direct naar inhoud van Artikel 6 Horeca
Plan: Afferden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0893.09011AFFAFF-VG01

Artikel 6 Horeca

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van horeca categorie 1 en 2 en categorie 3 en 5 uitsluitend daar waar dit als zodanig is aangegeven;
  • b. bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • c. het behoud van de aanwezige cultuurhistorische landschapselementen c.q. een hoogstamboomgaard ter plaatse van de aanduiding 'boomgaard';
  • d. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • e. terrassen;
  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. parkeervoorzieningen.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen, niet zijnde woningen en bijgebouwen bij woningen, gelden de volgende bepalingen;

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. de goot- en bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte";

6.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van een bedrijfwoning (hoofdgebouw) gelden de volgende bepalingen:

  • a. bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
  • b. de goot- en bouwhoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte";
  • c. de maximale inhoud van het hoofdgebouw bedraagt 800 m³.

6.2.3 Bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfwoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bijgebouwen mogen uitsluitend in een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de maximale goothoogte bedraagt 3,2 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte bedraagt 5 meter;
  • d. de bijgebouwen mogen in of op minimaal 1 meter afstand van de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd;
  • e. indien een bijgebouw met één gevel op de perceelsgrens wordt opgericht bedraagt de maximale bouwhoogte aan de zijde van de betreffende gevel 3,2 meter;
  • f. de minimale afstand tot de naar de weg gekeerde bouwgrens bedraagt 3 meter;
  • g. de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen gelegen buiten het hoofdbebouwingsvlak bedraagt:

totale oppervlakte per bouwperceel   maximale gezamenlijke oppervlakte  
tot 300 m²   60 m²  
van 300 tot 500 m²   80 m²  
van 500 tot 750 m²   90 m²  
van 750 tot 1000 m²   100 m²  
van 1000 m² en meer   150 m²  

6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1 meter mag bedragen;
  • b. de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 4 meter, met dien verstande dat er slechts 1 overkapping per bouwperceel gerealiseerd mag worden, met een maximale oppervlakte van 30 m² en enkel opgericht mag worden achter de gevelrooilijn;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 meter bedragen.
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c mag de bouwhoogte van lichtmasten en verlichtingsarmaturen maximaal 12 meter bedragen.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

6.4 Ontheffing van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 6.1 sub b. ten behoeve van het oprichten van één bedrijfswoning binnen het bouwvlak waar de aanduiding "bedrijfswoning" niet aanwezig is, met dien verstande dat:
    • 1. aan de gestelde bouwregels opgenomen in 6.2.2 en 6.2.3 wordt voldaan;
    • 2. de milieuhinder afkomstig van de omliggende functionerende bedrijven zodanig is dat enerzijds ter plaatse een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd en anderzijds het heersende bedrijfsklimaat voor deze bedrijven niet in onevenredige mate wordt of kan worden aangetast;
    • 3. de parkeerbalans in de directe omgeving niet onevenredig nadelig wordt of kan worden beïnvloed;
    • 4. uit een ingesteld bodemonderzoek moet zijn gebleken dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik;
    • 5. voldaan moet worden aan de Wet geluidhinder;
    • 6. er geen overwegende bezwaren bestaan vanwege de flora en fauna;
    • 7. er geen overwegende bezwaren bestaan vanwege de archeologie;
    • 8. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
    • 9. aan de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld ter plaatse geen afbreuk wordt gedaan;
    • 10. ten aanzien van het aspect water indien noodzakelijk overleg met het Waterschap is gevoerd.
  • b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 6.2.3 onder e ten behoeve van het toestaan van een hoogte van maximaal 5 meter, mits stedenbouwkundig en ruimtelijk aanvaardbaar;
  • c. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 6.2.3 onder f ten behoeve van het toestaan van een afstand van minimaal 1 meter, mits stedenbouwkundig aanvaardbaar en het bijgebouw een ondergeschikte uitstraling ten opzichte van het hoofdgebouw blijft houden.

