direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied, 3e herziening
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0873.BUITxBP076xHERZx03-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Met dit bestemmingsplan wordt het bestemmingsplan 'Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied' van de gemeente Woensdrecht gedeeltelijk herzien. Het betreft een herziening van de regels en de verbeelding van dit bestemmingsplan. De aanleiding voor de herziening zijn de volgende:

  • invulling van de zogenaamde 'witte vlekken' (voor zover mogelijk) en recente ontwikkelingen;
  • enkele onvolkomenheden in het bestemmingsplan 'Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied';
  • de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 31 oktober 2012.

Bij de vaststelling van het bestemmingsplan 'Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied' kon met een aantal recente ontwikkelingen geen rekening worden gehouden. De voor deze ontwikkelingen beschikbare informatie was onvoldoende om op basis daarvan te kunnen besluiten de ontwikkelingen in het bestemmingsplan mee te nemen. Op grond hiervan zijn in voornoemd bestemmingsplan een aantal 'witte vlekken' opgenomen; locaties die in eerste instantie buiten het plangebied zijn gehouden. In een aantal gevallen is de informatie thans wel compleet en kunnen ontwikkelingen alsnog mogelijk gemaakt worden. In deze 3e herziening van het bestemmingsplan 'Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied' worden deze nu meegenomen.

Vanaf de vaststelling van het bestemmingsplan 'Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied' op 17 februari 2011 zijn door de gemeente Woensdrecht enkele onvolkomenheden in het bestemmingsplan geconstateerd. De geconstateerde onjuistheden zowel op de verbeelding als in de planregels worden in deze 3e herziening gerepareerd.

Door de uitspraak van de Raad van State zijn:

  • een aantal regels vernietigd: bezien moet worden in hoeverre deze regels alsnog gerepareerd kunnen of moeten worden;
  • regels aan de planregels toegevoegd (zoals een algemene gebruiksbepaling);
  • in artikel 33 en 34 regels toegevoegd als voorlopige voorziening; de gemeente moet met betrekking tot deze regels een nieuw besluit nemen in het kader van de correctieve herziening;
  • drie onderdelen van de verbeelding vernietigd (de enkelbestemmingen van de percelen Overbergseweg 9 te Huijbergen, Zuidpolderdijk 1 te Ossendrecht en Hollandseweg 50 te Huijbergen);
  • aan een perceel ten noorden van de Putseweg 71 de aanduiding 'militair oefenterrein' toegevoegd.

Voorts zijn in het besluit overwegingen opgenomen met betrekking tot de verbeelding (begrenzing EHS binnen militaire terreinen, ontbreken van een aanduiding detailhandel voor een perceel in Hoogerheide en het ontbreken van een aanduiding intensieve veehouderij voor het perceel Scheidreef 1 in Ossendrecht) die niet hebben geleid tot een vernietiging van regels of verbeelding, maar die in de correctieve herziening wel moeten worden meegenomen.

Bovengenoemde onderdelen zullen in onderhavige toelichting hoofdstuksgewijs nader worden toegelicht. Op de verbeelding zijn slechts de onderdelen opgenomen, die deel uitmaken van deze herziening. Voor het overige blijft het moederplan (bestemmingsplan 'Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied') van toepassing.

De regels behorende bij deze herziening betreffen de bepalingen uit het moederplan die met onderhavige herziening worden gewijzigd. Voor het overige blijven de regels van het moederplan integraal van toepassing.

1.2 Vigerend bestemmingsplan

Voorliggend bestemmingsplan 'Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied, 3e herziening' betreft een herziening op onderdelen van het bestemmingsplan 'Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied', zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Woensdrecht op 17 februari 2011.

1.3 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 heeft betrekking op de wijzigingen in het rijks- dan wel gemeentelijk beleid, waarbij wordt ingegaan op het onderzoek naar externe veiligheid en het geluidsrapport inzake de Politieacademie in Ossendrecht.

Hoofdstuk 3 gaat nader in op de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State en de aanpassingen die op basis daarvan noodzakelijk zijn. De ambtshalve wijzigingen die betrekking hebben op de verbeelding worden vervolgens in hoofdstuk 4 behandeld. In hoofdstuk 5 worden vervolgens de ambtshalve wijzigingen die betrekking hebben op de planregels besproken.

In hoofdstuk 6 zijn vervolgens de planaanpassingen als gevolg van recente ontwikkelingen opgenomen. Per geval worden daar de afwegingen, om tot planaanpassing over te gaan, beschreven. Tot slot beschrijft hoofdstuk 7 de doorlopen juridisch-planologische procedure en hoofdstuk 8 het aspect 'overleg en inspraak'.

Hoofdstuk 2 Wijzigingen in beleid

2.1 Inleiding

In onderhavig hoofdstuk wordt ingegaan op het nieuwe beleid voor het aspect externe veiligheid wat betreft het aspect buisleidingen. Daarnaast wordt ingegaan op het geluidsrapport inzake de Politieacademie te Ossendrecht. Voor het complete beleidskader wordt verwezen naar het vigerende bestemmingsplan 'Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied'.

2.2 Externe veiligheid

2.2.1 Algemeen

Het externe veiligheidsbeleid is gericht op het beperken en beheersen van risico's en effecten van calamiteiten alsmede het bevorderen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten (bedrijven en transport) met gevaarlijke stoffen. Dat gebeurt door te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen, activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden, door de zelfredzaamheid te bevorderen en door de calamiteitenbestrijding te optimaliseren.

2.2.2 Wettelijk kader

Ten aanzien van bedrijven is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi; oktober 2004) van toepassing. Ten aanzien van transport is de 'Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' van toepassing (augustus 2004; gewijzigd en verlengd augustus 2008). Er wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Voor buisleidingen moet worden getoetst aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb; januari 2011).

Plaatsgebonden Risico (PR)

Het PR is de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats verblijft, komt te overlijden als gevolg van een calamiteit met gevaarlijke stoffen.

De gestelde norm is een ten minste in acht te nemen grenswaarde (PR 10-6/jr) die niet mag worden overschreden ten aanzien van 'kwetsbare objecten', alsmede een zoveel mogelijk te bereiken richtwaarde (PR 10-6/jr) ten aanzien van 'beperkt kwetsbare objecten'.

Groepsrisico (GR)

Dit is een maat voor de kans dat een grotere groep (tenminste 10 personen) tegelijkertijd dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Voor het GR geldt een verantwoordingsplicht.

2.2.3 Hogedruk aardgasbuisleidingen

Door de RMD is een QRA-onderzoek uitgevoerd naar de hogedruk aardgasbuisleidingen voor de gehele gemeente Woensdrecht, welke als bijlage 1 bij deze toelichting is opgenomen.

PR

Uit het onderzoek blijkt dat een aantal kwetsbare objecten binnen de PR 10-6/jr-contour van enkele hogedruk aardgasbuisleidingen is gelegen. De leidingbeheerder dient voor 1 januari 2014 de risicocontour dusdanig aan te passen dat hier geen kwetsbare objecten meer binnen zijn gelegen of de locaties te saneren. Het is toegestaan om bij het vaststellen een bestemmingsplan op deze saneringsverplichting van de leidingbeheerder te anticiperen.

Met het bestemmingsplan dient voorkomen te worden dat nieuwe kwetsbare objecten gerealiseerd worden binnen de PR 10-6-contour. Met de toepassing van een aantal wijzigingsbevoegdheden is dit niet helemaal uitgesloten (verplaatsing agrarische bedrijven, oprichten nieuwe agrarische bedrijfswoningen, woningsplitsing). De wijzigingsregels dienen op dit onderdeel aangevuld te worden.

GR

Uit het onderzoek blijkt tevens dat het plangebied binnen het invloedsgebied van enkele hogedruk aardgasbuisleidingen is gelegen. Het GR is berekend en betreft maximaal 0,025 maal de oriëntatiewaarde. Daarmee is het GR een factor 40 kleiner dan de oriëntatiewaarde. Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard, grootschalige nieuwe ontwikkelingen worden niet gerealiseerd met dit bestemmingsplan. Derhalve is het bestemmingsplan niet van invloed op de hoogte van het GR. Conform artikel 12 van het Bevb is echter wel een verantwoording van het GR noodzakelijk. Deze verantwoording is mede op basis van het advies van de Brandweer Midden en West Brabant opgesteld.

Verantwoording GR

In verband met de aanwezige hogedruk aardgasleiding, waarvan het invloedsgebied binnen het plangebied gelegen is, dient conform artikel 12 van het Bevb een verantwoording van het GR opgesteld te worden. Bij de verantwoordingsplicht staat de vraag centraal in hoeverre het GR als gevolg van het bestemmingsplan 'Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied, 3e herziening' kan worden geaccepteerd, waarbij ook wordt ingegaan op welke veiligheidsverhogende maatregelen er getroffen kunnen worden. Naarmate de toename van het GR hoger is en de oriëntatiewaarde wordt benaderd of zelfs overschreden, zijn de eisen die worden gesteld aan de verantwoording zwaarder. Deze verantwoording GR gaat in op het GR ten gevolge van de hogedruk aardgasleidingen.

Het GR ten gevolge van de hogedruk aardgasleiding bedraagt maximaal 0,025 maal de oriëntatiewaarde. Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard, er worden geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het GR zal dan ook niet toenemen ten opzichte van de huidige situatie en de oriëntatiewaarde zal niet overschreden worden. Een beperkte verantwoording van het GR is daarom voldoende.

Maatgevend scenario

Het maatgevende scenario voor het onder hogedruk transporteren van brandbare gassen is het BLEVE-scenario. In dit BLEVE-scenario scheurt of breekt de buisleiding door externe impact waardoor het tot vloeistof verdichte gas expandeert en een overdrukscenario veroorzaakt. Dit kan worden gevolgd door een fakkelbrand, wolkbrand of een explosiescenario. Het zogenaamde koude-BLEVE-scenario wordt gezien als het maatgevend scenario voor het transport van aardgas. Binnen de 100% letaliteitsafstanden van de leiding worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

Maatregelen

De hogedruk aardgasleiding beschikt over een vergunde doorzet. Deze doorzet is noodzakelijk om Zeeuws-Vlaanderen en Tholen van aardgas te voorzien. Door de leidingbeheerder zijn reeds maatregelen getroffen om de kans op een ongeval te verkleinen. Dit betreft onder andere de aanleg van een waarschuwingslint. Hierdoor is getracht de risico's tot het minimum te beperken.

Mogelijkheden van zelfredzaamheid en ontvluchten

Zelfredzaamheid is het zichzelf kunnen onttrekken aan een dreigend gevaar, zonder daadwerkelijke hulp van hulpverleningsdiensten. Maatregelen ter verbetering van de zelfredzaamheid worden door de gemeente overwogen bij nieuwe ontwikkelingen in het kader van de omgevingsvergunning voor bouwen. Bij nieuwe ontwikkelingen in het invloedsgebied van de leidingen worden deze maatregelen getroffen.

Dit bestemmingsplan is echter consoliderend van aard: bestaande functies worden gehandhaafd. Er worden dan ook geen nieuwe ontwikkelingen voorzien, waardoor maatregelen gericht op de verbetering van de zelfredzaamheid voor dit bestemmingsplan niet aan de orde zijn.

Door de brandweer is aangegeven dat ontvluchten in het buitengebied goed mogelijk is. Daarmee kan een eventuele calamiteit goed ontvlucht worden. Tevens is aangegeven dan de alarmering in het buitengebied matig is. Niet in alle gebieden in het buitengebied is de WAS-installatie goed hoorbaar. Een goede vorm van extra risicocommunicatie betreft sms-alert, dit wordt dan ook aanbevolen.

Blusvoorzieningen

Door de brandweer is aangegeven dat er onvoldoende effectieve bluswatervoorzieningen aanwezig zijn bij eventuele calamiteiten. Bij toekomstige bouwactiviteiten wordt dit meegenomen en worden bluswatervoorzieningen mogelijk gemaakt. In dit bestemmingsplan worden bluswatervoorzieningen niet expliciet mogelijk gemaakt. Echter, binnen diverse functies bestaat wel de mogelijkheid deze te realiseren. Het bestemmingsplan voorziet daarom in bluswatervoorzieningen.

2.2.4 Aanpassing regels

Aan artikel 3.9.8, 3.9.11, 4.9.4, 5.9.8, 5.9.9, 6.9.2 en 30.9.1 wordt een nieuw lid toegevoegd dat als volgt komt te luiden:

  • inzicht wordt gegeven en rekening wordt gehouden met de externe veiligheidsaspecten van nabijgelegen leidingen waarbij nieuwe kwetsbare objecten binnen 10-6 risicocontouren niet zijn toegestaan.

De overige leden worden vernummerd.

