direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch - Agrarisch bedrijf
Plan: Kern Klein en Groot Genhout - herziening 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0888.BPKLEGROGENHOUT12-VA01

Artikel 3 Agrarisch - Agrarisch bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor " Agrarisch - Agrarisch bedrijf " aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'hovenier', uitsluitend een hoveniersbedrijf;
  • c. wonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • d. tuinen en erven;
  • e. openbare nutsvoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige doeleinden.

Een en ander met bijbehorende voorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de voor " Agrarisch - Agrarisch bedrijf " aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. agrarische bedrijfsgebouwen, geen woning of kas zijnde;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', agrarische bedrijfswoningen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. (tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen, regenkappen, hagelnetten, mestopslagplaatsen en ondergrondse en/of bovengrondse voorzieningen ten behoeve van de opvang van hemelwater;
  • e. Bebouwing, welke hetzij bestaat op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan, hetzij wordt of kan worden opgericht krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning voor het bouwen en die afwijkt van één of meer van de in (afzonderlijke) bepalingen voorgeschreven situering, maatvoering en/of aantal(len), wordt geacht te voldoen aan de regels van dit plan.

3.2.2 Bedrijfsgebouwen

Regels met betrekking tot bedrijfsgebouwen:

  • a. ze worden uitsluitend gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage mag niet worden overschreden;
  • c. voor zover er een bedrijfswoning aanwezig is worden ze uitsluitend gebouwd achter de achtergevel van de bedrijfswoning;
  • d. de goothoogte mag niet meer dan 6,00 meter bedragen;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 meter;
  • f. ze worden met een kap afgedekt, waarvan de dakhelling tenminste 12° bedraagt en niet meer dan 45° mag bedragen.

3.2.3 (Tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen

Regels met betrekking tot teeltondersteunende voorzieningen:

  • a. ze worden uitsluitend gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. voor de oppervlakte aan boogkassen geldt een signaleringsgrens van 2.500 m²;
  • c. de bouwhoogte van boogkassen mag ten hoogste 2,50 meter bedragen en van overige teeltondersteunende voorzieningen ten hoogste 3,50 meter;
  • d. voor de realisatie van nieuwe teeltondersteunende voorzieningen wordt zorg gedragen voor een goede landschappelijke inpassing en (daar waar van toepassing) voor een kwaliteitsbijdrage. Een en ander gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, als bedoeld in het Limburgs Kwaliteitsmenu;

3.2.4 Bedrijfswoningen en daarbij behorende gebouwen

Regels met betrekking tot bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' (en daarbij behorende bijgebouwen):

  • a. er mag geen vervangende nieuwbouw van de bedrijfswoning plaatsvinden, met uitzondering van calamiteiten zoals brand en dergelijke;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mag uitsluitend 1 bedrijfswoning worden opgericht met de daarbij behorende bijgebouwen;
  • c. bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden;
  • d. de afstand tussen de zijgevels van een bedrijfswoning en de zijdelingse perceelsgrenzen dient minimaal 3,00 m te bedragen; deze regel geldt niet voor bedrijfswoningen bestaande uit 1 bouwlaag die wel in de zijdelingse perceelsgrens opgericht mogen worden.
  • e. de inhoud van de bedrijfswoning inclusief bijgebouwen mag maximaal 1000 m³ bedragen;
  • f. de goothoogte van de bedrijfswoning mag niet meer dan 6,00 m bedragen;
  • g. de bouwhoogte van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan de gerealiseerde goothoogte vermeerderd met 4,00 m;
  • h. bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en achter de achtergevel van de bedrijfswoning worden opgericht;
  • i. de totale bebouwde oppervlakte van bijgebouwen bij bedrijfswoningen mag niet meer dan 100 m² bedragen, met dien verstande dat, indien een perceel (deels) is gelegen binnen de gebiedsaanduiding 'buiten rode contour' als bedoeld in artikel 21.2, de totale oppervlakte aan bijgebouwen behorende bij het bedrijf niet meer dan 70 m² mag bedragen;
  • j. de goothoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 3,00 m bedragen;
  • k. de bouwhoogte mag niet meer dan 5,00 m bedragen.

