De gronden op de verbeelding nader aangewezen voor
'Leiding - Gas'
zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse leidingen ten behoeve van de gasvoorziening alsmede en daarmee vergelijkbare doeleinden, waarbij:
de figuuraanduiding
'hartlijn leiding - gas'
de hartlijn van de aardgastransportleiding aangeeft;
artikel 42 van de planregels in acht dient te worden genomen.
24.2 Bouwregels
Op de gronden met de bestemming
'Leiding - Gas'
mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de leidingen;
overige bebouwing is uitgesloten, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde - indien onderliggende bestemming bebouwing toelaat - en die zijn overeengekomen met de leidingbeheerder.
24.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 24 lid 2 van de planregels en bebouwing toestaan, onder de voorwaarden dat:
de onderliggende (basis)bestemming de bebouwing toelaat;
door de bouw of plaatsing of de aanwezigheid van een bouwwerk geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de in artikel 24 lid 1 omschreven doeleinden;
alvorens burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning verlenen, zij de beheersinstantie van de betrokken leidingen horen.
24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning binnen de gebieden met de dubbelbestemming
'Leiding - Gas'
de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
het verwijderen van de bovenste bodemlaag / bodemlagen (afgraven);
het opbrengen van grond van elders op de bestaande toplaag (ophogen);
het verwijderen van een of meer bodemlagen en het daarna weer opbrengen van grond, bestaand uit de oorspronkelijke toplaag en/ of grond van elders (vergraven);
het vermengen, keren van (alle) lagen in het bodemprofiel ten behoeve van agrarisch gebruik (diepploegen- en woelen);
het verwijderen van het microreliëf in de toplaag (feitelijk een combinatie van ophogen en afgraven);
het diep in de grond indrijven van heipalen of andere voorwerpen;
het aanbrengen van leidingen en daarna weer terugbrengen van de grond, bestaande uit de oorspronkelijke toplaag en/ of grond van elders;
het aanbrengen van drainagebuizen in de grond;
het bemalen van een of meerdere percelen (aanbrengen onderbemaling);
het aanleggen van sloten of greppels, verbreden en/of uitdiepen van bestaande sloten of greppels;
het verwijderen van bomen en/of struiken (solitairen of in de vorm van bos, houtsingels, houtwallen);
het planten van bomen en/ of struiken;
het aanbrengen van hoogopgaand en/ of diepwortelende beplanting;
het aanbrengen van verhardingen.
24.4.2 Uitzondering verbod
Het in artikel 24 lid 4.1 van de planregels vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:
het normale onderhoud en/ of de normale exploitatie betreffen;
beplanting betreft, die voorkomt op de beplantingslijst van de leidingbeheerder;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
die worden uitgevoerd ten behoeve van de instandhouding van de leiding(en);
het aanbrengen van leidingen in wegbermen binnen de bestemming 'Verkeer' betreft, voor zover deze niet aansluit op de bestemming natuur.
24.4.3 Afwegingskader
Een in artikel 24 lid 4.1 van de planregels genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien door de werken en/ of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de functie van de gronden, zoals omschreven in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemming, niet onevenredig (kunnen) worden geschaad. De beheerder van de leiding dient te zijn gehoord.