2.3 Geluid politieacademie te Ossendrecht

In het bestemmingsplan 'Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied' is niet specifiek ingegaan op de geluidsbelasting van de activiteiten van de Politieacademie te Ossendrecht op de omgeving. Na vaststelling van voornoemd bestemmingsplan, hebben berekeningen uitgewezen dat de geluidscontouren van de Politieacademie over een groot gedeelte van de gemeente Woensdrecht liggen. Naar aanleiding hiervan is een onderzoek uitgevoerd naar het akoestisch effect van de Politieacademie op bestemmingsplannen. Dit onderzoek met de titel 'Geluidsrapport Politieacademie locatie Ossendrecht' is in bijlage 2 van voorliggende herziening toegevoegd.

De conclusie van voornoemd onderzoek luidt als volgt:

'De Politieacademie wordt, doordat de rechten zijn vastgelegd in de bestaande milieuvergunning, niet gehinderd door de realisatie van nieuwe woningbouw. De woningbouw dient dan wel gerealiseerd te worden buiten de beoordelingspunten van de bestaande milieuvergunning. Het industrielawaai zorgt voor een relatief lage geluidsbelasting op de nabijgelegen woningen. Voor nieuwe woningen die verder van de Politieacademie gerealiseerd worden zal deze geluidsbelasting nog lager zijn. Het industrielawaai vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van nieuwe woningen.

Het 'schietlawaai' zorgt een aantal maal per jaar voor een hoge geluidsbelasting op de omliggende en nieuwe woningen. Deze geluidsbelasting op de bestaande en de nieuwe woningen en de ontwikkeling van nieuwe woningen zijn aanvaardbaar omdat:

  • er sprake is van een unieke inrichting in Nederland;
  • het schietgeluid reeds van oudsher aanwezig is;
  • er een milieuvergunning verleend is voor de schietactiviteiten;
  • het door de aard van de activiteiten binnen de inrichting niet mogelijk is om geluidsreducerende maatregelen binnen de inrichting te treffen;
  • de berekening van de geluidscontouren vanwege het schietlawaai gebaseerd zijn op een 'worstcase'scenario; niet alle schietactiviteiten vinden gelijktijdig plaats;
  • er de laatste tijd weinig klachten zijn, (afgelopen 3 jaar 3 stuks).'

Hoofdstuk 3 Uitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak

3.1 Inleiding

De Afdeling Bestuursrechtspraak heeft met de uitspraak van 31 oktober 2012 de in navolgende paragrafen beschreven onderdelen van het plan 'Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied' vernietigd. Per onderdeel is weergegeven tot welke concrete aanpassingen dit leidt in onderhavige herziening.

3.2 Uitbreiding agrarische bouwvlakken

Inleiding

In artikel 3.9.3 sub b werd bepaald dat de maximale oppervlakte van een bouwvlak voor een grondgebonden agrarisch bedrijf na wijziging maximaal 2,5 ha mag bedragen. Het betreffende sub b van artikel 3.9.3 is vernietigd. Volgens de Afdeling ging het planMER ten onrechte uit van een maximale oppervlakte van 1,5 ha en is er ten onrechte geen passende beoordeling gemaakt, hoewel volgens het planMER bij het risicoscenario voor grondgebonden veehouderijbedrijven significante negatieve effecten vanwege stikstofdepositie niet bij voorbaat zijn uitgesloten.

Overweging

Als gevolg van de vernietiging van sub b is een bijzonder ruime wijzigingsbevoegdheid ontstaan die kan worden toegepast zonder bovengrens aan de omvang van het bouwvlak. Deze regeling is daarmee in strijd met een recente aanpassing van de Verordening Ruimte (vastgesteld 17 mei 2013) waar is besloten dat in agrarisch gebied en in de Groenblauwe mantel de uitbreiding van bouwvlakken tot meer dan 1,5 ha voor grondgebonden agrarische bedrijven, met uitzondering van bedrijven waar geen vee wordt gehouden, niet is toegestaan. In de praktijk zal het daarom niet mogelijk zijn om deze wijzigingsbevoegdheid op deze ruime wijze toe te passen voor grondgebonden veehouderijbedrijven omdat, op grond van de artikel 1.2 van de Verordening Ruimte, ook wijzigingsplannen onder de werking van de Verordening vallen. Het ligt in de lijn der verwachting dat de provincie in voorkomende gevallen zal besluiten om, bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid waardoor een bouwvlak voor een grondgebonden veehouderijbedrijf ontstaat van meer dan 1,5 ha, een zienswijze in te dienen en/of een reactieve aanwijzing of beroep in te stellen.

Voorgesteld wordt om de wijzigingsbevoegdheid in te perken tot een omvang van 1,5 ha voor grondgebonden veehouderijbedrijven.

Ten opzichte van het plan 'Actualisatie bestemmingplan Buitengebied' worden de mogelijkheden voor uitbreiding van een bouwvlak voor bedrijven met vee hiermee beperkt. Ook ten opzichte van het voorheen geldende bestemmingsplan Buitengebied 1998 is er geen sprake van een verruiming, maar van een aanscherping. In het plan uit 1998 was uitbreiding in het agrarische gebied mogelijk tot 1,5 ha of (bij grotere bouwvlakken) 30% van de oppervlakte van het bouwvlak.

Aanpassing

Aan artikel 3.9.3 wordt een nieuw sublid toegevoegd, welke als volgt komt te luiden:

  • de totale oppervlakte na vergroting mag niet meer dan 1,5 ha bedragen tenzij het een bedrijf betreft waar geen vee wordt gehouden;

3.3 Algemeen gebruiksverbod

Inleiding

De Afdeling heeft overwogen dat, ter bescherming van de EHS, een algemene gebruiksregel wenselijk is en heeft daarin voorzien door het toevoegen van een nieuw artikel 'Algemeen gebruiksverbod'.

Aanpassing

Het plan behoeft geen aanpassing omdat de Afdeling een voorziening heeft getroffen. Aangenomen is dat, inherent aan de toevoeging van de Afdeling, tevens een vernummering van de oude artikelen heeft plaatsgevonden en verwijzigen naar oude artikelen zijn aangepast.

3.4 Afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden in agrarische gebieden met natuur- en landschapswaarden

Inleiding

De Afdeling overweegt dat de in artikel 6 opgenomen afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden voorzien in nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden voor agrarische bedrijven in de EHS. Dit is in strijd met artikel 3.1.3 van de Verordening Ruimte Noord-Brabant (volgens de toelichting van de Verordening worden gevestigde belangen en rechten in de EHS geëerbiedigd, maar zijn nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden niet toegestaan door middel van een herziening van het plan/verlening van een omgevingsvergunning).

Overweging

De bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' is toegekend aan gronden die in de Verordening Ruimte zijn aangewezen als EHS of Groenblauwe mantel. De ontwikkelingsmogelijkheden voor agrarische bedrijven in de EHS zijn doorgaans beperkter dan in de Groenblauwe mantel. Door met de herziening een gebiedsaanduiding ten behoeve van de ecologische hoofdstructuur op te nemen kan er een onderscheid worden gemaakt tussen de EHS en de Groenblauwe mantel.

Daarmee kunnen de vernietigde plandelen in principe opnieuw worden vastgesteld, mits toepassing in de 'ecologisch hoofdstructuur' wordt uitgesloten.

Ter voorkoming van aantasting van de EHS worden de planregels aangepast. De gebiedsaanduiding 'ecologische hoofdstructuur' wordt gekoppeld aan een vergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden.

De opnieuw vast te stellen vernietigde plandelen zijn nogmaals beoordeeld op actualiteit en wenselijkheid.

Verplaatsing van of omschakeling naar een grondgebonden agrarisch bedrijf

Bij nader inzien is het niet wenselijk om bij verplaatsing van bedrijven een nieuwe vestigingslocatie te bieden in agrarische gebieden met natuur- en landschapswaarden. Omschakeling naar een grondgebonden agrarisch bedrijf is op basis van de bestemmingsomschrijving zonder meer mogelijk en daarvoor behoeft geen wijzigingsbevoegdheid te worden opgenomen.

Vergroting bouwvlak ten behoeve van een intensieve geitenhouderij

In het buitengebied zijn twee intensieve geitenhouderijen gelegen die beiden specifiek zijn aangeduid. Voor deze bedrijven geldt op basis van de Verordening Ruimte een bouwstop. Mede gelet op de overlegreactie van de provincie Noord-Brabant, worden er geen mogelijkheden opgenomen om een bouwvlak voor een intensieve geitenhouderij te vergroten. In toekomstige situaties, na afloop van de bouwstop, kan de gemeente kiezen voor een aparte planologische procedure om bouwvlakken te vergroten en bouwactiviteiten toe te staan.

Teeltondersteunende voorzieningen

Het gebruik van teeltondersteunende voorzieningen in het plangebied is op de volgende onderdelen beoordeeld.

  • Beoordeling teeltondersteunende voorzieningen in relatie tot het beleid voor de Brabantse Wal.

De provincie Noord-Brabant investeert de komende jaren extra in het verhogen van de allure van De Brabantse Wal waarin ook het buitengebied van de gemeente Woensdrecht is gelegen. Mooie en sterke landschappen zijn van grote waarde voor een aantrekkelijke provincie, waar ondernemers en kenniswerkers graag willen wonen en werken. Een aantrekkelijk vestigingsklimaat draagt bij aan Brabant als Europese topregio op het gebied van kennis en innovatie. De keuze voor ondersteuning van de Brabantse Wal komt voort uit de provinciale Structuurvisie Ruimtelijke Ordening.

Provinciale gelden worden de komende jaren geïnvesteerd in het versterken van duurzaamheid, een aantrekkelijk investeringsklimaat en verhoging van de beleefbaarheid van het gebied voor bewoners en bezoekers.

Hiervoor zijn verschillende projecten voorgesteld, in overleg met diverse partijen in het gebied. De uitwerking gebeurt door de Streekorganisatie Brabantse Wal.

De Streekorganisatie is een samenwerkingsverband tussen verschillende overheden (waaronder de provincie), maatschappelijke organisaties en ondernemers. Zij werken samen aan het versterken van de kernkwaliteiten van provinciaal landschap de Brabantse Wal en het stimuleren van de sociaaleconomische ontwikkeling. Door samenwerking en regie brengt de streekorganisatie de Brabantse Wal als provinciaal landschap onder de aandacht van bewoners, consumenten, ondernemers, recreanten en toeristen. Bijvoorbeeld door het stimuleren van een bezoek aan het gebied, de ontwikkeling en vermarkting van streekproducten of stimulering van deelname aan gemeenschappelijke projecten.

De Brabantse Wal kent diverse streekproducten zoals de Brabantse wal asperge, aardbeien en ansjovis.

Ten behoeve van deze streekproducten is het van belang om in de gebieden met de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden teeltondersteundende voorzieningen in te kunnen zetten om de weersinvloeden te matigen, gunstige arbeidsomstandigheden te bevorderen, de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen te verbeteren of de kwaliteit van producten te verbeteren.

Voor een aantal agrarisch gebieden in Woensdrecht geldt dat zij zowel in de Brabantse Wal zijn gelegen en daarmee kansen hebben om met streekproducten te profiteren van de positieve uitstraling van het gebied, en tevens zijn gelegen in de EHS waardoor de mogelijkheden voor het gebruik van teeltondersteunende voorzieningen zouden zijn beperkt.

  • Beoordeling teeltondersteunende voorzieningen in relatie tot provinciale verordening

De Afdeling heeft zowel de afwijkingsbevoegdheid voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen (artikel 6.2.1) als de wijzigingsbevoegdheid voor permanente teeltondersteunende voorzieningen (artikel 6.9.1) vernietigd. De overweging hierbij is dat volgens de toelichting op artikel 3.1.3 van de (toenmalige) Verordening de gevestigde belangen en rechten in de EHS worden geëerbiedigd, maar nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden niet zijn toegestaan door middel van een herziening of omgevingsvergunning.

 

In de wettelijke vooroverlegreactie van de provincie Noord-Brabant (d.d. 9 juli 2012) op het voorontwerpbestemmingsplan geeft de provincie aan dat het rechtstreeks toestaan van alle soorten tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen binnen de EHS een aantasting van te beschermen ecologische waarden en kenmerken van deze gebieden tot gevolg kan hebben. Binnen de EHS is dat strijdig met de artikelen 4.2 t/m 4.4 van de Verordening.

De gemeente wordt verzocht te bezien of de aard van de rechtstreeks toe te stane voorzieningen kan worden beperkt tot bijvoorbeeld alleen afdekfolies en daarmee minder afbreuk te doen aan de bescherming van de EHS.

Daarnaast zijn er binnen de ecologische hoofdstructuur grotere deelgebieden die recent of op korte termijn ingericht gaan worden voor natuur of agrarisch natuurbeheer en in eigendom zijn van terreinbeherende organisaties. Het betreft de Noordpolder (ingericht en beheerd door Natuurmonumenten), Hogerwaardpolder (ingericht en beheerd door Brabants Landschap), Natuurontwikkeling Jagersrust (apart bestemmingsplan) en 1e Herziening buitengebied Mattemburgh en boerderij Lindonk (ontwerpbestemmingsplan). In grote delen van de ecologische hoofdstructuur die tevens zijn bestemd tot Agrarisch met waarden - Natuur en landschapswaarden, zal het gebruik van teeltondersteunende voorzieningen derhalve niet aan de orde zijn.

