijf, mits:
    • 1. het onbebouwde gedeelte van het perceel niet ten behoeve van aan huis verbonden bedrijven wordt gebruikt met uitzondering van parkeren;
    • 2. maximaal 50 m² van het vloeroppervlak van de woning, met inbegrip van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen, wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf;
    • 3. er geen sprake is van een duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen of een ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur;
    • 4. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
    • 5. er geen detailhandel plaatsvindt behalve als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf;
    • 6. uitsluitend bedrijfsactiviteiten plaatsvinden, die zijn opgenomen in categorie 1 of 2 van de als bijlage 1 bij de regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    • 7. de woonfunctie gehandhaafd blijft;
  • c. het toestaan van recreatieve nevenactiviteiten in de vorm van bed and breakfast, met dien verstande dat:
    • 1. deze functie plaatsvindt binnen de op het moment van het verlenen van de ontheffing bestaande bebouwing;
    • 2. het bruto vloeroppervlak ten behoeve van bed and breakfast maximaal 120 m² bedraagt, waarbij de maximale oppervlakte per slaapverblijf 30 m² mag bedragen;
    • 3. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
    • 4. het aantal slaapplaatsen maximaal 7 bedraagt;
  • d. de realisatie van een meergeneratiewoning met dien verstande dat:
    • 1. tussen hoofdbewoner(s) en inwoner(s)/inwoonster(s) een familieverband (grootouders/ouders/kind) dient te bestaan;
    • 2. er sprake blijft van één woning (hoofdgebouw) met één huisnummer en een gezamenlijk hoofdingang, van waaruit beide wooneenheden direct te bereiken zijn. Ook de overige voorzieningen dienen gezamenlijk te zijn, zoals de aansluitingen op de nutsvoorzieningen;
    • 3. de beide wooneenheden intern verbonden zijn door een of meer deuren;
    • 4. de eigendom van de meergeneratiewoning privaatrechtelijk in één hand is dan wel er sprake is van gezamenlijk eigendom van de bewoners;
    • 5. er geen eigendomsafsplitsing plaatsvindt van de op het erf aanwezige opstallen;
    • 6. zodra er geen sprake meer is van een familierelatie het gehele pand weer voor bewoning door één generatie/huishouden wordt gebruikt;
    • 7. er geen dubbele woning of twee zelfstandige woningen wordt gecreëerd;
    • 8. aan het gebruik als meergeneratiewoning nimmer recht wordt ontleend op een definitief gebruik als twee woningen of op woningsplitsing;
    • 9. de wooneenheden voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit;
    • 10. realisering plaatsvindt binnen de bestaande bouwmassa van het hoofdgebouw, dan wel binnen de uitbreidingsmogelijkheden die het bestemmingsplan daarvoor biedt.
16.5.2 Voorwaarden

Afwijken als bedoeld in lid 16.5.1 is slechts mogelijk, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 17 Leiding - Riool

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ''Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. een ondergrondse riooltransportleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - riool';
  • b. het beheer en onderhoud van de leiding;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

17.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 16) mogen geen nieuwe bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een maximum bouwhoogte van 3 m.

17.3 Afwijken van de bouwregels
17.3.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.2, en toestaan dat wordt gebouwd ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits advies is verkregen van de leidingbeheerder.

17.3.2 Afwegingskader

Een in 17.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien uit overleg met de beheerder van de riooltransportleiding blijkt dat daartegen met het oog op het doelmatig functioneren van de leiding geen bezwaar bestaat.

17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.4.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden op de in dit artikel behorende gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de in de volgende tabel vermelde andere-werken uit te voeren of te doen uitvoeren.