6.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. seksinrichtingen en / of coffeeshop;
  • b. wonen, met uitzondering van de bedrijfswoning.

6.6 Ontheffing van de gebruiksregels
6.6.1 Ontheffing horecacategorie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van de toegestane horecacategorie voor het wijzigen van horeca in de categorieën 1 naar 2, en van categorie 2 naar 3, onder de volgende voorwaarden:

  • a. bedoeld gebruik geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt, dit betekent onder meer dat:
    • 1. geen ontheffing wordt verleend voor het uitoefenen van horeca in de categorieën 4 en 5
    • 2. het gebruik naar aard met het woonkarakter in de omgeving in overeenstemming moet zijn;
  • b. het niet betreft zondanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • c. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;

6.6.2 Ontheffing functieaanduiding 'wonen'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone – ontheffingsgebied 1' de functieaanduiding 'wonen' toe te voegen, onder de volgende voorwaarden:

  • a. een goed woonmilieu gegarandeerd is;
  • b. de bestemming Horeca blijft gehandhaafd en het wonen een ondergeschikte functie betreft;
  • c. op de gronden zijn maximaal 3 studio's toegestaan;
  • d. het gebruik als woondoeleinden vanuit een oogpunt van een goed woonmilieu aanvaardbaar is, hetgeen onder andere wil zeggen dat:
  • uit een ingesteld bodemonderzoek moet blijken dat ter plaatse geen bodemverontreiniging aanwezig is;
  • uit een akoestisch onderzoek moet blijken dat de geluidsbelasting aan de gevel niet meer bedraagt dan 48 dB;
  • dient te worden aangetoond dat er geen overwegende bezwaren bestaan vanwege de aanwezigheid van archeologische waarden in de bodem;
  • dient te worden aangetoond dat er geen overwegende bezwaren bestaan vanwege de flora en fauna;
  • e. het gebruik als woondoeleinden de waarden van de bestemmingen in de omgeving niet onevenredig aantast.

6.7 Aanlegvergunning
6.7.1 Verbod

Het is verboden om in of op de aangewezen gronden ter plaate van de aanduiding 'boomgaard' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het vellen of rooien van houtgewas of het verrichten van werkzaamheden, welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas tot gevolg kunnen hebben, behoudens bij wijze van verzorging en verjonging van het houtgewas.

6.7.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 6.7.1 geldt niet:

  • a. voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, welke het normale onderhoud betreffen;
  • b. voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden welke op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn.

6.7.3 Toelaatbaarheid

Voor zover het bepaalde onder 6.7.2 niet van toepassing is, zijn de werken of werkzaamheden als bedoeld in 6.7.1 slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in 6.1 genoemde waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast.

6.8 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone – wijzigingsgebied 5" de bestemming "Horeca" te wijzigen in de bestemming "Wonen", onder de volgende voorwaarden:

  • a. een goed woonmilieu gegarandeerd is;
  • b. op de gronden zijn toegestaan twee-aaneengebouwde en aaneengebouwde woningen;
  • c. het gebruik als woondoeleinden vanuit een oogpunt van een goed woonmilieu aanvaardbaar is, hetgeen onder andere wil zeggen dat:
  • uit een ingesteld bodemonderzoek moet blijken dat ter plaatse geen bodemverontreiniging aanwezig is;
  • uit een akoestisch onderzoek moet blijken dat de geluidsbelasting aan de gevel niet meer bedraagt dan 48 dB;
  • dient te worden aangetoond dat er geen overwegende bezwaren bestaan vanwege de aanwezigheid van archeologische waarden in de bodem;
  • dient te worden aangetoond dat er geen overwegende bezwaren bestaan vanwege de flora en fauna;
  • d. het gebruik als woondoeleinden de waarden van de bestemmingen in de omgeving niet onevenredig aantast.