  • Beoordeling teeltondersteunende voorzieningen in relatie tot natuurwaarden

Er is evenmin sprake van een significant effect op de wezenlijke kenmerken van de natuurwaarden; in het moederplan 'Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied' worden de aanwezige flora, zoogdieren en vogels, ongewervelden, reptielen, amfibieën en vissen beschreven (paragraaf 4.5 van het moederplan). Voor de agrarische gronden met natuurwaarden geldt daarbij dat met name flora aan de randen van percelen en in sloten van ecologische waarden zijn. In de regels voor het toestaan van teeltondersteunende voorzieningen is hiermee ook rekening gehouden (afstanden tot perceelsgrenzen).

Conclusie

Gelet op:

  • de ligging op de Brabantse Wal waar bijzondere aandacht is voor de ontwikkeling van streekproducten zoals asperges en aardbeien;
  • het (economische) belang van de teelten voor het gebied en in relatie tot de Brabantse Wal;
  • de noodzaak om bij deze teelten gebruik te maken van (tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen;
  • de wijze waarop rekening gehouden kan worden met de natuurwaarden aan de randen van percelen en in sloten;
  • het feit dat gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur en landschapswaarden gedeeltelijk zijn aangewezen tot EHS;

wordt voorgesteld om op de gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden opnieuw een regeling op te nemen voor:

  • tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak, waarbij de mogelijkheden voor de gronden met de aanduiding 'ecologisch hoofdstructuur' zijn beperkt;
  • permanente teeltondersteunende voorzieningen op het bouwvlak, waarbij deze voorzieningen op de gronden met de aanduiding 'ecologisch hoofdstructuur' zijn uitgesloten.

Vormverandering en vergroting van een bouwvlak voor een grondgebonden agrarisch bedrijf

Naar verwachting zal er in de toekomst bij enkele bedrijven met de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur en landschapswaarden behoefte zijn aan uitbreiding van het bouwvlak. In de op te stellen beleidsvisie voor het buitengebied zal nader uitgewerkt worden of vergroting en vormverandering in deze gebieden wenselijk is. Met de herziening wordt de mogelijkheid die de Verordening Ruimte biedt (sinds mei 2013) om ook sleufsilo's en voerderplaten buiten het bouwvlak te realiseren, opgenomen. Hierdoor ontstaan er ook praktische mogelijkheden om de bedrijfsvoering aan te passen.

Vormverandering bouwvlak ten behoeve van een niet-grondgebonden bedrijf, niet zijnde een intensieve veehouderij

Het betreft hier bedrijven zoals champignonkwekerijen en witloftrekkerijen. Deze bedrijven komen in het gebied feitelijk niet voor; het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid is niet nodig.

 

Wijziging naar een vorm van recreatie

Deze mogelijkheid wordt opnieuw opgenomen in het plan met dien verstande dat de gronden aangewezen als ecologische hoofdstructuur niet voor de wijziging in aanmerking komen.

Aanpassing verbeelding

Overeenkomstig de verordening van de provincie Noord-Brabant wordt de Ecologische Hoofdstructuur als gebiedsaanduiding op de verbeelding opgenomen.

Aanpassing planregels

In de artikelen 3.2, 5.2 en 6.2 van de regels is opgenomen dat buiten bouwvlakken, behalve tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, ook erfafscheidingen, sleufsilo's en voerplaten zijn toegestaan. Aan het betreffende lid wordt het volgende toegevoegd:

  • erfafscheidingen en sleufsilo's en voerplaten ten behoeve van grondgebonden veehouderijbedrijven. Sleufsilo's en voederplaten zijn toegestaan indien noodzakelijk voor de opslag van ruwvoer, in aansluiting op het bouwvlak en tot een maximale oppervlakte van 0,5 ha per bouwvlak.

In de artikelen 5.2 en 6.2 wordt, door voornoemde aanpassing, de daarop volgende zinsnede over agrarische hobbybedrijven tekstueel aangepast:

  • Ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van agrarisch - agrarisch hobbymatig mag geen nieuwe bebouwing worden opgericht.

In de artikelen 3.9.1 en 5.9.1 is ten onrechte sprake van een minimale maat terwijl een maximale maat is bedoeld. Het betreffende sublid wordt aangepast en komt als volgt te luiden:

  • het bouwvlak mag worden vergroot tot 2,5 ha ten behoeve van de oprichting van permanente teeltondersteunende voorzieningen waarvan maximaal 1 ha gebruikt mag worden ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen en moet worden voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - differentiatievlak teeltondersteunende voorzieningen';

Artikel 5.9.4 wordt ingetrokken.

Artikel 6.1 van de planregels wordt aangevuld met een nieuw sublid, welke als volgt komt te luiden:

  • ter plaatse van de aanduiding 'ecologische hoofdstructuur', tevens voor de bescherming en instandhouding van de ehs. De regeling opgenomen in artikel 52.1.10 dient in acht te worden genomen;

De navolgende subleden worden vernummerd.

Artikel 6.2.1 wordt opnieuw vastgesteld en komt als volgt te luiden:

Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mogen worden opgericht buiten het bouwvlak, mits:

  • a. deze bouwwerken tijdelijk teeltondersteunend zijn (maximaal 6 maanden);
  • b. de maximale hoogte 4 meter bedraagt;
  • c. op de gronden geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is vereist voor teeltondersteunende voorzieningen;
  • d. de afstand tot de perceelsgrens ten minste 5 meter bedraagt;

met dien verstande dat de maximale hoogte van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen op de gronden met de aanduiding 'ecologisch hoofdstructuur' ten hoogste 0,5 meter mag bedragen.

In artikel 6.6.1 van de planregels wordt een nieuw sublid toegevoegd, welke als volgt komt te luiden:

  • gronden ten behoeve van minicampings buiten het bouwvlak dan wel midicampings buiten het bouwvlak zijn niet gelegen binnen de 'ecologische hoofdstructuur'.

De artikelen 6.9.1 en 6.9.3 worden opnieuw vastgesteld en komen als volgt te luiden:

Het oprichten van permanente teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouder zijn bevoegd het bouwvlak voor grondgebonden agrarische bedrijven te vergroten voor het oprichten van permanente teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde (teeltondersteunende) kassen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het bouwvlak mag worden vergroot tot 2,5 ha ten behoeve van de oprichting van permanente teeltondersteunende voorzieningen waarvan maximaal 1 ha gebruikt mag worden ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen en moet worden voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - differentiatievlak teeltondersteunende voorzieningen';
  • b. wijziging wordt niet toegepast voor gronden met de aanduiding 'ecologische hoofdstructuur';
  • c. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
  • d. er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • e. vooraf advies wordt ingewonnen bij de AAB voor het aantonen van de noodzaak en de volwaardigheid van het agrarisch bedrijf;
  • f. een goede landschappelijke inpassing plaatsvindt;
  • g. de vormverandering milieuhygiënisch aanvaardbaar is;
  • h. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast.

Wijzigen bestemming Agrarisch met waarden - natuur- en landschapswaarden naar Recreatie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch met waarden - natuur- en landschapswaarden, met een bouwvlak te wijzigen in de bestemming Recreatie ten behoeve van de vestiging van maximaal één recreatiebedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de gronden zijn niet gelegen binnen de 'ecologische hoofdstructuur';
  • b. de gronden mogen worden gebruikt voor de volgende type bedrijven:
    • 1. groepsaccommodatie met een maximale oppervlakte van 750 m2;
    • 2. minicamping;
    • 3. midicamping in combinatie met dagrecreatieve voorziening;
    • 4. bed & breakfast/gastenkamers;
    • 5. toeristische appartementen;
    • 6. dagrecreatieve voorziening met een maximale oppervlakte van 750 m2;
    • 7. ondersteunende horeca met een maximale oppervlakte van 100 m2;
    • 8. combinaties van genoemde activiteiten zijn mogelijk tot een totaal oppervlak van maximaal 750 m², waarbij het oppervlak voor de minicamping, midicamping of groepsaccommodatie niet wordt meegeteld;

hetgeen wordt vastgelegd in regels behorend bij het wijzigingsplan;

  • c. aangetoond wordt dat agrarisch hergebruik redelijkerwijs niet haalbaar is;
  • d. aangetoond wordt dat volledige sanering in redelijkheid niet kan worden verlangd;
  • e. voormalige agrarische bedrijfsgebouwen met een grotere oppervlakte dan volgens de specifieke functie zijn toegestaan, moeten worden gesloopt;
  • f. aangetoond dient te worden dat de weg de verkeersafwikkeling voldoende op kan vangen;
  • g. het recreatiebedrijf dient te voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • h. de agrarische bedrijvigheid wordt beëindigd;
  • i. een bedrijfsplan en een inrichtingsplan, inclusief een landschappelijke inpassing moet worden opgesteld;
  • j. er geen beperking plaatsvindt van de omliggende (agrarische) functies;
  • k. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • l. aangetoond wordt de wijziging milieuhygiënisch aanvaardbaar is;
  • m. de gronden niet zijn gelegen binnen de 'geluidszone - weg';
  • n. de gronden niet zijn gelegen binnen de 'geluidszone - spoor';
  • o. de gronden niet zijn gelegen binnen de 'geluidszone - industrie';
  • p. advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder.

De overige leden van artikel 6.9 worden vernummerd.

In artikel 52.1.10 wordt een nieuw lid 10 toegevoegd, welke als volgt komt te luiden:

ecologische hoofdstructuur

  • afgraven, vergraven, ophogen, indrijven;
  • aanleg van drainage, tenzij het gaat om vervanging van een al bestaande drainage;
  • aanleg dammen, aanleg stuwen, graven sloten, dempen sloten, dempen poelen;
  • opplanten, omzetten van grasland/bouwland naar boomteelt;
  • het rooien (verwijderen) van diepwortelende beplanting en/of houtopstand;
  • aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van gezamenlijk meer dan 100 m²;
  • aanleg leidingen.

3.5 Aardgas- en brandstofleidingen

Inleiding

De gemeente heeft ter zitting aangegeven dat in de planregels artikel 33.2.2 en artikel 34.2.2 per abuis een afstand van 3 en/of 4 meter aan weerszijden van de hartlijn van de leiding is opgenomen waarbinnen niet mag worden gebouwd. De planregels zijn vernietigd en de Afdeling heeft een voorlopige voorziening getroffen, inhoudende dat het 'ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - brandstof' en 'hartlijn leiding - gas' niet is toegestaan om te bouwen binnen een zone van 5 meter aan beide zijden van de hartlijn'.

Ten aanzien van het ontbreken van een toetsingscriterium en verplichte advisering door de leidingbeheerder in artikel 34.7.3 heeft de Afdeling een voorziening getroffen.

Overweging

Ten aanzien van artikel 33.3.2 en 34.2.2 heeft de Afdeling een voorlopige voorziening getroffen hetgeen betekent dat de voorziening vervalt op het moment van inwerkingtreding van het door de raad te nemen vaststellingsbesluit omtrent deze herziening.

Uit het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in samenhang met de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) volgt dat:

  • aan weerszijden van de brandstofleiding binnen een zone van 5 meter niet mag worden gebouwd;
  • aan weerszijden van de regionale aardgasleidingen (tot een diameter van 16 inch en een werkdruk van 40 bar) binnen een zone van 4 meter niet mag worden gebouwd;
  • aan weerszijden van de hoofdaardgasleidingen binnen een zone van 5 meter niet mag worden gebouwd.

Deze belemmerende stroken moeten vertaald worden in het plan.

In het plan wordt momenteel geen onderscheid gemaakt tussen regionale en hoofdaardgastransportleidingen; het is voor een raadpleger van het plan niet traceerbaar of met een belemmerende strook van 4 of van 5 meter rekening moet worden gehouden. De bestemming Leiding - Gas van de regionale leidingen wordt om die reden gewijzigd in Leiding - Gas - 1.

Aangezien de bebouwingsvrije zone van 4 of 5 meter aan weerszijden van de leiding overeenkomt met de breedte van de bestemming, is het niet langer noodzakelijk deze te koppelen aan de hartlijn. De (verduidelijkte) bouwregels in de artikelen 34.2.1 en 35.2.1 bepalen dat er binnen de bestemming (van 4 of 5 meter aan weerszijden van de leiding) uitsluitend gebouwd mag worden ten behoeve van de gasleidingen en niet voor de andere, samenvallende bestemmingen.

In de belemmeringenstrook van 5 meter aan weerszijden van de leiding en aan weerszijden van de brandstofleidingen mag evenmin worden gebouwd tenzij ten behoeve van de brandstofleiding. Aangezien de bebouwingsvrije zone van 5 meter overeenkomt met de breedte van de bestemming, is het niet langer noodzakelijk de bouwbeperking te koppelen aan de hartlijn. De (verduidelijkte) bouwregels in artikel 33.2.1 bepalen dat er binnen de bestemming (van 5 meter aan weerszijden van de leiding) uitsluitend gebouwd mag worden ten behoeve van de brandstofleidingen en niet voor de andere, samenvallende bestemmingen.