Omgevingsvergunningplichtige andere-werken   Criteria voor de verlening van de omgevingsvergunning  
Het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en oppervlakteverhardingen   De leiding, alsmede het beheer van de leiding, mogen niet onevenredig worden aangetast.  
Het graven, verbreden, uitdiepen, dempen en/of verleggen van watergangen   De leiding, alsmede het beheer van de leiding, mogen niet onevenredig worden aangetast.  
Het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, het ophogen, egaliseren   De leiding, alsmede het beheer van de leiding, mogen niet onevenredig worden aangetast.  
Het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen   De leiding, alsmede het beheer van de leiding, mogen niet onevenredig worden aangetast.  
Het inbrengen van heipalen of het
anderszins inbrengen van voorwerpen
in de grond  
De leiding, alsmede het beheer van de leiding, mogen niet onevenredig worden aangetast.  
17.4.2 Advies

Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de leidingbeheerder.

17.4.3 Geen vergunning vereist

Het onder 17.4.1 vervatte verbod geldt niet voor andere-werken:

  • a. waarvoor ten tijde van de inwerkingtreding van het plan omgevingsvergunning is verleend;
  • b. die ten tijde van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren;
  • c. die het normale beheer en onderhoud betreffen.

Artikel 18 Waarde - Archeologie 3

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

18.2 Bouwregels
18.2.1 Omgevingsvergunning

Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 30 centimeter, of voor bouwwerken die zich bevinden binnen een vindplaats, zoals aangeduid met de gebiedsaanduiding 'overige zone - vindplaats', een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

18.2.2 Voorwaarden

Indien uit het in artikel 18.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
18.2.3 Bouwverbod

Indien uit het in artikel 18.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in artikel 18.2.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd.

18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.3.1 Andere-werken

Het is verboden voor de 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende andere-werken uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ophogen van de bodem, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt of wanneer er zich een vindplaats bevindt, zoals aangeduid middels de gebiedsaanduiding 'vindplaats';
  • b. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt of wanneer er zich een vindplaats bevindt, zoals aangeduid middels de gebiedsaanduiding 'overige zone - vindplaats';
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 30 m² of meer bedraagt of wanneer er zich een vindplaats bevindt; zoals aangeduid middels de gebiedsaanduiding 'overige zone - vindplaats';
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 meter bedraagt of wanneer er zich een vindplaats bevindt, zoals aangeduid middels de gebiedsaanduiding 'overige zone - vindplaats';
  • f. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bos zijn bestemd, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 centimeter of wanneer er zich een vindplaats bevindt, zoals aangeduid middels de gebiedsaanduiding 'overige zone - vindplaats';
  • g. het rooien van bos of boomgaard. waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 centimeter of wanneer er zich een vindplaats bevindt, zoals aangeduid middels de gebiedsaanduiding 'overige zone - vindplaats';
  • h. het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 centimeter of wanneer er zich een vindplaats bevindt, zoals aangeduid middels de gebiedsaanduiding 'overige zone - vindplaats';
  • i. het scheuren van grasland, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 centimeter of wanneer er zich een vindplaats bevindt, zoals aangeduid middels de gebiedsaanduiding 'overige zone - vindplaats';
  • j. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 centimeter waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt of wanneer er zich een vindplaats bevindt, zoals aangeduid middels de gebiedsaanduiding 'overige zone - vindplaats'.
18.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 18.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op andere-werken welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
18.3.3 Toelaatbaarheid
  • a. De omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 18.3.1 genoemde andere-werken dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze andere-werken niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.
  • b. Voor zover de in artikel 18.3.1 genoemde andere-werken dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze andere-werken kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning één van de volgende voorschriften wordt verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen,
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • c. De vergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
18.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
18.4.1 Verbod

Het is verboden voor de 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor de activiteit 'slopen', de aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte groter is dan 100 m² en de diepte meer dan 30 cm bedraagt gemeten vanaf 30 cm boven het maaiveld of wanneer de bouwwerken zich bevinden binnen een vindplaats, zoals aangeduid middels de gebiedsaanduiding 'overige zone - vindplaats'.

18.4.2 Voorwaarden

Aan de omgevingsvergunning kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerd deskundige.

18.4.3 Meldingsplicht

Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning.

18.4.4 Toelaatbaarheid

De vergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.