3.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

  • a. de hoogte mag niet meer dan 8 meter bedragen met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de hoogte:
    • 1. achter de voorgevel van bedrijfswoning of het verlengde daarvan niet meer dan 2 meter mag bedragen;
    • 2. voor de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen;
  • b. de inhoud van mestopslagplaatsen mag per mestopslagplaats maximaal 2.000 m³ bedragen waarbij de bouwhoogte max. 6 meter mag bedragen;
  • c. ze dienen voor het overige naar aard en afmetingen bij deze bestemming te passen.

3.3 Nadere eisen
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 5. het karakter en/ of de ensemble waarden van panden en elementen met de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie;
    • 6. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing.
  • b. Een en ander op basis van een landschappelijke inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, als bedoeld in het Limburgs Kwaliteitsmenu , en op het behouden en versterken van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap.
  • c. Deze nadere eisen kunnen uitsluitend worden gesteld met het oog op de verbetering van de landschappelijke en/of stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.
  • d. Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in 24.1 van toepassing.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 3.2.3 onder a voor het oprichten van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, waaronder begrepen containervelden, boogkassen en regenkappen buiten het bouwvlak, mits:
    • 1. in het geval de oppervlakte ten behoeve van tijdelijke boogkassen en tijdelijke regenkappen na afwijking meer dan 10% van de totale teeltoppervlakte van een bedrijf uitmaakt, vooraf advies is verkregen van de kwaliteitscommissie zoals bedoeld in het Limburgs Kwaliteitsmenu;
    • 2. de teeltondersteunende voorzieningen niet worden aangebracht in beekdalen en op hellingen met een hellingspercentage van meer dan 4%, volgens de bij de herziening 'Beleidsregel teeltondersteunende voorzieningen' behorende kaart hellingklassen teeltondersteunende voorzieningen;
    • 3. de voorzieningen noodzakelijk zijn voor de agrarische bedrijfsvoering;
    • 4. de belangen en het gebruik van de aangrenzende gronden en bestemmingen niet onevenredig worden aangetast;
    • 5. de natuurlijke en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
    • 6. de afwijking niet leidt tot aantasting van de karakteristieke openheid van de plateaus, zoals aangegeven op de kaart hellingklassen teeltondersteunende voorzieningen behorende bij de provinciale “Beleidsregel teeltondersteunende voorzieningen”;
    • 7. zorg wordt gedragen voor een goede landschappelijke inpassing en (daar waar van toepassing) voor een kwaliteitsbijdrage. Een en ander gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, als bedoeld in het Limburgs Kwaliteitsmenu;
    • 8. de hoogte van boogkassen ten hoogste 2,50 meter mag bedragen;
    • 9. de hoogte van regenkappen ten hoogste 3,50 meter mag bedragen;
    • 10. tijdelijke regenkappen en tijdelijke boogkassen dienen na de termijn van maximaal 6 maanden verwijderd te worden. Hiertoe dient er in het kader van de privaatrechtelijke overeenkomst een bepaling inclusief boetebeding te worden toegevoegd, welke verwijdering garandeert.
  • b. artikel 3.2.3 onder a voor het oprichten van hagelnetten buiten het bouwvlak, mits:
    • 1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4,5 meter;
    • 2. de hagelnetten niet doorlopen tot aan de grond;
    • 3. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing, bestaande uit een afschermende haag;
    • 4. de hagelnetten noodzakelijk zijn met het oog op de continuïteit van het agrarisch bedrijf;
    • 5. de hagelnetten voor het overige naar aard en afmetingen bij deze bestemming passen.
  • c. artikel 3.2.4 onder a teneinde vervangende nieuwbouw van de bedrijfswoning toe te staan, mits:
    • 1. het bepaalde in 3.2.4 onder b tot en met k in acht wordt genomen;
    • 2. uit een ingesteld bodemonderzoek blijkt dat ter plaatse geen bodemverontreiniging aanwezig is;
    • 3. uit een ingesteld akoestisch onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde in de Wet geluidhinder niet wordt overschreden;
    • 4. er geen onevenredige aantasting plaats vindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 5. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
    • 6. het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit alsmede cultuurhistorische- en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
    • 7. voldaan wordt aan de verplichtingen (basiskwaliteit) vanuit het Limburgs Kwaliteitsmenu, zijnde:
      • inpassing van de nieuwe bebouwing en verharding;
      • voorzieningen worden getroffen ter voorkoming van problematiek hemelwater als gevolg van nieuwe bebouwing/ verharding.
  • d. artikel 3.2.5 onder a tot vergroting van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot ten hoogste 15 meter, mits:
    • 1. de noodzaak daartoe vanuit bedrijfseconomisch oogpunt is aangetoond;
    • 2. de vergroting verband houdt met een doelmatige bedrijfsvoering;
    • 3. het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit alsmede cultuurhistorische- en landschappelijke waarden niet worden aangetast;
    • 4. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
    • 5. het geen erfafscheidingen betreft.
  • e. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het maximaal toegestane bebouwingspercentage te vergroten met maximaal 10% voor de bouw van nieuwe bedrijfsgebouwen, mits:
    • 1. de wijziging nodig is in verband met een vanwege de bedrijfseconomische, dan wel andere bedrijfsomstandigheden ter plaatse noodzakelijke uitbreiding van het op het te vergroten bestemmingsvlak gelegen agrarisch bedrijf;
    • 2. de waarden van de omliggende gronden als gevolg van de wijziging niet onevenredig worden aangetast;
    • 3. het bedrijf, na uitbreiding, naar aard en omvang, geen onevenredig nadelige invloed op de bestemmingen in de omgeving heeft;
    • 4. de ontwikkeling moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit; hiertoe moet een landschappelijke inpassingsplan worden overgelegd waaruit blijkt dat nieuwe én bestaande bebouwing wordt ingepast. Daarnaast wordt een aanvullende kwaliteitsverbetering:geleverd;
    • 5. met het oog op de hemelwaterproblematiek dienen voorzieningen te worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater;
    • 6. er is een positief advies verkregen van de kwaliteitscommissie zoals bedoeld in het Limburgs Kwaliteitsmenu;
    • 7. de wijziging niet leidt tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel landschappelijke waarden;
    • 8. er uit milieuhygiënisch oogpunt geen bezwaren bestaan;
    • 9. een planschadeverhaalovereenkomst met de gemeente is aangegaan.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.2 Wro wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen anders dan het toegestane gebruik op grond van het bepaalde in artikel 3.1, meer in het bijzonder:

  • a. als staanplaats voor onderkomens, behoudens één onderkomen per bedrijfswoning en ten hoogste 5 kampeermiddelen op het bouwvlak;
  • b. voor kampeer- of caravanterrein, behoudens het kamperen in de onder sub a bedoelde kampeermiddelen;
  • c. voor ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • d. voor detailhandel en groothandel, uitgezonderd de verkoop van bedrijfsproducten afkomstig van het eigen bedrijf en in eigen beheer;
  • e. voor transport- en/of garagebedrijven;
  • f. voor horecadoeleinden;
  • g. voor permanente of tijdelijke bewoning, uitgezonderd de bedrijfswoning;
  • h. voor opslagdoeleinden, uitgezonderd opslagdoeleinden, die verband houden met de agrarische bedrijfsvoering, alsmede met een winterberging van onderkomens;
  • i. in de zin van aanbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning, als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Afwijken voor bewerking en/of verkoop van agrarische producten

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van boerderijverkoop, bewerking van agrarische producten en/of daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen activiteiten, mits:

  • a. de activiteiten ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • b. de activiteiten binnen de bestaande bouwmassa worden uitgevoerd. Alleen wanneer de noodzaak daartoe is aangetoond is uitbreiding of vervangende nieuwbouw van bestaande bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak toegestaan, mits daardoor geen cultuurhistorisch waardevolle of karakteristieke bebouwing verloren gaat;
  • c. de activiteiten geen hinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende bedrijven of woningen;
  • d. de activiteiten landschappelijk goed inpasbaar zijn en natuurlijke-, landschappelijke- en cultuurhistorische waarden en/of het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit niet onevenredig worden aangetast;
  • e. de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
  • f. boerderijverkoop onderdeel uitmaakt van een functionerend agrarisch bedrijf en wordt beëindigd bij beëindiging van het agrarisch bedrijf;
  • g. uitsluitend verkoop plaats vindt van in hoofdzaak op het eigen bedrijf of in de directe omgeving daarvan op andere agrarische bedrijven geproduceerde of bewerkte agrarische producten, met dien verstande dat het vloeroppervlak voor boerderijverkoop ten hoogste 200 m² mag bedragen;
  • h. bewerking van agrarische producten uitsluitend de bewerking van op het eigen bedrijf of in de directe omgeving daarvan op andere agrarische bedrijven geproduceerde producten betreft;
  • i. voor het oprichten van eventuele nieuwe bebouwing en/of verharding gelden de volgende verplichtingen (basiskwaliteit) vanuit het Limburgs Kwaliteitsmenu, met het oog op verbetering van de omgevingskwaliteit:
    • 1. inpassing van eventuele nieuwe bebouwing en verharding. Hiertoe moet een landschappelijk inpassingsplan worden overgelegd waaruit blijkt dat eventuele nieuwe bebouwing en/ of voorzieningen worden ingepast;
    • 2. voorzieningen worden getroffen ter voorkoming van problematiek hemelwater als gevolg van nieuwe bebouwing/ verharding.