Artikel 34.7.1 hoeft niet te worden aangepast: de Afdeling heeft hierin voorzien.

Aanpassing

De hoofdaardgasleidingen behouden de bestemming Leiding - Gas, de regionale aardgasleidingen worden bestemd tot Leiding - Gas - 1. Omdat de brandstof- en aardgasleiding die zijn gelegen binnen de buisleidingenstrook niet langer tot Leiding - Gas of Leiding - Brandstof worden bestemd (zie paragraaf 8.2), wordt de totale nieuwe begrenzing van de bestemmingen Leiding - Brandstof, Leiding - Gas en Leiding - Gas - 1 in de herziening en dus op de verbeelding opgenomen (inclusief de aanpassing omgeving Hinkelenoorddijk). De breedte van de bestemming Leiding - Gas bedraagt 5 meter aan weerszijden van de hartlijn van de leiding. De breedte van de bestemming Leiding - Gas - 1 bedraagt 4 meter.

Artikel 33.2.1 van de planregels wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

  • In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen mogen op de gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de bestemming Leiding - Brandstof.

Artikel 33.2.2 en artikel 33.2.3 worden ingetrokken. De overige leden worden vernummerd.

Artikel 34.2.1 van de planregels wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

  • In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen mogen op de gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de bestemming Leiding - Gas.

Artikel 34.2.2 en artikel 34.2.3 worden ingetrokken. De overige leden worden vernummerd.

Aan de planregels wordt een nieuw artikel 35 toegevoegd ten behoeve van de bestemming Leiding - Gas - 1 welke als volgt komt te luiden:

Artikel 35 Leiding - Gas - 1

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas - 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een gastransportleiding.

35.2 Bouwregels

35.2.1 In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen mogen op de gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de bestemming Leiding - Gas - 1.

35.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.

35.3 Nadere eisen

n.v.t.

35.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde in lid 35.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding.

35.5 Specifieke gebruiksregels

In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 zijn binnen deze bestemming geen midi- en minicampings toegestaan.

35.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 35.5 en midi- en minicampings toestaan, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding.

35.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

35.7.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders de volgende werken en/of werkzaamheden te verrichten:

  • a. bodem:
    het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven, diepploegen, indrijven of ophogen;
  • b. waterhuishouding:
    het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
  • c. infrastructuur:
    verharden oppervlakte, het aanleggen van leidingen;
  • d. beplantingen:
    het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen.

35.7.2 Normaal onderhoud

Het in lid 35.7.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

  • a. werken en/of werkzaamheden, die van geringe omvang zijn dan wel het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. werken en/of werkzaamheden, welke op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn.

35.7.3 Toelaatbaarheid

Werken en/of werkzaamheden als bedoeld in lid 35.7.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. deze verband houden met de doeleinden, die aan de desbetreffende hoofd- of medebestemming zijn toegekend;
  • b. hierdoor dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, bosbouwkundige en/of landbouwkundige waarden en kwaliteiten van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
  • c. geen aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • d. voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 35.7.1 schriftelijk advies is ingewonnen bij de exploitant van de buisleidingen.

35.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

n.v.t.

35.9 Wijzigingsbevoegdheid

n.v.t.

De overige artikelen worden vernummerd.

3.6 Vergroting bouwvlakken voor intensieve veehouderij

Inleiding

De Afdeling heeft artikel 3.9.7 van de planregels (wijzigingsbevoegdheid vergroting bouwvlak ten behoeve van dierwelzijn bij een intensieve veehouderij) vernietigd. Ter zitting is door de raad verklaard dat in deze herziening van het plan aan artikel 3.9.7 van de planregels zal worden toegevoegd dat de oppervlakte van het bouwblok ten behoeve van dierenwelzijn mag worden vergroot tot maximaal 10% van de bestaande omvang. Hiermee heeft de raad zich op een ander standpunt gesteld dan in het bestemmingsplan is gedaan; het bestemmingsplan is niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid.

Overweging

De Verordening Ruimte 2012 biedt nu nog mogelijkheden voor uitbreidingen van intensieve veehouderijen in de verwevingsgebieden (een bestemmingsplan mag voorzien in uitbreiding van bouwblokken voor intensieve veehouderij die kleiner zijn dan 1,5 ha tot een omvang van ten hoogste 1,5 ha op een duurzame locatie in welk geval ten minste 10% van het bouwblok wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing).

In de extensiveringsgebieden is uitbreiding van bouwvlakken niet toegestaan.

De provincie Noord-Brabant heeft aangekondigd de Verordening Ruimte ingrijpend te gaan aanpassen waarbij in essentie uitbreidingsmogelijkheden voorbehouden worden aan agrarische bedrijven die voldoen aan een duurzaamheidsmaatlat. Gelet op deze aangekondigde aanpassing worden nu geen uitbreidingsmogelijkheden opgenomen voor de intensieve veehouderijbedrijven binnen de bestemming Agrarisch. In de op te stellen beleidsvisie voor het buitengebied kan dit onderwerp nader aan de orde komen en eventueel verwerkt worden in een dan op te stellen herziening.

Overigens heeft het niet opnemen van de mogelijkheid om bouwvlakken te vergroten beperkte consequenties.

Binnen de bestemming Agrarisch zijn vier bedrijven gevestigd met een hoofdactiviteit intensieve veehouderij. Drie van deze bedrijven hebben een bouwvlak van meer dan 1,5 ha, het vierde bedrijf heeft een bouwvlak van ongeveer 1,3 ha.

Verder is er binnen de bestemming Agrarisch één bedrijf gelegen met een nevenactiviteit intensieve veehouderij. Het bouwvlak van dit bedrijf biedt nog voldoende ruimte om de toelaatbare 2.000 m2 aan bebouwing voor de neventak te realiseren. Toekomstige uitbreiding van het bouwvlak ten behoeve van de neventak is hier niet noodzakelijk.

Aanpassing

Er vindt geen aanpassing plaats van de regels of de verbeelding. Doordat het (oude) artikel 3.9.7 is vernietigd en niet opnieuw als zodanig wordt vastgesteld ontstaat er een vernummering van de leden van artikel 3.9.

3.7 Enkelbestemming Agrarisch

Inleiding

De bestemming 'Agrarisch' grenzend aan de bouwvlakken van de percelen Overbergseweg 9 (Huijbergen), Zuidpolderdijk 1 (Ossendrecht) en Hollandseweg 50 (Huijbergen) is vernietigd. Deze bestemming was opgenomen om toekomstige uitbreidingen van de betreffende bouwvlakken mogelijk te maken. Volgens de Afdeling zijn de bedrijven in overwegend agrarisch gebied met natuur- en/of landschapswaarden gelegen en wordt de vergroting mogelijk gemaakt in de nabijheid van gronden die bestemd zijn voor het behoud en de versterking of ontwikkeling van natuurwaarden. Er is onvoldoende gemotiveerd op welke wijze met deze waarden rekening is gehouden en waarom het belang van een mogelijke uitbreiding dient te prevaleren boven deze landschaps- en natuurwaarden.

Overweging

Er is tijdens het opstellen van het moederplan voor deze constructie gekozen, om de betreffende agrarische bedrijven nog ontwikkelingsmogelijkheden te bieden. De bestemmingen 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' zijn toegekend aan gronden die in de Verordening Ruimte zijn aangewezen als EHS of Groenblauwe mantel. Binnen de bestemmingen 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' is de ontwikkelingsruimte voor agrarische bedrijven doorgaans beperkter dan bij de bestemming Agrarisch. De huidige bebouwing van de bedoelde agrarische bedrijven is volgens de Verordening Ruimte gelegen in het agrarisch gebied.

Voor de gronden aan de Hollandseweg 50, Overbergseweg 9 en Zuidpolderdijk 1 waarvan de bestemming Agrarisch is vernietigd geldt dat deze zijn gelegen in de Groenblauwe mantel. Ook binnen de Groenblauwe mantel is de uitbreiding van een grondgebonden agrarisch bedrijf mogelijk.

In de onderhavig situaties is in alle gevallen sprake van intensief gebruikte gras- of bouwlanden, direct aansluitend aan het bouwvlak. Het is, gezien het jarenlange landbouwkundige gebruik, niet aannemelijk dat ter plaatse sprake is van bijzondere natuurwaarden die een uitbreiding van het bouwvlak uitsluiten. Voor wat betreft landschappelijke waarden: deze kunnen bij de beoordeling van een uitbreidingsverzoek worden meegewogen en met een goede landschappelijke inpassing kan ruimtelijke kwaliteitswinst worden behaald.

De bepalingen voor uitbreiding van bouwvlakken in de Groenblauwe mantel zijn in het moederplan opgenomen in artikel 5, voor de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden'.

De betreffende bedrijven kunnen echter alleen gebruikmaken van deze uitbreidingsmogelijkheden indien ook aan het bouwvlak de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' wordt toegekend (zodat sprake is van vergroting van een bouwvlak in plaats van een nieuw bouwvlak).

Bij concrete initiatieven om de bouwvlakken te vergroten kan een belangenafweging plaatsvinden waarbij gemotiveerd dient te worden dat de uitbreiding, afgewogen tegen het belang van de natuurwaarden en landschap, verantwoord en mogelijk is.

Aanpassing

Voor de gronden aan de Hollandseweg 50, Overbergseweg 9 en Zuidpolderdijk 1 wordt de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en een (gekoppeld) bouwvlak opgenomen.

De bestemming 'Agrarisch' van de betreffende bouwvlakken wordt tevens gewijzigd in 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden'.

Voor deze gronden worden tevens de relevante gebiedsaanduidingen zoals geluidszone weg, ecologische verbindingszone, archeologische verwachtingswaarde, geluidszone - industrie en cultuurhistorisch waardevol gebied opnieuw vastgesteld.

3.8 Militaire terreinen

Inleiding

Tijdens de zitting, waarin het beroep tegen het plan 'Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied' is behandeld, is door de gemeente erkend dat de ligging van de EHS in het plangebied onduidelijk is en daardoor tot onzekerheid leidt over de vraag welke percelen binnen de EHS liggen, dit terwijl het gebruik van de plandelen gelegen ter plaatse van de EHS wordt beperkt. Het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan is vernietigd voor zover een aanduiding met begrenzing van de EHS binnen de plandelen met de bestemmingen 'Maatschappelijk - Militaire Vliegbasis' en 'Maatschappelijk - Militaire zaken' ontbreekt. De Afdeling heeft zich niet uitgesproken over het beroep tegen de exacte begrenzing en de beperkingen die voortvloeien uit de aanwijzing tot EHS.

De Afdeling heeft tevens overwogen dat de gronden met de bestemming 'Maatschappelijk - Militaire Vliegbasis' voor zover gelegen binnen de 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' ten onrechte niet zijn uitgesloten van de bepalingen in artikel 47.4.1 en treft hiervoor een voorziening.

De gronden met de bestemming Natuur, ten noorden van Putseweg 71, zijn ten onrechte niet aangemerkt als 'militair oefenterrein' en ook hiervoor heeft de Afdeling een voorziening getroffen.

Overweging

De Afdeling heeft geoordeeld dat in het vigerende bestemmingsplan ten onrechte op de verbeelding geen gebiedsaanduiding is opgenomen ten behoeve van de Ecologische Hoofdstructuur. Deze gebiedsaanduiding wordt integraal opgenomen voor het gehele plangebied (zie ook beschrijving onder 3.4). De Verordening Ruimte (EHS met een nauwkeurigheid van 12,5 meter vastgelegd; respecteren van de geldende niet-natuurbestemming) biedt ruimte om de begrenzing op detailniveau nader te bezien en aan te passen. Dit is voor de militaire terreinen naar aanleiding van de niet behandelde onderdelen van het ingestelde beroep en de ingediende overlegreactie op het voorontwerp van de herziening, op onderdelen gedaan en verwerkt in de gebiedsaanduiding (zie ook 8.2).

Ter voorkoming van aantasting van de EHS worden de planregels aangepast, waarbij de op de verbeelding op te nemen gebiedsaanduiding wordt gekoppeld aan een vergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden.

Voor wat betreft de gronden met de bestemming 'Maatschappelijk - Militaire Vliegbasis', gelegen in de 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' en de gronden met de bestemming Natuur ten noorden van Putseweg 71 behoeft het plan geen aanpassing omdat hierin door de Afdeling is voorzien.

Aanpassing verbeelding

Overeenkomstig de verordening van de provincie Noord-Brabant wordt de Ecologische Hoofdstructuur als gebiedsaanduiding op de verbeelding opgenomen met geringe aanpassingen binnen de militaire terreinen.

