Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Bestemmingsplan Buitengebied Zundert
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0879.BPBuitengebied-VS01

Artikel 26 Waarde - Archeologie 2

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, naast de daarvoor aangewezen andere bestemming(en) tevens mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.
 
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen andere aangewezen dubbelbestemmingen en (gebieds)aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 42 .
  

26.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, overeenkomstig de planregels die gelden voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen bouwwerken worden gebouwd, indien er sprake is van:
  1. bouwwerken ter vervanging of vernieuwing van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van het bouwwerk niet wordt vergroot of veranderd;
  2. bouwwerken met grondwerkzaamheden dieper dan 0,40 m, voor zover bouwwerken met een maximale oppervlakte van 100 m² worden opgericht of uitgebreid;
  3. bouwwerken met een oppervlakte van meer dan 100 m², voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd, dieper dan 0,40 m.

26.3 Afwijken van de bouwregels

26.3.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 26 lid 2  ten behoeve van het oprichten of uitbreiden van bouwwerken met een oppervlakte van meer dan 100 m², waarbij grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,40 m mits:
  1. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door burgemeester en wethouders goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  2. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door burgemeester en wethouders goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of
  3. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door burgemeester en wethouders goedgekeurd rapport in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten kunnen worden verstoord:
        1.  een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor
             archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
        2.  een verplichting tot het doen van opgravingen; of
        3.  een verplichting de uitvoering van bouwactiviteiten te laten begeleiden door een
             archeologisch deskundige met opgravingsbevoegdheid.
     

26.3.2 Archeologisch rapport

Indien burgemeester en wethouders niet beschikken over een voor de beoordeling van een aanvraag om omgevingsvergunning toereikend archeologisch onderzoek, dient de aanvrager ten behoeve van de beoordeling van archeologische waarden van de gronden een archeologisch rapport te overleggen dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

26.3.3 Advies

Burgemeester en wethouders vragen advies aan een door burgemeester en wethouders aangewezen archeologisch deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie-KNA, vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Zundert.

26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden

26.4.1 Verbod

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
  1. grondwerkzaamheden, dieper dan 0,40 m en voor een oppervlakte meer dan 100 m², waartoe wordt gerekend: ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen, verleggen of dempen van sloten en andere waterlopen en het aanleggen van drainage;
  2. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 0,40 m en voor een oppervlakte van meer dan 100 m²;
  3. het verlagen van het waterpeil;

26.4.2 Uitzonderingen

Het in artikel 26 lid 4.2  vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden indien:
  1. het gaat om normaal (agrarisch) gebruik en onderhoud;
  2. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels, leidingen en rioleringen waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte;
  3. het gaat om de aanleg van drainage ter vervanging van bestaande aanwezige drainage, waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte;
  4. op basis van inventariserend en/ of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  5. de werken en werkzaamheden die ten behoeve van een inventariserend of
    definitief archeologisch onderzoek zijn gericht;
  6. de werken en werkzaamheden:
        1.  reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de vaststelling van dit  
             bestemmingsplan;
        2.  mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning 
             of een ontgrondingsvergunning.
          

26.4.3 Omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 26 lid 4.1 wordt slechts verleend indien:
  1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad; of
  3. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
        1.  een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor
             archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
        2.  een verplichting tot het doen van opgravingen; of
        3.  een verplichting de uitvoering van werken en werkzaamheden te laten
             begeleiden door een archeologische deskundige op het terrein van de 
             archeologische monumentenzorg conform de vigerende KNA.

26.4.4 Omgevingsvergunning voor het slopen

  1. het is verboden voor de 'Waarde-archeologie 2' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een vergunning voor het slopen van een bouwwerk, de aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte meer bedraagt dan 100 m² en de diepte dieper gaat dan 40 cm onder het maaiveld;
  2. aan de omgevingsvergunning kan in ieder geval de voorwaarde gesteld worden dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerde deskundige (zijnde een archeologisch bedrijf met een opgravingsvergunning). Hiervoor is een door de deskundige op het gebied van archeologische monumentenzorg als bedoeld in artikel 26 lid 3.3 het bevoegd gezag schriftelijk goedgekeurd Programma van eisen vereist dat is opgesteld conform de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);
  3. indien tijdens de begeleiding vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kan verbinden aan de sloopvergunning;
  4. de vergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.

26.4.5 Advies

Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, zoals genoemd in artikel 26 lid 4.3 sub c , wordt de archeologisch deskundige om advies gevraagd.

26.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening te wijzigen in die zin dat de planverbeelding wordt gewijzigd door een of meerdere bestemmingsvlakken of gedeeltes daarvan met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' van de planverbeelding te verwijderen, indien:
  1. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;  
  2. tevens advies aan de door burgemeester en wethouders aangewezen archeologisch deskundige als bedoeld in artikel 26 lid 3.3  is gevraagd.