3.6.2 Afwijken voor dagrecreatieve voorzieningen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken teneinde als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf extensieve vormen van dagrecreatieve voorzieningen, zoals een kinderboerderij, theehuis, verhuur van fietsen/huifkarren, organiseren van rondleidingen en exposities e.d., toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de bestemming ''Agrarisch met waarden - Landschap' of 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschap''' grenst aan het bestemmingsvlak van het betreffende agrarisch bedrijf;
  • b. de nevenactiviteit vindt plaats naast en ter ondersteuning van de agrarische bedrijfsvoering;
  • c. maneges zijn niet toegestaan;
  • d. de nevenactiviteit dient plaats te vinden in de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
  • e. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m²;
  • f. ten behoeve van de nevenactiviteit is ondersteunende horeca toegestaan, zoals de verkoop van ijs, thee e.d. met een inpandige oppervlakte van maximaal 30 m² en een buitenpandige oppervlakte van maximaal 70 m²;
  • g. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • h. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • i. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • j. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • k. voor het oprichten van eventuele nieuwe verharding gelden de volgende verplichtingen (basiskwaliteit) vanuit het Limburgs Kwaliteitsmenu , met het oog op verbetering van de omgevingskwaliteit:
  • l. inpassing van eventuele nieuwe verharding en/ of voorziening. Hiertoe moet een landschappelijk inpassingsplan worden overgelegd waaruit blijkt dat eventuele nieuwe voorzieningen worden ingepast;
    • 1. voorzieningen worden getroffen ter voorkoming van problematiek hemelwater als gevolg van nieuwe bebouwing/ verharding;
    • 2. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • m. detailhandel is uitsluitend toegestaan in ondergeschikte, aan de nevenactiviteit gerelateerde vorm;

3.6.3 Afwijken voor kamperen op de boerderij

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van kamperen op de boerderij en/of daarmee qua aard en omvang gelijk te stellen activiteiten, mits:

  • a. de activiteiten, qua economische bedrijfsomvang, inkomen en ruimtegebruik, ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • b. per locatie het aantal standplaatsen niet meer dan 15 bedraagt;
  • c. op de standplaatsen geen chalets, trekkershutten of stacaravans worden geplaatst;
  • d. de sanitaire voorzieningen binnen het bouwvlak worden opgericht; de oppervlakte aan sanitaire voorzieningen mag niet meer dan 30 m² bedragen;
  • e. de activiteiten geen hinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende bedrijven of woningen;
  • f. de natuurlijke-, landschappelijke- en cultuurhistorische waarden en/of het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit niet onevenredig worden aangetast;
  • g. de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
  • h. het kamperen alleen plaatsvindt tijdens de periode april-oktober;
  • i. in voldoende parkeerplaatsen wordt voorzien binnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf';
  • j. de afstand tot bestaande kampeerterreinen en campings ten minste 500 m bedraagt;
  • k. de afstand tot de erfgrens van naastgelegen woningen ten minste 50 m bedraagt;
  • l. de ontwikkeling moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit. Hiertoe moet een landschappelijk inpassingsplan worden overgelegd waaruit blijkt dat de nieuwe bebouwing en/ of voorzieningen worden ingepast;
  • m. bij beëindiging van het agrarisch bedrijf het kamperen op de boerderij wordt beëindigd, uitgezonderd de situatie dat de kinderen van degenen, die het agrarisch bedrijf laatstelijk uitoefenden, het kamperen op de boerderij mogen voortzetten;
  • n. voor het oprichten van eventuele nieuwe bebouwing en/of verharding gelden de volgende verplichtingen (basiskwaliteit) vanuit het Limburgs Kwaliteitsmenu , met het oog op verbetering van de omgevingskwaliteit:
    • 1. inpassing van eventuele nieuwe bebouwing en verharding. Hiertoe moet een landschappelijk inpassingsplan worden overgelegd waaruit blijkt dat eventuele nieuwe bebouwing en/ of voorzieningen worden ingepast;
    • 2. voorzieningen worden getroffen ter voorkoming van problematiek hemelwater als gevolg van nieuwe bebouwing/ verharding.