Aanpassing planregels

De artikelen 16.1 en 17.1 van de planregels worden aangevuld met een nieuw sublid, welke als volgt komt te luiden:

  • ter plaatse van de aanduiding 'ecologische hoofdstructuur', tevens voor de bescherming en instandhouding van de ehs. De regeling opgenomen in artikel 52.1.10 dient in acht te worden genomen;

De navolgende subleden worden vernummerd.

3.9 Kooiweg 31

Inleiding

De Afdeling overweegt dat de raad niet heeft betwist dat er ten tijde van de vaststelling van het moederplan concrete plannen waren voor detailhandel op het perceel aan de Kooiweg 31. De raad heeft onvoldoende gemotiveerd waarom voor het perceel Kooiweg 31 niet is voorzien in de mogelijkheid voor detailhandel (niet is gebleken dat de raad een afweging over de mogelijkheid van detailhandel op het perceel heeft gemaakt en verder heeft de raad ter zitting zijn standpunt dat de Verordening zich tegen detailhandel verzet, genuanceerd).

Overweging

De gemeente wenst mee te gaan met het initiatief om op het perceel Kooiweg 31 detailhandel in tuinhout toe te staan als ondergeschikt onderdeel van de bedrijfsvoering, binnen de kaders van de Verordening Ruimte. Dit betekent detailhandel met een verkoopvloeroppervlakte (de totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare gebouwde en/of overdekte winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank) van niet meer dan 200 m².

Op de verbeelding wordt een aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - detailhandel in tuinhout' opgenomen en de planregels worden aangevuld met de bepaling dat ter plaatse van deze aanduiding detailhandel in tuinhout is toegestaan met een maximale verkoopvloeroppervlakte van 200 m². Daarnaast wordt een begripsbepaling opgenomen voor 'verkoopvloeroppervlakte'.

Aanpassing

Op de verbeelding wordt een aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - detailhandel in tuinhout' opgenomen.

Aan artikel 1 van de planregels wordt een nieuw sublid toegevoegd, welke als volgt komt te luiden:

  • verkoopvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke overdekte winkelruimten;

Aan artikel 7.1 wordt een nieuw lid toegevoegd, welke als volgt komt te luiden:

  • ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - detailhandel in tuinhout', voor detailhandel in tuinhout;

De navolgende leden worden vernummerd.

Aan artikel 7.5.1 wordt een nieuw lid toegevoegd, welke als volgt komt te luiden:

  • in afwijking van het bepaalde onder a is op de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - detailhandel in tuinhout', detailhandel toegestaan tot een verkoopvloeroppervlakte van maximaal 200 m2.

3.10 Scheidreef 1

Inleiding

Voorts heeft de Afdeling het vaststellingsbesluit gedeeltelijk vernietigd wegens het ontbreken van een aanduiding voor intensieve veehouderij als nevenactiviteit voor het perceel Scheidreef 1 te Ossendrecht. De Afdeling stelt vast dat de varkensstallen op het perceel zijn opgericht met een bouwvergunning. Daarnaast is niet in geschil dat het perceel ten tijde van de vaststelling van het plan in gebruik was voor intensieve veehouderij als nevenactiviteit en dat dit onder het vorige bestemmingsplan was toegestaan. De Afdeling overweegt dat bestaand legaal gebruik in het algemeen dienovereenkomstig dient te worden bestemd. Uitzondering ontstaat onder meer indien het als zodanig bestemmen van bestaand legaal gebruik op basis van nieuwe inzichten niet langer in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening en het belang bij de beoogde nieuwe bestemming zwaarder weegt dan de gevestigde rechten en belangen. De gemeente heeft onvoldoende blijk gegeven van een zorgvuldige belangenafweging; ter zitting is niet duidelijk geworden of voor het gebruik van de stallen voor intensieve veehouderij een milieuvergunning is verleend. Het lag op de weg van de raad te onderzoeken in hoeverre en op welke wijze intensieve veehouderij als nevenactiviteit op het perceel mogelijk is, mede gelet op de toegestane activiteiten in de directe omgeving. Niet is gebleken dat een regeling in het plan voor een intensieve veehouderij als nevenactiviteit op geen enkele wijze uitvoerbaar zal zijn.

Overweging

De stallen op het perceel Scheidreef 1 zijn legaal gebouwd en het is niet aannemelijk dat binnen de plantermijn deze stallen worden gesloopt. Met het positief bestemmen van de bebouwing en het huidige gebruik als neventak intensieve veehouderij wordt niet meer beoogd dan het vastleggen van de planologische rechten die het bedrijf heeft op basis van het bestemmingsplan Buitengebied 1998. Het toegelaten aantal dieren (het bedrijf beschikt over een gedoogbeschikking) wordt in het kader van het milieuspoor vastgelegd.

Aanpassing

Op de verbeelding is de aanduiding specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij opgenomen en een aanduiding voor een maximum bebouwd oppervlak van 507 m2.

Hoofdstuk 4 Wijzigingen verbeelding

4.1 Inleiding

In onderhavig hoofdstuk is een beschrijving gegeven van de gewenste aanpassingen op de verbeelding van het bestemmingsplan 'Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied' en tot welke concrete aanpassing dit leidt in onderhavige herziening.

4.2 Kooiweg 1-3 te Hoogerheide

Inleiding

In het vigerende bestemmingsplan is ten onrechte geen maximale maatvoering/geen aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' voor het perceel Kooiweg 1-3 te Hoogerheide opgenomen. Deze omissie wordt in onderhavig bestemmingsplan gerepareerd.

Aanpassing

Op de verbeelding wordt ter plaatse van het perceel Kooiweg 1-3 te Hoogerheide de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' toegevoegd (3.435 m²).

4.3 Ossendrechtseweg te Hoogerheide

Inleiding

Het perceel ter hoogte van schoorsteen aan de Ossendrechtseweg te Hoogerheide, is in het vigerende bestemmingsplan ten onrechte bestemd als 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden'. Dit terwijl er feitelijk sprake is van natuur- en bosgebied. Overeenkomstig de omliggende gronden wordt het perceel bestemd als 'Natuur'. Voor exacte ligging van het gebied wordt verwezen naar de verbeelding.

Aanpassing

Op de verbeelding wordt het perceel ter hoogte van schoorsteen aan de Ossendrechtseweg te Hoogerheide bestemd als 'Natuur'.

4.4 Oude Stee 7 te Hoogerheide

Inleiding

In het vigerende bestemmingsplan is ten onrechte een klein gedeelte van het achterste gedeelte van het perceel aan de Oude Stee 7 te Hoogerheide niet binnen het plangebied opgenomen. Ter plaatse van het perceel geldt derhalve nu het bestemmingsplan 'Randweg Hoogerheide'.

Aanpassing

Het achterste gedeelte van het perceel aan de Oude Stee 7 te Hoogerheide, welke thans is gelegen in het bestemmingsplan 'Randweg Hoogerheide' wordt in onderhavige herziening opgenomen en bestemd overeenkomstig het vigerende bestemmingsplan.

4.5 Postweg 5 te Hoogerheide

Inleiding

Op het perceel Postweg 5 te Hoogerheide is, naast een agrarisch bedrijf, eveneens een uienschilbedrijf als nevenbedrijf gevestigd. In het vigerende bestemmingsplan is ten onrechte op de verbeelding door middel van een aanduiding vastgelegd dat op het gehele perceel aan de Postweg 5 te Hoogerheide het maximum aantal wooneenheden '0' bedraagt. De aanduiding 'maximum aantal wooneenheden (0)' dient echter uitsluitend betrekking te hebben op het nevenbedrijf (uienschilbedrijf), nu bij het agrarisch bedrijf al een bedrijfswoning is gevestigd. Deze omissie wordt in voorliggende herziening hersteld.

Aanpassing

Op de verbeelding wordt ter plaatse van het perceel Postweg 5 te Hoogerheide de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden (0)' gelijk gelegd met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - uienschilbedrijf'. Op het resterende gedeelte van het perceel komt de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden (0)' te vervallen.

4.6 Valkestraat te Hoogerheide

Inleiding

In het vigerende bestemmingsplan is ten onrechte de onverharde weg, lopend vanaf de Valkestraat richting perceel gelegen aan de Doelstraat 1-2, niet als zodanig bestemd. Deze omissie wordt in voorliggende herziening gerepareerd.

Aanpassing

Op de verbeelding wordt de onverharde weg, lopend vanaf de Valkestraat tot het perceel aan de Doelstraat 1-2, bestemd als 'Verkeer - Zandpad'.

4.7 Laagstraat 54 te Ossendrecht

Inleiding

In het vigerende bestemmingsplan is ten onrechte de maximale maatvoering ter plaatse van het perceel Laagstraat 54 te Ossendrecht (Holland Crop) niet aangepast overeenkomstig het raadsbesluit van het vigerende bestemmingsplan (verhoging van 5.625 naar 5.900 m²). Het betreffende bedrijf heeft in een toekomstvisie (Masterplan Holland Crop, 28 januari 2013) aangegeven in de nabije (2016) en verre toekomst (2020) behoefte te hebben aan uitbreiding van de bebouwing binnen het huidige bestemmingsvlak. Gelet op het belang van Holland Crop, heeft de gemeenteraad besloten dat extra bebouwingsruimte kan worden toegestaan. Het betreft een agrarisch verwant bedrijf. De provinciale Verordening Ruimte biedt in principe ruimte voor dit soort bedrijven zodat vergroting van het bestemmingsvlak/bouwvlak en de bebouwing mogelijk is (artikel 11.7 VR). Vooralsnog is uitsluitend een verhoging van de maximale oppervlakte aan bebouwing toegestaan; een verdere uitbreiding is wellicht mogelijk op basis van provinciale regelgeving, maar dient te zijner tijd nader onderbouwd te worden.

Aanpassing

Op de verbeelding wordt ter plaatse van het perceel Laagstraat 54 te Ossendrecht de opgenomen maximale maatvoering (aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak') overeenkomstig het raadsbesluit aangepast naar 5.900 m².

4.8 Grindweg 2 te Woensdrecht

Inleiding

Een gedeelte van het agrarische bedrijfsperceel is ten onrechte niet in het plan opgenomen.

Aanpassing

Voor deze gronden wordt de enkelbestemming gewijzigd in Agrarisch met waarden - Landschapswaarden.

4.9 Ossendrechtseweg te Hoogerheide

Inleiding

Ter plaatse van de kruising Ossendrechtseweg - Dennenlaan - Calfven zijn gronden gelegen die niet zijn opgenomen in het bestemmingsplan 'Kom Hoogerheide' of het bestemmingplan 'Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied'. Om ook deze onbebouwde gronden te voorzien van een actueel planologisch kader, worden ze toegevoegd aan het plan Buitengebied en voorzien van een consoliderende bestemming.

Aanpassing

Voor deze gronden worden de enkelbestemmingen Natuur, Verkeer en Agrarisch opgenomen, de dubbelbestemmingen Waarde - Aardkundig waardevol gebied en Leiding - Gas en de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - 2'.

Hoofdstuk 5 Wijziging planregels

5.1 Inleiding

In onderhavig hoofdstuk is een beschrijving gegeven van de geconstateerde onjuistheden in de planregels van het bestemmingsplan 'Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied' en tot welke concrete aanpassing dit leidt in onderhavige herziening.

5.2 Begripsbepaling dagrecreatie

Inleiding

In artikel 1.46 van de vigerende planregels is het begrip 'dagrecreatie' als volgt omschreven: 'recreatieve activiteit die plaatsvindt binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang'. Doordat geen exacte tijden worden genoemd, is deze begripsbepaling niet eenduidig geformuleerd. In voorliggende herziening wordt deze omissie gerepareerd door aan te geven dat dagrecreatie mag plaatsvinden vanaf 07.00 tot 22.00 uur.

Aanpassing

Artikel 1.46 van de planregels wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

  • recreatieve activiteit die plaatsvindt tussen 07.00 uur en 22.00 uur.

5.3 Begripsbepaling midicamping

Inleiding

In artikel 1.88 van de vigerende planregels is het begrip 'midicamping' als volgt omschreven: 'een kleinschalige camping (met maximaal 50 kampeermiddelen, stacaravans uitgesloten, waaronder minimaal 5 toeristische plaatsen en maximaal 4 trekkershutten), waaraan verplicht een dagrecreatieve voorziening is verbonden (zoals bijvoorbeeld een kaas- of geitenboerderij), een en ander als nevenactiviteit bij een functionerend agrarisch bedrijf'. Ten onrechte is bij de begripsbepaling niet opgenomen dat een midicamping ook is toegestaan bij wijziging van de bestemming 'Agrarisch' naar de bestemming 'Recreatie'.

Aanpassing

Artikel 1.88 van de planregels wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

  • een kleinschalige camping (met maximaal 50 kampeermiddelen, stacaravans uitgesloten, waaronder minimaal 5 toeristische plaatsen en maximaal 4 trekkershutten), waaraan verplicht een dagrecreatieve voorziening is verbonden (zoals bijvoorbeeld een kaas- of geitenboerderij), een en ander als nevenactiviteit bij een functionerend agrarisch bedrijf dan wel na wijziging van de agrarische bestemming naar de bestemming Recreatie.

