direct naar inhoud van Regels
Plan: Gemengd Gebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0867.bpWWgemengdgebied-VA03

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Gemengd Gebied' met identificatienummer NL.IMRO.0867.bpWWgemengdgebied-VA03 van de gemeente Waalwijk;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aardkundige waarde

gebieden met waardevolle aardkundige elementen met betrekking tot reliëf en bodem die een bepaalde mate van bescherming genieten;

1.6 aaneengebouwde hoofdmassa

hoofdmassa welke deel uitmaakt van meer dan twee aaneengebouwde, grondgebonden, hoofdmassa's;

1.7 aangebouwd bijbehorend bouwwerk

bijbehorend bouwwerk dat met de hoofdmassa verbonden is;

1.8 achtererfgebied

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;

1.9 achterkant

gevel aan de achterzijde van een gebouw, tegenover de voorkant;

1.10 agrarisch bedrijf

inrichting die tot een, krachtens artikel 1.1, derde lid, Wet milieubeheer, aangewezen categorie behoort en die is gericht op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen of door het houden van dieren, zijnde: een (vollegronds)teeltbedrijf, een veehouderij, een glastuinbouwbedrijf of een overig agrarisch bedrijf;

1.11 agrarisch-technisch hulpbedrijf

bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het leveren van goederen en diensten aan agrarische bedrijven of dat agrarische producten bewerkt, vervoert of verhandelt, zoals loonwerkbedrijven, bedrijven voor mestopslag en handel, veetransport en veehandel, met uitzondering van mestbewerking;

1.12 agrarisch verwant bedrijf

bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking;

1.13 ambachtelijke bedrijvigheid

het bedrijfsmatig vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen geheel of overwegend door middel van handwerk;

1.14 attentiegebied EHS

gebied gelegen rondom en binnen de ecologische hoofdstructuur waar fysieke ingrepen een negatief effect kunnen hebben op de waterhuishouding;

1.15 bebouwing
  • a. één of meer gebouwen en/of;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.16 bedrijfsbebouwing ten behoeve van een veehouderij

onder bedrijfsbebouwing ten behoeve van een veehouderij wordt verstaan:

  • 1. gebouwen in gebruik voor de huisvesting van vee (niet zijnde hobbyvee);
  • 2. gebouwen in gebruik ten behoeve van de uitoefening van de (intensieve) veehouderij in de brede zin (zoals een machineberging waarin de machines die gebruikt worden ten behoeve van de veeteelt zijn of worden gestald);
  • 3. bouwwerken voor de opslag van mest;
1.17 bebouwingsgebied

achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw;

waarbij onderscheid wordt gemaakt in de volgende typen:

  • a. bebouwingsgebied hoofdmassa: gedeelte van het bebouwingsgebied waar de hoofdmassa mag komen;
  • b. overig bebouwingsgebied: gedeelte van het bebouwingsgebied waar geen hoofdmassa mag komen;
1.18 bebouwingspercentage

een op de verbeelding, dan wel in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel, bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.19 bed & breakfast

een aan de woonfunctie ondergeschikte vorm van extensieve verblijfsrecreatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt. Onder een bed & breakfastvoorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichtten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of permanente kamerverhuur. Degene die de bed & breakfast voorziening biedt, is tevens de gebruiker van de (bedrijfs)woning;

1.20 bedrijf

een aan de woonfunctie ondergeschikte vorm van extensieve verblijfsrecreatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt. Onder een bed & breakfastvoorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichtten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of permanente kamerverhuur. Degene die de bed & breakfast voorziening biedt, is tevens de gebruiker van de (bedrijfs)woning;

het bedrijfsmatig verrichten van werkzaamheden en/of diensten waaronder begrepen internetbedrijven en internetafhaalpunten;

1.21 bedrijfsmatige activiteiten (bij wonen)

uitoefening van een bedrijf en/of dienstverlening in of bij een woning waarbij de omvang in de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend. Degene die de bedrijfsmatige activiteiten uitvoert, is tevens de gebruiker van de (bedrijfs)woning;

1.22 bedrijfswoning

een bij een bedrijf behorende woning waarbij de woonfunctie ondergeschikt is aan de bedrijfsactiviteit, slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, die een functionele binding heeft met de bedrijfsactiviteiten die het desbetreffende bedrijf uitoefent en mag uitoefenen;

1.23 beperkt kwetsbaar object
  • a. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal 2 woningen, woonschepen en woonwagens per hectare;
  • b. bedrijfswoningen van derden;
  • c. kantoorgebouwen, waaronder begrepen bedrijfskantoren, met een brutovloeroppevlak van maximaal 1.500 m2 per object;
  • d. hotels met een brutovloeroppervlak van maximaal 1.500 m2 per object; restaurants, waaronder begrepen bedrijfsrestaurants;
  • e. winkels/winkelcomplexen die niet als kwetsbaar object zijn aangemerkt;
  • f. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
  • g. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet bestemd zijn voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
  • h. bedrijfsgebouwen voor zover het niet betreft:
    • 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto-oppervlak van meer dan 1.500 m2 per object;
    • 2. complexen, waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk vloeroppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt, en winkels met een totaal oppervlak van meer dan 2.000 m2 per object, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
  • i. andere objecten, zoals (delen van) gebouwen, waar 50 of meer personen aanwezig zijn èn waarbij de personendichtheid groter is dan 1 persoon per 100 m² èn waarbij deze personen 40 uur per week of meer aanwezig zijn;
  • j. objecten met een hoge infrastructurele waarde, te weten een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur.

Objecten die onderdeel uitmaken van een Bevi-inrichting maken hiervan geen onderdeel uit;

1.24 bergbezinkvoorziening

ondergrondse ruimte waarin tijdens zware regenval afvalwater tijdelijk wordt opgeslagen;

1.25 beroepsmatige activiteiten (bij wonen)

het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend. Degene die de beroepsmatige activiteiten uitvoert, is tevens de gebruiker van de (bedrijfs)woning;

1.26 bestaand

bestaand zoals op moment van de inwerkingtreding van dit plan:

  • a. legaal bestaat, in uitvoering is of in gebruik mag worden genomen krachtens een geldige omgevingsvergunning;
  • b. aantoonbaar vanaf 1955 aanwezig is;

Het kan dan bijvoorbeeld gaan om het bestaand aantal woningen, bestaand bouwwerk, bestaand gebruik, de bestaande situatie (gebruik en gebouwen) en de bestaande maatvoering van bouwwerken;

1.27 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.28 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.29 Bevi-bedrijven

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zoals dit geldt op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.30 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.31 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.32 bouwgrens

een op de verbeelding aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak;

1.33 bouwlaag

een horizontaal doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren en plafonds is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van ruimtes onder peil en zolder;

1.34 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.35 bouwvlak

een op de verbeelding aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde, zijn toegelaten;

1.36 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.37 buitenterras

een opstelling van tafels en stoelen op de openbare weg zonder bijkomende bouwwerken die de open structuur verstoren; permanent gebouwde voorziening zoals een winterras worden nadrukkelijk niet onder een buitenterras begrepen;

1.38 categorie A-, B-, C-bedrijf

bedrijf met activiteiten welke voorkomen in de staat van bedrijfsactiviteiten voor gebieden met functiemenging welke voldoen aan de volgende kenmerken:

  • kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid en/of dienstverlening;
  • productie en/of laad- en loswerkzaamheden vinden alleen in de dagperiode plaats;
  • de activiteiten (inclusief opslag) geschieden hoofdzakelijk inpandig;

Onderscheid wordt gemaakt in de volgende categorieën:

  • a. categorie A-bedrijf:
    bedrijf met activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen - in gebieden met functiemenging - kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.
  • b. categorie B-bedrijf:
    bedrijf met activiteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden.
  • c. categorie C-bedrijf:
    bedrijf met activiteiten uit categorie B waarbij vanwege de relatief grotere verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op een verzamelweg is aangewezen;
1.39 cultuurhistorisch waardevolle bebouwing
  • a. rijksmonumenten;
  • b. gemeentelijke monumenten;
  • c. cultuurhistorisch waardevolle boerderijen;
1.40 cultuurhistorische waardevolle boerderij

eén gebouw, bestaande uit een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met direct aangebouwde (voormalige) agrarische bedrijfsruimte(n), dat voldoet aan de volgende kenmerken:

  • in gebruik (geweest) als agrarisch bedrijf met bedrijfswoning;
  • maximaal bestaande uit 2 samengestelde delen;
  • gebouwd vóór 1972;
  • voldoende uiterlijke kenmerken van een boerderij zijn nog aanwezig;
1.41 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.42 dakkapel

opbouw op een schuin dak en/of op een deel van de gevel met een verticaal raamkozijn en voorzien van zijwanden en een dak;

1.43 daknok

hoogste punt van een schuin dak;

1.44 dakopbouw

een toevoeging aan het hoofdgebouw door het verhogen van de nok of bovenste dakrand van het dak die het silhouet van het oorspronkelijke dak verandert;

1.45 dakvoet

laagste punt van een schuin dak;

1.46 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending (anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit). Daaronder mede begrepen internetwinkels en mede begrepen bedrijvigheid, voor zover dat in verband staat met en essentieel onderdeel is van de verkoop van de goederen, zoals bijvoorbeeld onderhoud, reparatie en installatie, alsmede opslag van de te verkopen goederen;

1.47 detailhandel volumineus

detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen, of vanwege de gevoerde formule, een groot oppervlak nodig heeft, zoals de verkoop van meubels, woninginrichtingartikelen, bouwmarkten, tuincentra en handel in auto's en boten en die niet in winkelgebieden kunnen worden gevestigd;

1.48 dienstverlening
  • het verlenen van economisch - maatschappelijke diensten aan derden, onder dienstverlenende bedrijven of dienstverlenende instellingen zijn in ieder geval begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van internethandel, een garagebedrijf en een seksinrichting;
  • de bedrijfsmatige uitoefening van administratieve werkzaamheden zoals (internet)kantoren en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;

Onderscheid wordt gemaakt in de volgende typen:

  • a. publieksgerichte dienstverlening: dienstverlening met publieksaantrekkende werking, waaronder in ieder geval een kapperszaak, makelaarskantoor;
  • b. niet-publieksgerichte dienstverlening: dienstverlening zonder publieksaantrekkende werking, waar onder in ieder geval een financieel administratiekantoor, internetkantoor;
1.49 duurzaam beëindigd

een activiteit wordt meer dan 3 jaar structureel niet uitgevoerd, of zoveel korter als is overeengekomen;

1.50 ecologische verbindingszone

langgerekt gebied waarbinnen verbindende landschapselementen zijn of worden gerealiseerd;

1.51 ecologische waarden

aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het gebied, waartoe behoren de natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, de mate van stilte, donkerte en openheid, de landschapsstructuur en de belevingswaarde;

1.52 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

1.53 EPC

coëfficiënt die de energieprestatie van een nieuwbouw woning of utiliteitsgebouw aangeeft. Dit coëfficiënt wordt berekend op basis van de gebouweigenschappen, de gebouwgebonden installaties en een gestandaardiseerd bewoners/gebruikersgedrag op basis van NEN 7120;

1.54 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover dit plan deze inrichting niet verbiedt;

1.55 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van (porno)-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.56 extensieve dagrecreatiepunten

Voorzieningen of bedrijfsmatige activiteiten als ondergeschikte activiteit bij een agrarisch bedrijf. Hieronder vallen in ieder geval het inrichten van een (voormalige) bedrijfsruimte voor natuureducatie, proeven van streekproducten op de boerderij, boerengolf en zorgboerderij;

1.57 garagebox

een zelfstandig niet voor bewoning bestemd gebouw, dat door zijn indeling en inrichting uitsluitend bestemd is voor stalling van voertuigen en/of huishoudelijke bergruimte;

1.58 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.59 geluidzoneringsplichtige inrichting

een inrichting waarbij als gevolg van de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.60 gestapelde woningen

woningen waarbij sprake is van twee of meer woningen geheel of gedeeltelijk boven elkaar;

1.61 gestapelde hoofdmassa

hoofdmassa waarbij sprake is van twee of meer zelfstandig functionerende eenheden geheel of gedeeltelijk boven elkaar;

1.62 gevellijn

de op de verbeelding aangegeven lijn die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens de regels toegelaten afwijkingen;

1.63 glastuinbouw

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in kassen plaatsvindt;

1.64 groenblauwe mantel

gebieden met een belangrijke nevenfunctie voor natuur en water die overwegend grenzen aan de ecologische hoofdstructuur en ecologische verbindingszone of die deze verbinden;

1.65 groepsrisico

cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen een inrichting waar een gevaarlijk stof of een gevaarlijk afvalstof betrokken is;

1.66 groothandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of afleveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen, ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;

1.67 GVE (groot vee-eenheid)

eenheid waarmee de fosfaatproductie van landbouwhuisdieren wordt uitgedrukt en waarbij 1 GVE overeenkomt met de fosfaatproductie van één melkkoe;

1.68 hoekperceel

het perceel dat aan twee of meer zijden is gelegen aan openbaar gebied;

1.69 hogere grenswaarde

een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;

1.70 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.71 hoofdmassa

het hoofd(woon)gebouw exclusief architectonisch ondergeschikte delen die door de uiterlijke verschijningsvorm onderscheiden kunnen worden van dit hoofd(woon)gebouw;

1.72 hoofdwoongebouw

een gebouw, exclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken met een woonfunctie, dat door zijn ligging, constructie en/of afmeting onderdeel uitmaakt van een bedrijf en als belangrijkste woongebouw wordt aangemerkt, en dat bedoeld is voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting een functionele binding heeft met de bedrijfsactiviteiten die het desbetreffende bedrijf uitoefent;

1.73 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of het bedrijfsmatig logies verstrekken, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie. De volgende indeling in typen horeca wordt gehanteerd:

  • a. lichte horeca:
    • 1. aan de detailhandelsfunctie verwante horeca zoals: automatiek, broodjeszaak, cafetaria, croissanterie, koffiebar, lunchroom, snackbar, tearoom, traiteur, bezorg- en/of afhaalservice.
    • 2. overige lichte horeca zoals hotel, restaurant al dan niet met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizza, chinees, fastfood restaurants);
  • b. middelzware horeca:
    bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken zoals: bar, bierhuis, biljartcentrum, café, coffeeshop, proeflokaal, shoarma/grillroom, zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek/dansevenementen);
  • c. zware horeca:
    bedrijven die voor een goed functioneren ook 's-nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen zoals: discotheek, nachtclub, partycentrum. Regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen;
1.74 huishouden

een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren;

1.75 hulpgebouw

een gebouw ten behoeve van een agrarisch bedrijf, behorende bij een landbouwperceel/ landbouwkavel, dat zowel qua afmeting als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het agrarisch hoofdgebruik. Het gaat hier onder meer om dierenverblijven, schuilhutten, schuilgelegenheden, kapschuren, melkschuren;

1.76 internethandel

handel via internet waarbij onderscheid wordt gemaakt in de volgende typen:

  • a. internetkantoor:
    internethandel zonder fysieke bezoekmogelijkheid, zonder opslag- en verzendfunctie en waar alleen elektronische transacties tot stand komen. Dit type valt onder dienstverlening en is vergelijkbaar met een niet-publieksgerichte dienstverlening zoals een kantoor;
  • b. internetbedrijf:
    internethandel zonder fysieke bezoekmogelijkheid en met opslag- en verzendfunctie. Dit type valt onder bedrijf;
  • c. internetafhaalpunt:
    internethandel met fysieke bezoekmogelijkheid en zonder uitstalling ten verkoop. Dit type valt onder bedrijf;
  • d. internetwinkel:
    internethandel met fysieke bezoekmogelijkheid en met uitstalling ten verkoop. Dit type valt onder detailhandel;
1.77 kamerverhuur

de verhuur van een deel van al dan niet zelfstandige woonruimte ten behoeve van (langdurige) bewoning door personen voor welke inschrijving in de Basisregistratie personen (BRP) noodzakelijk is en die geen duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren;

1.78 kas

agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden waaronder mede begrepen een schuurkas of een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1,5 m;

1.79 kruisingsvlak

het gemeenschappelijk vlak, door de elkaar kruisende openbare wegen gevormd, bij het fictief doortrekken van de rijbaankanten;

1.80 kwetsbare objecten
  • a. woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal 2 woningen, woonschepen en woonwagen per hectare of bedrijswoningen van derden;
  • b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, te weten:
    • 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    • 2. scholen;
    • 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
    • 4. kantoorgebouwen waaronder begrepen bedrijfskantoren en hotels met een brutovloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 per object;
  • c. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk brutovloeropperlvak meer dan 1.000 m2 bedraagt, en winkels met een brutovloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 per winkel voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
  • d. andere objecten, zoals (delen van) gebouwen, waar 50 of meer personen aanwezig zijn èn waarbij de personendichtheid groter is dan 1 persoon per 100 m² èn waarbij deze personen 40 uur per week of meer aanwezig zijn;
  • e. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.

Objecten die onderdeel uitmaken van een Bevi-inrichting maken hiervan geen onderdeel uit.

1.81 maatschappelijke voorzieningen

sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, sportieve recreatie, voorzieningen ten behoeve van de openbare dienstverlening en voorzieningen ten behoeve van onderwijs. Onderscheid wordt gemaakt in de volgende typen:

  • a. publieksgerichte maatschappelijke voorziening:
    maatschappelijke voorziening met publieksaantrekkende werking, waaronder in ieder geval een school, gemeentehuis;
  • b. niet-publieksgerichte maatschappelijke voorziening:
    maatschappelijke voorzieningen zonder publieksaantrekkende werking, waaronder in ieder geval een kleinschalig gezinsvervangend tehuis, niet zijnde kamerverhuur;
1.82 mansardekap

dakvorm waarbij het onderste deel van het zadeldak of schilddak steiler is dan het bovenste deel, waardoor een geknikte vorm ontstaat;

1.83 mestbewerking

de toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen, zoals droging, bezinking, (co)vergisting, scheiding, hygiënisatie of indamping van mest;

1.84 nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf

Bedrijfsmatige activiteit die voorziet in een aanvulling van het inkomen van de agrariër, maar die in meerdere opzichten (ruimtelijk, functioneel, economisch) ondergeschikt blijft aan de aanwezige agrarische bedrijfsvoering. De bedrijfsmatige activiteit kan al dan niet verbonden zijn met de agrarische bedrijfsvoering, verbrede landbouw valt dus ook onder het begrip nevenactiviteiten, evenals een neventak intensieve veehouderij;

1.85 neventak intensieve veehouderij

een niet-grondgebonden veehouderij die onderdeel uitmaakt van een grondgebonden agrarisch bedrijf en qua economische bedrijfsomvang, inkomen en ruimtegebruik ondergeschikt is aan het grondgebonden agrarisch bedrijf;

1.86 niet-publieksgerichte voorziening

voorziening zonder publieksaantrekkende werking waarbij onderscheid wordt gemaakt in de volgende typen:

  • a. niet-publieksgerichte dienstverlening: zie onder dienstverlening, type b;
  • b. niet-publieksgerichte maatschappelijke voorziening: zie onder maatschappelijke voorziening, type b;
1.87 nieuwvestiging

de vestiging van een al dan niet bestaand agrarisch bedrijf op een locatie waar nog geen agrarisch of niet-agrarisch bouwvlak aanwezig is;

1.88 Nederlandse Grootte Eenheid (NGE)

Nederlandse Grootte Eenheid (NGE), een standaard eenheid voor de bepaling van de omvang van een agrarisch bedrijf;

1.89 omschakeling

binnen een bouwvlak overstappen naar een ander soort bedrijf of andere bedrijfsvorm met dezelfde bestemming;

1.90 ondergronds bouwen

bouwen onder peil;

1.91 open opslag

het opslaan, of opgeslagen houden van voorwerpen, stoffen of producten en andere materialen op de onbebouwde gronden van (bedrijfs)percelen, daaronder mede begrepen de uitstalling ten verkoop, verhuur en dergelijke;

1.92 openbaar toegankelijk gebied

Openbare weg, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;

1.93 openbare weg

alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;

1.94 overig gebouw voor bedrijf of voorziening

gebouw in gebruik voor een bedrijf en/of voorziening (dienstverlening, maatschappelijk, horeca, detailhandel) niet zijnde de hoofdmassa in de gevellijn of een bijbehorend bouwwerk;

1.95 overige teeltondersteunende voorzieningen

Hieronder worden verstaan vraatnetten en boomteelthekken;

1.96 overkapping met een open constructie

Een bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte ruimte vormt, met maximaal twee wanden die al dan niet tot de constructie zelf behoren. In de zin van dit bestemmingsplan is dit begrip gelijk aan een gebouw;

1.97 omschakeling

binnen een bouwvlak overstappen naar een ander soort bedrijf of andere bedrijfsvorm met dezelfde bestemming;

1.98 onzelfstandige woonruimte

woonruimte welke geen eigen toegang heeft en welke niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte, waarbij keuken, toilet, badkamer en douche als wezenlijke voorzieningen worden aangemerkt;

1.99 overig agrarisch bedrijf

agrarisch bedrijf dat niet binnen de begripsbepaling van veehouderij, vollegrondsteeltbedrijf of glastuinbouwbedrijf valt.

Voorbeelden zijn productiegerichte paardenhouderijen, slakken-, vissen-, wormen- of insectenkwekerijen of bedrijven waar gewassen worden geteeld in gebouwen zoals champignon-, container- en witlofkwekerijen;

1.100 paardenhouderij
  • productiegericht: een grondgebonden agrarisch bedrijf dat is gericht op het fokken van paarden, het bieden van leefruimte aan opgroeiende paarden en/of het voortbrengen van producten door middel van het houden van paarden, zoals een paardenmelkerij of een daarmee gelijk te stellen bedrijfsvorm, eventueel in combinatie met ondergeschikte trainingsfaciliteiten ten behoeve van de eigen gefokte paarden en de in- en verkoop van paarden;
  • gebruiksgericht: een paardenhouderij die, naast het uitoefenen van productiegerichte paardenhouderijactiviteiten, mede is gericht op het bieden van stallingsruimte voor paarden, het trainen van paarden en het uitbrengen in de sport, alsmede verhuur van diensten met behulp van paarden, niet zijnde manege-activiteiten zoals het geven, dan wel faciliteren van paardensportinstructie en het geven van gelegenheid tot het recreatief houden en/of berijden van paarden;
1.101 peil
  • a. hoogten vanaf het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven;
  • b. indien in, op of over het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil;
1.102 perceelsgrens

grens van het bouwperceel;

1.103 plaatsgebonden risico

risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of een gevaarlijke afvalstof betrokken is;

1.104 productiegebonden detailhandel
  • a. een beperkte verkoop van goederen die ter plaatse worden vervaardigd/geproduceerd, bewerkt, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
  • b. een beperkte verkoop van goederen die functioneel rechtstreeks verband houden met de bedrijfsactiviteiten;
  • c. een beperkte verkoop als niet zelfstandig onderdeel van krachtens de bestemming toegelaten groothandel;
1.105 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.106 permanente teeltondersteunende voorziening

teeltondersteunende voorziening die voor onbepaalde tijd wordt gebruikt, niet zijnde een kas;

1.107 schuilgelegenheid voor vee

bouwwerken, geen gebouw zijnde of overkapping met open constructie, waar vee kan schuilen, waaronder een stal niet wordt begrepen;

1.108 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.

Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.109 sportterreinen

terreinen ten behoeve van sport en sportieve recreatie;

1.110 sportvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie;

1.111 stedelijke ontwikkeling

ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of haventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen;

1.112 teeltondersteunende voorzieningen (TOV)

ondersteunende voorzieningen in, op of boven de grond die een onderdeel zijn van de bedrijfsvoering van een (vollegronds)teeltbedrijf en worden gebruikt om de volgende doelen na te streven:

  • verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, terugdringen van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
  • verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
  • bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringen onkruidbestrijding, effectief omgaan met water);
1.113 tijdelijke (lage) teeltondersteunende voorzieningen

niet menstoegankelijke opstanden/constructies en afdekmaterialen met een hoogte van maximaal 1m welke gebruikt worden als ondersteuning van de op het betrokken bedrijf te exploiteren vollegrondsteelten en als bescherming van de gewassen gedurende maximaal 8 maanden per jaar, afhankelijk van de teelt;

1.114 twee-aaneengebouwde hoofdmassa
  • a. hoofdmassa welke deel uitmaakt van twee aaneengebouwde, grondgebonden hoofdmassa's;
  • b. hoofdmassa waarbij één zijgevel in de zijdelingse perceelsgrens valt met uitzondering van aaneengebouwde hoofdmassa's;
1.115 veehouderij

agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren. Onderscheid kan gemaakt worden in grondgebonden veehouderij en intensieve veehouderij;

  • a. Grondgebonden veehouderij: veehouderij waarvan het voer en de mest voor het overgrote deel gewonnen respectievelijk aangewend worden op gronden die in gebruik zijn van de veehouderij en die in de directe omgeving liggen van de bedrijfslocatie , waarbij voldaan wordt aan één van de volgende criteria:
    • 1. De veebezetting bedraagt niet meer dan 3,56 gve/ha, berekend over de grond die vast in gebruik is, voor zover gelegen binnen 15 km van de bedrijfslocatie.
    • 2. Ten minste 56% van de op het bedrijf geproduceerde mest, uitgedrukt in fosfaat, wordt aangewend op grond die vast in gebruik is, voor zover gelegen binnen 15 km van de bedrijfslocatie.
    • 3. Ten minste 71% van het ruwvoer (gras en mais), uitgedrukt in fosfaat, wordt gewonnen op grond die vast in gebruik is, voor zover gelegen binnen 15 km van de bedrijfslocatie.
    • 4. Indien in de veehouderij dieren worden gehouden uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer;
  • b. Intensieve veehouderij (niet-grondgebonden veehouderij): niet-grondgebonden veehouderijbedrijf waarin het houden van vee of pluimvee de hoofdzaak is;
1.116 veiligheidszone - bevi

de PR 10-6-contour van de betreffende Bevi-inrichting voor zover deze is gelegen buiten de eigen perceelsgrens van de betreffende Bevi-inrichting;

1.117 verminderd zelfredzame

mensen die als gevolg van fysieke of psychische gesteldheid extra bescherming verdienen (kinderen, ouderen, zieken, psychisch kwetsbare personen);

1.118 (vollegronds)teeltbedrijf

agrarisch bedrijf in de land- en tuinbouwsector dat zich richt op het telen van gewassen met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt;

1.119 verzamelweg

weg die gericht is op het verzamelen en verdelen van het verkeer in de wijken (inclusief het centrum) en bedrijventerreinen, sluit aan op de hoofdwegen, 30 of 50 km/ uur;

1.120 voorerfgebied

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;

1.121 voorkant van de hoofdmassa

de zijde van het boven peil gelegen gedeelte van een gebouw (c.q. hoofdmassa) welke is gericht op het openbaar toegankelijk gebied en die bovendien het beloop van de gevellijn volgt of, indien daarvan geen of ten dele sprake is en/of sprake is van meerdere gevellijnen, wordt bepaald op basis van de ruimtelijke uitstraling, waaronder de uiterlijke verschijningsvorm en de situering;

1.122 voorste grens van het bouwvlak

de grens van het bouwvlak die is gericht naar de weg en waarop de hoofdmassa is georiënteerd;

1.123 voorziening

Een voorziening bestaat uit een of meer van de volgende functies:

  • detailhandel;
  • dienstverlening;
  • horeca;
  • maatschappelijke voorziening;
1.124 vrijstaand bijbehorend bouwwerk

bijbehorend bouwwerk dat vrijstaat van de hoofdmassa en aangebouwde aangebouwde bijbehorende bouwwerken en overige gebouwen;

1.125 vrijstaande hoofdmassa

hoofdmassa welke vrij van de zijdelingse perceelsgrenzen staat;

1.126 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting vanéén afzonderlijk huishouden;

1.127 woonwagen

een voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst;

1.128 (woonwagen)standplaats

een stuk grond aangewezen voor het bouwen van een woonwagen alsmede bijbehorende voorzieningen voor het groepswonen in familieverband;

1.129 zijkant (hoofdmassa)

gevel of gemeenschappelijke scheidsmuur van een gebouw (c.q. hoofdmassa), niet zijnde voor- of achtergevel.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de bestemmingsgrens

de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot de bestemmingsgrens;

2.2 afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens

de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) perceelsgrens (perceelsscheiding van het bouwperceel);

2.3 afstand tussen gebouwen op hetzelfde bouwperceel

de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen. In het geval dat geen sprake is van buitenwerkse gevelvlakken (en/of gemeenschappelijke scheidingsmuren): de kortste tussen de denkbeeldige lijnen vanuit de neerwaartse projectie van het dak, 1 m boven peil;

2.4 breedte bouwperceel

tussen de zijdelingse perceelsscheidingen van het bouwperceel in de naar de zijde van het openbaar toegankelijke gebied gekeerde bestemmingsgrens;

2.5 breedte, diepte, oppervlakte van een bouwwerk
  • a. tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het peil;
  • b. in geval van een ondergronds bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren) 0,5 m onder peil;
  • c. in geval dat geen sprake is van buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van scheidingsmuren: tussen de denkbeeldige lijnen vanuit de neerwaartse projectie van het dak, op het peil;
2.6 breedte hoofdmassa

evenwijdig aan de gevellijn die (mede) bepalend is voor het vaststellen van de voorkant van de hoofdmassa en is gelegen tussen de twee zijkanten van de hoofdmassa;

2.7 bruto-vloeroppervlak van een gebouw

gemeten (op alle bouwlagen) op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies of indien de binnenruimte van het gebouw grenst aan de binnenruimte van een ander gebouw: tot het hart van de desbetreffende scheidingsconstructies;

2.8 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.9 diepte hoofdmassa
  • a. indien de voorkant hoofdmassa (gedeeltelijk) is gelegen in de gevellijn: loodrecht tussen de achterkant van de hoofdmassa en de gevellijn die bepalend is voor het vaststellen van de voorkant van de hoofdmassa;
  • b. indien de voorkant hoofdmassa niet is gelegen in de gevellijn en ook niet gedeeltelijk: loodrecht tussen de achterkant van de hoofdmassa en het punt van de voorkant hoofdmassa welke het dichtst is gelegen bij de gevellijn die bepalend is voor het vaststellen van de voorkant van de hoofdmassa;
2.10 goothoogte van een bouwwerk
  • a. vanaf de horizontale snijlijn van gevelvlak en dakvlak tot aan het peil;
  • b. bij een mansardekap wordt de goothoogte gemeten vanaf de snijlijn, niet zijnde de noklijn, van dakvlakken tot aan het peil;
  • c. bij een dakopbouw wordt de daarbij behorende goothoogte buiten beschouwing gelaten;
2.11 hoogte bouwlaag

bovenkant vloer tot bovenkant vloer of ingeval van een gebouw met een plat dak van bovenkant vloer tot bovenkant dak;

2.12 (bouw)hoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk met uitzondering van kleine bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.13 inhoud van een bouwwerk

tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.14 nokhoogte van een bouwwerk

vanaf de horizontale snijlijn van twee hellende dakvlakken tot aan het peil;

2.15 verticale diepte

vanaf onderkant vloer van het ondergronds bouwwerk tot aan het peil;

2.16 uitzonderingen

bij de toepassing van het bepaalde in dit artikel ten aanzien van het bouwen geldt de volgende uitzondering:

ondergeschikte bouwdelen zoals als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken worden buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt. Dakopbouwen, dakkapellen en erkers worden als niet ondergeschikt aangemerkt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

Wonen

  • a. bedrijfswoning in de hoofdmassa welke (deels) in de voorste grens van het bouwvlak is gelegen en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', waarbij per bouwperceel maximaal 1 (bedrijfs)woning is toegelaten, met dien verstande dat indien in de bestaande situatie sprake is van meer dan 1 woning op een bouwperceel, maximaal het bestaande aantal woningen is toegelaten;
  • b. beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten bij een (bedrijfs)woning, op een maximum van 50 m2 brutovloeroppervlak van de hoofdmassa of bijbehorend bouwwerk per (bedrijfs)woning, met in achtneming van lid 3.5.2;

met dien verstande dat bestaande kamerbewoning, bed & breakfast en bedrijf en beroep-aan-huis zijn toegestaan in de toegelaten aard en omvang;

Agrarische bedrijven

  • c. agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
  • d. ter plaatse van een bouwvlak de uitoefening van een reëel of volwaardig agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'kas' zijn kassen toegestaan;

Overige activiteiten

  • f. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' zijn volkstuinen toegelaten;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - open opslag' is opslag in de open lucht toegestaan, waarbij de activiteiten zijn toegestaan zoals opgenomen in Bijlage 7 Open opslag;
  • h. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • i. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschaps-, natuur- en cultuurhistorische waarden;

Algemene regels agrarische bedrijven

  • j. ondergeschikte en nietzelfstandige functies op niet meer dan 10% van het totale brutovloeroppervlak van het bedrijf en/of de voorziening binnen het bouwvlak, exclusief de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 100 m2 voor (een combinatie van) de volgende functies:
    • 1. aan lid d ondergeschikte en niet-zelfstandige detailhandel voor zover het betreft een beperkte verkoop van goederen die functioneel rechtstreeks verband houden met het bedrijf en/of de voorziening, waarbij verkoop van streekgebonden producten bij een agrarisch bedrijf tot maximaal 35 m2 altijd is toegestaan;
    • 2. aan lid d ondergeschikte en niet -zelfstandige internethandel;
    • 3. aan lid d en h ondergeschikte, niet-zelfstandige, aan de detailhandelsfunctie of extensieve dagrecreatie verwante, lichte horeca;
    • 4. extensieve dagrecreatiepunten;
  • k. indien het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - open opslag' gedurende minimaal drie jaar is gestaakt en duurzaam beëindigd is, de gronden niet meer als zodanig in gebruik mogen worden genomen ten behoeve van de desbetreffende activiteit;

met dien verstande dat een bestaand internetbedrijf of internetafhaalpunt is toegestaan in de toegelaten aard en omvang;

Overige bijbehorende voorzieningen en bouwwerken met de, ondergeschikt aan de bestemming, bijbehorende:

  • l. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat voldaan wordt aan Artikel 26 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden, waarbij het bestaande gebruik in de bestaande omvang en functietype is toegelaten;
  • m. bijbehorende bouwwerken;
  • n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • o. tuinen, erven en verhardingen;
  • p. ontsluitingswegen en -paden ten behoeve van aangrenzende bestemmingen;
  • q. nutsvoorzieningen;
  • r. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemene bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in zijn algemeenheid de volgende regels:

  • a. Voor zover bestaande bouwwerken afwijken van de regels in lid 3.2.2 tot en met 3.2.8 wordt de bestaande plaats en bestaande contour van de afwijking geacht te zijn bestemd.
  • b. Voor het bouwen van gebouwen geldt dat gebouwen uitsluitend zijn toegestaan binnen het bouwvlak, met dien verstande dat:
    • 1. per bouwvlak zijn uitsluitend gebouwen toegestaan voor 1 agrarisch bedrijf;
    • 2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij op de verbeelding sprake is van een aanduiding 'maximum bebouwingspercentage', in welk geval het aangegeven bebouwingspercentage van toepassing is;
    • 3. teeltondersteunende kassen binnen het bouwvlak zijn toegestaan, waarbij geldt dat overige kassen uitsluitend zijn toegelaten ter plaatse van de aanduiding 'kas';
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - overig gebouw' en 'volkstuin' buiten het bouwvlak tevens gebouwen zijn toegestaan.
3.2.2 Hoofdmassa bedrijfswoning in de voorste grens van het bouwvlak

Voor het bouwen van de hoofdmassa, welke (deels) in de voorste grens van het bouwvlak is gelegen, en uitsluitend is toegelaten ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan;
  • b. de hoofdmassa mag uitsluitend achter de voorste grens van het bouwvlak worden gebouwd waarbij:
    • 1. de voorkant van de hoofdmassa minimaal voor 50% in de voorste grens van het bouwvlak moet worden gebouwd;
    • 2. indien in de bestaande situatie niet voldaan wordt aan sub 1: het bestaande percentage en/of de bestaande afstand tot de grens van het bouwvlak mag worden gehanteerd;
  • c. de afstand van de hoofdmassa tot de zijdelingse grens van het bouwvlak dient minimaal te zijn in totaal tot beide bouwvlakgrenzen 6 m, met een minimum van 1,5 m tot de afzonderlijke bouwvlakgrenzen;
  • d. het oppervlak van de hoofdmassa mag niet meer bedragen dan maximaal 150 m2 tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt;
  • e. de diepte van de hoofdmassa mag maximaal bedragen:
    • 1. indien de goothoogte niet hoger is dan 4 m en voldaan wordt aan lid 3.2.2 onder c: 22 m;
    • 2. indien de goothoogte hoger is dan 4 m: 12 m;
    • 3. indien in de bestaande situatie niet wordt voldaan aan sub 1 en 2: de bestaande diepte;
  • f. de breedte van de hoofdmassa bedraagt bij een vrijstaande woning niet meer dan de diepte verminderd met 1 meter, met dien verstande dat als in de bestaande situatie de bestaande breedte groter is dan de diepte dan is de bestaande verhouding in breedte en diepte toegelaten;
  • g. de goothoogte van de hoofdmassa mag niet meer bedragen dan:
    • 1. de goothoogte van de voorkant hoofdmassa in de bestaande situatie vermeerderd met 1 m, met dien verstande dat de goothoogte ten minste 4 m mag bedragen;
    • 2. indien in de bestaande situatie geen sprake is van een goothoogte, dan bedraagt de maximum goothoogte 6 m;
  • h. de bouwhoogte van de hoofdmassa mag niet meer bedragen dan:
    • 1. de bouwhoogte in de bestaande situatie vermeerderd met 1 m, met dien verstande dat de bouwhoogte ten minste 4 m mag bedragen;
    • 2. indien in de bestaande situatie geen sprake is van een bouwhoogte, dan bedraagt de maximum bouwhoogte 10 m;
  • i. het dak van de hoofdmassa is voorzien van een nok, waarbij geldt dat:
    • 1. de kaphelling minimaal 30 en maximaal 65 graden mag bedragen;
    • 2. indien in de bestaande situatie geen nok aanwezig is: ook de bestaande dakvorm is toegestaan;
    • 3. indien in de bestaande situatie niet voldaan wordt aan sub 1: de bestaande dakhelling voor het dakvlak dat afwijkt is toegestaan.
  • j. indien bij een renovatie van de bestaande hoofdmassa een EPC van 0 gerealiseerd wordt, mogen de maximale maten zoals genoemd in lid c tot en met i met 0,5 m worden overschreden.
  • k. dakkapellen zijn toegestaan mits voldaan wordt aan het volgende:
    • 1. de onderzijde meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet;
    • 2. de bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok;
    • 3. de zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak;
    • 4. in afwijking van lid 2 mag, indien de voorkant van de dakkapel gelijk ligt met de gevel waarin de dakkapel gebouwd wordt, de breedte maximaal 30% bedragen van de voorkant waarin de dakkapel gebouwd wordt;
  • l. dakopbouwen zijn toegestaan mits:
    • 1. voldaan wordt aan de maximaal voorgeschreven bouwhoogte;
    • 2. de afstand van de voorkant van de dakopbouw tot de voorkant van de gevel waarin de dakopbouw gebouwd wordt minimaal 1 m bedraagt.
3.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, niet zijnde hoofdmassa, gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken, dienen achter de voorste grens van het bouwvlak, in het bebouwingsgebied en minimaal 1 m achter de voorkant van de hoofdmassa te worden geplaatst;
  • b. de totale diepte van de hoofdmassa met de daaraan aangebouwde bijbehorende bouwwerken, te meten vanaf de voorkant van de hoofdmassa, mag gezamenlijk maximaal 22 m bedragen;
  • c. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning in het bebouwingsgebied hoofdmassa, waar geen hoofdmassa aanwezig is, bedraagt maximaal de volledige oppervlakte van het bebouwingsgebied hoofdmassa;
  • d. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken in het overig bebouwingsgebied bedraagt niet meer dan 200 m2, vermeerderd met de oppervlakte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken zoals bedoeld in sub g;
  • e. in het bebouwingsgebied hoofdmassa geldt voor de hoogte en het dak het volgende:
    • 1. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal de toegestane goothoogte van de hoofdmassa bedragen zoals bepaald in lid 3.2.2 onder g;
    • 2. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal de toegestane bouwhoogte van de hoofdmassa bedragen zoals bepaald in lid 3.2.2 onder h;
    • 3. de dakhelling mag maximaal gelijk zijn aan de dakhelling van het dakvlak van de hoofdmassa waaraan wordt gebouwd;
  • f. in het overige bebouwingsgebied geldt voor de hoogte en het dak het volgende:
    • 1. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 3,1 m bedragen of ingeval van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk waarbij de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw hoger is dan 3,1 m, maximaal 0,25 m boven de hoogte van die eerste bouwlaag maar in geen geval hoger dan 4 m;
    • 2. de nokhoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 5 m bedragen;
    • 3. in afwijking van sub 2 is ook een platte afdekking toegelaten mits de denkbeeldige nok bij het doortrekken van de dakvlakken maximaal 5 m bedraagt;
    • 4. de dakhelling van een aangebouwd bijbehorende bouwwerk mag maximaal gelijk zijn aan de dakhelling van het dakvlak aan de zijde van de hoofdmassa waaraan wordt bijgebouwd;
    • 5. de dakhelling van een vrijstaande bijbehorende bouwwerk mag ten hoogste gelijk zijn aan de steilste dakhelling van de hoofdmassa;
  • g. in afwijking van lid a en met inachtneming van het bepaalde in de leden b tot en met f, mogen aangebouwde bijbehorende bouwwerken aan de voorkant hoofdmassa en/of aan de zijkant hoofdmassa vóór de voorste grens van het bouwvlak worden gebouwd waarbij:
    • 1. per gevel maximaal één aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag worden gebouwd;
    • 2. de maximale breedte maximaal 3/5 deel per gevel bedraagt met een maximum van 4 m, waarbij maximaal 1 m niet direct aan de hoofdmassa grenst;
    • 3. in aanvulling op lid 1 en 2 per gevel één overkapping met een open constructie mag worden gebouwd met een maximale breedte van 2 m;
    • 4. de diepte maximaal 1 m is;
    • 5. de bouwhoogte maximaal 0, 25 m hoger is dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de hoofdmassa, met een maximale bouwhoogte van 4 m
  • h. dakkapellen zijn toegestaan mits voldaan wordt aan het volgende:
    • 1. voorzien van een plat dak;
    • 2. gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,75 m;
    • 3. de onderzijde meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet;
    • 4. de bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok;
    • 5. de zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak;
    • 6. maximaal één dakkapel per bijbehorend bouwwerk met een maximale breedte van 30% van de gevelbreedte van de zijde waarop de dakkapel is georiënteerd.
3.2.4 Agrarische bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen voor agrarische bedrijfsactiviteiten, gelden, ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', in aanvulling op lid 3.2.1, de volgende regels:

  • a. er is maximaal één bouwlaag toegestaan ;
  • b. een bedrijfsgebouw mag achter de voorste grens van het bouwvlak worden gebouwd waarbij:
    • 1. het gebouw op een afstand van minimaal 12 m van de voorste grens van het bouwvlak is gelegen;
    • 2. indien in de bestaande situatie niet voldaan wordt aan sub 1: de bestaande afstand tot de voorste grens van het bouwvlak;
  • c. de afstand van een bedrijfsgebouw tot de zijdelingse grens van het bouwvlak dient minimaal te zijn aan beide zijden 3 m;
  • d. het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven.
  • e. de goothoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 6 m, tenzij op de verbeelding een aanduiding 'maximum goothoogte', of 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven, in welk geval de aangegeven goothoogte van toepassing is;.
  • f. de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 13 m, tenzij op de verbeelding een aanduiding 'maximum bouwhoogte' of 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven, in welk geval de aangegeven bouwhoogte van toepassing is;
  • g. het dak van de bedrijfsgebouwen is voorzien van een nok, waarbij geldt dat:
    • 1. de dakhelling van een aangebouwd bedrijfsgebouw maximaal gelijk is aan de dakhelling van het dakvlak van de hoofdmassa waaraan wordt bijgebouwd;
    • 2. de dakhelling van een vrijstaand bedrijfsgebouw niet meer mag bedragen dan 45º;
    • 3. indien in de bestaande situatie het dak niet is voorzien van een nok, is de bestaande dakvorm toegestaan.
  • h. teeltondersteunende kassen mogen worden gebouwd in het bouwvlak, waarbij geldt dat:
    • 1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 1.000 m²;
    • 2. de afstand tot (bedrijfs)woningen op naastgelegen percelen niet minder mag bedragen dan 20 m.
3.2.5 Overige gebouwen voor agrarische activiteiten

Voor het bouwen van overige gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - overig gebouw', gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - overig gebouw' mag uitsluitend een overig gebouw ten behoeve van agrarische bedrijfsactiviteiten gebouwd worden;
  • b. de afstand van een overig gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal de bestaande afstand;
  • c. de oppervlakte van de overige gebouwen bedraagt maximaal de bestaande oppervlakte;
  • d. de hoogte van een overig gebouw mag niet meer bedragen dan:
    • 1. de bestaande goothoogte vermeerderd met 1 m;
    • 2. de bestaande bouwhoogte vermeerderd met 1 m;
  • e. voor het dak van de overige gebouwen geldt dat de dakhelling maximaal 45º mag bedragen.
3.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden binnen het bouwvlak in het gebied tussen de naar de weg gekeerde grens/grenzen van het bouwvlak en 5 m daarachter alsmede vóór de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning:
    • 1. mag de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer bedragen dan 1 m;
    • 2. mag de bouwhoogte van vlaggenmasten niet meer bedragen dan 6 m;
    • 3. mag de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer bedragen dan 1 m.
  • b. in overige gevallen op de gronden binnnen het bouwvlak:
    • 1. mag de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer bedragen dan 2,2 m;
    • 2. mag de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde vlaggenmasten en verlichtingsarmaturen, niet meer bedragen dan 13,5 m, met dien verstande dat op de strook grond gelegen tussen het gebied zoals omschreven in lid a en 3 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfsgebouwen de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 4 m;
  • c. op de gronden buiten het bouwvlak:
    • 1. zijn permanente teeltondersteunende voorzieningen niet toegestaan.
    • 2. Bedraagt de bouwhoogte van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen en overige teeltondersteunende voorzieningen te weten vraatnetten en boomteelthekken niet meer dan 3 m.
    • 3. Bedraagt de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 1,5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorste grens van het bouwvlak niet meer dan 1 m mag bedragen;
    • 4. Bedraagt de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde niet meer dan 3 m.
3.2.7 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen gelden de volgende regels:

  • a. ondergronds bouwen is alleen toegestaan achter de voorste grens van het bouwvlak;
  • b. de oppervlakte van ondergrondse gebouwen bedraagt maximaal het toegestane oppervlak voor hoofdmassa en bijbehorende bouwwerken op basis van lid 3.2.1 tot en met 3.2.3;
  • c. de verticale diepte van het ondergrondse bouwwerk mag maximaal 3,5 m bedragen.
3.2.8 Bebouwing volkstuinen

Voor het bouwen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' gelden de volgende regels:

  • a. per tuin is maximaal één gebouw ten behoeve van berging van tuingereedschappen toegelaten;
  • b. het oppervlak van het bouwwerk mag maximaal 6 m2 bedragen;
  • c. de bouwhoogte van het bouwwerk mag maximaal 2,5 m bedragen.
3.3 Nadere eisen

Het college van Waalwijk kan nadere eisen stellen aan bebouwing (plaats en afmetingen) ten behoeve van:

  • a. een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige waarden van de omgeving;
  • b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, onder andere met het oog op de bezonning, lichtuitstraling en de privacy;
  • c. het bevorderen van de verkeers-, sociale en brandveiligheid.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Algemene voorwaarden voor afwijken