Artikel 19 Waarde - Archeologie 4

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

19.2 Bouwregels
19.2.1 Omgevingsvergunning

Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 2.500 m² en dieper dan 50 centimeter, of voor bouwwerken die zich bevinden binnen een vindplaats, zoals aangeduid met de gebiedsaanduiding 'overige zone - vindplaats', een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

19.2.2 Voorwaarden

Indien uit het in artikel 19.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
19.2.3 Bouwverbod

Indien uit het in artikel 19.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in artikel genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd.

19.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.3.1 Andere-werken

Het is verboden voor de 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende andere-werken uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ophogen van de bodem, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt of wanneer er zich een vindplaats bevindt, zoals aangeduid middels de gebiedsaanduiding 'overige zone - vindplaats';
  • b. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt of wanneer er zich een vindplaats bevindt, zoals aangeduid middels de gebiedsaanduiding 'overige zone - vindplaats';
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 30 m² of meer bedraagt of wanneer er zich een vindplaats bevindt; zoals aangeduid middels de gebiedsaanduiding 'overige zone - vindplaats';
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 meter bedraagt of wanneer er zich een vindplaats bevindt, zoals aangeduid middels de gebiedsaanduiding 'overige zone - vindplaats';
  • f. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bos zijn bestemd, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 50 centimeter of wanneer er zich een vindplaats bevindt, zoals aangeduid middels de gebiedsaanduiding 'overige zone - vindplaats';
  • g. het rooien van bos of boomgaard. waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 50 centimeter of wanneer er zich een vindplaats bevindt, zoals aangeduid middels de gebiedsaanduiding 'vindplaats';
  • h. het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 50 centimeter of wanneer er zich een vindplaats bevindt, zoals aangeduid middels de gebiedsaanduiding 'overige zone - vindplaats';
  • i. het scheuren van grasland, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 50 centimeter of wanneer er zich een vindplaats bevindt, zoals aangeduid middels de gebiedsaanduiding 'overige zone - vindplaats';
  • j. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 50 centimeter waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt of wanneer er zich een vindplaats bevindt, zoals aangeduid middels de gebiedsaanduiding 'overige zone - vindplaats'.
19.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 19.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op andere-werken welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
19.3.3 Toelaatbaarheid
  • a. De omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 19.3.1 genoemde andere-werken dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze andere-werken niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.
  • b. Voor zover de in artikel genoemde andere-werken dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze andere-werken kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning één van de volgende voorschriften wordt verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen,
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • c. De vergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het
19.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
19.4.1 Verbod

Het is verboden voor de 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor de activiteit 'slopen', de aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte groter is dan 2.500 m² en de diepte meer dan 50 cm bedraagt gemeten vanaf 30 cm boven het maaiveld of wanneer de bouwwerken zich bevinden binnen een vindplaats, zoals aangeduid middels de gebiedsaanduiding 'overige zone - vindplaats'.

19.4.2 Voorwaarden

Aan de omgevingsvergunning kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerd deskundige.

19.4.3 Meldingsplicht

Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning.

19.4.4 Toelaatbaarheid

De vergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.

Artikel 20 Waterstaat - Bergend regime

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Bergend regime' aangewezen gronden, zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de berging van het Maaswater;
  • b. de afvoer en berging van oppervlaktewater, sediment en ijs;
  • c. de waterhuishouding;
  • d. het vergroten van de afvoercapaciteit.
20.2 Bouwregels

Op de voor 'Waterstaat - Bergend regime' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.

20.3 Afwijken van de bouwregels
20.3.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 20.2, en toestaan dat wordt gebouwd ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen.

20.3.2 Afwegingskader

Een in lid 20.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. de bebouwing zodanig wordt gesitueerd en uitgevoerd dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk is gewaarborgd;
  • b. geen sprake is van een feitelijke belemmering van de vergroting van de afvoercapaciteit;
  • c. de bebouwing zodanig wordt gesitueerd en uitgevoerd dat de waterstandsverhoging dan wel de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is;
  • d. de resterende waterstandseffecten dan wel de afname van het bergend vermogen duurzaam worden gecompenseerd, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen moet zijn verzekerd.
20.3.3 Procedure

Alvorens te beslissen over een aanvraag voor een omgevingsvergunning horen burgemeester en wethouders de rivierbeheerder.