5.4 Begripsbepaling scouting

Inleiding

In het vigerende bestemmingsplan is ten onrechte geen begripsbepaling opgenomen voor het begrip 'scouting'. Een omschrijving van dit begrip wordt door middel van onderhavige herziening alsnog in artikel 1 van de planregels toegevoegd.

Aanpassing

Aan artikel 1 van de planregels wordt een nieuw sublid 1.134 toegevoegd, welke als volgt komt te luiden:

  • scouting: het organiseren van groepsgerichte activiteiten voor jongeren die met name buiten plaatsvinden, zoals het bouwen van hutten.

5.5 Begripsbepaling toeristische appartementen

Inleiding

In artikel 1.122 van de vigerende planregels is het begrip 'toeristische appartementen' als volgt omschreven: 'toeristische appartementen betreffen een overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf waarbij het serveren van ontbijt niet is inbegrepen. Toeristische appartementen bestaan maximaal uit 5 appartementen en 10 bedden, met een maximale oppervlakte van 50 m²'. De laatste zin van deze begripsomschrijving is niet eenduidig geformuleerd. Deze laatste zin wordt derhalve in onderhavige herziening aangepast. Verder is het serveren van maaltijden (ontbijt) bij nader inzien niet ruimtelijk relevant.

Aanpassing

Artikel 1.122 van de planregels wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

  • toeristische appartementen betreffen een overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf. Toeristische appartementen bestaan uit maximaal 5 appartementen, waarvan de totale maximale oppervlakte per appartement 50 m² bedraagt. Er mogen in 5 toeristische appartementen tesamen maximaal 10 personen verblijven.

5.6 Begripsbepaling trekkershut

Inleiding

In artikel 1.123 van de vigerende planregels is het begrip 'trekkershut' als volgt omschreven: 'een gebouw van eenvoudige constructie, niet voorzien van sanitair, dat bestemd is voor kortdurend recreatief woonverblijf van passanten'. Ten onrechte is in de begripsbepaling geen maximale afmeting opgenomen, wat wel relevant is. De begripsbepaling wordt derhalve aangepast door toevoeging dat de oppervlakte ten hoogste 30 m² bedraagt.

Aanpassing

Artikel 1.123 van de planregels wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

  • een gebouw van eenvoudige constructie met een maximale oppervlakte van 30 m², niet voorzien van sanitair, dat bestemd is voor kortdurend recreatief woonverblijf van passanten.

5.7 Midicampings

Inleiding

In de artikelen 3.2.5, 5.2.5 en 6.2.6 van de vigerende planregels is een regeling opgenomen voor het bouwen ten behoeve van bestaande midicampings binnen het bouwvlak. In de aanhef van deze artikelen is aangegeven 'het bouwen ten behoeve van bestaande midicampings'. De term 'bestaande midicampings' blijkt tot enige verwarring te leiden. De aanhef wordt zodanig gewijzigd dat de term 'bestaande' wordt verwijderd. Daarnaast is in sub e bij deze artikelen bepaald dat 'de overige gebouwde voorzieningen in het kader van de midicampings met dagrecreatieve attractie, in de bestaande bedrijfsgebouwen dienen te worden gerealiseerd'. Het is niet geheel duidelijk wat exact wordt verstaan onder 'de overige gebouwde voorzieningen'. In onderhavige herziening wordt een verduidelijking hiervoor in de planregels opgenomen.

Aanpassing

De aanhef van de artikelen 3.2.5, 5.2.5 en 6.2.6 van de planregels wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

  • Voor het bouwen ten behoeve van midicampings binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

Sub e van de artikelen 3.2.5, 5.2.5 en 6.2.6 van de planregels wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

  • de overige gebouwde voorzieningen in het kader van de midicampings met dagrecreatieve attractie, niet zijnde sanitaire voorzieningen als bedoeld in sub a, dienen in bestaande bedrijfsgebouwen te worden gerealiseerd.

5.8 Mini- en midicampings

Inleiding

In het vigerende bestemmingsplan is het bij de agrarische bestemmingen via een omgevingsvergunning mogelijk om - onder bepaalde voorwaarden - af te wijken van het bestemmingsplan ten behoeve van het oprichten van minicampings dan wel midicampings als nevenactiviteit/verbrede landbouw bij een agrarisch bedrijf. Ten onrechte is bij de voorwaarden voor toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid voor mini- en midicampings niet de voorwaarde opgenomen dat de gronden niet gelegen zijn binnen de 'veiligheidszone - leiding'.

Aanpassing

In de artikelen 3.6.1, 4.6.1, 5.6.1 en 6.6.1 wordt een nieuw sublid toegevoegd, welke als volgt komt te luiden:

  • gronden ten behoeve van minicampings dan wel midicampings zijn niet gelegen binnen de 'veiligheidszone - leiding'.

5.9 Wijzigen bestemming Bedrijf naar Wonen

Inleiding

In artikel 7.9.1 van de vigerende planregels is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het - onder voorwaarden - wijzigen van de bestemming 'Bedrijf' naar de bestemming 'Wonen'. In sub d is opgenomen dat 'de wijziging mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven'. Hierbij is ten onrechte een beperking gemaakt voor andere omliggende bedrijven (niet zijnde agrarisch). Deze omissie wordt in deze herziening hersteld.

Aanpassing

In het vigerende bestemmingsplan wordt sub d van artikel 7.9.1 aangepast, welke als volgt komt te luiden:

  • de wijziging mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven;

5.10 Wijzigen bestemming Bedrijf naar andere typen van bedrijf

Inleiding

In artikel 7.9.2 van de vigerende planregels is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het - onder voorwaarden - wijzigen van de bestemming 'Bedrijf' met een specifieke aanduiding naar een andere vorm/type bedrijf. Ten onrechte is in sub g onnodig de beperkende voorwaarde opgenomen dat 'nieuwe bebouwing niet is toegestaan'. Deze omissie wordt in deze herziening hersteld.

Aanpassing

Van artikel 7.9.2 komt sub g ('nieuwe bebouwing is niet toegestaan') te vervallen en wordt het navolgende sublid vernummerd.

5.11 Bouwregels bestemming Bos

Inleiding

In artikel 10.2 sub a en sub b van de vigerende planregels is per abuis een bebouwingsregeling opgenomen ten behoeve van de scouting. De in het plangebied aanwezige scoutingterreinen met gebouwen zijn bestemd als 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' met de aanduiding 'verenigingsleven' en een bouwvlak. Binnen de bestemming 'Bos' komt de aanduiding 'bouwvlak' en 'maximum bebouwd oppervlak' niet voor. Derhalve kunnen deze bouwregels worden verwijderd.

Aanpassing

Van artikel 10.2 komen sub a en sub b te vervallen en wordt het navolgende sublid vernummerd.

5.12 Specifieke gebruiksregels recreatieve bestemmingen

Inleiding

In de artikelen 20.5 sub b, 21.5 sub f, 22.5 sub e, 23.5 sub e en 24.5 sub f (recreatieve bestemmingen) van de vigerende planregels, is opgenomen dat permanente of tijdelijke bewoning, met uitzondering van de bedrijfswoning, in ieder geval wordt gerekend tot strijdig gebruik van gronden en bouwwerken. Dat bij de recreatieve bestemmingen eveneens tijdelijke bewoning als strijdig gebruik wordt gezien is niet terecht, nu recreatieve voorzieningen tijdelijk worden bewoond. Deze omissie wordt in onderhavige herziening gerepareerd.

Aanpassing

De artikelen 20.5 sub b, 21.5 sub f, 22.5 sub e, 23.5 sub e en 24.5 sub f worden gewijzigd en komen als volgt te luiden:

  • voor permanente bewoning met uitzondering van de bedrijfswoning;

5.13 Bijgebouwen recreatieve en maatschappelijke bestemmingen

Inleiding

In het vigerende bestemmingsplan is in artikel 20.2.3 (Recreatie) van de planregels ten onrechte geen maximale bouwhoogte opgenomen voor bijgebouwen bij bedrijfswoningen. Deze omissie wordt in onderhavige herziening gerepareerd, waarbij een maximale bouwhoogte van 5,8 meter (als gevolg van een wijziging van het Bouwbesluit) wordt vastgelegd.

In artikel 17 Maatschappelijk - Militaire zaken is sprake van een vergelijkbare omissie: in dit artikel is de bouwhoogte van bijgebouwen niet geregeld. In artikel 16 Maatschappelijk - Militair Vliegveld ontbreekt een regeling voor bijgebouwen. Beide artikelen worden aangepast.

Aanpassing

In artikel 16.2.2 van de planregels worden nieuwe subleden toegevoegd, welke als volgt komen te luiden:

  • de maximale goothoogte van bijgebouwen bedraagt 3,3 meter;
  • de maximale bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt 5,8 meter.

In artikel 17.2.2 van de planregels wordt een nieuw sublid toegevoegd, welke als volgt komt te luiden:

  • de maximale bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt 5,8 meter.

In artikel 20.2.3 van de planregels wordt een nieuw sublid toegevoegd, welke als volgt komt te luiden:

  • de maximale bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt 5,8 meter.

5.14 Bebouwingsregeling Recreatiecentrum Hazeduinen

Inleiding

In het vigerende bestemmingsplan is ten onrechte in de bouwregels van artikel 23 ('Recreatie - Recreatiecentrum Hazeduinen') geen regeling opgenomen ten behoeve van nieuwe recreatiewoningen. De regeling uit artikel 24.2.6 ten behoeve van de bestemming 'Recreatie - Recreatiepark Groenedries' wordt overgenomen in onderhavige herziening.

Aanpassing

In artikel 23.2 wordt ten behoeve van nieuwe recreatiewoningen een nieuw lid 23.2.6 ingevoegd, welke als volgt komt te luiden:

Nieuwe recreatiewoningen

  • a. de goothoogte bedraagt maximaal 3 meter en de hoogte 6 meter;
  • b. de maximale oppervlakte van de recreatiewoning bedraagt 65 m²;
  • c. de afstand tussen de recreatiewoningen onderling dient minimaal 3 meter te bedragen;
  • d. de afstand tot de bestemmingsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen;
  • e. per recreatiewoning mag één bijgebouw van maximaal 6 m² worden gebouwd met een maximale hoogte van 2,5 meter.

De navolgende leden worden hernummerd.

5.15 Dubbelbestemming 'Waarde - Aardkundig waardevol gebied'

Inleiding

In artikel 39.1 van de vigerende planregels is geregeld 'de bescherming en het behoud van de op en/of in de gronden voorkomende natuur- en ecologische waarden'. In artikel 39.4 sub a wordt vervolgens gesproken over geen onevenredige aantasting van de 'aardkundig waarden'. Er is in zoverre geen sprake van een eenduidige terminologie. De terminologie van artikel 39.1 en artikel 39.4 sub a van de planregels wordt derhalve in onderhavige herziening aangepast. Daarnaast is ten onrechte in artikel 39.7.2 sub c van de planregels opgenomen dat het verbod niet toepassing is op werken of werkzaamheden die 'mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning'. Deze uitzondering is namelijk op opgenomen in artikel 39.7.3 sub b, waardoor artikel 39.7.2 sub c van de planregels kan worden verwijderd. (Door de toevoeging van de bestemming Leiding - Gas - 1 betreft het thans artikel 40).

Aanpassing

Artikel 40.1 sub a en b van de planregels worden gewijzigd en komt als volgt te luiden:

De voor 'Waarde - Aardkundig waardevol gebied' aangewezen gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de bescherming en het behoud van de op en/of in de gronden voorkomende aardkundige waarden.

Artikel 40.4 sub a van de planregels wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

  • geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de beoogde bescherming van de aardkundige waarden;

Sub c van artikel 40.7.2 van de planregels komt te vervallen.

5.16 Milieuzone - Grondwaterbeschermingsgebied

Inleiding

In artikel 46.4 van de vigerende planregels is een regeling opgenomen ter bescherming van de grondwaterkwaliteit ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied'. De voorwaarden als omschreven in artikel 46.4.2 (thans artikel 47.4) van de planregels zijn niet geheel correct beschreven.

Aanpassing

Artikel 47.4.2 van de planregels wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning van het bepaalde in artikel 47.4.1 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van het grondwaterbeschermingsgebied;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van het betreffende waterwingebied.

5.17 Vrijwaringszone - weg 1

Inleiding

In het vigerende bestemmingsplan is per abuis de in artikel 46.16.1 (thans artikel 47) van de bouwregels genoemde afstand van 25 meter niet aangepast overeenkomstig de inspraakreactie van Rijkswaterstaat, waarin is aangegeven dat de bebouwingsvrije zone 50 meter dient te bedragen.

