Op of in de in lid 5.1 genoemde gronden mag uitsluitend ten behoeve van de in dit lid onder a. genoemde riviergebonden activiteiten en de in dit lid onder b. genoemde niet-riviergebonden activiteiten worden gebouwd, mits de andere aan deze gronden gegeven bestemmingen dit toelaten:
a. De riviergebonden activiteiten zijn (ja, mits):
1. de aanleg of wijziging van waterstaatkundige (kunst)werken;
2. de realisatie van voorzieningen voor een betere en veilige afwikkeling van de beroeps- en recreatievaart;
3. de bouw of wijziging van waterkrachtcentrales;
4. de vestiging of uitbreiding van overslagbedrijven of het realiseren van overslagfaciliteiten, uitsluitend voor zover de activiteit gekoppeld is aan het vervoer over de rivier;
5. de aanleg of wijziging van scheepswerven;
6. de realisatie van natuur;
7. de uitbreiding van bestaande steenfabrieken;
8. de realisatie van voorzieningen die onlosmakelijk met de waterrecreatie zijn verbonden, of
9. de winning van oppervlaktedelfstoffen.
b. De niet-riviergebonden activiteiten betreffen (nee,tenzij):
1. een activiteit met een groot openbaar belang die redelijkerwijs niet buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd;
2. een activiteit met een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang voor bestaande grondgebonden agrarische bedrijven die redelijkerwijs niet buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd;
3. een functieverandering binnen de bestaande bebouwing; of
4. een activiteit die per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert op een rivierkundig bezien aanvaardbare locatie;
c. De activiteiten genoemd in dit lid. sub a. en b. moeten voldoen aan de volgende voorwaarden:
1. er moet sprake zijn van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
2. er mag geen sprake zijn van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit; en
3. er moet sprake zijn van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is;
4. de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen dienen duurzaam worden gecompenseerd te worden, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn;
5. en specifiek voor het bepaalde in dit lid sub b. onder 4. geldt dat de gevraagde rivierverruimingsmaatregelen genomen worden, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn.
d. In afwijking van het bepaalde in dit lid aanhef, is een aantal kleine, tijdelijke of voor het rivierbeheer noodzakelijke activiteiten toegestaan. Deze betreffen:
1. activiteiten als bedoeldin artikel 4.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening;
2. een eenmalige uitbreiding van ten hoogste tien procent van de bestaande bebouwing;
3. overige activiteiten van, vanuit rivierkundig opzicht, ondergeschikt belang;
4. activiteiten ten behoeve van rivierbeheer of –verruiming;
5. tijdelijke activiteiten, een en ander mits voldaan wordt aan het bepaalde in sub c 1 t/m 3.