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.4.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden op de in lid 20.1 bedoelde gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de in de volgende tabel vermelde andere-werken uit te voeren of te doen uitvoeren:

Omgevingsvergunningplichtige andere-werken   Criteria voor de verlening van de omgevingsvergunning  
Het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en oppervlakte-verhardingen   Het bergend vermogen van de gronden mag niet onevenredig worden aangetast.  
Het graven, verbreden, uitdiepen, dempen en/of verleggen van watergangen   Het bergend vermogen van de gronden mag niet onevenredig worden aangetast.  
Het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, het ophogen, egaliseren   Het bergend vermogen van de gronden mag niet onevenredig worden aangetast.  
Het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen   Het bergend vermogen van de gronden mag niet onevenredig worden aangetast.  
Het inbrengen van heipalen of het anderszins inbrengen van voorwerpen in de grond   Het bergend vermogen van de gronden mag niet onevenredig worden aangetast.  
20.4.2 Procedure

Alvorens te beslissen over een aanvraag voor een omgevingsvergunning horen burgemeester en wethouders de rivierbeheerder.

20.4.3 Geen vergunning vereist

Het onder 20.4.1 vervatte verbod geldt niet voor andere-werken:

  • a. waarvoor ten tijde van de inwerkingtreding van het plan omgevingsvergunning is verleend;
  • b. die ten tijde van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren;
  • c. die het normale beheer en onderhoud betreffen.

Artikel 21 Waterstaat - Stroomvoerend regime

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ''Waterstaat - Stroomvoerend regime' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de bescherming en het behouden van de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed,
  • b. de berging van het Maaswater;
  • c. de afvoer en berging van oppervlaktewater, sediment en ijs;
  • d. de waterhuishouding;
  • e. het vergroten van de afvoercapaciteit.
21.2 Bouwregels

Op de in 21.1 bedoelde gronden mag, in afwijking van de regels behorende bij de ter plaatse geldende bestemming, niet worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en werken, geen bouwwerk zijnde, ten behoeve van de bestemming ''Waterstaat - Stroomvoerend regime';
  • b. de gedeeltelijke of gehele vervangende herbouw/vernieuwing van een bouwwerk, mits de oppervlakte van het bouwwerk niet wordt vergroot ten opzichte van de bestaande oppervlakte;
  • c. bouwwerken waarvoor op grond van artikel 6.12 lid 2 van het Waterbesluit geen watervergunning is vereist.
21.3 Afwijken van de bouwregels
21.3.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 21.2, en toestaan dat wordt gebouwd ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen voor zover het betreft de volgende activiteiten:

  • a. riviergebonden activiteiten:
    • 1. de aanleg of wijziging van waterstaatkundige (kunst)werken;
    • 2. de realisatie van voorzieningen voor een betere en veilige afwikkeling van de beroeps- en recreatievaart;
    • 3. de realisatie van natuur;
    • 4. de realisatie van voorzieningen die onlosmakelijk met de waterrecreatie zijn verbonden;

een en ander uitsluitend indien dit krachtens de planregels behorende bij de andere daar voorkomende bestemmingen is toegestaan;

  • b. niet-riviergebonden activiteiten
    • 1. activiteiten met een groot openbaar belang welke redelijkerwijs niet buiten het rivierbed kunnen worden gerealiseerd;
    • 2. activiteiten met een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang voor bestaande grondgebonden agrarische bedrijven welke redelijkerwijs niet buiten het rivierbed kunnen worden gerealiseerd;
    • 3. een functieverandering binnen de bestaande bebouwing;
    • 4. activiteiten welke per saldo meer ruimte voor de rivier opleveren op een rivierkundig bezien aanvaardbare locatie;

een en ander uitsluitend indien dit krachtens de planregels behorende bij de andere daar voorkomende bestemmingen is toegestaan;

  • c. overige activiteiten
    • 1. een eenmalige uitbreiding van niet meer dan 10% van de bestaande bebouwing;
    • 2. activiteiten van uit rivierkundig opzicht ondergeschikt belang;
    • 3. activiteiten ten behoeve van rivierbeheer en/of -verruiming;
    • 4. tijdelijke activiteiten;

een en ander uitsluitend indien dit krachtens de planregels behorende bij de andere daar voorkomende bestemmingen is toegestaan.