Aanpassing

Artikel 47.16.1 sub a van de planregels wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

  • er mag niet worden gebouwd binnen een afstand van 50 m vanuit de rand van de meest nabijgelegen rijbaan, met uitzondering van bouwwerken welke nodig zijn voor het wegverkeer.

Artikel 47.16.2 sub a van de planregels wordt eveneens gewijzigd en komt als volgt te luiden:

  • in de zone, gemeten tot 50 m vanuit de rand van de dichtstbij gelegen rijbaan mag worden gebouwd, mits het bouwwerk in overeenstemming is met de ter plaatse aangewezen bestemming en door de bouw of situering van het bouwwerk het verkeersbelang niet onevenredig wordt aangetast.

Hoofdstuk 6 Planaanpassingen

6.1 Inleiding

In onderhavig hoofdstuk zijn planaanpassingen opgenomen die reeds voor beroep vatbaar zijn geweest. Het betreft onherroepelijke besluiten, die 1-op-1 zijn overgenomen in voorliggende herziening.

6.2 Groeneweg 8 te Hoogerheide

Inleiding

Op 20 oktober 2010 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woensdrecht besloten om het bouwblok van het perceel aan de Groenweg 8 te Hoogerheide te vergroten tot 1,1 ha. Ten onrechte is voornoemd perceel niet opgenomen in het bestemmingsplan 'Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied'.

Aanpassing

Op de verbeelding wordt ter plaatse van het perceel aan de Groeneweg 8 te Hoogerheide de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' en een bouwvlak opgenomen overeenkomstig hetgeen het door het college genomen - en inmiddels onherroepelijke - besluit van 20 oktober 2010.

6.3 Buntven te Huijbergen

Inleiding

Twee percelen ten noorden van de Demerstraat en het Buntven te Huijbergen zijn in het vigerende bestemmingsplan buiten het plangebied gehouden, vanwege nieuwe ontwikkelingen op deze percelen ten behoeve van de Ruimte voor Ruimte-locaties. Een nieuw plan voor deze locaties is in ontwikkeling onder de naam 'Ruimte voor Ruimte Buntven'. Thans blijkt dat het meest westelijk gelegen perceel geen doorgang krijgt; voor de exacte ligging van het perceel wordt verwezen naar de verbeelding. De vigerende agrarische bestemming uit het bestemmingsplan Buitengebied 1998 wordt derhalve in voorliggende herziening opgenomen.

Aanpassing

Het westelijk gelegen perceel ten noorden van de Demerstraat en het Buntven te Huijbergen wordt bestemd als 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden'.

6.4 Staartsestraat 45 te Huijbergen

Inleiding

Door de gemeente is geconstateerd dat ter plaatse van het perceel Staartsestraat 45 te Huijbergen geen 'actief' agrarisch bedrijf meer is gevestigd. Er is sprake van een hobbymatig agrarisch bedrijf in de zin van het vigerende bestemmingsplan (een agrarisch bedrijf met een economische omvang van minder dan 10 Nge). Hiervoor wordt een passende aanduiding op de verbeelding opgenomen.

Aanpassing

Op de verbeelding wordt ter plaatse van het perceel Staartsestraat 45 te Huijbergen de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hobbymatig' toegevoegd.

6.5 Gronden gelegen rondom het perceel Bremweg 1 te Ossendrecht

Inleiding

Per abuis zijn in het onherroepelijke bestemmingsplan 'Partiële herziening Buitengebied 1998 Bremweg 1 + Leidingstraat ongenummerd' de gronden gelegen rondom het perceel Bremweg 1 te Ossendrecht niet meegenomen. Eveneens zijn deze gronden niet meegenomen in 'Partiële herziening Buitengebied 1998 OLV ter Duinenlaan 199-203'. Vanwege de ligging van de gronden in de Ecologische Hoofdstructuur wordt in voorliggende herziening de gronden bestemd als 'Natuur'.

Aanpassing op de verbeelding

De gronden gelegen rondom het perceel Bremweg 1 te Ossendrecht worden bestemd als 'Natuur'. Tevens worden de dubbelbestemmingen Waarde - Aardkundig waardevol gebied en Waarde Natura 2000 toegekend en de gebiedsaanduidingen vrijwaringszone - radar, milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied en luchtvaartverkeerzone 1.

6.6 Klein Brembrood 20 te Ossendrecht

Inleiding

Op 22 juni 2010 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woensdrecht besloten om een bouwvergunning te verlenen voor de herbouw van een nieuwe vrijstaande woning op het perceel gelegen aan de Klein Brembrood 20 te Ossendrecht. Ten onrechte is voornoemd perceel niet meegenomen in het vigerende bestemmingsplan 'Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied'. In voorliggende herziening wordt dit hersteld.

Aanpassing op de verbeelding

Op de verbeelding wordt ter plaatse van het perceel aan de Klein Brembrood 20 te Ossendrecht de bestemming Wonen met een bouwvlak opgenomen overeenkomstig hetgeen het door het college genomen - en inmiddels onherroepelijke - besluit van 22 juli 2010. Voor het perceel wordt tevens de dubbelbestemming Waarde -  Aardkundig waardevol gebied en de gebiedsaanduidingen luchtvaartverkeerzone 2, archeologische verwachtingswaarde, attentiegebied ehs en vrijwaringszone - radar opgenomen.

6.7 Postbaan 79 te Putte

Inleiding

Op 24 mei 2011 is door het college van burgemeester en wethouders een bouwvergunning verleend voor het oprichten van een woning met een loods op het perceel gelegen aan de Postbaan 79 te Putte. Deze bouwvergunning blijkt achteraf ten onrechte te zijn verleend wegens strijd met het bestemmingsplan 'Buitengebied 1998', maar is inmiddels onherroepelijk. Derhalve wordt de feitelijke situatie in onderhavige herziening juridisch-planologisch vastgelegd.

Aanpassing op de verbeelding

De gronden van het perceel Postbaan 79 te Putte worden bestemd als 'Bedrijf' met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - agrarisch machineverhuurbedrijf' en een aanduiding maximale oppervlakte van 400 m².

Aanpassing in de planregels

Aan artikel 7.1 van de planregels wordt een nieuw sub v ingevoegd, welke als volgt komt te luiden:

v. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - agrarisch machineverhuurbedrijf', voor een agrarisch machineverhuurbedrijf;

Hoofdstuk 7 Juridische toelichting

7.1 Algemeen

Een bestemmingsplan bestaat uit de juridisch bindende regels en verbeelding en gaat vergezeld van een toelichting.

De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven, met daarbij de harde randvoorwaarden. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende deel van het bestemmingsplan.

De toelichting heeft geen bindende werking; de toelichting maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.

7.2 De opzet van de herziening

Voorliggend bestemmingsplan betreft een gedeeltelijke herziening van het geldende bestemmingsplan 'Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied' (moederplan). Hierdoor is sprake van een afwijkende opzet in vergelijking bij een 'regulier' bestemmingsplan.

Voor het inzichtelijk krijgen van de geldende situatie binnen het plangebied, is het noodzakelijk om naast deze herziening ook het geldende bestemmingsplan (moederplan) te raadplegen; er ontstaat geen compleet overzicht van de nieuwe geldende situatie. Zo zijn op de verbeelding en in de toelichting slechts die onderdelen opgenomen, die deel uitmaken van deze herziening. Dit geldt eveneens voor de regels: uitsluitend de bepalingen uit het moederplan die wijzigen dan wel worden aangevuld door onderhavige herziening zijn in de planregels - met een doorhaling in groen (' regel ') of een toevoeging in geel ('regel') - opgenomen. Na het onherroepelijk worden van voorliggende herziening zal overigens wel een geconsolideerde versie (geïntegreerde versie) van het moederplan en deze herziening worden opgesteld, waardoor een compleet overzicht van de geldende situatie ontstaat.

De herziening is opgesteld op basis van SVBP2012 omdat ter inzagelegging plaatsvindt na 1 juli 2013. SVBP2012 biedt meer richting aan het opstellen van herzieningen dan SVBP2008. Dit betekent onder andere dat op de verbeelding in principe alleen het onderdeel dat verandert (bijvoorbeeld een enkelbestemming, functieaanduiding of maatvoering) in beeld wordt gebracht. Alle dubbelbestemmingen of gebiedsaanduidingen die voor een te herzien perceel gelden, maar niet worden gewijzigd, worden niet in beeld gebracht. Bij de herziening van de begrenzing van een dubbelbestemming of gebiedsaanduiding wordt de gehele, gewijzigde begrenzing in beeld gebracht.

Voor een onderbouwing van de herziene delen van het geldende bestemmingsplan 'Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied' wordt verwezen naar de voorgaande hoofdstukken.

Hoofdstuk 8 Overleg en inspraak

8.1 Inleiding

De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Daarnaast is er de gelegenheid om in het voortraject belanghebbenden te laten inspreken conform de gemeentelijke verordening. Pas daarna wordt de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan opgestart (artikel 3.8 Wro).

Inspraak

De Wro bevat geen procedurevoorschriften met betrekking tot de inspraak, en is in de Wro zelf niet verplicht gesteld. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen bijvoorbeeld op grond van de gemeentelijke inspraakverordening.

Overleg

Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voeren met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. De instanties die in kennis gesteld moeten worden van dit bestemmingsplan zullen worden geïnformeerd. De reacties van deze instanties worden in dit plan verwerkt.

8.2 Overleg- en inspraakreacties

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 19 april tot en met 30 mei 2012 voor de inspraak ter inzage gelegen. Er zijn in totaal 12 inspraakreacties/vooroverlegreacties ingediend tijdens en na voormelde periode. Voor een compleet overzicht van de inhoud van de reacties, de beantwoording en de daaruit voortvloeiende aanpassingen wordt verwezen naar de Nota overleg en inspraak (zie separate bijlage).

De ingediende inspraak- en overlegreacties hebben tot de volgende aanpassingen geleid:

  • het artikel 'Leiding - Hoogspanning' is aangepast naar de wensen van de leidingbeheerder;
  • vergroting van de bestemming Wonen en het opgenomen bouwvlak ter plaatse van Middelstraat 77 in Ossendrecht;
  • de regels met betrekking tot vergroting en vormverandering van intensieve veehouderijbedrijven (artikel 3.9 en 5.9) komen te vervallen;
  • vergroting van de bestemming Wonen ter plaatse van Zandvlietseweg 5 in Ossendrecht;
  • aan artikel 16 is een afwijkingsbevoegdheid van de bouwregels toegevoegd voor de uitbreiding van voorzieningen op de vliegbasis;
  • de begrenzing van de EHS op de gronden van de vliegbasis en militaire complex aan de Huijbergseweg/Westerstraat is zodanig aangepast dat onder andere infrastructurele werken, gebouwde voorzieningen en gekapte en gecompenseerde natuurwaarden niet langer zijn aangewezen;
  • de begrenzing van het militaire oefenterrein Ossendrechtse Heide is aangepast;
  • binnen de bestemming Maatschappelijk - Militaire zaken is een bouwvlak opgenomen;
  • binnen de bestemming Maatschappelijk - Vliegbasis is een bouwvlak opgenomen;
  • aan paragraaf 2.2.3 is een subparagraaf toegevoegd waarin een verantwoording van het groepsrisico bij aardgastransportleidingen is opgenomen;
  • de regeling voor teeltondersteunende voorzieningen is aangepast;
  • de opgenomen regeling voor volkstuinen komt te vervallen;
  • aan de wijzigingsbevoegdheden voor vormverandering van bedrijven met intensieve veehouderij is een bepaling toegevoegd om de aanleg en het onderhoud van de landschappelijke inpassing te waarborgen;
  • aan de wijzigingsbevoegdheden voor vormverandering van bedrijven met intensieve veehouderij is toegevoegd dat vormverandering uitsluitend is toegestaan op duurzame locaties;
  • de mogelijkheid om een bouwvlak voor intensieve geitenhouderij te vergroten komt te vervallen in de gebieden met de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur en landschapswaarden of Agrarisch met waarden - Landschapswaarden;
  • een aantal bestemmingsplannen vastgesteld na de vaststelling van het moederplan Buitengebied, wordt niet meer meegenomen in de herziening; ter plaatse is een rechtsgeldig, recent bestemmingsplan van kracht waardoor de noodzaak tot herziening ontbreekt (onder andere Aviolandalaan 31, Valkestraat 2, OLV ter Duinen);
  • de begripsbepaling voor toeristische appartementen is aangepast;
  • de bestemmingsregels voor de buisleidingenstraat zijn aangepast; de aanwezige brandstof- en gasleidingen binnen de bestemmingen buisleidingenstraat en Leiding - Leidingstrook zijn niet langer apart bestemd; voor zover de belemmerende strook van een van de leidingen buiten de buisleidingenstaat is gelegen, is hiervoor een bestemming Leiding - Gas of Leiding - Brandstof opgenomen; de verbeelding is met betrekking tot de aanduiding veiligheidszone - leiding gewijzigd (deze ligt niet meer op maar 55 meter aan weerszijden van de buisleidingenstraat);
  • ten behoeve van de hobbymatige stalling van paarden in twee gebouwen aan de Putseweg (achter Putseweg 56) is een bouwvlak, een aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hobbymatig' en een maatvoeringaanduiding voor het aantal woningen (geen woningen) opgenomen;
  • in artikel 46 wordt verwezen naar de Woningwet en wordt gesteld dat maten in afwijking van hoofdstuk 2 van de regels als maximale of minimale maten mogen worden gehanteerd; ten onrechte wordt niet verwezen naar de Wabo of naar de maten die afwijken van het bepaalde in artikel 47, dit wordt aangepast in artikel 46.