In de hierna volgende artikelen wordt waar relevant verwezen naar één of meerdere van de volgende voorwaarden, waarbij door het beoogde bouwen:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. geen onaanvaardbare situatie ontstaat met betrekking tot milieuhygiënische kwaliteit, waterhuishouding en externe veiligheid;
  • c. geen nadelige beïnvloeding ontstaat van de normale afwikkeling van het verkeer en de feitelijke verkeerssituatie;
  • d. voldaan wordt aan Artikel 26 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  • e. geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan het karakter van de omgeving;
  • f. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing middels een erfinrichtingsplan (o.a. een beplantingsplan).
3.4.2 Hoofdmassa
  • a. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder c voor het toestaan van een kleinere afstand van de hoofdmassa tot de grens van het bouwvlak, mits:
    • 1. in de bestaande situatie sprake is van een kleinere afstand tot de grens van het bouwvlak dan is toegestaan te meten vanaf de voorkant en aanwezig over over minimaal 50% van de diepte van de bedrijfswoning;
    • 2. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 3.4.1 onder a en b;
  • b. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder f voor het toestaan van een grotere breedte van de hoofdmassa, mits:
    • 1. voldaan wordt aan lid 3.2.2 onder c (afstand tot zijdelingse grens van het bouwvlak) of lid 3.4.2 onder a;
    • 2. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 3.4.1 onder a, c en d;
  • c. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder e sub 2 en 3 voor het toestaan van een grotere diepte van de hoofdmassa, mits:
    • 1. maximaal 22 m diep;
    • 2. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 3.4.1 onder a en b;
  • d. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder h voor het toestaan van een hogere bouwhoogte van de hoofdmassa, mits:
    • 1. maximaal 11 m hoog;
    • 2. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 3.4.1 onder a en b;
  • e. lid 3.2.2 onder d voor het vergroten van de hoofdmassa ten behoeve van een energiezuinige bedrijfswoning, waarbij de bestaande inhoud met maximaal 50 m³ of de bestaande oppervlakte met maximaal 15 m² mag worden vergroot, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend in het kader van het (ver)bouwen van een bedrijfswoning, waarbij de EPC van de woning maximaal 0,5 bedraagt.
    • 2. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 3.4.1 onder a.
3.4.3 Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing
  • a. Bij een omgevingsvergunning kan in geval van het realiseren van een rieten kap op cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, worden afgeweken van de maatvoering zoals opgenomen in lid 3.2.2 onder h, lid 3.2.3 onder e en f en lid 3.2.4 onder f om realisatie van de rieten kap mogelijk te maken, mits;
    • 1. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 3.4.1 onder a en b;
    • 2. de hoogte in lid lid 3.2.2 onder h, lid 3.2.3 onder e en f en lid 3.2.4 sub f met maximaal 1 m wordt verhoogd;
  • b. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.3 onder f voor het toestaan van een nokhoogte van een bijbehorend bouwwerk van maximaal 6 m, mits:
    • 1. de hoofdmassa cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is waarvan de bouwhoogte minimaal 8 m bedraagt;
    • 2. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 3.4.1 onder a en b;
3.4.4 Bedrijfsgebouwen
  • a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.4 onder c voor het toestaan van een kleinere afstand van het bedrijfsgebouw tot de grens van het bouwvlak, mits:
    • 1. in de bestaande situatie sprake is van een kleinere afstand tot de grens van het bouwvlak dan is toegestaan;
    • 2. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 3.4.1 onder a en b.
  • b. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder b sub 2 voor het toestaan van een verhoging van het bebouwingspercentage binnen het bouwvlak met maximaal 15% met dien verstande dat bebouwing ten behoeve van een veehouderij op het bouwvlak is uitgesloten, mits:
    • 1. de afwijking nodig is met het oog op een doelmatige bedrijfsvoering, waarbij wordt aangetoond dat de financiële, juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken om de beoogde ruimtelijke ontwikkeling binnen dat toegestane ruimtebeslag te doen plaatsvinden, alsmede met het oog op een efficiënt en intensief ruimtegebruik van het bouwperceel;
    • 2. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 3.4.1;
  • c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.4 onder h voor het bouwen van een teeltondersteunende kas binnen het bouwvlak met een grotere oppervlakte tot maximaal 5.000 m², mits:
    • 1. vergroting noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
    • 2. de aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast;
    • 3. vergroting niet leidt tot een omschakeling naar een glastuinbouwbedrijf;
    • 4. het bevoegd gezag vraagt voorafgaand aan het nemen van een besluit advies aan een ter zake deskundige commissie of instantie;
    • 5. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 3.4.1.
3.4.5 Bouwen buiten het bouwvlak

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 3.2.1 onder b voor het bouwen buiten het bouwvlak - van een bouwwerk voor het hobbymatig houden van vee behorende bij een woning, niet zijnde ten behoeve van een agrarisch bedrijf, waarbij het gebouw functioneel verbonden is met en ondergeschikt is aan het extensieve recreatieve gebruik van het desbetreffende agrarische perceel, mits:
    • 1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m²;
    • 2. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
    • 3. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4,5 m;
    • 4. de schuilgelegenheid gelegen is binnen 5 m van de bestemming 'Gemengd' of 'Gemengd - Agrarisch' en dient te worden gesitueerd op een perceel direct grenzend aan het bouwperceel van de woning waarvoor de het bouwwerk wordt gerealiseerd;
    • 5. maximaal 1 gebouw per perceel;
    • 6. het aaneengesloten perceel waarop het bouwwerk wordt geplaatst een minimale omvang van 0,5 ha heeft;
    • 7. de gebouwen niet worden gerealiseerd ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - attentiegebied ehs' en 'overige zone - ecologische verbindingszone'.
  • b. lid 3.2.6 onder c voor het bouwen van hoge, tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen en overige teeltondersteunende voorzieningen te weten boomteelthekken en vraatnetten onder de volgende voorwaarden:
    • 1. bouwen dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
    • 2. de aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
    • 3. er dient landschappelijk inpassing plaats te vinden op basis van een erfinrichtingsplan (o.a. een beplantingsplan);
    • 4. het bevoegd gezag vraagt voorafgaand aan het nemen van een besluit advies aan een ter zake deskundige commissie of instantie.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:

  • a. het hoofdgebouw ten behoeve van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten op meer dan 50 m² van het bruto-vloeroppervlak;
  • b. vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van wonen;
  • c. gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van open opslag;
  • d. tentoonstelling van te verkopen producten in de open lucht;
  • e. gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
  • f. gronden voor bedrijfswoningen en bedrijven zoals opgenomen onder lid 3.1, die niet voldoen aan Artikel 26 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden, behoudens bedrijven en voorzieningen waarbij sprake is van een bestaande functie, mits de categorie of het type functie niet wijzigt en omvang ervan niet wordt vergroot;
  • g. het binnen gebouwen gebruiken van meer dan één bouwlaag voor het houden van dieren, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden.
  • h. het in gebruik nemen van gebouwen voor de stalling van vee ten behoeve van een veehouderij, welke op 21 september 2013 niet legaal in gebruik waren of mochten worden genomen krachtens een vergunning, voor de stalling van vee; gebruik dat vergunning plichtig is krachtens het bepaalde in artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998, zoals dit luidt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan, niet zijnde:
    • 1. het bestaande gebruik overeenkomstig de Natuurbeschermingswet 1998;
    • 2. het gebruik dat vergund is op basis van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998;
  • i. vestiging van, de uitbreiding van en toename van de bestaande bebouwingsoppervlakte van mestbewerking.
3.5.2 Beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten bij een (bedrijfs)woning

De uitoefening van een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit bij een (bedrijfs)woning, zoals bedoeld in lid 3.1 onder b, is uitsluitend toegestaan op een maximum van 50 m2 brutovloeroppervlak per (bedrijfs)woning mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft waarbij minimaal 50% van de brutovloeroppervlakte van de hoofdmassa voor de woonfunctie behouden blijft,
  • b. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw en/of bijbehorend bouwwerk uitvoert, tevens de bewoner van de woning is.
  • c. de activiteiten plaatsvinden in de hoofdmassa en/of bijbehorende bouwwerken, niet zijnde een overkapping met een open constructie, en geen sprake is van open opslag;
  • d. in geval van bedrijfsmatige activiteiten, de activiteiten passen in de tabel in Bijlage 1 Toegelaten bedrijven, kolom 'beroep/bedrijf aan huis, 50 m2 of indien zij niet voorkomen in Bijlage 1, naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn;
  • e. het geen uitoefening van detailhandel betreft met uitzondering van beperkte detailhandel als niet-zelfstandige en ondergeschikte activiteit rechtstreeks voortvloeiend uit de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
  • f. het geen horeca, geluidzoneringsplichtige inrichtingen en inrichtingen zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer (BEVI) betreft.
  • g. geen nadelige beïnvloeding ontstaat van de normale afwikkeling van het verkeer en de feitelijke verkeerssituatie en wordt voldaan aan Artikel 26 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Algemene voorwaarden voor afwijken

In lid 3.6 wordt waar relevant verwezen naar één of meerdere van de volgende voorwaarden, waarbij door het beoogde gebruik:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. geen onaanvaardbare situatie ontstaat met betrekking tot milieuhygiënische kwaliteit, waterhuishouding en externe veiligheid;
  • c. geen nadelige beïnvloeding ontstaat van de normale afwikkeling van het verkeer en de feitelijke verkeerssituatie;
  • d. voldaan wordt aan Artikel 26 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  • e. geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan het karakter van de omgeving;
  • f. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing middels een erfinrichtingsplan (o.a. een beplantingsplan).
  • g. bij een combinatie van activiteiten:
    • 1. de totale oppervlakte beperkt blijft tot de maximale maat van de activiteit welke de meeste ruimte in beslag mag nemen;
    • 2. per toegestane activiteit de daarvoor toegestane maximale oppervlakte niet wordt overschreden.
3.6.2 Bed & breakfast
  • a. Bij een omgevingsvergunning per (bedrijfs)woning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.5.1 voor de uitoefening van bed & breakfast voor:
    • 1. maximaal 100 m2 brutovloeroppervlak per (bedrijfs)woning in de hoofdmassa en aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
    • 2. indien sprake is van cultuurhistorische bebouwing maximaal 200 m2 brutovloeroppervlak per (bedrijs)woning in de hoofdmassa en bijbehorende bouwwerken, waarbij de maximale afstand van het vrijstaande bijbehorende bouwwerk tot de openbare weg 40 m bedraagt;
  • b. de afwijking op basis van lid 3.6.2 onder a is mogelijk onder voorwaarde dat de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft, waarbij in ieder geval geldt dat:
    • 1. het bruto-vloeroppervlak ten behoeve van de woonfunctie minimaal 50% van het totale brutovloeroppervlak van de hoofdmassa bedraagt, ten behoeve van de bed & breakfast voorzieningen maximaal 3 slaapkamers voor maximaal 6 gebruikers toegestaan zijn en daarnaast minimaal 1 slaapkamer beschikbaar blijft voor de bewoner(s) van de woning;
    • 2. de maximale verblijfsduur voor gebruikers van de bed & breakfast voorziening is één week;
    • 3. permanente bewoning of huisvesting van tijdelijke werknemers is niet toegestaan;
    • 4. degene die de activiteiten in het hoofdgebouw en/of de bijbehorende bouwwerken uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;
    • 5. de voorziening door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet mag functioneren als een zelfstandige woning. Dit betekent in ieder geval dat een aparte kookgelegenheid niet is toegestaan;
    • 6. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 3.6.1.
3.6.3 Wonen voor huisvesting van personen die geen huishouden vormen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 onder a voor het gebruik van een woning voor huisvesting van personen die geen huishouden vormen, mits:

  • a. de activiteiten (deels) in de gevellijn uitgeoefend worden;
  • b. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 3.6.1;
  • c. voldaan wordt aan de voorwaarden die zijn neergelegd in gemeentelijke Beleidsregels huisvesting arbeidsmigranten, vergunninghoudende vluchtelingen en overige personen die geen huishouden vormen gemeente Waalwijk. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging.
3.6.4 Wonen in cultuurhistorisch waardevolle bebouwing

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder d betreffende het oppervlak van de hoofdmassa, voor het gebruik van de totale bestaande hoofdmassa van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing voor één woning, mits;

  • a. bijbehorende bouwwerken die niet cultuurhistorisch waardevol zijn en waarmee het totale oppervlak aan bijbehorende bouwwerken van zoals opgenomen onder 3.2.2 lid d per woning wordt overschreden, worden gesloopt;
  • b. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 3.6.1.
3.6.5 Agrarische activiteiten in bijbehorend bouwwerk

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.3 voor het gebruik van een bijbehorend bouwwerk voor agrarische activiteiten ten behoeve van een op hetzelfde perceel gevestigd bestaand bedrijf, mits:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het karakter van de omgeving,;
  • b. de beoogde ontwikkeling niet leidt tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
  • c. het niet gebruikt wordt voor de uitoefening van een veehouderij, voor de huisvesting van vee of de opslag en stalling ten behoeve van de veehouderij;
  • d. het geen gebruik betreft dat vergunning plichtig is krachtens het bepaalde in artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998, zoals dit luidt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan, niet zijnde
    • 1. het bestaande gebruik overeenkomstig de Natuurbeschermingswet 1998;
    • 2. het gebruik dat vergund is op basis van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998;
  • e. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 3.6.1.
3.6.6 Nevenactiviteiten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 onder d voor nevenactiviteiten bij een op hetzelfde perceel gevestigd bestaand agrarisch bedrijf, mits:

  • a. het uitoefenen van nevenactiviteiten uitsluitend plaats vindt binnen het bouwvlak, tenzij anders vermeld;
  • b. de volgende in de tabel opgenomen nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf zijn toegestaan binnen het bouwvlak indien de bouwregels van lid 3.2 dit toelaten en, mits niet groter dan de genoemde oppervlakte in de tabel:
      activiteiten   oppervlak binnen gebouwen tot een maximum van   oppervlak in openlucht  
    1   agrarisch technisch hulpbedrijven, met uitzondering van bedrijven met dieren/veterinaire risico's en bedrijven met relatief veel verkeersbewegingen;   1.000 m²;   150 m²  
    2   agrarische verwante bedrijven, met uitzondering van bedrijven met publiekaantrekkende werking, bedrijven met dieren/veterinaire risico's en bedrijven met groothandel, transport en doorgroei;   1.000 m²;   150 m²  
    3   statische opslag met uitzondering van statische opslag die ten dienste staat van een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf;   1.000 m²;   open opslag is niet toegestaan  
    4   niet-agrarische productiegerichte paardenhouderij:   1.500 m²;   -buitenrijbak voor paarden is toegestaan tot een maximale oppervlakte van 1.300 m²  
    5   verkoop streekgebonden producten   Op basis van lid 3.1 onder l   150 m²  
    6   extensieve dagrecreatiepunten;   250 m² waarvan maximaal 35 m² verkoop vloeroppervlak voor verkoop en/of horeca en maximaal 100 m² bruto vloeroppervlak;   150 m²  
    7   extensieve verblijfsrecreatie met uitzondering van bed and breakfast;   250 m² waarvan maximaal 35 m² verkoop vloeroppervlak voor verkoop en/of horeca en maximaal 100 m² bruto vloeroppervlak.m² waarvan maximaal 35 m² verkoop vloeroppervlak voor verkoop   een kampeerterrein is toegestaan tot een maximale oppervlakte van 3.500 m² met een maximum aantal standplaatsen van 25 per agrarisch bedrijf, op of aansluitend aan het bouwvlak;  
  • c. open opslag ten behoeve van nevenactiviteiten is niet toegestaan;
  • d. een combinatie van verschillende nevenactiviteiten is ook toegestaan, maar de totale te gebruiken bebouwing/gronden moet beperkt blijven tot de maximale maat van de nevenactiviteit welke de meeste ruimte in beslag mag nemen. Bovendien mag per nevenactiviteit de daarvoor toegestane maximale oppervlakte niet worden overschreden;
  • e. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 3.6.1.
3.6.7 Open opslag verplaatsen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 onder g voor het verplaatsen van bestaande buitenopslag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - open opslag', naar een andere locatie op hetzelfde bouwperceel, mits:

  • a. het oppervlak aan buitenopslag maximaal de bestaande oppervlakte bedraagt;
  • b. de buitenverkoop of open opslag noodzakelijk is voor het ter plaatse gevestigde bedrijf;
  • c. voldaan wordt aan de overige voorwaarden van lid 3.1 en de voorwaarden van artikel 3.6.1.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Algemene voorwaarden voor wijzigen

In lid 3.7 wordt waar relevant verwezen naar één of meerdere van de volgende voorwaarden, waarbij door het beoogde gebruik:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. geen onaanvaardbare situatie ontstaat met betrekking tot milieuhygiënische kwaliteit, waterhuishouding en externe veiligheid;
  • c. geen nadelige beïnvloeding ontstaat van de normale afwikkeling van het verkeer en de feitelijke verkeerssituatie;
  • d. voldaan wordt aan Artikel 26 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  • e. geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan het karakter van de omgeving;
  • f. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing middels een erfinrichtingsplan (o.a. een beplantingsplan);
  • g. bij een combinatie van activiteiten:
    • 1. de totale oppervlakte beperkt blijft tot de maximale maat van de activiteit welke de meeste ruimte in beslag mag nemen;
    • 2. per toegestane activiteit de daarvoor toegestane maximale oppervlakte niet wordt overschreden.
3.7.2 Verwijderen van aanduidingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzingen ten behoeve van het verwijderen van de aanduiding 'bouwvlak', indien de desbetreffende functie ter plaatse duurzaam beëindigd is.

3.7.3 Wijziging vorm bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzingen ten behoeve van de wijziging van de vorm van het bouwvlak, mits:

  • a. van de wijzigingsbevoegdheid niet eerder gebruik wordt gemaakt dan nadat is aangetoond dat het beoogde wijzigingsplan geen significante effecten zal hebben voor een Natura 2000-gebied;
  • b. het niet betreft het gebruik dat vergunning plichtig is krachtens het bepaalde in artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998, zoals dit luidt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan, niet zijnde:
    • 1. het bestaande gebruik overeenkomstig de Natuurbeschermingswet 1998;
    • 2. het gebruik dat vergund is op basis van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998;
  • c. de oppervlakte van het bouwvlak niet mag toenemen;
  • d. de wijziging noodzakelijk uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering of -ontwikkeling en financieel haalbaar is;
  • e. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 3.7.1.
3.7.4 Vergroting bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak, mits:

  • a. van de wijzigingsbevoegdheid niet eerder gebruik wordt gemaakt dan nadat is aangetoond dat het beoogde wijzigingsplan geen significante effecten zal hebben voor een Natura 2000-gebied;
  • b. Het niet betreft het gebruik dat vergunning plichtig is krachtens het bepaalde in artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998, zoals dit luidt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan, niet zijnde:
    • 1. het bestaande gebruik overeenkomstig de Natuurbeschermingswet 1998;
    • 2. het gebruik dat vergund is op basis van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998;
  • c. vergroting uitsluitend is toegestaan voor agrarische bedrijven, niet zijnde veehouderijen en/of glastuinbouwbedrijven;
  • d. de wijziging uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering of -ontwikkeling noodzakelijk is en financieel haalbaar;
  • e. het agrarisch bouwvlak tot max. 2 ha wordt uitgebreid, waarbij daar bovenop een uitbreiding van max. 4 ha voor teeltondersteunende voorzieningen is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. max. 4 ha voor lage en hoge, tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen;
    • 2. max. 2 ha voor hoge permanente teeltondersteunende voorzieningen;
    • 3. max. 5.000 m² voor teeltondersteunende kassen;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder e mag het agrarische bouwvlak tot maximaal 1,5 ha worden uitgebreid, indien de vergroting leidt tot een overig agrarisch bedrijf en mits de ontwikkeling noodzakelijk is voor de agrarische bedrijfsvoering;
  • g. vergroting mag niet leiden tot een glastuinbouwbedrijf;
  • h. de aanwezige landschapsen natuurwaarden en cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • i. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 3.7.1;
  • j. burgemeester en wethouders vragen voorafgaand aan het nemen van een besluit advies aan een ter zake deskundige commissie of instantie.
3.7.5 Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft en indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. alvorens deze wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast, dient door middel van een onderzoek eerst aangetoond te worden dat het gebruik ten behoeve van een reëel of volwaardig grondgebonden agrarisch bedrijf niet mogelijk is en/of de noodzaak daarvoor niet aanwezig is;
  • b. ter plaatse van de bestaande voormalige agrarische bedrijfswoning geldt ten aanzien van de nieuwe bestemming het volgende:
    • 1. wijziging is uitsluitend toegestaan binnen het bestaande bouwvlak;
    • 2. het agrarisch bouwvlak dat bij de te wijzigen voormalige agrarische bedrijfswoning behoort dient gelijktijdig te vervallen;
    • 3. het toe te kennen bestemmingsvlak van de woning mag maximaal 1.250 m² bedragen waarbij zowel de breedte als de diepte van het bouwperceel maximaal 50 m mag bedragen;
    • 4. het toe te kennen bouwvlak van de woning is 10 m breed en 12 m diep of 12 m breed en 10 m diep.
  • c. ter plaatse van het toe te kennen bestemmingsvlak zoals bepaald onder lid b geldt ten aanzien van de bestaande gebouwen het volgende:
    • 1. voor bijbehorende bouwwerken zijn de regels in lid 17.2.3 van toepassing, met dien verstande dat de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bepaald wordt door lid 17.2.3 onder e;
    • 2. de overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing moet worden gesloopt, met uitzondering van rijksmonumenten of gemeentelijke monumenten;
    • 3. niet eerder mag de woning na wijziging in gebruik worden genomen dan nadat alle overtollige agrarische bedrijfsbebouwing, exclusief het maximaal toegestane oppervlak aan bijbehorende bouwwerken, gesloopt is;
  • d. in aanvulling op het bepaalde in lid 3.7.5 onder c sub 1 geldt het volgende:
    • 1. van het bepaalde in lid 3.7.5 onder c sub 2 en 3 kan geen gebruik worden gemaakt indien op deze locatie sloop van bebouwing al heeft plaatsgevonden, sloop kan plaatsvinden in het kader van de ruimtevoorruimteregeling, sloopsubsidie is gekregen op basis van de Regeling Beëindiging Veehouderijtakken of de sloop al op andere wijze is verzekerd;
    • 2. maximaal 50% van het overtollige te slopen oppervlak aan bestaande gebouwen mag worden teruggebouwd en/of in stand worden gelaten tot een totaal aan bijbehorende bouwwerken van maximaal 200 m² buiten het toe te kennen bouwvlak en binnen het toe te kennen bestemmingsvlak voor wonen;
  • e. in plaats van het bepaalde in lid 3.7.5 onder c sub 2 en 3 is het mogelijk een aanduiding 'specifieke vorm van wonen - agrarisch - kleinschalige bedrijfsactiviteit' op te nemen indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. uitsluitend wordt medewerking verleend aan kleinschalige bedrijfsactiviteiten indien sprake is van beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten (bij wonen) die genoemd zijn in de tabel, kolom 'beroep/bedrijf aan huis, in Bijlage 1 Toegelaten bedrijven behorende bij deze regels of, indien zij niet voorkomen in Bijlage 1, naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven in Bijlage 1, mits het geen geluidzoneringsplichtige inrichting betreft en geen inrichtingen betreft zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer (BEVI);
    • 2. maximaal 1/3 van het oppervlak aan voormalige bedrijfsbebouwing mag als bijbehorend bouwwerk worden gebruikt of nieuw worden gebouwd voor de kleinschalige bedrijfsactiviteit met een minimum van 70 m² en een maximum van 400 m²;
    • 3. het gebruik dient de woonfunctie te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de hoofdmassa (de bedrijfswoning) en/of de bijbehorende bouwwerken uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;
    • 4. detailhandel is alleen toegestaan als nietzelfstandige en ondergeschikte nevenactiviteit rechtstreeks voortvloeiend uit de vervolgactiviteit, met dien verstande dat niet meer dan 10% van het totale brutovloeroppervlak van de bedrijfsbebouwing binnen het bouwvlak gebruikt mag worden ten behoeve van ondergeschikte en niet-zelfstandige productiegebonden detailhandel tot een maximum brutovloeroppervlak van 100 m2;
    • 5. het betreft niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer en de feitelijke verkeerssituatie;
    • 6. voorzien wordt in parkeren op eigen terrein.
  • f. de aanwezige natuurwaarden, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • g. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 3.7.1.
3.7.6 Wijziging ten behoeve van uitbreiding wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in een bestemming 'Gemengd' met een aanduiding 'geen gebouwen toegestaan' indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. van deze wijzigingsbevoegdheid mag alleen gebruik worden gemaakt indien het huidige bouwperceel van de woning is gelegen buiten en direct grenzend aan een bestemming Gemengd;
  • b. de uitbreiding van de woonbestemming dient te worden gesitueerd direct grenzend aan het bouwperceel van de woning waarbij de uitbreiding wordt gerealiseerd;
  • c. de uitbreiding van de woonbestemming mag maximaal 750 m² bedragen;
  • d. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing middels een erfinrichtingsplan (o.a. een beplantingsplan).
3.7.7 Overig agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen door de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - overig agrarisch bedrijf' toe te voegen ten behoeve van vestiging van een overig agrarisch bedrijf, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. van de wijzigingsbevoegdheid mag niet eerder gebruik worden gemaakt dan nadat is aangetoond dat het beoogde wijzigingsplan geen significante effecten zal hebben voor een Natura 2000-gebied dan wel, indien dergelijke significante effecten niet zijn uit te sluiten, is aangetoond dat wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in de artikelen 19g en 19h Natuurbeschermingswet 1998;
  • b. van deze wijzigingsbevoegdheid kan geen gebruik worden gemaakt indien op deze locatie sloop van bebouwing al heeft plaatsgevonden, sloop kan plaatsvinden in het kader van de ruimte-voor-ruimte-regeling, sloopsubsidie is gekregen op basis van de Regeling Beëindiging Veehouderijtakken, of de sloop al op andere wijze is verzekerd;
  • c. de continuïteit en volwaardigheid van het bedrijf na wijziging dient middels een bedrijfsplan te zijn aangetoond;
  • d. het totaal aantal bestaande agrarische bedrijven in de gemeente mag niet toenemen;
  • e. wijziging is uitsluitend toegestaan binnen een al bestaand agrarisch bouwvlak;
  • f. uitgangspunt is verbetering van de ruimtelijke uitstraling en verhoging van de ruimtelijke kwaliteit;
  • g. het uitoefenen van een overig agrarisch bedrijf is toegestaan tot een omvang van ten hoogste 1,5 ha bouwperceel, mits de ontwikkeling noodzakelijk is voor de agrarische bedrijfsvoering;
  • h. de overtollige bestaande agrarische bedrijfsbebouwing moet worden gesloopt, met uitzondering van rijksmonumenten of gemeentelijke monumenten;
  • i. de aanwezige natuurwaarden, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • j. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 3.7.1.
3.7.8 Omschakeling agrarisch technisch hulpbedrijf/agrarisch verwant bedrijf/overig agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzingen ten behoeve van de vestiging van een agrarisch technisch hulpbedrijf, een agrarisch verwant bedrijf en/of overig agrarisch bedrijf, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. van de wijzigingsbevoegdheid mag niet eerder gebruik worden gemaakt dan nadat is aangetoond dat het beoogde wijzigingsplan geen significante effecten zal hebben voor een Natura 2000-gebied dan wel, indien dergelijke significante effecten niet zijn uit te sluiten, is aangetoond dat wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in de artikelen 19g en 19h Natuurbeschermingswet 1998;
  • b. Het niet betreft het gebruik dat vergunning plichtig is krachtens het bepaalde in artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998, zoals dit luidt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan, niet zijnde:
    • 1. het bestaande gebruik overeenkomstig de Natuurbeschermingswet 1998;
    • 2. het gebruik dat vergund is op basis van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998;
  • c. wijziging is uitsluitend toegestaan binnen een al bestaand agrarisch bouwvlak;
  • d. uitgangspunt is verbetering van de ruimtelijke uitstraling en verhoging van de ruimtelijke kwaliteit;
  • e. alvorens deze wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast, dient door middel van een onderzoek eerst aangetoond te worden dat het gebruik ten behoeve van een reëel of volwaardig grondgebonden agrarisch bedrijf niet mogelijk is en/of de noodzaak daarvoor niet aanwezig is;
  • f. van deze wijzigingsbevoegdheid kan geen gebruik worden gemaakt indien op deze locatie sloop van bebouwing al heeft plaatsgevonden, sloop kan plaatsvinden in het kader van de ruimte-voor-ruimte-regeling, sloopsubsidie is gekregen op basis van de Regeling Beëindiging Veehouderijtakken, of de sloop al op andere wijze is verzekerd;
  • g. wijziging is toegestaan uitsluitend binnen het bestaande bouwvlak;
  • h. de volgende vervolgactiviteiten zijn toegestaan:
      activiteiten   oppervlak binnen gebouwen   oppervlak in openlucht  
    1   agrarisch technisch hulpbedrijven, met uitzondering van bedrijven met dieren/veterinaire risico's en bedrijven met relatief veel verkeersbewegingen;   1.000 m²;   150 m²  
    2   agrarische verwante bedrijven, met uitzondering van bedrijven met publiekaantrekkende werking, bedrijven met dieren/veterinaire risico's en bedrijven met groothandel, transport en doorgroei;   1.000 m²;   150 m²  
    3   niet-agrarische productiegerichte paardenhouderij;   1.500 m²;   buitenrijbak voor paarden is toegestaan tot een maximale oppervlakte van 1300 m².  
  • i. de overtollige bestaande agrarische bedrijfsbebouwing moet worden gesloopt, met uitzondering van rijksmonumenten of gemeentelijke monumenten;
  • j. de aanwezige natuurwaarden, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • k. uitgangspunt is verbetering van de ruimtelijke uitstraling en verhoging van de ruimtelijke kwaliteit;
  • l. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 3.7.1.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