21.3.2 Afwegingskader

Een in lid 21.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. de bebouwing zodanig wordt gesitueerd en uitgevoerd dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk is gewaarborgd;
  • b. geen sprake is van een feitelijke belemmering van de vergroting van de afvoercapaciteit;
  • c. de bebouwing zodanig wordt gesitueerd en uitgevoerd dat de waterstandsverhoging dan wel de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is;
  • d. de resterende waterstandseffecten dan wel de afname van het bergend vermogen duurzaam worden gecompenseerd, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen moet zijn verzekerd.
21.3.3 Uitzondering

Ten aanzien van de activiteiten als genoemd in artikel 21.3.1 onderdeel c geldt dat de toelaatbaarheid slechts wordt getoetst aan de voorwaarden als genoemd in artikel 21.3.2 onderdelen a tot en met c.

21.3.4 Procedure

Alvorens te beslissen over een aanvraag voor een omgevingsvergunning horen burgemeester en wethouders de rivierbeheerder.

21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.4.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden op de in lid 21.1 bedoelde gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de in de volgende tabel vermelde andere-werken uit te voeren of te doen uitvoeren:

Omgevingsvergunningplichtige andere-werken   Criteria voor de verlening van de omgevingsvergunning  
Het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en oppervlakte-verhardingen   Het bergend vermogen van de gronden mag niet onevenredig worden aangetast.  
Het graven, verbreden, uitdiepen, dempen en/of verleggen van watergangen   Het bergend vermogen van de gronden mag niet onevenredig worden aangetast.  
Het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, het ophogen, egaliseren   Het bergend vermogen van de gronden mag niet onevenredig worden aangetast.  
Het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen   Het bergend vermogen van de gronden mag niet onevenredig worden aangetast.  
Het inbrengen van heipalen of het anderszins inbrengen van voorwerpen in de grond   Het bergend vermogen van de gronden mag niet onevenredig worden aangetast.  
21.4.2 Procedure

Alvorens te beslissen over een aanvraag voor een omgevingsvergunning horen burgemeester en wethouders de rivierbeheerder.

21.4.3 Geen vergunning vereist

Het onder 21.4.1 vervatte verbod geldt niet voor andere-werken:

  • a. waarvoor ten tijde van de inwerkingtreding van het plan omgevingsvergunning is verleend;
  • b. die ten tijde van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren;
  • c. die het normale beheer en onderhoud betreffen.

Artikel 22 Waterstaat - Waterkering

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming, het onderhoud en de verbetering van de waterkering, met bijbehorende overige bouwwerken, zoals duikers, keerwanden en merktekens.

22.2 Bouwregels

Op de voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden:

  • a. mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten dienste van de waterkering;
  • b. mag de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan 3 m bedragen;
  • c. mogen geen nieuwe bouwwerken ten dienste van de overige daar voorkomende bestemmingen worden gebouwd.
22.3 Afwijken van de bouwregels
22.3.1 Omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.2, en toestaan dat wordt gebouwd ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen.

22.3.2 Afwegingskader

Een in 22.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien de bebouwing zodanig wordt gesitueerd en uitgevoerd dat het doelmatig functioneren van de waterkering is gewaarborgd.

22.3.3 Procedure

Alvorens te beslissen over een aanvraag voor een omgevingsvergunning horen burgemeester en wethouders de beheerder van de waterkering.