8.3 Ambtshalve aanpassingen

Ambtshalve zijn de volgende aanpassingen in de herziening verwerkt:

  • tekstuele aanpassingen van de toelichting;
  • de maximaal toelaatbare bouwhoogte in het radarverstoringsgebied is op basis van een wijziging in het Besluit algemene regels ruimtelijk ordening (Barro) en de Regeling algemene regels ruimtelijk ordening (Rarro) verhoogd van 63 naar 65 meter (artikel 47.15);
  • aanpassingen Grindweg 2 (Non Plus Ultra) en Ossendrechtseweg worden in de toelichting beschreven;
  • artikel 2.4 wordt aangepast en aan artikel 2.4 en 2.6 wordt een verwijzing toegevoegd naar het aangepaste artikel 46.1; de aanpassingen hebben tot doel om de regeling te verduidelijken en om, voor zover het woningen betreft, te bepalen dat kelders, gelegen binnen de contouren van de woning en volledig ondergronds zijn gesitueerd, niet meegerekend worden bij de berekening van de inhoud;
  • gelet op de praktisch gebruiksmogelijkheden is de hoogtebepaling voor brandwacht- en uitzichttorens binnen de bestemmingen Bos en Natuur verruimd;
  • in begripsbepaling 1.53 staat abusievelijk het woord 'wandelen';
  • in artikel 7.9.1 onder i.1 (bestemming Bedrijf) wordt ten onrechte gesproken over agrarische bedrijfsbebouwing; de toevoeging 'agrarisch' wordt verwijderd;
  • in artikel 47.4.2 is verduidelijkt dat de te raadplegen 'deskundige' de beheerder van de waterwinning betreft;
  • artikel 30.5.3 is aangepast conform recent gemeentelijk beleid (het voorbeeld van de kapsalon is verwijderd);
  • de begripsbepaling voor bed & breakfast/gastenkamers wordt aangepast alsmede de regeling in artikel 30.6.1; bed & breakfast/gastenkamers worden ook binnen geluidszones mogelijk gemaakt aangezien het een gebruik van bestaande kamers betreft binnen het hoofdgebouw;
  • de toelaatbare goot- en bouwhoogten van bijgebouwen bij (bedrijfs)woningen zijn, als gevolg van een wijziging van het Bouwbesluit te beperkend en worden aangepast; de aanpassing heeft betrekking op de bouwregels van artikel 3, 4, 5, 6, 7, 9, 11, 12, 14, 15, 17, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25 en 30;
  • de onwerkbare regeling in artikel 30 ten aanzien van de minimale afstand van 2 meter van bijgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens wordt verwijderd;
  • Artikel 3.9.10 onder a, artikel 4.9.3 onder a, artikel 5.9.11 onder a en artikel 6.9.3 onder b worden aangevuld met de zinsnede 'hetgeen wordt vastgelegd in regels behorend bij het wijzigingsplan';
  • de locatie van het aanwezige kinderdagverblijf op het bedrijventerrein van Fokker is met een aanduiding op de verbeelding en een aanpassing van de regels vastgelegd;
  • de aanduiding maximum aantal wooneenheden 2 wordt opgenomen voor het bedrijventerrein van Fokker;
  • ter plaatse van de manege aan de Dennenlaan zijn vijf vakantiebungalows aanwezig die abusievelijk niet in het moederplan zijn opgenomen; aan het perceel en de regels van de bestemming Sport wordt een aanduiding 'recreatiewoning' toegevoegd;
  • aan de wijzigingsbevoegdheid opgenomen in artikel 3.9.7 is de voorwaarde toegevoegd dat sprake moet zijn van een volwaardige paardenhouderij;
  • in de specifieke gebruiksregels van de artikelen 19, 20, 21, 22, 23, 24 en 25 is opgenomen dat bewoning door arbeidsmigranten aangemerkt wordt als strijdig gebruik;
  • ten behoeve van onder andere erkers bij woningen is de uitzonderingsbepaling voor overschrijding van bouw- of bestemmingsgrenzen in 2.10 verruimd;
  • de minimale afstand van woonwagens en bijgebouwen tot de bestemmingsgrens Wonen - Woonwagenstandplaats (artikel 31) is verkleind van 5 naar 1 meter overeenkomstig de voorgeschreven afstand voor overkappingen;
  • voor het perceel Kooiweg 1-3 is abusievelijk een maximum bebouwd oppervlak opgenomen van 2.860 m2; deze aanduiding wordt aangepast met een maximum van 3.435 m2;
  • op het perceel Hageland 67 is het bouwvlak abusievelijk niet overeenkomstig de aanwezige bebouwing; het bouwvlak is aangepast;
  • aan artikel 53 wordt een lid toegevoegd met betrekking tot het persoonsgebonden overgangsrecht voor een perceel aan de Molenbergdreef in Putte;
  • de ontsluitingsweg van het industriegebied ten oosten van de dorpskern van Putte is abusievelijk bestemd tot Natuur; de bestemming wordt gewijzigd in Verkeer;
  • een bestaande loods aan de Dorpsstraat 100 in Woensdrecht is abusievelijk niet opgenomen in de bijbehorende bestemming Bedrijf; het bestemmingsvlak, het bouwvlak en de begrenzing van de maatvoeringaanduidingen worden aangepast; de aanduiding 'specifieke vorm van groen - groenelement' blijft binnen de bestemming Bedrijf gehandhaafd;
  • aan de Wouwbaan 150 heeft zich een bedrijf gevestigd dat is verplaatst voor de aanleg van de rondweg; abusievelijk is voor dit agrarisch bedrijf geen bouwvlak en geen aanduiding voor de permanente teeltondersteunende voorzieningen opgenomen;
  • in artikel 5.1 is de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - uienschilbedrijf' abusievelijk twee keer vermeld; dit is aangepast;
  • in artikel 48.1 worden ten onrechte de gronden in de GHS uitgesloten; de gronden aangewezen als Ecologische Hoofdstructuur dienen te worden uitgesloten;
  • het analoge wijzigingsplan voor de Middelstraat 79 in Ossendrecht wordt in het digitale plan verwerkt;
  • de lijst van bedrijfsactiviteiten wordt vervangen door een nieuwe Lijst van Bedrijfsactiviteiten;
  • het bestemmingsvlak en bouwvlak aan de Walsestraat 34 is aangepast naar aanleiding van een bouwplan;
  • op grond van jurisprudentie (ABRvS 11 januari 2011, no. 201004758/1/R3) en de dwingende redactie van artikel 3.2 Bro is het noodzakelijk bij een partiële herziening het voorgeschreven overgangsrecht op te nemen (artikel 53).

Hoofdstuk 9 Bij de vaststelling aangebrachte wijzigingen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 11 oktober t/m 21 november 2013 ter inzage gelegen. Er zijn in totaal 14 zienswijzen ingediend die allen binnen de gestelde termijnen zijn binnengekomen. Voor een compleet overzicht van de inhoud van de zienswijzen, de beantwoording en de daaruit voortvloeiende aanpassingen wordt verwezen naar de Nota zienswijzen van 14 januari 2014 (zie separate bijlage).

De zienswijzen leiden op de volgende onderdelen tot een gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan. Daarnaast zijn er ambtshalve nog enkele aanpassingen doorgevoerd.

Naar aanleiding van de zienswijzen

  • a. aan artikel 5.1 onder m wordt de zinsnede toegevoegd: 'tenzij op de verbeelding anders is aangegeven'; op de verbeelding is een andere maatvoeringsaanduiding opgenomen;
  • b. op de verbeelding wordt de bestemming Leiding - Hoogspanning verbreed tot 50 meter;
  • c. de aanhef van de artikelen 3.9.10, 4.9.3 en 5.9.11 wordt de zinsnede ' Agrarisch met een bouwvlak' gewijzigd in 'Agrarisch met een bouwvlak en de aansluitende, als midicamping in gebruik zijnde gronden met de bestemming Agrarisch';
  • d. in artikel 6.9.3 wordt de zinsnede ' Agrarisch met waarden - natuur- en landschapswaarden, met een bouwvlak' gewijzigd in 'Agrarisch met waarden - natuur- en landschapswaarden, met een bouwvlak en de aansluitende, als midicamping in gebruik zijnde gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - natuur- en landschapswaarden';
  • e. de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - detailhandel in tuinhout' op het perceel Kooiweg 31 wordt vervangen worden door de aanduiding 'tuincentrum';
  • f. artikel 7.1 onder w (zoals opgenomen in het ontwerpplan: bestemmingsomschrijving voor detailhandel in tuinhout) en artikel 7.5.1 onder f (gebruiksregel voor detailhandel in tuinhout) worden niet vastgesteld;
  • g. aan artikel 7.5.1 onder a wordt de volgende zinsnede toegevoegd 'met in acht name van het bepaalde onder b';
  • h. de toevoeging 'met dien verstande dat de maximale hoogte van tijdelijke teeltondersteunde voorzieningen op de gronden met de aanduiding 'ecologische hoofdstructuur' ten hoogste 0,5 meter mag bedragen' van artikel 6.2.1 wordt gewijzigd in de bepaling 6.2.1 onder e die luidt als volgt: 'tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn op de gronden met de aanduiding 'ecologische hoofdstructuur' niet toegestaan tenzij het afdekfolies, acryldoek of vergelijkbare voorzieningen en de voorzieningen voor een periode van ten hoogste 6 maanden per jaar worden geplaatst op een afstand van 5 meter tot de perceelsgrens';
  • i. aan het bepaalde onder 6.2.1 onder a wordt toegevoegd dat het een periode van 6 maanden per jaar betreft;
  • j. aan de artikelen 47.16.2 en 47.17.2 wordt een nieuw sub b toegevoegd dat luidt als volgt: 'voorafgaand aan de verlening van de afwijking dient ten aanzien van het bepaalde onder a schriftelijk advies te zijn ingewonnen van de wegbeheerder';
  • k. de eerste zinsnede van artikel 47.15.1 wordt als volgt opnieuw vastgesteld: 'Binnen de 'vrijwaringszone - radar' geldt een bouwverbod voor bouwwerken hoger dan de denkbeeldige rechte lijn die wordt getrokken vanaf de radarantenne op 48 +NAP, oplopend met 0,25 graden tot een hoogte van 113 +NAP op een afstand van 15 km van de radarantenne';
  • l. aan de toelichting wordt een nieuwe bijlage 3 toegevoegd waarin het radarverstoringsgebied is weergegeven;
  • m. in artikel 16.4.2 onder b wordt opgenomen dat de gebouwde voorzieningen ten westen van het brandweeroefencentrum zijn toegestaan;
  • n. de aanduiding 'ecologische hoofdstructuur' op het militaire complex LC Huijbergen wordt op onderdelen aangepast;
  • o. het bouwvlak Putseweg ongenummerd wordt aangepast;
  • p. de begrenzing van de aanduiding 'ecologische hoofdstructuur' op de militaire vliegbasis is op onderdelen aangepast;
  • q. aan artikel 6.2 wordt, na de zinsnede 'tot een maximale oppervlakte van 0,5 ha per bouwvlak' de zinsnede toegevoegd 'met dien verstande dat sleufsilo's en voederplaten op de gronden met de aanduiding 'ecologische hoofdstructuur' niet buiten de bouwvlakken zijn toegestaan';
  • r. het bouwvlak en het bestemmingsvlak Middelstraat 77 worden aangepast;
  • s. het bouwvlak en het bestemmingsvlak Walsestraat 34 worden aangepast;
  • t. de aanduiding 'ecologische hoofdstructuur' op het perceel grenzend aan Klein Brembrood 7 komt te vervallen.

Ambtshalve aanpassingen

  • u. aan de bestemming Bedrijf aan de Dorpsstraat in Woensdrecht wordt de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - palletbedrijf' toegevoegd;
  • v. aan artikel 7.1 wordt een nieuw sublid w toegevoegd dat luidt: 'ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - palletbedrijf', voor een palletbedrijf';
  • w. de functieaanduiding 'militair oefenterrein' wordt aangepast, passend binnen de bestemming Natuur;
  • x. per artikel in hoofdstuk 2 wordt in een omkaderd tekstblok aangegeven dat de 3e herziening uitsluitend betrekking heeft op de zinsneden die met geel en/of groen en een doorhaling zijn gemarkeerd.