Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Bestemmingsplan Buitengebied Zundert
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0879.BPBuitengebied-VS02

Artikel 13 Horeca

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor
'Horeca'
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. horecabedrijven, niet zijnde vermaak- of wellnessfaciliteiten;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - sportieve activiteiten': voor daghoreca en dagrecreatiesportvoorzieningen;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'partycentrum' en 'hotel' tevens voor een partycentrum en/of hotel; 
een en ander met bijbehorende voorzieningen zoals groenvoorzieningen, water, parkeervoorzieningen en verhardingen, met dien verstande dat moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

13.2 Bouwregels

Op de voor 'Horeca' aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming en wel:
  1. bedrijfsgebouwen;
  2. bedrijfswoningen;
  3. bijbehorende bouwwerken;
  4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

13.2.1 Algemeen

  1. per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één horecabedrijf toegestaan;
  2. het bebouwingspercentage voor gebouwen per bestemmingsvlak bedraagt maximaal 30% van het bestemmingsvlak;
  3. de afstand tot de as van de weg (een parallelweg niet meegerekend) waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 m;
  4. de afstand tot de zijdelingse eigendomsgrenzen met derden en nieuw te bouwen bouwwerken mag niet minder bedragen dan 3 m;
  5. het slopen van of het realiseren van vervangende nieuwbouw van een woonboerderij ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarde' is niet toegestaan.

13.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. de goothoogte mag niet meer dan 6 m bedragen;
  2. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen;

13.2.3 Bedrijfswoningen

Voor een bedrijfswoning gelden bovendien de volgende regels:
  1. per bestemmingsvlak is maximaal één bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'aantal bedrijfswoningen' ten hoogste het op de planverbeelding aangegeven aantal bedrijfswoningen is toegestaan;
  2. ter plaatse van de aanduiding
    '-bedrijfswoning'
    is geen bedrijfswoning toegestaan;
  3. de inhoud mag niet meer dan 750 m³ bedragen;
  4. de goothoogte bedraagt maximaal 5 m;
  5. de bouwhoogte bedraagt maximaal 9 m;
  6. inpandige bedrijfswoningen geïntegreerd in een bedrijfsgebouw, mogen niet worden vervangen door vrijstaande bedrijfswoningen.

13.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
  1. de gezamenlijke oppervlakte mag maximaal 100 m² bedragen;
  2. de goot- en bouwhoogte mag respectievelijk maximaal 3,5 m en 6 m bedragen;
  3. de bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van tenminste 2 m achter de voorgevelijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.
 

13.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte voor erfafscheidingen voor de voorgevellijn bedraagt maximaal 1 m;
  2. de bouwhoogte voor erfafscheidingen achter de voorgevellijn bedraagt maximaal 2 m;
  3. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 6 m;
  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 m.

13.3 Nadere eisen

Ter uitvoering van de doeleinden in artikel 13 lid 1 zijn burgemeester en wethouders bij het verlenen van omgevingsvergunningen, met in achtneming van het bepaalde in artikel 13 lid 2, bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
 
  1. het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en hun omgeving;
  2. het behoud en herstel van de waardevolle elementen en structuren en de bestaande ruimtelijke karakteristiek;
  3. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met nieuwe bebouwing;
  4. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  5. voorzieningen voor parkeren, laden en lossen op eigen terrein;
  6. de verkeersveiligheid;
  7. de milieusituatie;
  8. landschappelijke inrichting en/of positionering van de bebouwing ten behoeve van een verbeterde landschappelijke inrichting, overeenkomstig de inrichtingsprincipes en regels welke zijn opgenomen in de landschapsvisie in de bijlage bij deze planregels;
  9. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

13.4 Afwijken van de bouwregels

13.4.1 Afwijken van de afstand tot de weg

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 13 lid 2.1 sub c voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m tot de as van de weg (een parallelweg niet meegerekend), mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet worden aangetast.
 

13.4.2 Afwijken ten behoeve van een groter bebouwingspercentage

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 13 lid 2.1 sub b ten behoeve van een groter bebouwingspercentage tot maximaal 40% van het bouwvlak, waarbij de volgende bepalingen gelden:
  1. de vergroting van het oppervlak is noodzakelijk voor de bedrijfsvoering;
  2. door de vergroting van het oppervlak vindt er geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven.

13.4.3 afwijken ten behoeve van een hogere erfafscheiding

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel artikel 13 lid 2.5 sub a ten behoeve van de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevellijn, met dien verstande dat deze maximaal 2 m mag bedragen, mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet worden aangetast.