Een en ander met dien verstande dat bij de omgevingsvergunning het voor het kamperen op de boerderij te gebruiken deel van de bouwkavel wordt vastgelegd.

3.6.4 Afwijken voor bed and breakfast

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van het exploiteren van een bed and breakfast en/of daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen activiteiten, mits:

  • a. de activiteiten ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • b. niet meer dan 8 slaapplaatsen per bed and breakfast worden gerealiseerd;
  • c. de activiteiten binnen de bestaande bouwmassa kunnen worden uitgevoerd. Alleen wanneer de noodzaak daartoe is aangetoond is uitbreiding of vervangende nieuwbouw van bestaande bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak toegestaan, mits daardoor geen cultuurhistorisch waardevolle of karakteristieke bebouwing verloren gaat;
  • d. de activiteiten geen hinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende bedrijven of woningen;
  • e. de activiteiten landschappelijk goed inpasbaar zijn en natuurlijke-, landschappelijke- en cultuurhistorische waarden en/of het stedenbouwkundig beeld;
  • f. voor het oprichten van eventuele nieuwe bebouwing en/of verharding gelden de volgende verplichtingen (basiskwaliteit) vanuit het Limburgs Kwaliteitsmenu , met het oog op verbetering van de omgevingskwaliteit:
    • 1. inpassing van eventuele nieuwe bebouwing en verharding. Hiertoe moet een landschappelijk inpassingsplan worden overgelegd waaruit blijkt dat eventuele nieuwe bebouwing en/ of voorzieningen worden ingepast;
    • 2. voorzieningen worden getroffen ter voorkoming van problematiek hemelwater als gevolg van nieuwe bebouwing/ verharding;
  • g. de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
  • h. de bed and breakfast kan worden ingepast binnen de bestaande bebouwing van een pand met een inhoud van ten minste 800 m³;
  • i. de bed and breakfast door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet kan functioneren als een zelfstandige woning. Een aparte kookgelegenheid bij de bed and breakfast is niet toegestaan.

3.6.5 Afwijken voor vakantieappartementen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van het exploiteren van vakantieappartementen en/of daarmee qua aard en omvang gelijk te stellen activiteiten, mits:

  • a. de activiteiten ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • b. ten hoogste 5 vakantieappartementen per agrarisch bedrijf worden gerealiseerd;
  • c. het totale vloeroppervlak per vakantieappartement niet meer dan 100 m² bedraagt;
  • d. het karakteristieke en/of cultuurhistorisch waardevolle bebouwing betreft, respectievelijk handhaving van de bestaande bebouwing noodzakelijk is voor of ondersteunend is aan handhaving van de stedenbouwkundige structuur;
  • e. de activiteiten binnen de bestaande bouwmassa worden uitgevoerd;
  • f. de activiteiten geen hinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende bedrijven of woningen;
  • g. de activiteiten landschappelijk goed inpasbaar zijn en natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden en belangen niet onevenredig schaden;
  • h. in voldoende parkeerplaatsen wordt voorzien binnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf';
  • i. de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden.