Wonen

  • a. bedrijfswoning in de hoofdmassa welke (deels) in de voorste grens van het bouwvlak is gelegen en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', waarbij per bouwperceel maximaal 1 bedrijfswoning is toegelaten met dien verstande dat indien in de bestaande situatie sprake is van meer dan 1 woning op een bouwperceel, maximaal het bestaande aantal woningen is toegelaten;
  • b. beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten bij een (bedrijfs)woning, op een maximum van 50 m2 brutovloeroppervlak van de hoofdmassa of bijbehorend bouwwerk per (bedrijfs)woning, met in achtneming van lid 4.4.2;

met dien verstande dat bestaande kamerbewoning, bed & breakfast en bedrijf en beroep-aan-huis zijn toegestaan in de toegelaten aard en omvang;

Bedrijven

  • c. bedrijven, met dien verstande dat:
    • 1. de activiteiten vallen onder categorie A en B, zoals genoemd in Bijlage 1 kolom 'zelfstandige bedrijven' alsmede bedrijven welke naar hun schaal, aard en hinder op de omgeving daarmee vergelijkbaar zijn, tenzij in Bijlage 3 Aanvullende bedrijfsactiviteiten - bestemming Bedrijf is aangegeven dat bedrijfsactiviteiten, vallend onder categorie A en B niet zijn toegelaten;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aanvullende bedrijfsactiviteit' in aanvulling op het bepaalde onder d sub 1 de activiteiten zijn toegestaan zoals opgenomen in Bijlage 3 Aanvullende bedrijfsactiviteiten - bestemming Bedrijf behorende bij deze regels;
    • 3. de activiteiten vallen onder categorie A en B, zoals genoemd in Bijlage 1, kolom 'zelfstandige bedrijven' alsmede bedrijven welke naar hun schaal, aard en hinder op de omgeving daarmee vergelijkbaar zijn, tenzij in Bijlage 3 Aanvullende bedrijfsactiviteiten - bestemming Bedrijf is aangegeven dat bedrijfsactiviteiten, vallend onder categorie A en B niet zijn toegelaten;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'overig zone - kernen in landelijk gebied' het bouwperceel van een bedrijf maximaal 5.000 m2 mag bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte van het bouwperceel groter is, dan wordt de bestaande oppervlakte geacht te zijn bestemd en daarmee toegelaten;

een internetbedrijf of internetafhaalpunt is niet toegelaten, met uitzondering van het gestelde in lid 4.1 onder d sub 7;

Algemene regels bedrijven en voorzieningen

  • d. bedrijven en voorzieningen zoals bedoeld in lid 4.1 sub c zijn toegelaten, met dien verstande dat:
    • 1. de activiteiten (deels) worden uitgeoefend in een gebouw dat (deels) is gelegen in de gevellijn, waarbij onder gebouw in de gevellijn tevens een bedrijfswoning wordt verstaan;
    • 2. de activiteiten op de begane grondlaag uitgeoefend worden, waarbij bijbehorende kantoren ook zijn toegestaan op de verdiepingen;
    • 3. een geluidzoneringsplichtige inrichting of een inrichting zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer (BEVI) is niet toegelaten, met uitzondering van bevi-inrichtingen gelegen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bevi, waar de bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan zoals opgenomen in Artikel 25 Bevi';
    • 4. alleen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - buitenverkoop' tentoonstelling van te verkopen producten in de open lucht is toegestaan, waarbij de activiteiten zijn toegestaan zoals opgenomen in Bijlage 9 Buitenverkoop, behorende bij deze regels;
    • 5. ondergeschikte en niet zelfstandige functies op niet meer dan 10% van het totale brutovloeroppervlak van het bedrijf en/of de voorziening, exclusief de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 100 m2 voor (een combinatie van) de volgende functies:
      • ondergeschikte en niet-zelfstandige detailhandel voor zover het betreft een beperkte verkoop van goederen die functioneel rechtstreeks verband houden met het bedrijf en/of de voorziening;
      • ondergeschikte en niet -zelfstandige internethandel;
      • ondergeschikte, niet-zelfstandige, aan de detailhandelsfunctie verwante, lichte horeca;
      • tenzij op basis van Bijlage 3 Aanvullende bedrijfsactiviteiten - bestemming Bedrijf een andere maat en functie van toepassing is;
    • 6. indien het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aanvullende bedrijfsactiviteiten', ''specifieke vorm van bedrijf - buitenverkoop' en ''specifieke vorm van bedrijf - bevi', zoals bedoeld in lid 4.1 onder c en d ten behoeve van de activiteit gedurende minimaal drie jaar is gestaakt, de gronden niet meer in gebruik mogen worden genomen ten behoeve van de genoemde activiteit;
    • 7. ondergeschikte en niet -zelfstandige internethandel is toegestaan;

Overige bijbehorende voorzieningen en bouwwerken

met de daarbij behorende:

  • e. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat voldaan wordt aan Artikel 26 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden, waarbij het bestaande gebruik in de bestaande omvang en functietype is toegelaten;
  • f. bijbehorende bouwwerken;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • h. tuinen, erven en verhardingen;
  • i. ontsluitingswegen en -paden ten behoeve van aangrenzende bestemmingen;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemene bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in zijn algemeenheid de volgende regels:

  • a. voor zover bestaande bouwwerken afwijken van de regels in lid 4.2.2 tot en met 4.2.7 wordt de bestaande plaats en bestaande contour van de afwijking geacht te zijn bestemd.
  • b. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, tenzij in lid 4.2.7 is aangegeven dat ter plaatse buiten het bouwvlak mag worden gebouwd;
  • c. de hoofdmassa dient voor 50% in de voorste grens van het bouwvlak te worden gebouwd;
  • d. in afwijking van het bepaalde in lid 4.2.2 tot en met 4.2.6 zijn de afwijkende bouwregels per adres in lid 4.2.7 van toepassing.
4.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. per bouwvlak zijn uitsluitend gebouwen toegestaan voor 1 bedrijf;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij op de verbeelding sprake is van een 'maximum bebouwingspercentage, in welk geval het aangegeven bebouwingspercentage van toepassing is;
  • c. de voorgevel van het dichtstbij de openbare weg gelegen bedrijfsgebouw, wordt georiënteerd op de openbare weg;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 m, tenzij op de verbeelding een aanduiding 'maximum bouwhoogte' of ''maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'' is aangegeven, in welk geval de aangegeven bouwhoogte van toepassing is;
  • e. indien sub a tot en met f afwijken van lid 4.2.7, dan gelden de aanvullende bouwregels per adres in lid 4.2.7.
4.2.3 Hoofdmassa bedrijfswoning

Voor het bouwen van de hoofdmassa van een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. als hoofdmassa mogen uitsluitend vrijstaande hoofdmassa's worden gebouwd;
  • c. de voorkant van de bedrijfswoning moet minimaal voor 50% in de voorste grens van het bouwvlak worden gebouwd welke gerelateerd is aan de voorkant van de hoofdmassa;
  • d. indien in de bestaande situatie niet voldaan wordt aan sub b: het bestaande percentage en/of de bestaande afstand tot de voorste grens van het bouwvlak mag worden gehanteerd;
  • e. het oppervlak van de hoofdmassa mag niet meer bedragen dan:
    • 1. maximaal 150 m2;
    • 2. indien in de bestaande situatie niet wordt voldaan aan sub 1: de bestaande oppervlakte;
  • f. de diepte van de hoofdmassa mag maximaal bedragen:
    • 1. indien de goothoogte niet hoger is dan 4 m: 22 m;
    • 2. indien de goothoogte hoger is dan 4 m: 12 m;
    • 3. indien in de bestaande situatie niet wordt voldaan aan sub 1, 2 of 3: de bestaande diepte;
  • g. de breedte van de hoofdmassa mag niet meer bedragen dan:
    • 1. maximaal de maat van de bestaande diepte van de hoofdmassa verminderd met 1 m met inachtneming van lid 4.2.3 onder d;
    • 2. indien in de bestaande situatie geen sprake is van een breedte: maximaal de toegestane maat van de diepte van de hoofdmassa verminderd met 1 m;
  • h. indien in de bestaande situatie de bestaande breedte groter of gelijk is aande diepte zoals bedoeld in sub 3: de bestaande verhouding in breedte en diepte van de hoofdmassa;
  • i. de goothoogte van de hoofdmassa mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • j. de bouwhoogte van de hoofdmassa mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • k. het dak van de hoofdmassa is voorzien van een nok, waarbij geldt dat:
    • 1. de kaphelling minimaal 30 en maximaal 65 graden bedraagt;
    • 2. indien in de bestaande situatie geen nok aanwezig is: de bestaande dakvorm is toegestaan;
    • 3. indien in de bestaande situatie niet voldaan wordt aan sub 1: de bestaande dakhelling voor het dakvlak dat afwijkt is toegestaan.
  • l. indien bij een renovatie van de bestaande hoofdmassa een EPC van 0 gerealiseerd wordt, mogen de maximale maten zoals genoemd in lid c tot en met h met 0,5 m worden overschreden.
  • m. dakkapellen zijn toegestaan, mits voldaan wordt aan het volgende:
    • 1. de onderzijde meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet;
    • 2. de bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok;
    • 3. de zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak;
    • 4. in afwijking van lid 2 mag, indien de voorkant van de dakkapel gelijk ligt met de gevel waarin de dakkapel gebouwd wordt, de breedte maximaal 30% bedragen van de voorkant waarin de dakkapel gebouwd wordt;
  • n. dakopbouwen zijn toegestaan mits:
    • 1. voldaan wordt aan de maximaal voorgeschreven bouwhoogte;
    • 2. de afstand van de voorkant van de dakopbouw tot de voorkant van de gevel waarin de dakopbouw gebouwd wordt minimaal 1 m bedraagt;
  • o. dakopbouwen zijn toegestaan mits:
    • 1. voldaan wordt aan de maximaal voorgeschreven bouwhoogte;
    • 2. de afstand van de voorkant van de dakopbouw tot de voorkant van de gevel waarin de dakopbouw gebouwd wordt minimaal 1 m bedraagt.
4.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken behorend bij een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', niet zijnde hoofdmassa bedrijfswoning, gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken, dienen achter de voorste grens van het bouwvlak, in het bebouwingsgebied en minimaal 1 m achter de voorkant van de hoofdmassa te worden geplaatst;
  • b. de totale diepte van de hoofdmassa met de daaraan aangebouwde bijbehorende bouwwerken, te meten vanaf de voorkant van de hoofdmassa, mag gezamenlijk maximaal 22 m bedragen;
  • c. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken in het bebouwingsgebied hoofdmassa, waar geen hoofdmassa aanwezig is, bedraagt maximaal de volledige oppervlakte van het bebouwingsgebied hoofdmassa;
  • d. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken in het overig bebouwingsgebied bedraagt niet meer dan:
    • 1. in geval van een bebouwingsgebied kleiner dan of gelijk aan 100 m2: 50% van het bebouwingsgebied;
    • 2. in geval van een bebouwingsgebied groter dan 100 m2 en kleiner dan of gelijk aan 300 m2: 50 m2, vermeerderd met 20% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 100 m2;
    • 3. in geval van een bebouwingsgebied groter dan 300 m2: 90 m2, vermeerderd met 10% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 300 m2, tot een maximum van in totaal 200 m2;

verminderd met de oppervlakte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken zoals bedoeld onder lid h en vermeerderd met de oppervlakte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken zoals bedoeld in lid i;

  • e. in geval van een gestapelde hoofdmassa geldt in afwijking van lid d tot en met e dat de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken in het bebouwingsgebied per hoofdmassa maximaal 20% van het bebouwingsgebied mag bedragen met een maximum van 500 m²;
  • f. in het bebouwingsgebied hoofdmassa geldt voor de hoogte en het dak het volgende:
    • 1. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal de toegestane goothoogte van de hoofdmassa bedragen zoals bepaald in lid 4.2.3 onder i;
    • 2. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal de toegestane bouwhoogte van de hoofdmassa bedragen zoals bepaald in lid 4.2.3 onder j;
    • 3. de dakhelling mag maximaal gelijk zijn aan de dakhelling van het dakvlak van de hoofdmassa waaraan wordt gebouwd;
  • g. in het overige bebouwingsgebied geldt voor de hoogte en het dak het volgende:
    • 1. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 3,1 m bedragen of ingeval van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk waarbij de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw hoger is dan 3,1 m, maximaal 0,25 m boven de hoogte van die eerste bouwlaag maar in geen geval hoger dan 4 m;
    • 2. de nokhoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 5 m bedragen;
    • 3. in afwijking van sub 2 is ook een platte afdekking toegelaten mits de denkbeeldige nok bij het doortrekken van de dakvlakken maximaal 5 m bedraagt;
    • 4. de dakhelling van een aangebouwd bijbehorende bouwwerk mag maximaal gelijk zijn aan de dakhelling van het dakvlak aan de zijde van de hoofdmassa waaraan wordt bijgebouwd;
    • 5. de dakhelling van een vrijstaand bijbehorende bouwwerk mag ten hoogste gelijk zijn aan de steilste dakhelling van de hoofdmassa, tenzij op de verbeelding sprake is van een aanduiding 'maximale dakhelling' is opgenomen, in welk geval de aangegeven 'maximale dakhelling' van toepassing is;
  • h. in afwijking van sub a, mogen bijbehorende bouwwerken buiten het bebouwingsgebied en/of vóór de voorste grens van het bouwvlak worden gebouwd aan de zijkant hoofdmassa waarbij:
    • 1. grenzend aan zowel de voorkant als zijkant van het bouwperceel geen sprake is van een bestemming Verkeer - Ontsluiting;
    • 2. de afstand tot (het verlengde van) de gevellijn van de voorkant hoofdmassa ten minste 1 m bedraagt;
    • 3. de afstand tot het kruisingsvlak ten minste 5 m bedraagt;
    • 4. voldaan wordt aan de maatvoering van het bepaalde in lid b tot en met g;
  • i. in afwijking van lid a en sub h mogen aangebouwde bijbehorende bouwwerken vóór de voorste grens van het bouwvlak worden gebouwd aan de voorkant hoofdmassa en/of aan de zijkant hoofdmassa waarbij:
    • 1. per gevel maximaal één aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag worden gebouwd;
    • 2. de maximale breedte maximaal 3/5 deel per gevel bedraagt met een maximum van 4 m, waarbij maximaal 1 m niet direct aan de hoofdmassa grenst;
    • 3. in aanvulling op 1 en 2 per gevel één overkapping met een open constructie mag worden gebouwd met een maximale breedte van 2 m;
    • 4. de maximale breedte maximaal 3/5 deel per gevel bedraagt met een maximum van 4 m, waarbij maximaal 1 m niet direct aan de hoofdmassa grenst;
    • 5. in aanvulling op 1 en 2 per gevel één overkapping met een open constructie mag worden gebouwd met een maximale breedte van 2 m;
    • 6. de diepte maximaal 1 m is;
  • j. de bouwhoogte maximaal 0, 25 m hoger is dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de hoofdmassa, met een maximale bouwhoogte van 4 m
    • 1. dakkapellen zijn toegestaan mits voldaan wordt aan het volgende:
    • 2. voorzien van een plat dak;
    • 3. de bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok;
    • 4. de zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak;
    • 5. maximaal één dakkapel per bijbehorend bouwwerk met een maximale breedte van 30% van de gevelbreedte van de zijde waarop de dakkapel is georiënteerd.
4.2.5 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden achter (het verlengde van) de voorste grens van het bouwvlak mag de hoogte maximaal 2,2 m bedragen;
  • b. op de gronden vóór (het verlengde van) de voorste grens van het bouwvlak mag de hoogte maximaal 1 m bedragen;
  • c. in afwijking van het bepaalde in lid a en d mag de bouwhoogte van reclame uitingen niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. Indien sub a tot en met f afwijken van lid 4.2.7, dan gelden de aanvullende bouwregels per adres in lid 4.2.7.
4.2.6 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen gelden de volgende regels:

  • a. ondergronds bouwen is alleen toegestaan achter de voorste grens van het bouwvlak;
  • b. de oppervlakte van ondergrondse gebouwen bedraagt maximaal het toegestane oppervlak voor hoofdmassa en bijbehorende bouwwerken op basis van lid 4.2.3 en 4.2.4;
  • c. de verticale diepte van het ondergrondse bouwwerk mag maximaal 3,5 m bedragen.
4.2.7 Aanvullende bouwregels per adres

Aanvullend op de bouwregels zoals opgenomen in lid 4.2.2 tot en met 4.2.6 gelden per adres de volgende regels:

  Adres   Aanvullende bouwregels  
A   Tilburgseweg 21/23 Sprang-Capelle   a. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven, met dien verstande dat de bouwhoogte van 50% van het maximum toegestaan bebouwd oppervlak niet meer mag bedragen dan 12 m;
b. kassen binnen het bouwvlak
c. (gebouwen ten behoeve van) open opslag en buitenverkoop zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - buitenverkoop', waarbij geldt dat:
de maximale bouwhoogte 3 m mag bedragen;
het maximale gezamenlijke oppervlak 50 m2 bedraagt.  
B   Tilburgseweg 23A Sprang-Capelle   een overkapping met open constructie is toegelaten waarvan de hoogte maximaal 6 m mag bedragen met een maximale oppervlakte van 200m2, al dan niet gelegen binnen het het bouwvlak en voor de voorgevel.  
4.3 Nadere eisen

Het college van Waalwijk kan nadere eisen stellen aan bebouwing (plaats en afmetingen) ten behoeve van:

  • a. een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige waarden van de omgeving;
  • b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, onder andere met het oog op de bezonning, lichtuitstraling en de privacy;
  • c. het bevorderen van de verkeers-, sociale en brandveiligheid.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:

  • a. de bedrijfswoning ten behoeve van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten op meer dan 50 m² van het bruto-vloeroppervlak;
  • b. vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van wonen;
  • c. tentoonstelling van te verkopen producten in de open lucht tenzij het betreft tentoonstelling ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm vang emengd - buitenverkoop' en het gaat om verkoop van producten welke volgt uit de aard van de bedrijfactiviteit zoals opgenomen in Bijlage 9 Buitenverkoop;
  • d. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan, anders dan in het kader van de toegelaten bedrijfsvoering;
  • e. gronden voor bedrijfswoningen en bedrijven zoals opgenomen onder lid 4.1, die niet voldoen aan Artikel 26 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden, behoudens bedrijven en voorzieningen waarbij sprake is van een bestaande functie, mits de categorie of het type functie niet wijzigt en omvang ervan niet wordt vergroot;
  • f. gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • g. gebruik dat vergunning plichtig is krachtens het bepaalde in artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998, zoals dit luidt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan, niet zijnde:
    • 1. het bestaande gebruik overeenkomstig de Natuurbeschermingswet 1998;
    • 2. het gebruik dat vergund is op basis van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998.
4.4.2 Beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten bij een (bedrijfs)woning

De uitoefening van een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit bij een (bedrijfs)woning, zoals bedoeld in lid 4.1 onder b, is uitsluitend toegestaan op een maximum van 50 m2 brutovloeroppervlak per (bedrijfs)woning mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft waarbij minimaal 50% van de brutovloeroppervlakte van de hoofdmassa voor de woonfunctie behouden blijft,
  • b. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw en/of bijbehorend bouwwerk uitvoert, tevens de bewoner van de woning is.
  • c. de activiteiten plaatsvinden in de hoofdmassa en/of bijbehorende bouwwerken, niet zijnde een overkapping met een open constructie, en geen sprake is van open opslag;
  • d. in geval van bedrijfsmatige activiteiten, de activiteiten passen in de tabel in Bijlage 1 Toegelaten bedrijven, kolom 'beroep/bedrijf aan huis, 50 m2' of indien zij niet voorkomen in Bijlage 1, naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn;
  • e. het geen uitoefening van detailhandel betreft met uitzondering van beperkte detailhandel als niet-zelfstandige en ondergeschikte activiteit rechtstreeks voortvloeiend uit de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
  • f. het geen horeca, geluidzoneringsplichtige inrichtingen en inrichtingen zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer (BEVI) betreft;
  • g. geen nadelige beïnvloeding ontstaat van de normale afwikkeling van het verkeer en de feitelijke verkeerssituatie en wordt voldaan aan Artikel 26 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Algemene voorwaarden voor afwijken

In lid 4.5.2 tot en met 4.5.6 wordt waar relevant verwezen naar één of meerdere van de volgende voorwaarden, waarbij door het beoogde gebruik:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. geen onaanvaardbare situatie ontstaat met betrekking tot milieuhygiënische kwaliteit, waterhuishouding en externe veiligheid;
  • c. geen nadelige beïnvloeding ontstaat van de normale afwikkeling van het verkeer en de feitelijke verkeersituatie;
  • d. voldaan wordt aan het gestelde in Artikel 26 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  • e. geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan het karakter van de omgeving;
  • f. op percelen grenzend aan de bestemming 'Agrarisch' of 'Natuur', dient bij ontwikkelingen sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing middels een erfinrichtingsplan (o.a. een beplantingsplan);
  • g. bij een combinatie van activiteiten:
    • 1. de totale oppervlakte beperkt blijft tot de maximale maat van de activiteit welke de meeste ruimte in beslag mag nemen;
    • 2. per toegestane activiteit de daarvoor toegestane maximale oppervlakte niet wordt overschreden.