22.4 Omgevingsvergunning
22.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de in de volgende tabel vermelde andere-werken uit te voeren of te doen uitvoeren:

Omgevingsvergunningplichtige andere-werken   Criteria voor de verlening van de omgevingsvergunning  
het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen   De waterkering, alsmede het beheer van de waterkering, mogen niet onevenredig worden aangetast.  
het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem   De waterkering, alsmede het beheer van de waterkering, mogen niet onevenredig worden aangetast.  
het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond   De waterkering, alsmede het beheer van de waterkering, mogen niet onevenredig worden aangetast.  
het verwijderen van diepwortelende beplantingen, het vellen en/of rooien van bos of andere houtgewassen of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadigingen van houtgewas ten gevolge kunnen hebben, behoudens bij wijze van verzorging   De waterkering, alsmede het beheer van de waterkering, mogen niet onevenredig worden aangetast.  
het aanbrengen en/of aanleggen van oeverbeschoeiïngen, kaden, aanleg- en ligplaatsen of vlonders   De waterkering, alsmede het beheer van de waterkering, mogen niet onevenredig worden aangetast.  
het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen   De waterkering, alsmede het beheer van de waterkering, mogen niet onevenredig worden aangetast.  
22.4.2 Procedure

Alvorens te beslissen over een aanvraag voor een omgevingsvergunning hoort het bevoegd gezag de beheerder van de waterkering.

22.4.3 Afwegingskader

Uitvoering van de genoemde werken en/of werkzaamheden is in strijd met de bestemming, indien daardoor dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen een onevenredige aantasting van de (landschappelijke) waarden van deze gronden en van de gronden in de directe omgeving en de belangen van omwonenden kan plaatsvinden.

22.4.4 Geen vergunning vereist

Het in 22.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op de volgende werken, geen bouwwerk zijnde:

  • a. waarvoor ten tijde van de inwerkingtreding van het plan omgevingsvergunning is verleend;
  • b. die ten tijde van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren;
  • c. die het normale beheer en onderhoud betreffen.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 23 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 24 Algemene bouwregels

24.1 Ondergronds bouwen

Binnen de gronden waar op grond van de regels gebouwen mogen worden gebouwd, mogen gebouwen tevens ondergronds worden gebouwd met dien verstande dat de verticale diepte van ondergrondse gebouwen maximaal 4 m bedraagt.

24.2 Bestaande maximale afwijkingen

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wabo en/of Woningwet tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

24.3 Bestaande minimale afwijkingen

In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wabo en/of Woningwet tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.

24.4 Afwijkingen bebouwingspercentage

In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Wabo en/of Woningwet tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

Artikel 25 Algemene gebruiksregels

25.1 Strijdig gebruik

Onder een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van gronden en bouwwerken voor het beproeven van voertuigen, voor het racen of crossen met motorvoertuigen of bromfietsen en voor het beoefenen van de modelvliegsport;
  • c. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • d. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.
25.2 Parkeren
  • a. Bij het bouwen en het wijzigen van het bestaande gebruik zoals toegestaan op grond van de bestemmingen genoemd in hoofdstuk 2, dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig de 'Nota Parkeernormen Gennep 2015', zoals vastgesteld op 14 september 2015, of de rechtsopvolger daarvan.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a., mits voldaan wordt aan de ontheffingsmogelijkheden zoals genoemd in hoofdstuk 4 van de de 'Nota Parkeernormen Gennep 2015.

Artikel 26 Algemene aanduidingsregels

26.1 Geluidzone - industrie
26.1.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘Geluidzone - industrie’ zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van een inrichting als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder.

26.1.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen mogen geen nieuwe woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen worden gebouwd.

26.1.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 26.1.2 voor het bouwen van nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen, mits de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein van de gevels van deze woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de toegestane geluidsbelasting of een verkregen hogere grenswaarde.

26.2 Overige zone - vindplaats

Ten aanzien van de gronden met de aanduiding 'Overige zone - vindplaats' wordt verwezen naar het bepaalde in artikel 18 en 19.

