direct naar inhoud van Artikel 6 Bedrijf
Plan: Kern Klein en Groot Genhout - herziening 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0888.BPKLEGROGENHOUT12-VA01

Artikel 6 Bedrijf

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven, voorkomende in de als bijlage 1 bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten dan wel, voorzover deze daarin niet voorkomen, ze naar hun aard en invloed op de omgeving daarmee zijn gelijk te stellen, met dien verstande dat de opslag van asbest niet is toegestaan;
  • b. parkeren;
  • c. groen;
  • d. openbare nutsvoorzieningen;
  • e. wonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • f. water en waterhuishoudkundige doeleinden;

met dien verstande dat:

g. detailhandel niet is toegestaan;

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen
  • a. Op de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
    • 1. bedrijfsgebouwen;
    • 2. bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
    • 3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
  • b. Bebouwing, welke hetzij bestaat op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan, hetzij wordt of kan worden opgericht krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning voor het bouwen en die afwijkt van één of meer van de in (afzonderlijke) bepalingen voorgeschreven situering, maatvoering en/of aantal(len), wordt geacht te voldoen aan de regels van dit plan.
  • c. Geen nieuwbouw mag worden opgericht met uitzondering van vervangende nieuwbouw ter plaatse van bestaande bebouwing en met inachtneming van de in dit artikel gegeven regels.

6.2.2 Bedrijfsgebouwen

Regels met betrekking tot bedrijfsgebouwen:

  • a. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend gebouwd worden binnen het bouwvlak;
  • b. de goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte';
  • c. de bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan de gerealiseerde goothoogte vermeerderd met 4,00 m;
  • d. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage';
  • e. de afstand tussen de zijgevels van een bedrijfsgebouw en de zijdelingse perceelsgrenzen dient minimaal 3 m te bedragen; deze regel geldt niet voor bedrijfsgebouwen bestaande uit 1 bouwlaag die wel in de zijdelingse perceelsgrens opgericht mogen worden.

6.2.3 Bedrijfswoningen en daarbij behorende bijgebouwen

Regels met betrekking tot bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' (en daarbij behorende bijgebouwen):

  • a. er mag geen vervangende nieuwbouw van de bedrijfswoning plaatsvinden, met uitzondering van calamiteiten zoals brand en dergelijke;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mag uitsluitend 1 bedrijfswoning worden opgericht met de daarbij behorende bijgebouwen;
  • c. bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden;
  • d. de afstand tussen de zijgevels van een bedrijfswoning en de zijdelingse perceelsgrenzen dient minimaal 3,00 m te bedragen;
  • e. de inhoud van de bedrijfswoning inclusief bijgebouwen mag maximaal 1000 m³ bedragen;
  • f. de goothoogte van de bedrijfswoning mag niet meer dan 6,00 m bedragen;
  • g. de bouwhoogte van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan de gerealiseerde goothoogte vermeerderd met 4,00 m;
  • h. bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en achter de achtergevel van de bedrijfswoning worden opgericht;
  • i. de totale bebouwde oppervlakte van bijgebouwen mag niet meer dan 100 m²;
  • j. de goothoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 3,00 m bedragen;
  • k. de bouwhoogte mag niet meer dan 5,00 m bedragen.

6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag maximaal 2,00 m bedragen, met uitzondering van de bouwhoogte van erfafscheidingen gelegen tussen de weg en enige gevel van een gebouw dat maximaal 1,00 m hoog mag zijn;
  • b. de bouwhoogte van voorzieningen voor de openbare verlichting mag maximaal 8,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van antennes en antennemasten mag maximaal 12,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 4,00 m bedragen;

6.3 Nadere eisen
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 5. de sociale veiligheid;
    • 6. de externe veiligheid;
  • b. Deze nadere eisen kunnen uitsluitend worden gesteld met het oog op de verbetering van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.
  • c. Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in 24.1 van toepassing.

6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Vervangende nieuwbouw bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.3 onder a teneinde vervangende nieuwbouw van de bedrijfswoning toe te staan, mits;

  • a. uit een ingesteld bodemonderzoek blijkt dat ter plaatse geen bodemverontreiniging aanwezig is;
  • b. uit een ingesteld akoestisch onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde in de Wet geluidhinder niet worden overschreden;

6.4.2 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in 6.4.1 wordt slechts verleend indien:

  • a. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. er mogen geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
  • c. de parkeerbalans in de directe omgeving mag niet onevenredig nadelig worden of kunnen worden beïnvloed;
  • d. aan het stedenbouwkundige beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse mag geen afbreuk worden gedaan.

6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.2 Wro, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen anders dan het toegestane gebruik op grond van het bepaalde in artikel 6.1:

  • a. voor bedrijfsactiviteiten in een afwijkende milieucategorie, met dien verstande dat voor zover bedrijfsactiviteiten worden uitgeoefend in een milieucategorie afwijkend van hetgeen in artikel 6.1 is aangegeven, deze mogen worden voortgezet mits deze afwijking niet wordt vergroot; bij het vrijkomen van de betreffende gronden mogen deze uitsluitend in een milieucategorie als ter plekke in 6.1 aangegeven worden gebruikt;
  • b. voor Wgh-inrichtingen;
  • c. voor Bevi-inrichtingen;
  • d. voor (straat)prostitutie.

6.6 Afwijken van de gebruiksregels
6.6.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 6.1 onder a en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die niet worden genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, die als bijlage 1 bij deze regels is gevoegd, mits:
    • 1. deze bedrijven of opslagen en installaties naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die genoemd zijn in de Staat van bedrijfsactiviteiten bedrijventerreinen onder de categorieën 1 en 2;
    • 2. het geen Wgh-inrichtingen betreft;
    • 3. het geen risicovolle inrichting betreft;

6.6.2 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in 6.6.1 wordt slechts verleend indien:

  • a. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. er geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
  • c. de parkeerbalans in de directe omgeving niet onevenredig nadelig wordt of kan worden beïnvloed;
  • d. aan het stedenbouwkundige beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse geen afbreuk wordt gedaan.