4.5.2 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten

Bij een omgevingsvergunning kan per (bedrijfs)woning worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.1 en 4.4 voor beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten voor:

  • a. maximaal 100 m2 brutovloeroppervlak per (bedrijfs)woning;
  • b. indien sprake is van cultuurhistorische bebouwing is maximaal 200 m2 brutovloeroppervlak per (bedrijs)woning toegestaan;
  • c. de afwijking op basis van 4.5.2 onder a en b is mogelijk onder voorwaarde dat de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft, waarbij in ieder geval geldt dat:
    • 1. minimaal 50% van de brutovloeroppervlakte van de hoofdmassa voor de woonfunctie behouden blijft;
    • 2. degene die de activiteiten in het hoofdgebouw en/of bijbehorend bouwwerk uitvoert, tevens de bewoner van de woning is.
    • 3. de activiteiten passen in de tabel in Bijlage 1 Toegelaten bedrijven, kolom 'beroep/bedrijf aan huis, 100 m2' of indien zij niet voorkomen in Bijlage 1, naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn;
    • 4. het geen uitoefening van detailhandel betreft met uitzondering van beperkte detailhandel als niet-zelfstandige en ondergeschikte activiteit rechtstreeks voortvloeiend uit de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
    • 5. het geen horeca, geluidzoneringsplichtige inrichtingen en inrichtingen zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer (BEVI) betreft;
    • 6. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 4.5.1.
4.5.3 Bed&breakfast

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.1 voor de uitoefening van bed & breakfast voor:

  • a. maximaal 100 m2 brutovloeroppervlak per (bedrijfs)woning in de hoofdmassa en aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
  • b. indien sprake is van cultuurhistorische bebouwing maximaal 200 m2 brutovloeroppervlak per (bedrijs)woning in de hoofdmassa en bijbehorende bouwwerken, waarbij de maximale afstand van het vrijstaande bijbehorende bouwwerk tot de openbare weg 40 m bedraagt;
  • c. de afwijking op basis van lid 4.5.3 onder a is mogelijk onder voorwaarde dat de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft, waarbij in ieder geval geldt dat:
    • 1. het bruto-vloeroppervlak ten behoeve van de woonfunctie minimaal 50% van het totale brutovloeroppervlak van de hoofdmassa bedraagt, ten behoeve van de bed & breakfast voorzieningen maximaal 3 slaapkamers voor maximaal 6 gebruikers toegestaan zijn en daarnaast minimaal 1 slaapkamer beschikbaar blijft voor de bewoner(s) van de woning;
    • 2. de maximale verblijfsduur voor gebruikers van de bed & breakfast voorziening is één week;
    • 3. permanente bewoning of huisvesting van tijdelijke werknemers is niet toegestaan;
    • 4. degene die de activiteiten in het hoofdgebouw en/of de bijbehorende bouwwerken uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;
    • 5. de voorziening door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet mag functioneren als een zelfstandige woning. Dit betekent in ieder geval dat een aparte kookgelegenheid niet is toegestaan;
    • 6. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 4.5.1.
4.5.4 Wonen voor huisvesting van personen die geen huishouden vormen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.1 gebruik van een woning voor huisvesting van personen die geen huishouden vormen, mits:

  • a. de activiteiten (deels) in de gevellijn uitgeoefend worden;
  • b. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 4.5.1.
  • c. voldaan wordt aan de voorwaarden die zijn neergelegd in gemeentelijke Beleidsregels huisvesting arbeidsmigranten, vergunninghoudende vluchtelingen en overige personen die geen huishouden vormen gemeente Waalwijk. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging.
4.5.5 Wonen in cultuurhistorisch waardevolle bebouwing

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.3 onder e sub 1 en 2 betreffende het oppervlak van de hoofdmassa, voor het gebruik van de totale bestaande hoofdmassa van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing voor één woning, mits;

  • a. bijbehorende bouwwerken die niet cultuurhistorisch waardevol zijn en waarmee het totale oppervlak aan bijbehorende bouwwerken van zoals opgenomen onder lid 4.2.4 per woning wordt overschreden, worden gesloopt;
  • b. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.3 onder e sub 1 en 2 betreffende het oppervlak van de hoofdmassa, voor het gebruik van de totale bestaande hoofdmassa van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing voor één woning, mits;
4.5.6 Bedrijven en voorzieningen in bijbehorend bouwwerk

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.3 voor het gebruik van een bijbehorend bouwwerk voor activiteiten voor bedrijven ten behoeve van een op hetzelfde perceel gevestigd bestaand bedrijf, mits:

  • a. het totale oppervlak aan bedrijfsmatige activiteiten voldoet aan lid 4.2.2 onder b;
  • b. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 4.1;
  • c. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 4.5.1.
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
4.6.1 Algemene voorwaarden voor wijzigen

In lid 4.6 wordt waar relevant verwezen naar één of meerdere van de volgende voorwaarden, waarbij door het beoogde gebruik:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. geen onaanvaardbare situatie ontstaat met betrekking tot milieuhygiënische kwaliteit, waterhuishouding en externe veiligheid;
  • c. geen nadelige beïnvloeding ontstaat van de normale afwikkeling van het verkeer en de feitelijke verkeerssituatie;
  • d. voldaan wordt aan Artikel 26 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  • e. geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan het karakter van de omgeving;
  • f. op percelen grenzend aan de bestemming 'Agrarisch' of 'Natuur', dient bij ontwikkelingen sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing middels een erfinrichtingsplan (o.a. een beplantingsplan).
  • g. bij een combinatie van activiteiten:
    • 1. de totale oppervlakte beperkt blijft tot de maximale maat van de activiteit welke de meeste ruimte in beslag mag nemen;
    • 2. per toegestane activiteit de daarvoor toegestane maximale oppervlakte niet wordt overschreden.
4.6.2 Verwijderen van aanduidingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzingen ten behoeve van het verwijderen van de aanduidingen:

  • a. 'specifieke vorm van bedrijf - aanvullende bedrijfsactiviteit';
  • b. 'bedrijfswoning';
  • c. specifieke vorm van bedrijf- buitenverkoop;

indien de desbetreffende functie ter plaatse duurzaam beëindigd is.

4.6.3 Wijziging vorm bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzingen ten behoeve van de wijziging van de vorm van het bouwvlak, mits:

Het niet betreft het gebruik dat vergunning plichtig is krachtens het bepaalde in artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998, zoals dit luidt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan, niet zijnde:

  • 1. het bestaande gebruik overeenkomstig de Natuurbeschermingswet 1998;
  • 2. het gebruik dat vergund is op basis van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998;
  • 3. de oppervlakte van het bouwvlak niet mag toenemen;
  • 4. de wijziging noodzakelijk is uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering of -ontwikkeling en financieel haalbaar;
  • 5. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 4.6.1.
4.6.4 Bedrijven categorie C

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzingen ten behoeve van bedrijven genoemd in categorie C van de in de Bijlage 1 Toegelaten bedrijven bij deze regels opgenomen lijst, maar die, eventueel na het nemen van maatregelen, qua milieuplanologische hinder gelijk te stellen zijn met de in categorie A of B genoemde bedrijven, mits:

  • a. de wijziging noodzakelijk is uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering of -ontwikkeling en financieel haalbaar;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, waarbij ook rekening wordt gehouden met geprojecteerde woningen;
  • c. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 4.6.1.
4.6.5 Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft en indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. alvorens deze wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast, dient door middel van een onderzoek eerst aangetoond te worden dat het gebruik ten behoeve van bedrijf niet mogelijk is en/of de noodzaak daarvoor niet aanwezig is;
  • b. ter plaatse van de bestaande voormalige bedrijfswoning geldt ten aanzien van de nieuwe bestemming het volgende:
    • 1. wijziging is uitsluitend toegestaan binnen het bestaande bouwvlak;
    • 2. het bouwvlak voor het bedrijf dat bij de te wijzigen voormalige bedrijfswoning behoort dient gelijktijdig te vervallen;
    • 3. het toe te kennen bestemmingsvlak van de woning mag maximaal 1.250 m² bedragen waarbij zowel de breedte als de diepte van het bouwperceel maximaal 50 m mag bedragen;
    • 4. het toe te kennen bouwvlak van de woning is 10 m breed en 12 m diep of 12 m breed en 10 m diep.
  • c. ter plaatse van het toe te kennen bestemmingsvlak zoals bepaald onder lid b geldt ten aanzien van de bestaande gebouwen het volgende:
    • 1. voor bijbehorende bouwwerken zijn de regels in lid 17.2.3 van toepassing. Met dien verstande dat de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bepaald wordt door lid 17.2.3 onder d;
    • 2. de overtollige voormalige bedrijfsbebouwing moet worden gesloopt, met uitzondering van rijksmonumenten of gemeentelijke monumenten;
    • 3. niet eerder mag de woning na wijziging in gebruik worden genomen dan nadat alle overtollige bedrijfsbebouwing, exclusief het maximaal toegestane oppervlak aan bijbehorende bouwwerken, gesloopt is.
  • d. in aanvulling op het bepaalde in lid 4.6.5 onder c sub 1 geldt het volgende:
    • 1. maximaal 50% van het overtollige te slopen oppervlak aan bestaande gebouwen mag worden teruggebouwd en/of in stand worden gelaten tot een totaal aan bijbehorende bouwwerken van maximaal 200 m² buiten het toe te kennen bouwvlak en binnen het toe te kennen bestemmingsvlak voor wonen;
  • e. de aanwezige natuurwaarden, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • f. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 4.6.1.

Artikel 5 Bos

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bosbouw en houtproductie;
  • b. groenvoorzieningen;

met de, ondergeschikt aan de bestemming, bijbehorende:

  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken en geluidwerende voorzieningen
  • d. ontsluitingswegen en -paden, mede ten behoeve van aangrenzende bestemmingen;
  • e. wandel- en fietspaden;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemene bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in zijn algemeenheid de volgende regels:

  • a. Voor zover bestaande bouwwerken afwijken van de regels in lid 5.2.2 tot en met 5.2.3 wordt de bestaande plaats en bestaande contour van de afwijking geacht te zijn bestemd.
5.2.2 Bouwen van gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

5.2.3 Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte mag maximaal 3 m bedragen;
  • b. de verticale diepte mag maximaal 3,5 m bedragen.
5.3 Nadere eisen

Het college van Waalwijk kan nadere eisen stellen aan bebouwing (plaats en afmetingen) ten behoeve van:

  • a. een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige waarden van de omgeving;
  • b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, onder andere met het oog op de bezonning, lichtuitstraling en de privacy;
  • c. het bevorderen van de verkeers-, sociale en brandveiligheid.
5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:

  • a. gronden ten behoeve van open opslag;
  • b. gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
  • c. gebruik dat vergunning plichtig is krachtens het bepaalde in artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998, zoals dit luidt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan, niet zijnde:
    • 1. het bestaande gebruik overeenkomstig de Natuurbeschermingswet 1998;
    • 2. het gebruik dat vergund is op basis van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998.

Artikel 6 Gemengd

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

Wonen

  • a. wonen in de hoofdmassa en de aangebouwde bijbehorende bouwwerken, waarbij per bouwperceel maximaal 1 (bedrijfs)woning is toegelaten, met dien verstande dat:
    • 1. indien in de bestaande situatie sprake is van meer dan 1 woning op een bouwperceel, maximaal het bestaande aantal woningen is toegelaten;
    • 2. de woning (deels) in de gevellijn is gelegen, tenzij de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - woning op achterperceel' van toepassing is in welk geval de woning op maximaal de bestaande afstand tot de gevellijn mag zijn gelegen;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal woningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouwen uitgesloten' of 'specifieke vorm van gemengd - achterperceel' geen woning is toegestaan, tenzij de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - woning op achterperceel' eveneens van toepassing is;
    • 5. waar onder 1 tot en met 4 woning staat dit tevens geldt voor een bedrijfswoning;
  • b. beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten bij een (bedrijfs)woning, op een maximum van 50 m2 brutovloeroppervlak van de hoofdmassa of bijbehorend bouwwerk per (bedrijfs)woning, met in achtneming van lid 6.5.2;
  • c. garageboxen ter plaatse van de aanduiding 'garagebox';

met dien verstande dat bestaande kamerbewoning, bed & breakfast en bedrijf en beroep-aan-huis is toegestaan in de toegelaten aard en omvang;

Bedrijven

  • d. bedrijven ter plaatse van de aanduidingen 'bedrijf', 'maatschappelijk', 'dienstverlening', 'horeca', 'detailhandel', met dien verstande dat:
    • 1. de activiteiten vallen onder categorie A en B, zoals genoemd in Bijlage 1, kolom 'zelfstandige bedrijven' alsmede bedrijven welke naar hun schaal, aard en hinder op de omgeving daarmee vergelijkbaar zijn;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aanvullende bedrijfsactiviteit' in aanvulling op hetgeen is bepaald onder d sub 1 de activiteiten zijn toegestaan zoals opgenomen in Bijlage 4 Aanvullende bedrijfsactiviteiten - bestemming Gemengd, behorende bij deze regels,
    • 3. ter plaatse van de aanduiding ''verkooppunt motorbrandstoffen' en 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg'' in aanvulling op sub d onder 1 een 'verkooppunt motorbrandstoffen ' respectievelijk een 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' is toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding tevens detailhandel tot een maximum brutovloeroppervlak van 100 m2 is toegestaan en het assortiment gericht is op automobilisten;
    • 4. een internetbedrijf of internetafhaalpunt is niet toegelaten, met uitzondering van het gestelde in lid 6.1 onder m sub 2;
    • 5. ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg' een vulpunt LPG is toegestaan;
    • 6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen' is agrarische bodemexploitatie toegestaan;
    • 7. ter plaatse van de aanduiding 'overig zone - kernen in landelijk gebied' het bouwperceel van een bedrijf maximaal 5.000 m2 mag bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte van het bouwperceel groter is, dan wordt de bestaande oppervlakte geacht te zijn bestemd en daarmee toegelaten;

met dien verstande dat een bestaand internetbedrijf of internetafhaalpunt is toegestaan in de toegelaten aard en omvang;

Voorzieningen

  • e. niet-publieksgerichte voorzieningen ter plaatse van de aanduidingen 'bedrijf', 'maatschappelijk', 'dienstverlening', 'horeca', 'detailhandel', 'specifieke vorm van gemengd - achterperceel' en 'overige zone-stedelijk lint', met dien verstande dat:
    • 1. per bouwperceel tot maximaal 200 m2 bruto vloeroppervlak voor niet-publieksgerichte voorzieningen gebruikt mag worden;
    • 2. indien in afwijking van sub 1 in de bestaande situatie sprake is van een grotere oppervlakte, het bestaand gebruik voor niet-publieksgerichte voorzieningen in oppervlakte als maximum geldt;
  • f. niet publieksgerichte voorziening ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - niet publieksgerichte voorziening';
  • g. publieksgerichte dienstverlening of publieksgerichte maatschappelijke voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' en 'maatschappelijk';
  • h. lichte horeca ter plaatse van de aanduiding 'horeca', met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - aanvullende horeca-activiteit' daarnaast horeca van een categorie of type is toegestaan zoals opgenomen in de tabel in Bijlage 11 Aanvullende horeca behorende bij deze regels;
  • i. detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', met dien verstande dat:
    • 1. een supermarkt uitsluitend op de begane grondlaag ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt' is toegestaan;
    • 2. detailhandel volumineus uitsluitend ter plaatse van een aanduiding 'detailhandel volumineus' is toegestaan met dien verstande dat het type volumineuze detailhandel is toegestaan zoals opgenomen in Bijlage 10 Detailhandel volumineus behorende bij deze regels;

Algemene regels bedrijven en voorzieningen

  • j. bedrijven en voorzieningen zoals bedoeld in lid 6.1 onder d tot en met i zijn toegelaten, met dien verstande dat:
    • 1. de activiteiten (deels) worden uitgeoefend in een gebouw dat (deels) is gelegen in de gevellijn, met uitzondering van een bedrijf of voorziening ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - achterperceel'. Voor zover sprake is van een bedrijfsactiviteit zoals bedoeld in lid 6.1 onder d wordt onder gebouw in de gevellijn tevens een bedrijfswoning verstaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - achterperceel' uitsluitend de activiteiten per adres zijn toegestaan zoals opgenomen in Bijlage 8 Achterperceel behorende bij deze regels;
    • 3. de activiteiten op de begane grondlaag uitgeoefend worden, waarbij bijbehorende kantoren en de op basis van lid 6.1 onder h toegelaten verblijfsrecreatieve functies ook zijn toegestaan op de verdiepingen;
    • 4. een geluidzoneringsplichtige inrichting of een inrichting zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer (BEVI) is niet toegelaten, met uitzondering van bevi-inrichtingen gelegen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bevi, waar de bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan zoals opgenomen in Artikel 25 Bevi;
    • 5. alleen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - buitenverkoop' tentoonstelling van te verkopen producten in de open lucht is toegestaan, waarbij de activiteiten zijn toegestaan zoals opgenomen in Bijlage 9 Buitenverkoop, behorende bij deze regels;
    • 6. alleen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - open opslag' is opslag in de open lucht toegestaan, waarbij de activiteiten zijn toegestaan zoals opgenomen in Bijlage 7 Open opslag, behorende bij deze regels,
    • 7. alleen ter plaatse van de aanduiding 'kas' zijn kassen toegestaan;
  • k. indien het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduidingen 'dienstverlening', 'maatschappelijk', 'detailhandel', 'supermarkt', 'detailhandel volumineus', 'horeca', , 'specifieke vorm van gemengd - niet publieksgerichte voorziening' en 'specifieke vorm van gemengd - achterperceel' ten behoeve van respectievelijk de activiteit 'dienstverlening', 'maatschappelijk', 'detailhandel', 'supermarkt', 'detailhandel volumineus', 'horeca', 'niet publieksgerichte voorziening' of 'achterperceel', gedurende minimaal één drie jaar is gestaakt en duurzaam beëindigd is, de gronden niet meer als zodanig in gebruik mogen worden genomen ten behoeve van de desbetreffende activiteit;
  • l. indien de activiteiten ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - aanvullende bedrijfsactiviteit' zoals opgenomen in Bijlage 4, behorende bij deze regels, 'specifieke vorm van horeca - aanvullende horeca-activiteiten' zoals opgenomen in Bijlage 11, behorende bij deze regels , 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' en 'verkooppunt motorbrandstoffen', 'specifieke vorm van gemengd - buitenverkoop', 'specifieke vorm van gemengd - open opslag' of ''specifieke vorm van bedrijf - bevi' gedurende minimaal drie jaar is gestaakt en duurzaam beëindigd is, de gronden niet meer als zodanig in gebruik mogen worden genomen ten behoeve van de desbetreffende activiteit;
  • m. ondergeschikte en niet zelfstandige functies op niet meer dan 10% van het totale brutovloeroppervlak van het bedrijf en/of de voorziening, exclusief de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 100 m2 voor (een combinatie van) de volgende functies:
    • 1. aan lid d, e, f en g ondergeschikte en niet-zelfstandige detailhandel voor zover het betreft een beperkte verkoop van goederen die functioneel rechtstreeks verband houden met het bedrijf en/of de voorziening;
    • 2. en aan lid d, e, f, g, h en i ondergeschikte en niet -zelfstandige internethandel;
    • 3. aan lid e, f, g en i ondergeschikte, niet-zelfstandige, aan de detailhandelsfunctie verwante, lichte horeca;

Overige bijbehorende voorzieningen en bouwwerken

met de bij a tot en met i behorende:

  • n. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat voldaan wordt aan Artikel 26 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden, waarbij het bestaande gebruik in de bestaande omvang en functietype is toegelaten;
  • o. bijbehorende bouwwerken
  • p. bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • q. tuinen, erven en verhardingen
  • r. ontsluitingswegen en -paden ten behoeve van aangrenzende bestemmingen;
  • s. nutsvoorzieningen
  • t. water en waterhuishoudkundige voorzieningen
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemene bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in zijn algemeenheid de volgende regels:

  • a. Voor zover bestaande bouwwerken afwijken van de regels in lid 6.2.2 tot en met 6.2.7 wordt de bestaande plaats en bestaande contour van de afwijking geacht te zijn bestemd.
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouwen uitgesloten' is het bouwen van hoofdgebouwen niet toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gebouwen uitgesloten' is het bouwen van gebouwen niet toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' zijn uitsluitend bijbehorende bouwwerken bij een (bedrijfs)woning toegestaan;
  • e. het bouwperceel mag volledig worden bebouwd met in acht neming van de bouwregels in lid 6.2, tenzij op de verbeelding sprake is van een aanduiding 'maximum bebouwingspercentage', in welk geval het aangegeven bebouwingspercentage van toepassing is;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden in afwijking van het bepaalde in lid 6.2, de op de verbeelding aan dat bouwvlak gekoppelde bouwregels.
6.2.2 Hoofdmassa

Voor het bouwen van de hoofdmassa welke (deels) in de gevellijn is gelegen of ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - woning op achterperceel' gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdmassa mogen uitsluitend de volgende typen worden gebouwd:
    • 1. vrijstaande hoofdmassa's ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand';
    • 2. twee-aaneengebouwde en/of vrijstaande hoofdmassa's ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen';
    • 3. aaneengebouwde, twee-aaneengebouwde en/of vrijstaande hoofdmassa's ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd';
    • 4. gestapelde hoofdmassa's ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld';
  • b. de hoofdmassa mag uitsluitend achter de gevellijn worden gebouwd waarbij:
    • 1. de breedte van de voorkant van de hoofdmassa minimaal voor 50% in de gevellijn moet worden gebouwd welke gerelateerd is aan de voorkant van de hoofdmassa;
    • 2. indien in de bestaande situatie niet voldaan wordt aan sub 1: het bestaande percentage of in het geval van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - woning op achterperceel' de bestaande afstand tot de gevellijn mag worden gehanteerd;
  • c. de afstand van de hoofdmassa tot de zijdelingse perceelsgrens van het bouwperceel dient minimaal te zijn:
    • 1. bij een vrijstaande hoofdmassa ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - dorpslint' en de aanduiding 'overige zone - landelijk lint' in totaal tot beide perceelsgrenzen minimaal 6 m, met een minimum van 1,5 m tot de afzonderlijke perceelsgrenzen;
    • 2. bij een vrijstaande hoofdmassa ter plaatse van de aanduiding 'overige zone -stedelijk lint' en 'overige zone - kernlint' een afstand van minimaal 1,5 m tot één van beide perceelsgrenzen en minimaal 1 m aan de andere zijde;
    • 3. bij een twee-aaneengebouwde hoofdmassa aan één zijde minimaal 3 m;
    • 4. bij een gestapelde hoofdmassa aan beide zijden minimaal 3 m;
    • 5. indien in de bestaande situatie niet voldaan wordt aan sub 1, 2, 3 en 4: de bestaande afstand tot de betreffende zijdelingse perceelsgrens voor wat betreft de bestaande diepte van de hoofdmassa;
  • d. het oppervlak van de hoofdmassa mag niet meer bedragen dan:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - dorpslint' en de aanduiding 'overige zone - landelijk lint' voor (twee-)aaneengebouwde hoofdmassa's maximaal 120 m2 per hoofdmassa en voor een vrijstaande hoofdmassa maximaal 150m2;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone -stedelijk lint' en 'overige zone - kernlint' voor een vrijstaande en (twee-)aaneengebouwde hoofdmassa maximaal 120 m2:
    • 3. bij een gestapelde hoofdmassa en indien in de bestaande situatie niet wordt voldaan aan sub 1 of 2: de bestaande oppervlakte;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - woning op achterperceel' de bestaande oppervlakte;
    • 5. ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte' de op de verbeelding aangegeven oppervlakte;
  • e. de diepte van de hoofdmassa mag maximaal bedragen:
    • 1. bij een vrijstaande, twee-aaneengebouwde en aaneengebouwde hoofdmassa indien de goothoogte niet hoger is dan 4 m en voldaan wordt aan lid 6.2.2 onder c sub 1-4 (afstand van de hoofdmassa tot de zijdelingse perceelsgrens): 22 m;
    • 2. indien de goothoogte hoger is dan 4 m of niet voldaan wordt aan lid 6.2.2 onder c sub 1 tot en met 4 bij een vrijstaande, twee-aaneengebouwde en aaneengebouwde hoofdmassa: 12 m;
    • 3. bij een gestapelde hoofdmassa: 18 m;
    • 4. indien in de bestaande situatie niet wordt voldaan aan sub 1, 2 of 3: de bestaande diepte;
    • 5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - woning op achterperceel': de bestaande diepte;
  • f. de breedte van de hoofdmassa mag niet meer bedragen dan:
    • 1. in het geval van de aanduiding 'overige zone -stedelijk lint', 'overige zone - kernlint', 'specifieke bouwaanduiding - woning op achterperceel' en 'gestapeld' de bestaande breedte;
    • 2. in overige gevallen bedraagt de breedte bij een vrijstaande, twee-aaneengebouwde of aaneengebouwde hoofdmassa maximaal de maat van de bestaande diepte van de hoofdmassa verminderd met 1 m met inachtneming van lid 6.2.2 onder d;
    • 3. indien in de bestaande situatie geen sprake is van een breedte: maximaal de toegestane maat van de diepte van de hoofdmassa verminderd met 1 m, in afwijking hiervan geldt voor een een perceel met de aanduiding 'gestapeld' dat de gestapelde hoofdmassa maximaal de breedte van het bouwperceel mag hebbben met in achtneming van lid 6.2.2 onder d;
    • 4. indien in de bestaande situatie de bestaande breedte groter of gelijk is aande diepte zoals bedoeld in sub 3: de bestaande verhouding in breedte en diepte van de hoofdmassa;
  • g. de goothoogte van de hoofdmassa mag niet meer bedragen dan:
    • 1. de goothoogte van de voorkant hoofdmassa in de bestaande situatie vermeerderd met 1 m, met dien verstande dat de goothoogte ten minste 4 m mag bedragen;
    • 2. indien in de bestaande situatie geen sprake is van een goothoogte: de hoogte zoals is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'';
  • h. de bouwhoogte van de hoofdmassa mag niet meer bedragen dan:
    • 1. de bouwhoogte in de bestaande situatie vermeerderd met 1 m, met dien verstande dat de bouwhoogte ten minste 4 m mag bedragen;
    • 2. indien in de bestaande situatie de bouwhoogte gelijk is aan de goothoogte: de bouwhoogte in de bestaande situatie vermeerderd met 4 m tot een maximum van 11 m, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - woning op achterperceel';
    • 3. indien in de bestaande situatie geen sprake is van een bouwhoogte: de hoogte zoals is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte', dan wel 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';
  • i. het dak van de hoofdmassa is voorzien van een nok, waarbij geldt dat:
    • 1. de kaphelling minimaal 30 en maximaal 65 graden mag bedragen;
    • 2. indien in de bestaande situatie geen nok aanwezig is: ook de bestaande dakvorm is toegestaan;
    • 3. indien in de bestaande situatie niet voldaan wordt aan sub 1: de bestaande dakhelling voor het dakvlak dat afwijkt is toegestaan.
  • j. indien bij een renovatie van de bestaande hoofdmassa een EPC van 0 gerealiseerd wordt, mogen de maximale maten zoals genoemd in lid d tot en met i met 0,5 m worden overschreden.
  • k. dakkapellen zijn toegestaan mits voldaan wordt aan het volgende:
    • 1. de onderzijde meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet;
    • 2. de bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok;
    • 3. de zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak;
    • 4. in afwijking van lid 2 mag, indien de voorkant van de dakkapel gelijk ligt met de gevel waarin de dakkapel gebouwd wordt, de breedte maximaal 30% bedragen van de voorkant waarin de dakkapel gebouwd wordt;
  • l. dakopbouwen zijn toegestaan mits:
    • 1. voldaan wordt aan de maximaal voorgeschreven bouwhoogte;
    • 2. de afstand van de voorkant van de dakopbouw tot de voorkant van de gevel waarin de dakopbouw gebouwd wordt minimaal 1 m bedraagt..
6.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij een (bedrijfs)woning