26.3 Vrijwaringszone - dijk 1

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone-dijk 1' zijn de gronden mede bedoeld voor de bescherming, het onderhoud en de verbetering van de waterkering, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde zoals duikers, keerwanden en merktekens.

26.3.1 Bouwregels
a Algemeen

Op of in deze gronden zijn, in afwijking van het bepaalde in de aldaar voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de in 26.3 genoemde functies. Deze regel is niet van toepassing op bestaande gebouwen en overkappingen.

b Bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. op of in deze gronden mogen, in afwijking van het bepaalde in de aldaar voorkomende bestemming(en), geen gebouwen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van deze aanduiding, mag niet meer dan 3 m bedragen.
26.3.2 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 26.3.1 onder a en b voor het bouwen overeenkomstig de aldaar voorkomende bestemming(en), mits:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de werking van de waterkering;
  • b. vooraf een positief advies is ontvangen van de beheerder van de waterkering.
26.3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag op de in artikel 26.3 bedoelde gronden de volgende andere werken uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • d. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen;
  • f. het verrichten van boringen;
  • g. het hebben of gebruiken van installaties met ovedruk (.10 bar);
  • h. het tot ontploffing brengen van explosieven, verrichten van seismisch onderzoek of de grond op welke andere wijze in trilling te brengen.
b Procedure

Alvorens te beslissen over een aanvraag voor een omgevingsvergunning horen burgemeester en wethouders de beheerder van de waterkering.

c Afwegingskader

Uitvoering van de genoemde werken en/of werkzaamheden is in strijd met de bestemming, indien daardoor dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen een onevenredige aantasting van de (landschappelijke) waarden van deze gronden en van de gronden in de directe omgeving en de belangen van omwonenden kan plaatsvinden.

d Geen vergunning vereist

Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

  • a. andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.
26.3.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:

  • a. het wijzigen of verwijderen van de aanduiding 'Vrijwaringszone - dijk 1', indien het onherroepelijke tracé van de vrijwaringszone wijzigt.
26.4 Vrijwaringszone - dijk 2

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk 2' zijn de gronden naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, aangeduid als buitenbeschermingszone van de primaire waterkering.

Artikel 27 Algemene afwijkingsregels

27.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, afwijken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  • e. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
  • f. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
    • 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 30 m² bedraagt,
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
  • g. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van communicatievoorzieningen, worden vergroot tot niet meer dan 35 m.
27.2 Evenementen

Het bevoegd gezag kan afwijken van de bestemmingsbepalingen voor het houden van evenementen voor de duur van maximaal 15 dagen per evenement, inclusief op- en afbouw van voorzieningen ten behoeve van dat evenement.

27.3 Voorwaarden

Afwijken als bedoeld in artikel 27.1 en 27.2 is slechts mogelijk, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 28 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen:

  • a. het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    • 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet
      onevenredig worden geschaad;
  • b. het plan wijzigen door:
    • 1. de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' en/of 'Waarde - Archeologie 4', geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
    • 2. aan gronden de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' en/of 'Waarde - Archeologie 4' toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
  • c. het plan wijzigen door functie- en/of bouw- en/of gebiedsaanduidingen te wijzigen en/of geheel te verwijderen, indien dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt wenselijk en/of noodzakelijk is of indien dit in verband met de herinrichting van inrichtingen en bedrijven vereist is en dit geen verruiming van de bouw- of gebruiksmogelijkheden inhoudt.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 29 Overgangsrecht

29.1 Overgangsrecht bouwwerken
29.1.1 Vernieuwing of verandering

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
29.1.2 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het bepaalde in artikel 29.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel met maximaal 10%.

29.1.3 Uitzondering

Artikel 29.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

29.2 Overgangsrecht gebruik
29.2.1 Gebruik van grond en bouwwerken

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

29.2.2 Verbod

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 29.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

29.2.3 Verbod na onderbreking

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 29.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

29.2.4 Uitzondering

Artikel 29.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 30 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Kern Heijen 2016.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van [datum].

De voorzitter, De griffier,

……………… ………………