13.4.4 Afwijken ten behoeve van tijdelijke woonunits voor mantelzorg

 
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 13 lid 2.1 sub b om extra bebouwing toe te staan in de vorm van een woonunit ten behoeve van mantelzorg, onder de voorwaarden dat:  
  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  2. de zorgbehoefte is aangetoond door een van gemeentewege erkende instantie;
  3. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  4. er sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  5. per bedrijfswoning is maximaal één woonunit toegestaan;
  6. de oppervlakte van de woonunit bedraagt maximaal 80 m²;
  7. de bouwhoogte van de woonunit bedraagt maximaal 3,25 m;
  8. indien de woonunit aan een zijgevel van de bedrijfswoning wordt geplaatst, dient deze minimaal 3 m achter de voorgevellijn te worden gerealiseerd;
  9. indien de woonunit vrij van de bedrijfswoning wordt gerealiseerd, geldt dat de maximale afstand tussen de bedrijfswoning en de woonunit 25 m bedraagt;
  10. de woonunit is een tijdelijk gebouw en er is dan ook geen sprake van een tweede wooneenheid.
Burgemeester en wethouders trekken de omgevingsvergunning in indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning gebleken noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

13.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden voor:
  1. seksinrichtingen;
  2. grow-, smart- en coffeeshops;
  3. detailhandel;
  4. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en/ of afhankelijke woonruimte.

13.6 Afwijken van de specifieke gebruiksregels

13.6.1 Afwijken ten behoeve van afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg

 artikel 14 lid 5 artikel 14 lid 5 artikel 14 lid 5 Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 13 lid 5 sub d en worden toegestaan dat een bij de bedrijfswoning behorend bouwwerk gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, onder de voorwaarden dat:
  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  2. de zorgbehoefte is aangetoond door een van gemeentewege erkende instantie;
  3. aangetoond wordt dat er op het perceel geen ruimte is voor het plaatsen van een woonunit;
  4. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  5. de afhankelijke woonruimte binnen de bestaande bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²;
  6. indien een vrijstaand bijgebouw bij de bedrijfswoning voor huisvesting voor mantelzorg in gebruik wordt genomen, geldt dat de maximale afstand tussen de bedrijfswoning en het vrijstaande bijgebouw 25 m bedraagt;
  7. de bewoning van het vrijstaande bijgebouw is tijdelijk en er is dan ook geenszins sprake van een tweede woning(eenheid);
De omgevingsvergunning verleend op grond van dit artikel vervalt, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

13.7 Wijzigingsbevoegdheid

13.7.1 Wijzigen naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende regels:
  1. de horeca-inrichting is volledig beëindigd;
  2. indien er sprake is van een locatie dat aan minimaal 2 zijden grenst aan de bestemming 'Agrarisch-Boomteeltontwikkelingsgebied' wordt aangetoond dat er geen afbreuk wordt gedaan aan de huidige en toekomstige intensivering van het gebied;
  3. de oppervlakte van het nieuwe bestemmingsvlak 'Wonen' mag nooit meer bedragen van 5.000 m2;
  4. de bestaande voormalige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt, waarbij: 
          1. maximaal 200 m2 aan bijgebouwen behouden mag blijven;
          2. cultuurhistorisch waardevolle gebouwen met de aanduiding 'cultuurhistorische waarde' mogen niet
              worden gesloopt;
          3.  in afwijking van het bepaalde onder 1. mag maximaal één bestaand bijgebouw (constructief één geheel)
               dat groter is dan 200 m2 en maximaal 500 m2 is, behouden blijven, mits er per 50 m2 dat het bestaande
               bijgebouw groter is dan 200 m2 er minimaal 250 m2 aan voormalige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt;
           4. in afwijking van het bepaalde onder 1 en 3 kan het college besluiten om in bepaalde gevallen waar
              maatwerk gevraagd wordt, meer m2 toe te staan tot maximaal 600 m2, indien het bedrijfsgebouw
              bestaat uit één schuur of loods welke bouwkundig één geheel is en niets te slopen is tot 200 m2;
    e.  het aantal woningen mag niet worden vermeerderd;
    f.   in afwijking van het bepaalde onder e. is splitsing toegestaan met dien verstande dat:
        1.  woningsplitsing is uitsluitend toegestaan bij voormalige boerderijgebouwen met de aanduiding
              'cultuurhistorische waarde';
        2.  de voormalige boerderij mag gesplitst worden in maximaal twee woningen;
        3.  de beide woningen dienen minimaal een inhoud te hebben van 400 m3;
        4.  de aanduiding 'twee aaneen' zal worden opgenomen.
   g.  indien de aanduiding 'twee aaneen' is opgenomen of indien deze aanduiding niet is opgenomen, maar er
        ten tijde van de vaststelling van dit plan wel sprake was van een aaneengebouwde woning, wordt deze
        behouden, wat inhoudt dat de voormalige bedrijfswoningen niet vrijstaand mogen worden gebouwd;
   h. de woning(en) mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en
       ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven;
    i. er is sprake van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
   i.  de bouw- en gebruiksregels zoals genoemd in artikel 22 Wonen zijn overeenkomstig van toepassing.