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, niet zijnde hoofdmassa, gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken, dienen achter de gevellijn en in het bebouwingsgebied te worden geplaatst;
  • b. aanvullend geldt ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - Van der Duinstraat', 'overige zone - Heistraat', en 'overige zone - Benedenkerkstraat' dat bijbehorende bouwwerken aan de zijkant niet vóór de gevellijn van het aangrenzende perceel mogen worden gebouwd,;
  • c. de totale diepte van de hoofdmassa met de daaraan aangebouwde bijbehorende bouwwerken, te meten vanaf de voorkant van de hoofdmassa, mag gezamenlijk maximaal 22 m bedragen;
  • d. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken in het bebouwingsgebied hoofdmassa, waar geen hoofdmassa aanwezig is, bedraagt maximaal de volledige oppervlakte van het bebouwingsgebied hoofdmassa;
  • e. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken in het overig bebouwingsgebied bedraagt niet meer dan:
    • 1. in geval van een bebouwingsgebied kleiner dan of gelijk aan 100 m2: 50% van het bebouwingsgebied;
    • 2. in geval van een bebouwingsgebied groter dan 100 m2 en kleiner dan of gelijk aan 300 m2: 50 m2, vermeerderd met 20% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 100 m2;
    • 3. in geval van een bebouwingsgebied groter dan 300 m2: 90 m2, vermeerderd met 10% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 300 m2, tot een maximum van in totaal 200 m2;
    • 4. in afwijking van sub 1 tot en met 3, de maximale oppervlakte, zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte bijbehorende bouwwerken';

verminderd met de oppervlakte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken zoals bedoeld onder lid i en vermeerderd met de oppervlakte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken zoals bedoeld in lid j;

  • f. in geval van een gestapelde hoofdmassa geldt in afwijking van lid d tot en met e dat de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken in het bebouwingsgebied per hoofdmassa maximaal 20% van het bebouwingsgebied mag bedragen met een maximum van 500 m²;
  • g. in het bebouwingsgebied hoofdmassa geldt voor de hoogte en het dak het volgende:
    • 1. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal de toegestane goothoogte van de hoofdmassa bedragen zoals bepaald in lid 6.2.2 onder g;
    • 2. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal de toegestane bouwhoogte van de hoofdmassa bedragen zoals bepaald in lid 6.2.2 onder h;
    • 3. de dakhelling mag maximaal gelijk zijn aan de dakhelling van het dakvlak van de hoofdmassa waaraan wordt gebouwd;
  • h. in het overige bebouwingsgebied geldt voor de hoogte en het dak het volgende:
    • 1. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 3,1 m bedragen of ingeval van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk waarbij de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw hoger is dan 3,1 m, maximaal 0,25 m boven de hoogte van die eerste bouwlaag maar in geen geval hoger dan 4 m;
    • 2. de nokhoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 5 m bedragen;
    • 3. in afwijking van sub 2 is ook een platte afdekking toegelaten, mits de denkbeeldige nok bij het doortrekken van de dakvlakken maximaal 5 m bedraagt;
    • 4. de dakhelling van een aangebouwd bijbehorende bouwwerk mag maximaal gelijk zijn aan de dakhelling van het dakvlak aan de zijde van de hoofdmassa waaraan wordt bijgebouwd;
    • 5. de dakhelling van een vrijstaande bijbehorende bouwwerk mag ten hoogste gelijk zijn aan de steilste dakhelling van de hoofdmassa;
  • i. in afwijking van lid a en met inachtneming van lid 6.2.3 onder b, mogen bijbehorende bouwwerken buiten het bebouwingsgebied en/of vóór de gevellijn worden gebouwd aan de zijkant hoofdmassa waarbij:
    • 1. grenzend aan zowel de voorkant als zijkant van het bouwperceel geen sprake is van een bestemming Verkeer - Ontsluiting;
    • 2. de afstand tot (het verlengde van) de gevellijn van de voorkant hoofdmassa ten minste 1 m bedraagt;
    • 3. de afstand tot het kruisingsvlak ten minste 5 m bedraagt;
    • 4. voldaan wordt aan de maatvoering van het bepaalde onder c tot en met h;
  • j. in afwijking van lid a en lid i, met inachtneming van lid 6.2.3 onder b, mogen aangebouwde bijbehorende bouwwerken vóór de gevellijn worden gebouwd aan de voorkant hoofdmassa en/of aan de zijkant hoofdmassa waarbij :
    • 1. per gevel maximaal één aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag worden gebouwd;
    • 2. de maximale breedte maximaal 3/5 deel per gevel bedraagt met een maximum van 4 m, waarbij maximaal 1 m niet direct aan de hoofdmassa grenst;
    • 3. in aanvulling op lid 1 en 2 per gevel één overkapping met een open constructie mag worden gebouwd met een maximale breedte van 2 m;
    • 4. de diepte maximaal 1 m is;
    • 5. de bouwhoogte maximaal 0, 25 m hoger is dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de hoofdmassa, met een maximale bouwhoogte van 4 m.
  • k. dakkapellen zijn toegestaan mits voldaan wordt aan het volgende:
    • 1. voorzien van een plat dak;
    • 2. gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,75 m;
    • 3. de onderzijde meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet;
    • 4. de bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok;
    • 5. de zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak;
    • 6. maximaal één dakkapel per bijbehorend bouwwerk met een maximale breedte van 30% van de gevelbreedte van de zijde waarop de dakkapel is georiënteerd.
6.2.4 Overige gebouwen voor bedrijven en voorzieningen

Voor het bouwen van overige gebouwen voor bedrijven en voorzieningen, niet zijnde de hoofdmassa zoals bedoeld in lid 6.2.2 en bijbehorende bouwwerken zoals bedoeld in lid 6.2.3, gelden de volgende bepalingen:

  • a. een overig gebouw is alleen toegestaan:
    • 1. ter plaatse van de aanduidingen 'bedrijf', 'maatschappelijk', 'dienstverlening', 'horeca', 'detailhandel', 'detailhandel volumineus' en 'specifieke vorm van gemengd – achterperceel', en;
    • 2. als op hetzelfde bouwperceel ook een hoofdmassa in de gevellijn aanwezig is, tenzij de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - achterperceel' van toepassing is;
  • b. een overig gebouw mag achter de gevellijn worden gebouwd waarbij:
    • 1. het gebouw op een afstand van minimaal 12 m en maximaal 120 m van de gevellijn is gelegen;
    • 2. indien in de bestaande situatie niet voldaan wordt aan sub 1: de bestaande afstand tot de gevellijn;
    • 3. indien sprake is van een aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' en 'verkooppunt motorbrandstoffen' mag een overkapping met open constructie in afwijking van sub 1 worden gebouwd ter plaatse van deze aanduiding, met een maximale bouwhoogte van 6 m;
  • c. de afstand van een overig gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens van het bouwperceel dient minimaal aan beide zijden 3 m te zijn;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van de overige gebouwen mag maximaal de bestaande oppervlakte bedragen;
  • e. de goothoogte mag maximaal 3,1 m bedragen of ingeval van een aan de hoofdmassa gebouwd overig gebouw waarbij de hoogte van de eerste bouwlaag van de hoofdmassa hoger is dan 3,1 m, maximaal 0,25 m boven de hoogte van die eerste bouwlaag maar in geen geval hoger dan 4 m, tenzij de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'' is opgenomen, in welk geval de aangegeven waarde geldt;
  • f. indien in de bestaande situatie niet wordt voldaan aan sub f: de bestaande goothoogte;
  • g. de nokhoogte van een overig gebouw mag maximaal 5 m bedragen, tenzij de aanduiding 'maximum bouwhoogte' of 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'' is opgenomen, in welk geval de aangegeven waarde geldt;
  • h. indien in de bestaande situatie niet wordt voldaan aan sub g: de bestaande nokhoogte;
  • i. in afwijking van sub f en h is ook een platte afdekking toegelaten, mits de denkbeeldige nok bij het doortrekken van de dakvlakken maximaal 5 m bedraagt, tenzij de aanduiding 'maximum bouwhoogte' of 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'' is opgenomen, in welk geval de aangegeven waarde geldt;
  • j. het dak van het overige gebouw is voorzien van een nok, waarbij geldt dat:
    • 1. de dakhelling van een aangebouwd overig gebouw maximaal gelijk is aan de dakhelling van het dakvlak van de hoofdmassa waaraan wordt bijgebouwd;
    • 2. de dakhelling van een vrijstaand overig gebouw ten hoogste gelijk zijn aan de steilste dakhelling van de hoofdmassa;
    • 3. indien in de bestaande situatie geen nok aanwezig is: de bestaande dakvorm is toegestaan.
    • 4. indien in de bestaande situatie niet voldaan wordt aan sub 1 en 2: de bestaande dakhelling voor het dakvlak dat afwijkt is toegestaan;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'kas' zijn kassen toegstaan.
6.2.5 Garageboxen

Voor het bouwen van garageboxen gelden de volgende regels:

  • a. binnen de aanduiding 'garagebox' mogen uitsluitend garageboxen worden gebouwd;
  • b. de gronden met de aanduiding 'garagebox' mogen volledig worden bebouwd;
  • c. garageboxen mogen maximaal een hoogte hebben van 3,1 m en dienen te worden voorzien van een plat dak.
6.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden achter de gevellijn mag de hoogte maximaal 2,2 m bedragen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - Van der Duinstraat' en 'overige zone - Heistraat', mag de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde aan de zijkant vóór de gevellijn van het aangrenzende perceel maximaal 1 m bedragen;
  • c. op de gronden vóór de gevellijn mag de hoogte maximaal 1 m bedragen;
  • d. in afwijking van lid c, met inachtneming van lid 6.2.6 onder b, mag op de gronden buiten het bebouwingsgebied of vóór de gevellijn aan de zijkant hoofdmassa de hoogte maximaal 2,2 m bedragen, mits:
    • 1. grenzend aan zowel de voorkant als zijkant van het bouwperceel geen sprake is van een bestemming 'Verkeer - Ontsluiting';
    • 2. de afstand tot (het verlengde van) de gevellijn van de voorkant hoofdmassa ten minste 1 m bedraagt;
    • 3. de afstand tot het kruisingsvlak ten minste 5 m bedraagt.
  • e. in afwijking van lid c mag op de gronden vóór de gevellijn de hoogte maximaal 6 m bedragen mits sprake is van een aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen' of 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg'.
6.2.7 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen gelden de volgende regels:

  • a. ondergronds bouwen is alleen toegestaan achter de gevellijnen;
  • b. de oppervlakte van ondergrondse gebouwen bedraagt maximaal het toegestane oppervlak voor hoofdmassa en bijbehorende bouwwerken op basis van lid 6.2.2 en 6.2.3;
  • c. de verticale diepte van het ondergrondse bouwwerk mag maximaal 3,5 m bedragen.
6.3 Nadere eisen

Het college van Waalwijk kan nadere eisen stellen aan bebouwing (plaats en afmetingen) ten behoeve van:

  • a. een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige waarden van de omgeving;
  • b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, onder andere met het oog op de bezonning, lichtuitstraling en de privacy;
  • c. het bevorderen van de verkeers-, sociale en brandveiligheid.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Algemene voorwaarden voor afwijken

In de hierna volgende artikelen wordt waar relevant verwezen naar één of meerdere van de volgende voorwaarden, waarbij door het beoogde bouwen:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. geen onaanvaardbare situatie ontstaat met betrekking tot milieuhygiënische kwaliteit, waterhuishouding en externe veiligheid;
  • c. geen nadelige beïnvloeding ontstaat van de normale afwikkeling van het verkeer en de feitelijke verkeersituatie;
  • d. voldaan wordt aan Artikel 26 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  • e. geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan het karakter van de omgeving;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - dorpslint' en overige zone - landelijk lint' dient op percelen grenzend aan de bestemming 'Agrarisch' of 'Natuur', bij ontwikkelingen aan de achterzijde sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing middels een erfinrichtingsplan (o.a. een beplantingsplan).
6.4.2 Hoofdmassa
  • a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2.2 onder c voor het toestaan van een kleinere afstand van de hoofdmassa tot de zijdelingse perceelsgrens, mits:
    • 1. in de bestaande situatie sprake is van een kleinere afstand tot de perceelsgrens dan is toegestaan, te meten vanaf de voorkant en aanwezig over over minimaal 50% van de diepte van de hoofdmassa;
    • 2. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 6.4.1 onder a;
  • b. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2.2 onder e sub 2, 3 en 4 voor het toestaan van een grotere diepte van de hoofdmassa, mits:
    • 1. maximaal 22 m diep;
    • 2. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 6.4.1 onder a tot en met d;
  • c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2.2 onder f voor het toestaan van een grotere breedte van de hoofdmassa, mits:
    • 1. voldaan wordt aan lid 6.2.1 onder c (afstand tot zijdelingse perceelsgrens);
    • 2. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 6.4.1 onder a tot en met d;
  • d. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2.2 onder h sub 1 en 2 voor het toestaan van een hogere bouwhoogte van de hoofdmassa, mits:
    • 1. maximaal 11 m hoog;
    • 2. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 6.4.1 onder a en b.
6.4.3 Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing
  • a. Bij een omgevingsvergunning kan in geval van het realiseren van een rieten kap op cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, worden afgeweken van de maatvoering zoals opgenomen in lid 6.2.2 onder g en h, lid 6.2.3 onder g en h en lid 6.2.4 onder f, g, h en i om realisatie van de rieten kap mogelijk te maken, mits;
    • 1. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 6.4.1 onder a en b;
    • 2. de hoogte in lid 6.2.2 onder g en h, lid 6.2.3 onder g en h en lid 6.2.4 onder f, g, h en i met maximaal 1 m wordt verhoogd;
  • b. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2.3 onder h sub 2 en 3 voor het toestaan van een nokhoogte van een bijbehorend bouwwerk van maximaal 6 m, mits:
    • 1. de hoofdmassa cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is waarvan de bouwhoogte minimaal 8 m bedraagt;
    • 2. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 6.4.1 onder a en b.
6.4.4 Bijbehorende bouwwerken
  • a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2.3 onder d en e voor het toestaan van een grotere oppervlakte voor bijbehorende bouwwerken, onder voorwaarde van de sloop van bestaande bijbehorende bouwwerken, mits:
    • 1. maximaal 50% van het overtollige te slopen oppervlak aan bestaande gebouwen wordt teruggebouwd en/of in stand wordt gelaten;
    • 2. een totaal aan bijbehorende bouwwerken van maximaal 200 m² in het bebouwingsgebied overblijft, exclusief hoofdmassa;
    • 3. cultuurhistorisch waardevolle bebouwing behouden blijft;
    • 4. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 6.4.1 onder a tot en met d.
6.4.5 Overige gebouwen
  • a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2.4 onder f, g, h en i voor het toestaan van hogere goot- en/of bouwhoogte van overige gebouwen, mits:
    • 1. de goothoogte niet meer bedraagt dan 6 m;
    • 2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 13 m;
    • 3. de noodzaak blijkt uit de aanvraag voor de omgevingsvergunning;
    • 4. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 6.4.1 onder a, b, e en f.
  • b. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2.4 onder d voor het toestaan van een kleinere afstand van de overige gebouwen voor bedrijven en voorzieningen tot de perceelsgrens, mits:
    • 1. in de bestaande situatie sprake is van een kleinere afstand van de hoofdmassa tot de perceelsgrens dan is toegestaan en deze afstand minimaal behouden wordt;
    • 2. de noodzaak blijkt uit de aanvraag voor de omgevingsvergunning;
    • 3. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 6.4.1 onder a, b en e.
  • c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2.4 onder e voor het toestaan van een eenmalige vergroting van de gezamenlijke oppervlakte van overige gebouwen per bouwperceel met maximaal 15%, mits:
    • 1. het niet betreft een bedrijf waarvoor een aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aanvullende bedrijfsactiviteit' is opgenomen;
    • 2. de noodzaak blijkt uit de aanvraag voor de omgevingsvergunning;
    • 3. bij uitbreiding van een bedrijf, binnen de aanduiding 'overig zone - kernen in landelijk gebied' het extra ruimtebeslag, groter dan 5000 m2, slechts is toegestaan mits de financiële, juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken om de beoogde ruimtelijke ontwikkeling binnen het toegestane ruimtebeslag te doen plaatsvinden;
    • 4. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 6.2.4 onder b, c, d, f, g, h, i, j en k en lid 6.4.1 onder a tot en met f.
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:

  • a. de hoofdmassa ten behoeve van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten op meer dan 50 m² van het bruto-vloeroppervlak;
  • b. vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van wonen;
  • c. gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • d. gronden voor woningen, bedrijven en voorzieningen zoals opgenomen onder 6.1 die niet voldoen aan Artikel 26 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden, behoudens bedrijven en voorzieningen waarbij sprake is van een bestaande functie, mits de categorie of het type functie niet wijzigt en omvang ervan niet wordt vergroot.
  • e. het in gebruik nemen van gebouwen voor de stalling van vee ten behoeve van een veehouderij, welke op 21 september 2013 niet legaal in gebruik waren of mochten worden genomen krachtens een vergunning, voor de stalling van vee;
  • f. gebruik dat vergunning plichtig is krachtens het bepaalde in artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998, zoals dit luidt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan, niet zijnde:
    • 1. het bestaande gebruik overeenkomstig de Natuurbeschermingswet 1998;
    • 2. het gebruik dat vergund is op basis van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998;
  • g. vestiging van, de uitbreiding van en toename van de bestaande bebouwingsoppervlakte van mestbewerking.
6.5.2 Beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten bij een (bedrijfs)woning

De uitoefening van een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit bij een (bedrijfs)woning, zoals bedoeld in lid 6.1 onder b, is uitsluitend toegestaan op een maximum van 50 m2 brutovloeroppervlak per (bedrijfs)woning mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft waarbij minimaal 50% van de brutovloeroppervlakte van de hoofdmassa voor de woonfunctie behouden blijft,
  • b. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw en/of bijbehorend bouwwerk uitvoert, tevens de bewoner van de woning is.
  • c. de activiteiten plaatsvinden in de hoofdmassa en/of bijbehorende bouwwerken, niet zijnde een overkapping met een open constructie, en geen sprake is van open opslag;
  • d. in geval van bedrijfsmatige activiteiten, de activiteiten passen in de tabel in Bijlage 1 Toegelaten bedrijven, kolom 'beroep/bedrijf aan huis, 50 m2' of indien zij niet voorkomen in Bijlage 1, naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn;
  • e. het geen uitoefening van detailhandel betreft met uitzondering van beperkte detailhandel als niet-zelfstandige en ondergeschikte activiteit rechtstreeks voortvloeiend uit de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
  • f. het geen horeca, geluidzoneringsplichtige inrichtingen en inrichtingen zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer (BEVI) betreft.
  • g. geen nadelige beïnvloeding ontstaat van de normale afwikkeling van het verkeer en de feitelijke verkeerssituatie en wordt voldaan aan Artikel 26 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden.
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
6.6.1 Algemene voorwaarden voor afwijken

In lid 6.6 wordt waar relevant verwezen naar één of meerdere van de volgende voorwaarden, waarbij door het beoogde gebruik:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. geen onaanvaardbare situatie ontstaat met betrekking tot milieuhygiënische kwaliteit, waterhuishouding en externe veiligheid;
  • c. geen nadelige beïnvloeding ontstaat van de normale afwikkeling van het verkeer en de feitelijke verkeerssituatie;
  • d. voldaan wordt aan artikel Artikel 26 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  • e. geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan het karakter van de omgeving;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - dorpslint' en overige zone - landelijk lint' dient op percelen grenzend aan de bestemming 'Agrarisch' of 'Natuur', bij ontwikkelingen aan de achterzijde sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing middels een erfinrichtingsplan (o.a. een beplantingsplan);
  • g. bij een combinatie van activiteiten:
    • 1. de totale oppervlakte beperkt blijft tot de maximale maat van de activiteit welke de meeste ruimte in beslag mag nemen;
    • 2. per toegestane activiteit de daarvoor toegestane maximale oppervlakte niet wordt overschreden.
6.6.2 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.1 en in aanvulling op lid 6.5.2 voor beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten voor:

  • a. maximaal 100 m2 brutovloeroppervlak per (bedrijfs)woning, met uitzondering van de kern Waspik ter plaatse van een aanduiding 'overige zone - stedelijk lint' waarvoor een maximum van 50 m2 brutovloeroppervlak geldt;
  • b. indien sprake is van cultuurhistorische bebouwing is maximaal 200 m2 brutovloeroppervlak per (bedrijfs)woning toegestaan, met uitzondering van de met uitzondering van de kern Waspik ter plaatse van een aanduiding 'overige zone - stedelijk lint', waarvoor een maximum van 100 m2 brutovloeroppervlak geldt;
  • c. de afwijking op basis van lid 6.6.2 onder a en b is mogelijk onder voorwaarde dat de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft, waarbij in ieder geval geldt dat:
    • 1. minimaal 50% van de brutovloeroppervlakte van de hoofdmassa voor de woonfunctie behouden blijft;
    • 2. degene die de activiteiten in het hoofdgebouw en/of bijbehorend bouwwerk uitvoert, tevens de bewoner van de woning is.
    • 3. de activiteiten passen in de tabel in Bijlage 1 Toegelaten bedrijven, kolom 'beroep/bedrijf aan huis, 100 m2' of indien zij niet voorkomen in Bijlage 1, naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn;
    • 4. het geen uitoefening van detailhandel betreft met uitzondering van beperkte detailhandel als niet-zelfstandige en ondergeschikte activiteit rechtstreeks voortvloeiend uit de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
    • 5. het geen horeca, geluidzoneringsplichtige inrichtingen en inrichtingen zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer (BEVI) betreft;
    • 6. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 6.6.1.
6.6.3 Bed & breakfast

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.1 en 6.5.2 voor de uitoefening van bed & breakfast voor:

  • a. maximaal 100 m2 brutovloeroppervlak per (bedrijfs)woning in de hoofdmassa en aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
  • b. indien sprake is van cultuurhistorische bebouwing maximaal 200 m2 brutovloeroppervlak per (bedrijs)woning in de hoofdmassa, aangebouwde bijbehorende bouwwerken en in maximaal 1 vrijstaand bijbehorend bouwwerk per bouwperceel, waarbij de maximale afstand van het vrijstaande bijbehorende bouwwerk tot de openbare weg 40 m bedraagt;
  • c. de afwijking op basis van lid 6.6.3onder a en b is mogelijk onder voorwaarde dat de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft, waarbij in ieder geval geldt dat:
    • 1. het bruto-vloeroppervlak ten behoeve van de woonfunctie minimaal 50% van het totale brutovloeroppervlak van de hoofdmassa bedraagt, ten behoeve van de bed & breakfast voorzieningen maximaal 3 slaapkamers voor maximaal 6 gebruikers toegestaan zijn en daarnaast minimaal 1 slaapkamer beschikbaar blijft voor de bewoner(s) van de woning;
    • 2. permanente bewoning of huisvesting van tijdelijke werknemers is niet toegestaan;
    • 3. degene die de activiteiten in het hoofdgebouw en/of de bijbehorende bouwwerken uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;
    • 4. de voorziening door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet mag functioneren als een zelfstandige woning. Dit betekent in ieder geval dat een aparte kookgelegenheid niet is toegestaan;
    • 5. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 6.6.1.
6.6.4 Wonen voor huisvesting van personen die geen huishouden vormen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.1 onder a voor het gebruik van een woning voor huisvesting van personen die geen huishouden vormen, mits:

  • a. de activiteiten (deels) in de gevellijn uitgeoefend worden;
  • b. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 6.6.1;
  • c. voldaan wordt aan de voorwaarden die zijn neergelegd in gemeentelijke 'Beleidsregels huisvesting arbeidsmigranten, vergunninghoudende vluchtelingen en overige personen die geen huishouden vormen gemeente Waalwijk'. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging.
6.6.5 Wonen in cultuurhistorisch waardevolle bebouwing

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2.2 onder d sub 1 en 2 betreffende het oppervlak van de hoofdmassa, voor het gebruik van de totale bestaande hoofdmassa van cultuurhistorische waardevolle bebouwing voor één woning, mits:

  • a. bijbehorende bouwwerken die niet cultuurhistorisch waardevol zijn en waarmee het totale oppervlak aan bijbehorende bouwwerken van zoals opgenomen in lid 6.2.3 onder d en e per woning wordt overschreden, worden gesloopt, tenzij gebruik gemaakt is of wordt van lid 6.4.4 voor het toestaan van een grotere oppervlakte voor bijbehorende bouwwerken vanwege de sloop van bestaande bijbehorende bouwwerken;
  • b. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 6.6.1.
6.6.6 Bedrijven en voorzieningen in bijbehorend bouwwerk

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2.3 voor het gebruik van een bijbehorend bouwwerk voor activiteiten voor bedrijven en voorzieningen ter plaatse van de aanduidingen 'bedrijf', 'maatschappelijk', 'dienstverlening', 'horeca', 'detailhandel' ten behoeve van een op hetzelfde perceel gevestigd bestaand bedrijf of bestaande voorziening, mits:

  • a. het totale oppervlak aan bedrijfsmatige activiteiten maximaal de bestaande oppervlakte van de bedrijfsmatige activiteiten bedraagt, vermeerderd met 15%;
  • b. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 6.6.1.
6.6.7 Bedrijven

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.1 onder d sub 1, 2 en 4 onder j sub 2 voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - achterperceel' vestiging van bedrijven waarbij de bedrijfsactiviteiten vallen onder categorie A en B, zoals genoemd in Bijlage 1, kolom 'zelfstandige bedrijven' alsmede bedrijven welke naar hun schaal, aard en hinder op de omgeving daarmee vergelijkbaar zijn;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' voor vestiging van een internetbedrijf en/of internetafhaalpunt, mits het bouwperceel grenst aan de bestemming Verkeer - Ontsluiting;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' voor bedrijfsactiviteiten welke vallen onder categorie C zoals opgenomen in Bijlage 1, kolom 'zelfstandige bedrijven' alsmede bedrijven welke naar hun schaal, aard en hinder op de omgeving daarmee vergelijkbaar zijn, mits het bouwperceel grenst aan de bestemming Verkeer - Ontsluiting;
  • d. afwijking op basis van lid 6.6.7 onder a, b of c is mogelijk onder voorwaarde dat:
    • 1. het niet gaat om een geluidzoneringsplichtige inrichting, een inrichting zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer (BEVI), of ingeval van a en c een internetbedrijf of internetafhaalpunt;
    • 2. voldaan wordt aan de overige voorwaarden van lid 6.1;
    • 3. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 6.6.1;
    • 4. in de vergunning dient te worden opgenomen dat indien het gebruik van deze gronden voor het type bedrijf gedurende minimaal drie jaar is gestaakt en duurzaam beëindigd is, de gronden niet meer als zodanig in gebruik mogen worden genomen ten behoeve van de desbetreffende activiteit.
6.6.8 Voorzieningen
  • a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
    • 1. het bepaalde in lid 6.1 onder e sub 1 ten behoeve van vestiging van niet-publieksgerichte voorzieningen op meer dan 200 m2 per bouwperceel;
    • 2. het bepaalde in lid 6.1 onder e en f voor het vestigen van publieksgerichte dienstverlening of publieksgerichte maatschappelijke voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf', 'horeca' en 'detailhandel' tot maximaal 200 m2 bruto vloeroppervlak per bouwperceel;
    • 3. het bepaalde in lid 6.1 onder h voor het vestigen van lichte of middelzware horeca ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
    • 4. het bepaalde in lid 6.1 onder k voor het vestigen van detaillhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
    • 5. het bepaalde in lid 6.1 onder k voor het vestigen van een supermarkt ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt';
    • 6. het bepaalde in lid 6.1 onder k sub 2 voor het vestigen van detailhandel volumineus, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus';
  • b. afwijking op basis van lid 6.6.8 onder a is mogelijk onder voorwaarde dat:
    • 1. vestiging van de voorziening niet leidt tot het ontstaan van zodanige relevante, structurele leegstandseffecten, dat dit tot een uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening onaanvaardbare situatie zal leiden;
    • 2. voldaan wordt aan de overige voorwaarden van lid 6.1;
    • 3. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 6.6.1;
    • 4. in de vergunning dient te worden opgenomen dat indien het gebruik van deze gronden voor het type voorziening als bedoeld onder lid 6.6.8 onder a tot en met f gedurende minimaal drie jaar is gestaakt en duurzaam beëindigd is, de gronden niet meer als zodanig in gebruik mogen worden genomen ten behoeve van de desbetreffende activiteit.
6.6.9 Buitenverkoop of open opslag verplaatsen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.1.j.5 en 6.1.j.6 voor het verplaatsen van bestaande buitenverkoop of open opslag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - buitenverkoop' respectievelijk 'specifieke vorm van gemengd - open opslag', naar een andere locatie op hetzelfde bouwperceel, mits:

  • a. het oppervlak aan buitenverkoop of open opslag maximaal de bestaande oppervlakte bedraagt;
  • b. de buitenverkoop of open opslag noodzakelijk is voor het ter plaatse gevestigde bedrijf of voorziening;
  • c. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 6.6.1.
6.7 Wijzigingsbevoegdheid
6.7.1 Algemene voorwaarden voor wijzigen

In lid 6.7 wordt waar relevant verwezen naar één of meerdere van de volgende voorwaarden, waarbij door het beoogde gebruik:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. geen onaanvaardbare situatie ontstaat met betrekking tot milieuhygiënische kwaliteit, waterhuishouding en externe veiligheid;
  • c. geen nadelige beïnvloeding ontstaat van de normale afwikkeling van het verkeer en de feitelijke verkeerssituatie;
  • d. voldaan wordt aan Artikel 26 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  • e. geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan het karakter van de omgeving;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - dorpslint' en overige zone - landelijk lint' dient op percelen grenzend aan de bestemming 'Agrarisch' of 'Natuur', bij ontwikkelingen aan de achterzijde sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing middels een erfinrichtingsplan (o.a. een beplantingsplan);
  • g. bij een combinatie van activiteiten:
    • 1. de totale oppervlakte beperkt blijft tot de maximale maat van de activiteit welke de meeste ruimte in beslag mag nemen;
    • 2. per toegestane activiteit de daarvoor toegestane maximale oppervlakte niet wordt overschreden.
6.7.2 Verwijderen van aanduidingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzingen ten behoeve van het verwijderen van de aanduidingen:

  • a. 'specifieke vorm van bedrijf - aanvullende bedrijfsactiviteit';
  • b. 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
  • c. 'verkooppunt motorbrandstoffen';
  • d. 'dienstverlening';
  • e. 'maatschappelijk';
  • f. 'horeca';
  • g. 'specifieke vorm van horeca - aanvullende horeca-activiteit';
  • h. 'supermarkt';
  • i. 'detailhandel';
  • j. 'detailhandel volumineus';
  • k. 'specifieke vorm van gemengd - buitenverkoop';
  • l. 'specifieke vorm van gemengd - open opslag';
  • m. 'specifieke vorm van bedrijf - bevi';
  • n. 'specifieke vorm van gemengd - niet publieksgerichte voorziening';
  • o. 'specifieke vorm van gemengd - achterperceel';

indien de desbetreffende functie ter plaatse duurzaam beëindigd is.

6.7.3 Gevellijn

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzingen ten behoeve van de wijziging van de aanduiding gevellijn, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting ontstaat van het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 6.7.1.
6.7.4 Bedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Gemengd' te wijzigen en de aanduiding 'bedrijf' toe te voegen ten behoeve van vestiging van een bedrijf, onder voorwaarde dat:

  • a. het bedrijven betreft waarvan de activiteiten vallen onder categorie A en B, zoals genoemd in Bijlage 1, kolom 'zelfstandige bedrijven' alsmede bedrijven welke naar hun schaal, aard en hinder op de omgeving daarmee vergelijkbaar zijn, mits het niet gaat om een geluidzoneringsplichtige inrichting, een inrichting zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer (BEVI), of een internetbedrijf of internetafhaalpunt;
  • b. vestiging van de voorziening niet leidt tot het ontstaan van zodanige relevante, structurele leegstandseffecten, dat dit tot een uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening onaanvaardbare situatie zal leiden;
  • c. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 6.1 onder j sub 1 en 3;
  • d. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 6.7.1;
  • e. indien het gebruik van deze gronden voor het type bedrijf gedurende minimaal drie jaar is gestaakt en duurzaam beëindigd is, de gronden niet meer als zodanig in gebruik mogen worden genomen ten behoeve van de desbetreffende activiteit.

6.7.5 Niet-publieksgerichte voorziening

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Gemengd' te wijzigen door:

  • a. de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - niet publieksgerichte voorziening' toe te voegen ten behoeve van vestiging van niet-publieksgerichte dienstverlening of een niet-publieksgerichte maatschappelijke voorziening, van maximaal 200 m2 per bouwperceel, mits:
    • 1. vestiging van de voorziening niet leidt tot het ontstaan van zodanige relevante, structurele leegstandseffecten, dat dit tot een uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening onaanvaardbare situatie zal leiden;
  • b. de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - niet publieksgerichte voorziening' toe te voegen ten behoeve van vestiging van niet-publieksgerichte dienstverlening of een niet-publieksgerichte maatschappelijke voorziening, van meer dan 200 m2 per bouwperceel, mits:
    • 1. het een passende locatie betreft op basis van de volgende voorkeursvolgorde:

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpWWgemengdgebied-VA03_0014.jpg"

    • 1. vestiging van de voorziening niet leidt tot het ontstaan van zodanige relevante, structurele leegstandseffecten, dat dit tot een uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening onaanvaardbare situatie zal leiden;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - dorpslint' en overige zone - landelijk lint' dient op percelen grenzend aan de bestemming 'Agrarisch' of 'Natuur', bij ontwikkelingen aan de achterzijde sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing middels een erfinrichtingsplan (o.a. een beplantingsplan);
    • 3. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 6.1 onder j sub 1 en 3;
    • 4. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 6.7.1;
    • 5. indien het gebruik van deze gronden voor het type voorziening gedurende minimaal één jaar is gestaakt en duurzaam beëindigd is, de gronden niet meer als zodanig in gebruik mogen worden genomen ten behoeve van de desbetreffende activiteit.
6.7.6 Publieksgerichte voorziening

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Gemengd' te wijzigen door:

  • a. de aanduiding 'dienstverlening' toe te voegen ten behoeve van vestiging van publieksgerichte dienstverlening;
  • b. de aanduiding 'maatschappelijk' toe te voegen ten behoeve van vestiging van een publiekgerichte maatschappelijke voorziening;
  • c. de aanduiding 'horeca' toe te voegen ten behoeve van vestiging van lichte of middelzware horeca;
  • d. de aanduiding 'detailhandel' toe te voegen ten behoeve van vestiging van detailhandel met uitzondering van een supermarkt of detailhandel volumineus;
  • e. de aanduiding 'detailhandel volumineus' toe te voegen ten behoeve van vestiging van volumineuze detailhandel;
  • f. wijziging zoals bedoeld onder a, b, c, d en e is toegestaan, onder voorwaarde dat:
    • 1. het een passende locatie betreft op basis van de volgende voorkeursvolgorde:

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpWWgemengdgebied-VA03_0015.jpg"

    • 1. vestiging van de voorziening niet leidt tot het ontstaan van zodanige relevante, structurele leegstandseffecten, dat dit tot een uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening onaanvaardbare situatie zal leiden;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - dorpslint' en overige zone - landelijk lint' dient op percelen grenzend aan de bestemming 'Agrarisch' of 'Natuur', bij ontwikkelingen aan de achterzijde sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing middels een erfinrichtingsplan (o.a. een beplantingsplan);
    • 3. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 6.1 onder j sub 1 en 3;
    • 4. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 6.7.1;
    • 5. indien het gebruik van deze gronden voor het type voorziening gedurende minimaal drie jaar is gestaakt en duurzaam beëindigd is, de gronden niet meer als zodanig in gebruik mogen worden genomen ten behoeve van de desbetreffende activiteit.
6.7.7 Achterperceel

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Gemengd' met de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - achterperceel' te wijzigen in een aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - woning op een achterperceel' , waarbij voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de woning met bijbehorende bouwwerken voldoet aan de bouwregels in lid 6.2, met uitzondering van lid 6.2.2 onder a, waarbij uitsluitend een vrijstaande woning mag worden gerealiseerd;
  • b. de afstand van de woning tot aan de gevellijn stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
  • c. de minimale breedte van de woning 5 m is;
  • d. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 6.7.1.

Artikel 7 Gemengd - Agrarisch

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

Wonen

  • a. wonen in de hoofdmassa en de aangebouwde bijbehorende bouwwerken, waarbij per bouwperceel maximaal 1 (bedrijfs)woning is toegelaten, met dien verstande dat:
    • 1. indien in de bestaande situatie sprake is van meer dan 1 woning op een bouwperceel, maximaal het bestaande aantal woningen is toegelaten;
    • 2. de woning (deels) in de gevellijn is gelegen;
    • 3. waar onder 1 tot en met 2 woning staat dit tevens geldt voor een bedrijfswoning;
  • b. beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten bij een (bedrijfs)woning, op een maximum van 50 m2 brutovloeroppervlak van de hoofdmassa of bijbehorend bouwwerk per (bedrijfs)woning met in achtneming van lid 7.5.2;

met dien verstande dat bestaande kamerbewoning, bed & breakfast en bedrijf en beroep-aan-huis zijn toegestaan in de toegelaten aard en omvang;

(Agrarische) bedrijven

  • c. agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
  • d. de uitoefening van een agrarisch bedrijf in de vorm van een (vollegronds)teeltbedrijf, met dien verstande dat:
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' een gebruiksgerichte paardenhouderij;
  • f. bedrijven met dien verstande dat:
    • 1. de activiteiten vallen onder categorie A en B, zoals genoemd in Bijlage 1, kolom 'zelfstandige bedrijven' alsmede bedrijven welke naar hun schaal, aard en hinder op de omgeving daarmee vergelijkbaar zijn;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'overig zone - kernen in landelijk gebied' het bouwperceel van een bedrijf maximaal 5.000 m2 mag bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte van het bouwperceel groter is, dan wordt de bestaande oppervlakte geacht te zijn bestemd en daarmee toegelaten;

Voorzieningen

  • g. niet-publieksgerichte voorzieningen met dien verstande dat per bouwperceel tot maximaal 200 m2 bruto vloeroppervlak voor niet-publieksgerichte voorzieningen gebruikt mag worden;

Algemene regels bedrijven en voorzieningen

  • h. bedrijven en voorzieningen zoals bedoeld in lid 7.1 onder d, e, f en g zijn toegelaten, met dien verstande dat:
    • 1. de activiteiten (deels) worden uitgeoefend in een gebouw dat (deels) is gelegen in de gevellijn, waarbij onder gebouw in de gevellijn tevens een bedrijfswoning wordt verstaan;
    • 2. de activiteiten op de begane grondlaag uitgeoefend worden, waarbij bijbehorende kantoren ook zijn toegestaan op de verdiepingen;
    • 3. een geluidzoneringsplichtige inrichting of een inrichting zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer (BEVI) is niet toegelaten;
    • 4. indien het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'grondgebonden veehouderij', 'intensieve veehouderij' , 'specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij' en 'specifieke vorm van bedrijf - aanvullende bedrijfsactiviteiten' zoals bedoeld in lid 7.1 onder d ten behoeve van de activiteit gedurende minimaal drie jaar is gestaakt en duurzaam beëindigd is, de gronden niet meer als zodanig in gebruik mogen worden genomen ten behoeve van de desbetreffende activiteit;
    • 5. indien het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - overig agrarisch bedrijf' zoals bedoeld in lid 7.1 onder d ten behoeve van de activiteit gedurende minimaal drie jaar is gestaakt en duurzaam beëindigd is, de gronden niet meer als zodanig in gebruik mogen worden genomen ten behoeve van de desbetreffende activiteit;
  • i. ondergeschikte en niet zelfstandige functies op niet meer dan 10% van het totale brutovloeroppervlak van het bedrijf en/of de voorziening, exclusief de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 100 m2 voor (een combinatie van) de volgende functies:
    • 1. aan d, e, f en g ondergeschikte en niet-zelfstandige detailhandel voor zover het betreft een beperkte verkoop van goederen die functioneel rechtstreeks verband houden met het bedrijf en/of de voorziening, waarbij verkoop van streekgebonden producten bij een agrarisch bedrijf tot maximaal 35 m2 altijd is toegestaan;
    • 2. en aan d, e, f en g ondergeschikte en niet -zelfstandige internethandel;
    • 3. aan d, e, f en g ondergeschikte, niet-zelfstandige, aan de detailhandelsfunctie of extensieve dagrecreatie verwante, lichte horeca;
    • 4. extensieve dagrecreatiepunten;
    • 5. aan lid d, e, f en g ondergeschikte, niet-zelfstandige, aan de detailhandelsfunctie of extensieve dagrecreatie verwante, lichte horeca;

met de bijbehorende:

  • j. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat voldaan wordt aan Artikel 26 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden, waarbij het bestaande gebruik in de bestaande omvang en functietype is toegelaten:
  • k. bijbehorende bouwwerken;
  • l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • m. tuinen, erven en verhardingen;
  • n. ontsluitingswegen en -paden ten behoeve van aangrenzende bestemmingen;
  • o. nutsvoorzieningen;
  • p. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemene bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in zijn algemeenheid de volgende regels:

  • a. voor zover bestaande bouwwerken afwijken van de regels in lid 7.2.2 tot en met 7.2.6 wordt de bestaande plaats en bestaande contour van de afwijking geacht te zijn bestemd.
  • b. de oppervlakte van de gebouwen en de bouwwerken, geen gebouwen zijnde behorend bij een vehouderij, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning(en) en de bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning, mag ten hoogste de omvang hebben van de gebouwen die:
    • 1. op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering waren; of
    • 2. de oppervlakte van de gebouwen en de bouwwerken, geen gebouwen zijnde behorend bij een veehouderij, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning(en) en de bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning, mag ten hoogste de omvang hebben van de gebouwen die:
    • 3. zijn gebaseerd op een vóór 21 september 2013 ingediende volledige en ontvankelijke aanvraag voor omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, die in overeenstemming is met het geldende bestemmingsplan;
  • c. binnen gebouwen ten behoeve van een veehouderij ten hoogste één bouwlaag gebruikt mag worden voor het houden van dieren, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden.
7.2.2 Hoofdmassa in de gevellijn

Voor het bouwen van de hoofdmassa welke (deels) in de gevellijn is gelegen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdmassa mogen uitsluitend de volgende typen worden gebouwd:
    • 1. vrijstaande hoofdmassa's ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand';
    • 2. twee-aaneengebouwde en/of vrijstaande hoofdmassa's ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen';
  • b. de hoofdmassa mag uitsluitend achter de gevellijn worden gebouwd waarbij:
    • 1. de breedte van de voorkant van de hoofdmassa minimaal voor 50% in de gevellijn moet worden gebouwd welke gerelateerd is aan de voorkant van de hoofdmassa;
    • 2. indien in de bestaande situatie niet voldaan wordt aan sub 1: het bestaande percentage;
  • c. de afstand van de hoofdmassa tot de zijdelingse perceelsgrens van het bouwperceel dient minimaal te zijn:
    • 1. bij een vrijstaande hoofdmassa ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - dorpslint' en de aanduiding 'overige zone - landelijk lint' in totaal tot beide perceelsgrenzen minimaal 6 m, met een minimum van 1,5 m tot de afzonderlijke perceelsgrenzen;
    • 2. bij een vrijstaande hoofdmassa ter plaatse van de aanduiding 'overige zone -stedelijk lint' en 'overige zone - kernlint' een afstand van minimaal 1,5 m tot één van beide perceelsgrenzen en minimaal 1 m aan de andere zijde;
    • 3. bij een twee-aaneengebouwde hoofdmassa aan één zijde minimaal 3 m;
    • 4. indien in de bestaande situatie niet voldaan wordt aan sub 1, 2 en 3: de bestaande afstand tot de betreffende zijdelingse perceelsgrens voor wat betreft de bestaande diepte van de hoofdmassa;
  • d. het oppervlak van de hoofdmassa mag niet meer bedragen dan:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - dorpslint' en de aanduiding 'overige zone - landelijk lint'voor (twee) aaneengebouwde hoofdmassa's maximaal 120 m2 per hoofdmassa en voor een vrijstaande hoofdmassa maximaal 150 m2;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone -stedelijk lint' en 'overige zone - kernlint' voor een vrijstaande en (twee) aaneengebouwde hoofdmassa: maximaal 120 m2:
    • 3. indien in de bestaande situatie niet wordt voldaan aan sub 1 en 2: de bestaande oppervlakte.
  • e. de diepte van de hoofdmassa mag maximaal bedragen:
    • 1. bij een vrijstaande, twee-aaneengebouwde en aaneengebouwde hoofdmassa indien de goothoogte niet hoger is dan 4 m en voldaan wordt aan lid 7.2.2 onder c (afstand van de hoofdmassa tot de zijdelingse perceelsgrens): 22 m;
    • 2. indien de goothoogte hoger is dan 4 m of niet voldaan wordt aan lid 7.2.2 onder c sub 1 tot en met 4 bij een vrijstaande, twee-aaneengebouwde en aaneengebouwde hoofdmassa: 12 m;
    • 3. indien in de bestaande situatie niet wordt voldaan aan sub 1 en 2: de bestaande diepte;
  • f. de breedte van de hoofdmassa mag niet meer bedragen dan:
    • 1. in het geval van de aanduiding 'overige zone - stedelijk lint' en 'overige zone - kernlint' de bestaande breedte;
    • 2. in overige gevallen bedraagt de breedte bij een vrijstaande of twee-aaneengebouwde hoofdmassa maximaal de maat van de bestaande diepte van de hoofdmassa, verminderd met 1 m met inachtneming van lid 7.2.2 onder c;
    • 3. indien in de bestaande situatie de bestaande breedte groter of gelijk is aan de diepte zoals bedoeld in sub 2: de bestaande verhouding in breedte en diepte van de hoofdmassa;
  • g. de goothoogte van de hoofdmassa mag niet meer bedragen dan:
    • 1. de goothoogte van de voorkant hoofdmassa in de bestaande situatie vermeerderd met 1 m, met dien verstande dat de goothoogte ten minste 4 m mag bedragen;
  • h. de bouwhoogte van de hoofdmassa mag niet meer bedragen dan:
    • 1. de bouwhoogte in de bestaande situatie vermeerderd met 1 m, met dien verstande dat de bouwhoogte ten minste 4 m mag bedragen;
    • 2. indien in de bestaande situatie de bouwhoogte gelijk is aan de goothoogte: de bouwhoogte in de bestaande situatie vermeerderd met 4 m tot een maximum van 11 m;
  • i. het dak van de hoofdmassa is voorzien van een nok, waarbij geldt dat:
    • 1. de kaphelling minimaal 30 en maximaal 65 graden mag bedragen;;
    • 2. indien in de bestaande situatie geen nok aanwezig is: ook de bestaande dakvorm is toegestaan;
    • 3. indien in de bestaande situatie niet voldaan wordt aan sub 1: de bestaande dakhelling voor het dakvlak dat afwijkt is toegestaan.
  • j. indien bij een renovatie van de bestaande hoofdmassa een EPC van 0 gerealiseerd wordt, mogen de maximale maten zoals genoemd in lid c tot en met h met 0,5 m worden overschreden.
  • k. dakkapellen zijn toegestaan, mits voldaan wordt aan het volgende:
    • 1. de onderzijde meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet;
    • 2. de bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok;
    • 3. de zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak;
    • 4. in afwijking van lid 2 mag, indien de voorkant van de dakkapel gelijk ligt met de gevel waarin de dakkapel gebouwd wordt, de breedte maximaal 30% bedragen van de voorkant waarin de dakkapel gebouwd wordt;
  • l. dakopbouwen zijn toegestaan mits:
    • 1. voldaan wordt aan de maximaal voorgeschreven bouwhoogte;
    • 2. de afstand van de voorkant van de dakopbouw tot de voorkant van de gevel waarin de dakopbouw gebouwd wordt minimaal 1 m bedraagt.
7.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij een (bedrijfs)woning

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, niet zijnde hoofdmassa, gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken, dienen achter de gevellijn en in het bebouwingsgebied te worden geplaatst;
  • b. aanvullend geldt ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - Van der Duinstraat' en 'overige zone - Heistraat', dat bijbehorende bouwwerken aan de zijkant niet vóór de gevellijn van het aangrenzende perceel mogen worden gebouwd;
  • c. de totale diepte van de hoofdmassa met de daaraan aangebouwde bijbehorende bouwwerken, te meten vanaf de voorkant van de hoofdmassa, mag gezamenlijk maximaal 22 m bedragen;
  • d. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken in het bebouwingsgebied hoofdmassa, waar geen hoofdmassa aanwezig is, bedraagt maximaal de volledige oppervlakte van het bebouwingsgebied hoofdmassa;
  • e. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken in het overig bebouwingsgebied bedraagt niet meer dan:
    • 1. in geval van een bebouwingsgebied kleiner dan of gelijk aan 100 m2: 50% van het bebouwingsgebied;
    • 2. in geval van een bebouwingsgebied groter dan 100 m2 en kleiner dan of gelijk aan 300 m2: 50 m2, vermeerderd met 20% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 100 m2;
    • 3. in geval van een bebouwingsgebied groter dan 300 m2: 90 m2, vermeerderd met 10% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 300 m2, tot een maximum van in totaal 200 m2;

verminderd met de oppervlakte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken zoals bedoeld onder h en vermeerderd met de oppervlakte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken zoals bedoeld onder i.

