direct naar inhoud van Artikel 23 Leiding - Gas
Plan: Buitengebied Gennep
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0907.BP10001ALGBUI-VA01

Artikel 23 Leiding - Gas

23.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor ' Leiding - Gas ' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
    • 1. een ondergrondse gastransportgasleiding tot een afstand van 4 m ter weerszijden van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas';
    • 2. het beheer en onderhoud van de leiding;de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;

met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.

  • b. In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 22) zijn op de in artikelĀ  bedoelde gronden geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegestaan.
23.2 Bouwregels

Op de voor ' Leiding - Gas ' aangewezen gronden:

  • a. mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten dienste van de gastransportgasleiding;
  • b. mag de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde niet meer dan 3 m bedragen;
  • c. mogen geen nieuwe bouwwerken ten dienste van de overige daar voorkomende bestemmingen worden gebouwd.
23.3 Afwijken van de bouwregels
23.3.1 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 23.2 en toestaan dat wordt gebouwd ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits:

  • a. ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd;
  • b. advies is verkregen van de leidingbeheerder.

23.3.2 Afwegingskader

Een in 23.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien uit overleg met de leidingbeheerder(s) blijkt dat daartegen met het oog op het doelmatig functioneren van de hoofdtransportgasleiding en/of het aspect veiligheid geen bezwaar bestaat.

23.3.3 Procedure

Alvorens te beslissen over een aanvraag voor een omgevingsvergunning hoort het bevoegd gezag de betreffende leidingbeheerder(s).

23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het graven, verbreden, uitdiepen, dempen en/of verleggen van watergangen;
  • c. het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem;
  • d. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen van en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen;
  • e. het aanleggen van andere kabels en/of leidingen dan de in artikel 23.1 bedoelde leiding;
  • f. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de bodem.
23.4.2 Uitzondering

Het in 23.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op de volgende werken, geen bouwwerk zijnde:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee rechtens is of mag worden begonnen ten tijde van het van kracht worden van het plan;.
  • c. worden uitgevoerd ten behoeve van de instandhouding van de leiding(en).
23.4.3 Afwegingskader
  • a. Uitvoering van de genoemde werken en/of werkzaamheden is in strijd met de bestemming, indien daardoor dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de veiligheid wordt verminderd dan wel schade aan de leiding kan onstaan.
  • b. Alvorens te beslissen over een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt het advies ingewonnen van de leidingbeheerder. Het advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.