3.6.6 Afwijken voor inwonen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.5onder g en toestaan dat een aanbouw of aangebouwd bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Hiervoor is een medische indicatie benodigd door een van gemeentewege erkende instelling;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. er wordt voldaan aan natuur- en milieuwetregelgeving;
  • d. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen een aanwezig gebouw, met een maximale gebruiksoppervlakte van 70 m²;
  • e. de omgevingsvergunning bevat de naam van de zorgbehoevende(n), de naam van de zorgverlener(s) en de aanwijzing van de aanbouw of het aangebouwde bijgebouw dat als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt;
  • f. burgemeester en wethouders trekken de omgevingsvergunning in, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is. Het woongedeelte dient daarbij weer onderdeel uit te gaan maken van de bestaande woning.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Algemeen
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf te wijzigen in een aan deze bestemming grenzende andere agrarische bestemming, mits:
    • 1. er sprake is van een bedrijfscomplex dat redelijkerwijs niet (meer) bruikbaar is dan wel kan worden gemaakt voor hedendaagse agrarische bedrijfsvoering: één en ander blijkens een deskundig advies, dat mede gebaseerd is op aspecten als goed woonmilieu, ligging, omvang en bedrijfsstructuur;
    • 2. het binnen de bestemming gelegen agrarisch bedrijf blijvend aan de bedrijfsvoering wordt onttrokken;
    • 3. de bouwwerken die zich op deze gronden bevinden worden gesloopt.
  • b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf indien het binnen de bestemming gelegen agrarisch bedrijf blijvend aan de bedrijfsvoering wordt onttrokken, te wijzigen in de bestemming 'Wonen', mits:
    • 1. sprake is van een bedrijfscomplex dat redelijkerwijs niet (meer) bruikbaar is dan wel kan worden gemaakt voor hedendaagse agrarische bedrijfsvoering: één en ander blijkens een deskundig advies, dat mede gebaseerd is op aspecten als goed woonmilieu, ligging, omvang en bedrijfsstructuur;
    • 2. de beëindiging van het bedrijf dan wel de afsplitsing van de bijbehorende gronden niet leidt tot de oprichting van een nieuw agrarisch bedrijf: deze voorwaarde is niet van toepassing op agrarische bebouwing, die vrijkomt als gevolg van landinrichting;
    • 3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van eventueel aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het betreffende complex;
    • 4. overtollige bebouwing wordt gesloopt;
    • 5. uitsluitend de (voormalige) bedrijfswoning(en) worden gebruikt voor bewoning;
    • 6. splitsing van de (voormalige) bedrijfswoning in maximaal 2 woningen wordt toegestaan indien dit noodzakelijk is voor het behoud van de cultuurhistorische waarden van het pand. Bij splitsing in twee wooneenheden dient elders een woning aan de woningvoorraad te worden onttrokken;
    • 7. geen verzwaring mag optreden van de op grond van de Wet milieubeheer te stellen normen en eisen;
    • 8. voldaan wordt aan de bepalingen ingevolge de Wet geluidhinder;
    • 9. de wijziging mag niet leiden tot knelpunten of saneringsgevallen op grond van de Wet geluidhinder;
    • 10. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van de omliggende agrarische bedrijven voortvloeiend uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
    • 11. de regels in artikel 12 op de wijziging van toepassing worden verklaard.
  • c. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' ten behoeve van het vergroten van het bouwvlak met die bestemming, mits:
    • 1. de wijziging nodig is in verband met een vanwege de bedrijfseconomische, dan wel andere bedrijfsomstandigheden ter plaatse noodzakelijke uitbreiding van het op het te vergroten bestemmingsvlak gelegen agrarisch bedrijf;
    • 2. de waarden van de omliggende gronden als gevolg van de wijziging niet onevenredig worden aangetast;
    • 3. het bedrijf, na uitbreiding, naar aard en omvang, geen onevenredig nadelige invloed op de bestemmingen in de omgeving heeft;
    • 4. de oppervlakte van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' na de wijziging niet meer bedraagt dan 1,5 ha.;
    • 5. de ontwikkeling moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit; hiertoe moet een landschappelijke inpassingsplan worden overgelegd waaruit blijkt dat nieuwe én bestaande bebouwing wordt ingepast. Daarnaast wordt een aanvullende kwaliteitsverbetering:geleverd;
    • 6. met het oog op de hemelwaterproblematiek dienen voorzieningen te worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater;
    • 7. er is een positief advies verkregen van de kwaliteitscommissie zoals bedoeld in het Limburgs Kwaliteitsmenu;
    • 8. de wijziging niet leidt tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel landschappelijke waarden;
    • 9. er uit milieuhygiënisch oogpunt geen bezwaren bestaan;
    • 10. een planschadeverhaalovereenkomst met de gemeente is aangegaan.