  • f. in het bebouwingsgebied hoofdmassa geldt voor de hoogte en het dak het volgende:
    • 1. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal de toegestane goothoogte van de hoofdmassa bedragen zoals bepaald in lid 7.2.2 onder g;
    • 2. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal de toegestane bouwhoogte van de hoofdmassa bedragen zoals bepaald in lid 7.2.2 onder h;
    • 3. de dakhelling mag maximaal gelijk zijn aan de dakhelling van het dakvlak van de hoofdmassa waaraan wordt gebouwd;
  • g. in het overige bebouwingsgebied geldt voor de hoogte en het dak het volgende:
    • 1. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 3,1 m bedragen of ingeval van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk waarbij de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw hoger is dan 3,1 m, maximaal 0,25 m boven de hoogte van die eerste bouwlaag maar in geen geval hoger dan 4 m;
    • 2. de nokhoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 5 m bedragen;
    • 3. in afwijking van sub 2 is ook een platte afdekking toegelaten mits de denkbeeldige nok bij het doortrekken van de dakvlakken maximaal 5 m bedraagt;
    • 4. de dakhelling van een aangebouwd bijbehorende bouwwerk mag maximaal gelijk zijn aan de dakhelling van het dakvlak aan de zijde van de hoofdmassa waaraan wordt bijgebouwd;
    • 5. de dakhelling van een vrijstaande bijbehorende bouwwerk mag ten hoogste gelijk zijn aan de steilste dakhelling van de hoofdmassa;
  • h. in afwijking van het bepaalde onder a en met inachtneming van lid 7.2.3 onder b, mogen bijbehorende bouwwerken buiten het bebouwingsgebied en/of vóór de gevellijn worden gebouwd aan de zijkant hoofdmassa waarbij:
    • 1. grenzend aan zowel de voorkant als zijkant van het bouwperceel geen sprake is van een bestemming Verkeer - Ontsluiting;
    • 2. de afstand tot (het verlengde van) de gevellijn van de voorkant hoofdmassa tenminste 1 meter bedraagt;
    • 3. de afstand tot het kruisingsvlak tenminste 5 meter bedraagt;
    • 4. voldaan wordt aan de maatvoering van het bepaalde in lid b tot en met h;
  • i. in afwijking van het bepaalde onder a en h , met inachtneming van lid 7.2.3 onder b, mogen aangebouwde bijbehorende bouwwerken vóór de gevellijn worden gebouwd aan de voorkant hoofdmassa en/of aan de zijkant hoofdmassa waarbij:
    • 1. per gevel maximaal één aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag worden gebouwd;
    • 2. de maximale breedte maximaal 3/5 deel per gevel bedraagt met een maximum van 4 m, waarbij maximaal 1 m niet direct aan de hoofdmassa grenst;
    • 3. in aanvulling op lid 1 en 2 per gevel één overkapping met een open constructie mag worden gebouwd met een maximale breedte van 2 m;
    • 4. de diepte maximaal 1 m is;
    • 5. de bouwhoogte maximaal 0, 25 m hoger is dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de hoofdmassa, met een maximale bouwhoogte van 4 m;
  • j. dakkapellen zijn toegestaan mits voldaan wordt aan het volgende:
    • 1. voorzien van een plat dak;
    • 2. gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,75 m;
    • 3. de onderzijde meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet;
    • 4. de bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok;
    • 5. de zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak;
    • 6. maximaal één dakkapel per bijbehorend bouwwerk met een maximale breedte van 30% van de gevelbreedte van de zijde waarop de dakkapel is georiënteerd.
7.2.4 Overige gebouwen voor (agrarische) bedrijven en voorzieningen

Voor het bouwen van overige gebouwen voor (agrarische) bedrijven en voorzieningen, niet zijnde de hoofdmassa in de gevellijn zoals bedoeld in lid 7.2.2 en bijbehorende bouwwerken zoals bedoeld in lid 7.2.3, gelden de volgende bepalingen:

  • a. een overig gebouw is alleen toegestaan ten behoeve van (agrarische) bedrijven en voorzieningen zoals opgenomen in lid 7.1 onder d, e, f en g en als op hetzelfde bouwperceel ook een hoofdmassa in de gevellijn aanwezig is;
  • b. een overig gebouw mag uitsluitend achter de gevellijn worden gebouwd waarbij:
    • 1. het gebouw op een afstand van minimaal 12 m en maximaal 120 m van de gevellijn is gelegen;
    • 2. indien in de bestaande situatie niet voldaan wordt aan sub 1: de bestaande afstand tot de gevellijn;
  • c. de afstand van een overig gebouw tot de zijdelingse- perceelsgrens van het bouwperceel dient minimaal aan beide zijden 3 m te zijn;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van de overige gebouwen mag maximaal de bestaande oppervlakte bedragen, waarbij het oppervlak gesloopte overtollige bebouwing in het kader van compensatie op basis van onder lid 7.6.8, onder lid 7.6.9, onder lid 7.6.10, onder lid 7.7.4 en onder lid 7.7.5 in mindering wordt gebracht;
  • e. de goothoogte mag maximaal 3,1 m bedragen of ingeval van een aan de hoofdmassa gebouwd overig gebouw waarbij de hoogte van de eerste bouwlaag van de hoofdmassa hoger is dan 3,1 m, maximaal 0,25 m boven de hoogte van die eerste bouwlaag maar in geen geval hoger dan 4 m;
  • f. indien in de bestaande situatie niet wordt voldaan aan sub e: de bestaande goothoogte;
  • g. de nokhoogte van een overig gebouw mag maximaal 5 m bedragen;
  • h. indien in de bestaande situatie niet wordt voldaan aan sub e: de bestaande nokhoogte;
  • i. in afwijking van sub e en g is ook een platte afdekking toegelaten, mits de denkbeeldige nok bij het doortrekken van de dakvlakken maximaal 5 m bedraagt;
  • j. het dak van het overige gebouw is voorzien van een nok, waarbij geldt dat:
    • 1. de dakhelling van een aangebouwd overig gebouw maximaal gelijk is aan de dakhelling van het dakvlak van de hoofdmassa waaraan wordt bijgebouwd;
    • 2. de dakhelling van een vrijstaand overig gebouw ten hoogste gelijk is aan de steilste dakhelling van de hoofdmassa;
    • 3. indien in de bestaande situatie geen nok aanwezig is: de bestaande dakvorm is toegestaan;
    • 4. indien in de bestaande situatie niet voldaan wordt aan sub 1 en 2: de bestaande dakhelling voor het dakvlak dat afwijkt, is toegestaan.
  • k. teeltondersteunende kassen mogen worden gebouwd binnen bouwvlakken, waarbij geldt dat:
    • 1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 1.000 m²;
    • 2. de afstand tot (bedrijfs)woningen op naastgelegen percelen niet minder mag bedragen dan 20 m.
7.2.5 Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden achter de gevellijn mag de hoogte maximaal 2,2 m bedragen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - Van der Duinstraat' en 'overige zone - Heistraat', mag de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde aan de zijkant vóór de gevellijn van het aangrenzende perceel maximaal 1 m bedragen;
  • c. op de gronden vóór de gevellijn mag de hoogte maximaal 1 m bedragen;
  • d. in afwijking van lid c, met inachtneming van lid 7.2.5 onder b, mag op de gronden buiten het bebouwingsgebied en/of vóór de gevellijn aan de zijkant hoofdmassa de hoogte maximaal 2,2 m bedragen mits:
    • 1. grenzend aan zowel de voorkant als zijkant van het bouwperceel geen sprake is van een bestemming Verkeer - Ontsluiting;
    • 2. in afwijking van lid c, met inachtneming van lid 7.2.5 onder b, mag op de gronden buiten het bebouwingsgebied en/of vóór de gevellijn aan de zijkant hoofdmassa de hoogte maximaal 2,2 m bedragen mits:
    • 3. de afstand tot het kruisingsvlak ten minste 5 m bedraagt.
7.2.6 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen gelden de volgende regels:

  • a. de verticale diepte van het ondergrondse bouwwerk mag maximaal 3,5 m bedragen;
  • b. de oppervlakte van ondergrondse gebouwen bedraagt maximaal het toegestane oppervlak voor hoofdmassa en bijbehorende bouwwerken op basis van in lid 7.2.2 en 7.2.3.
7.3 Nadere eisen
  • a. een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige waarden van de omgeving;
  • b. Het college van Waalwijk kan nadere eisen stellen aan bebouwing (plaats en afmetingen) ten behoeve van het bevorderen van de verkeers-, sociale en brandveiligheid.
7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1 Algemene voorwaarden voor afwijken

In de hierna volgende artikelen wordt waar relevant verwezen naar één of meerdere van de volgende voorwaarden, waarbij door het beoogde bouwen:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. geen onaanvaardbare situatie ontstaat met betrekking tot milieuhygiënische kwaliteit, waterhuishouding en externe veiligheid;
  • c. geen nadelige beïnvloeding ontstaat van de normale afwikkeling van het verkeer en de feitelijke verkeerssituatie;
  • d. voldaan wordt aan Artikel 26 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  • e. geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan doet aan het karakter van de omgeving;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - dorpslint' en overige zone - landelijk lint' dient op percelen grenzend aan de bestemming 'Agrarisch' of 'Natuur', bij ontwikkelingen aan de achterzijde sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing middels een erfinrichtingsplan (o.a. een beplantingsplan).
7.4.2 Hoofdmassa
  • a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2.2 onder c voor het toestaan van een kleinere afstand van de hoofdmassa tot de zijdelingse perceelsgrens, mits:
    • 1. in de bestaande situatie sprake is van een kleinere afstand tot de perceelsgrens dan is toegestaan, te meten vanaf de voorkant en aanwezig over over minimaal 50% van de diepte van de hoofdmassa, en voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 7.4.1.
  • b. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2.2 onder e sub 2 en 3 voor het toestaan van een grotere diepte van de hoofdmassa, mits:
    • 1. maximaal 22 m diep;
    • 2. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 7.4.1.
  • c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2.2 onder f voor het toestaan van een grotere breedte van de hoofdmassa, mits:
    • 1. voldaan wordt aan lid 7.2.2 onder c (afstand tot zijdelingse perceelsgrens);
    • 2. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 7.4.1.
  • d. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2.2 onder h voor het toestaan van een hogere bouwhoogte van de hoofdmassa, mits:
    • 1. maximaal 11 m hoog;
    • 2. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 7.4.1.
7.4.3 Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing
  • a. Bij een omgevingsvergunning kan in geval van het realiseren van een rieten kap op cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, worden afgeweken van de maatvoering zoals opgenomen in lid 7.2.2 onder g en h, lid 7.2.3 onder f en g en lid 7.2.4 onder e, f, g en h om realisatie van de rieten kap mogelijk te maken, mits:
    • 1. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 7.4.1;
    • 2. de hoogte in lid 7.2.2 onder g en h, lid 7.2.3 onder f en g en lid 7.2.4 onder e, f en g met maximaal 1 m wordt verhoogd;
  • b. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2.3 onder g voor het toestaan van een nokhoogte van een bijbehorend bouwwerk van maximaal 6 m, mits:
    • 1. de hoofdmassa cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is waarvan de bouwhoogte minimaal 8 m bedraagt;
    • 2. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 7.4.1.
7.4.4 Bijbehorende bouwwerken
  • a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2.3 onder d en e voor het toestaan van een grotere oppervlakte voor bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning, niet ten behoeve van het stallen van vee, onder voorwaarde van de sloop van bestaande bijbehorende bouwwerken, mits:
    • 1. maximaal 50% van het overtollige te slopen oppervlak aan bestaande gebouwen wordt teruggebouwd en/of in stand wordt gelaten;
    • 2. een totaal aan bijbehorende bouwwerken van maximaal 200 m² in het bebouwingsgebied overblijft, exclusief hoofdmassa;
    • 3. cultuurhistorisch waardevolle bebouwing behouden blijft;
    • 4. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 7.4.1.
7.4.5 Overige gebouwen
  • a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2.4 onder e, f, g en h voor het toestaan van hogere goot- en / of bouwhoogte van overige gebouwen, mits:
    • 1. het aantal bouwlagen niet toeneemt;
    • 2. de goothoogte niet meer bedraagt dan 6 m;
    • 3. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 13 m;
    • 4. de noodzaak blijkt uit de aanvraag voor de omgevingsvergunning;
    • 5. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 7.4.1.
  • b. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2.4 onder c voor het toestaan van een kleinere afstand van de overige gebouwen tot de perceelsgrens, mits:
    • 1. in de bestaande situatie sprake is van een kleinere afstand van de hoofdmassa tot de perceelsgrens dan is toegestaan en deze afstand minimaal behouden wordt;
    • 2. de noodzaak blijkt uit de aanvraag voor de omgevingsvergunning;
    • 3. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 7.4.1.
  • c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2.4 onder d voor het toestaan van een eenmalige vergroting van de gezamenlijke oppervlakte van overige gebouwen per bouwperceel met maximaal 15%, mits:
    • 1. ter plaatse van een veehouderij de bestaande oppervlakte niet wordt uitgebreid, conform lid 7.2.1;
    • 2. van deze afwijking kan geen gebruik worden gemaakt als sloop van overtollige bebouwing is toegepast op basis van lid 7.6.8, lid 7.6.9, lid 7.6.10, lid 7.7.4 en lid 7.7.5;
    • 3. bij uitbreiding van een bedrijf, niet zijnde een agrarisch bedrijf, binnen de aanduiding 'overig zone - kernen in landelijk gebied' het extra ruimtebeslag, groter dan 5000 m2, slechts is toegestaan mits de financiële, juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken om de beoogde ruimtelijke ontwikkeling binnen het toegestane ruimtebeslag te doen plaatsvinden;
    • 4. de noodzaak blijkt uit de aanvraag voor de omgevingsvergunning;
    • 5. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 7.2.4 onder b, c, e, f, g en h;
    • 6. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 7.4.1.
7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:

  • a. de hoofdmassa ten behoeve van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten op meer dan 50 m² van het bruto-vloeroppervlak;
  • b. vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van wonen;
  • c. gronden ten behoeve van open opslag, tenzij het betreft open opslag voor agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • d. tentoonstelling van te verkopen producten in de open lucht;
  • e. gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • f. gronden voor (bedrijfs)woningen, bedrijven en voorzieningen zoals opgenomen onder lid 7.1 die niet voldoen aan Artikel 26 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden, behoudens bedrijven en voorzieningen waarbij sprake is van een bestaande functie, mits de categorie of het type functie niet wijzigt en omvang ervan niet wordt vergroot;
  • g. het binnen gebouwen gebruiken van meer dan één bouwlaag voor het houden van dieren, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden;
  • h. het in gebruik nemen van gebouwen voor de stalling van vee ten behoeve van een veehouderij, welke op 21 september 2013 niet legaal in gebruik zijn, waren of mochten worden genomen krachtens een vergunning, voor de stalling van vee;
  • i. gebruik dat vergunning plichtig is krachtens het bepaalde in artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998, zoals dit luidt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan, niet zijnde:
    • 1. het bestaande gebruik overeenkomstig de Natuurbeschermingswet 1998;
    • 2. het gebruik dat vergund is op basis van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998;
  • j. vestiging van, de uitbreiding van en toename van de bestaande bebouwingsoppervlakte van mestbewerking.
7.5.2 Beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten bij een (bedrijfs)woning

De uitoefening van een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit bij een (bedrijfs)woning, zoals bedoeld in lid 7.1 onder b, is uitsluitend toegestaan op een maximum van 50 m2 brutovloeroppervlak per (bedrijfs)woning, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft waarbij minimaal 50% van de brutovloeroppervlakte van de hoofdmassa voor de woonfunctie behouden blijft;
  • b. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw en/of bijbehorend bouwwerk uitvoert, tevens de bewoner van de woning is;
  • c. de activiteiten plaatsvinden in de hoofdmassa en/of bijbehorende bouwwerken, niet zijnde een overkapping met een open constructie, en geen sprake is van open opslag;
  • d. in geval van bedrijfsmatige activiteiten, de activiteiten passen in de tabel in Bijlage 1 Toegelaten bedrijven, kolom 'beroep/bedrijf aan huis, 50 m2' of indien zij niet voorkomen in Bijlage 1, naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn;
  • e. het geen uitoefening van detailhandel betreft met uitzondering van beperkte detailhandel als niet-zelfstandige en ondergeschikte activiteit rechtstreeks voortvloeiend uit de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
  • f. het geen horeca, geluidzoneringsplichtige inrichtingen en inrichtingen zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer (BEVI) betreft;
  • g. geen nadelige beïnvloeding ontstaat van de normale afwikkeling van het verkeer en de feitelijke verkeerssituatie en wordt voldaan aan Artikel 26 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden.
7.6 Afwijken van de gebruiksregels
7.6.1 Algemene voorwaarden voor afwijken

In lid 7.6 wordt, waar relevant, verwezen naar één of meerdere van de volgende voorwaarden, waarbij door het beoogde gebruik:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. geen onaanvaardbare situatie ontstaat met betrekking tot milieuhygiënische kwaliteit, waterhuishouding en externe veiligheid;
  • c. geen nadelige beïnvloeding ontstaat van de normale afwikkeling van het verkeer en de feitelijke verkeerssituatie;
  • d. voldaan wordt aan Artikel 26 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  • e. geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan het karakter van de omgeving;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - dorpslint' en overige zone - landelijk lint' dient op percelen grenzend aan de bestemming 'Agrarisch' of 'Natuur', bij ontwikkelingen aan de achterzijde sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing middels een erfinrichtingsplan (o.a. een beplantingsplan);
  • g. bij een combinatie van activiteiten:
    • 1. de totale oppervlakte beperkt blijft tot de maximale maat van de activiteit welke de meeste ruimte in beslag mag nemen;
    • 2. per toegestane activiteit de daarvoor toegestane maximale oppervlakte niet wordt overschreden.
7.6.2 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten

Bij een omgevingsvergunning kan per (bedrijfs)woning worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.1 en 7.5.2 voor beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten voor:

  • a. maximaal 100 m2 brutovloeroppervlak per (bedrijfs)woning, met uitzondering van de kern Waspik ter plaatse van een aanduiding 'overige zone - stedelijk lint' waarvoor een maximum van 50 m2 brutovloeroppervlak geldt;
  • b. indien sprake is van cultuurhistorische bebouwing is maximaal 200 m2 brutovloeroppervlak per (bedrijs)woning toegestaan, met uitzondering van de met uitzondering van de kern Waspik ter plaatse van een aanduiding 'overige zone - stedelijk lint', waarvoor een maximum van 100 m2 brutovloeroppervlak geldt;
  • c. de afwijking op basis van lid 7.6.2 onder a en b is mogelijk onder voorwaarde dat de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft, waarbij in ieder geval geldt dat:
    • 1. minimaal 50% van de brutovloeroppervlakte van de hoofdmassa voor de woonfunctie behouden blijft;
    • 2. degene die de activiteiten in het hoofdgebouw en/of bijbehorend bouwwerk uitvoert, tevens de bewoner van de woning is;
    • 3. de activiteiten passen in de tabel in Bijlage 1 Toegelaten bedrijven, kolom 'beroep/bedrijf aan huis, 100 m2' of indien zij niet voorkomen in Bijlage 1, naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn;
    • 4. het geen uitoefening van detailhandel betreft met uitzondering van beperkte detailhandel als niet-zelfstandige en ondergeschikte activiteit rechtstreeks voortvloeiend uit de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
    • 5. het geen horeca, geluidzoneringsplichtige inrichtingen en inrichtingen zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer (BEVI) betreft;
    • 6. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 7.6.1.
7.6.3 Bed & breakfast

Bij een omgevingsvergunning per (bedrijfs)woning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.1 voor de uitoefening van bed & breakfast voor:

  • a. maximaal 100 m2 brutovloeroppervlak per (bedrijfs)woning in de hoofdmassa en aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
  • b. indien sprake is van cultuurhistorische bebouwing maximaal 200 m2 brutovloeroppervlak per (bedrijs)woning in de hoofdmassa en bijbehorende bouwwerken, waarbij de maximale afstand van het vrijstaande bijbehorende bouwwerk tot de openbare weg 40 m bedraagt;
  • c. de afwijking op basis van lid 7.6.3 onder a en b is mogelijk onder voorwaarde dat de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft, waarbij in ieder geval geldt dat:
    • 1. het bruto-vloeroppervlak ten behoeve van de woonfunctie minimaal 50% van het totale brutovloeroppervlak van de hoofdmassa bedraagt, ten behoeve van de bed & breakfast voorzieningen maximaal 3 slaapkamers voor maximaal 6 gebruikers toegestaan zijn en daarnaast minimaal 1 slaapkamer beschikbaar blijft voor de bewoner(s) van de woning;
    • 2. de maximale verblijfsduur voor gebruikers van de bed & breakfast voorziening is één week;
    • 3. permanente bewoning of huisvesting van tijdelijke werknemers is niet toegestaan;
    • 4. degene die de activiteiten in het hoofdgebouw en/of de bijbehorende bouwwerken uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;
    • 5. de voorziening door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet mag functioneren als een zelfstandige woning. Dit betekent in ieder geval dat een aparte kookgelegenheid niet is toegestaan;
    • 6. het geen horeca, geluidzoneringsplichtige inrichtingen en inrichtingen zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer (BEVI) betreft;
    • 7. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 7.6.1.
7.6.4 Wonen voor huisvesting van personen die geen huishouden vormen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.1 onder a voor het gebruik van een woning voor huisvesting van personen die geen huishouden vormen, mits:

  • a. de activiteiten (deels) in de gevellijn uitgeoefend worden;
  • b. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 7.6.1.
  • c. voldaan wordt aan de voorwaarden die zijn neergelegd in gemeentelijke Beleidsregels huisvesting arbeidsmigranten, vergunninghoudende vluchtelingen en overige personen die geen huishouden vormen gemeente Waalwijk. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging.
7.6.5 Wonen in cultuurhistorisch waardevolle bebouwing

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2.2 onder d sub 1 en 2 betreffende het oppervlak van de hoofdmassa, voor het gebruik van de totale bestaande hoofdmassa van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing voor één woning, mits;

  • a. bijbehorende bouwwerken die niet cultuurhistorisch waardevol zijn en waarmee het totale oppervlak aan bijbehorende bouwwerken van zoals opgenomen in lid 7.2.3 onder d en e per woning wordt overschreden, worden gesloopt, tenzij gebruik gemaakt is of wordt van van lid 7.4.4 voor het toestaan van een grotere oppervlakte voor bijbehorende bouwwerken vanwege de sloop van bestaande bijbehorende bouwwerken;
  • b. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 7.6.1.
7.6.6 Extensieve dagrecreatiepunten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.1 voor uitbreiding van een extensief dagrecreatie punt, onder voorwaarde dat:

  • a. de functie niet-zelfstandig en ondergeschikt aan het agrarisch bedrijf is;
  • b. de oppervlakte maximaal 250 m2 brutovloeroppervlak per agrarisch bedrijf beslaat, waarvan maximaal 35 m² verkoop vloeroppervlak voor verkoop en/of lichte horeca en maximaal 100 m² bruto vloeroppervlak;
  • c. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 7.6.1.
7.6.7 Bedrijven en voorzieningen in bijbehorend bouwwerk

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2.3 voor het gebruik van een bijbehorend bouwwerk voor bedrijfsmatige activiteiten ten behoeve van een op hetzelfde perceel gevestigd bestaand (agrarisch) bedrijf of bestaande voorziening, mits:

  • a. de beoogde ontwikkeling niet leidt tot twee of meer zelfstandige bedrijven of voorzieningen;
  • b. het niet gebruikt wordt voor de uitoefening van een veehouderij, voor de huisvesting van vee of de opslag en stalling ten behoeve van de veehouderij;
  • c. het geen gebruik betreft dat vergunning plichtig is krachtens het bepaalde in artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998, zoals dit luidt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan, niet zijnde
    • 1. het bestaande gebruik overeenkomstig de Natuurbeschermingswet 1998;
    • 2. het gebruik dat vergund is op basis van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998;
  • d. het totale oppervlak aan niet agrarische, bedrijfsmatige activiteiten maximaal de bestaande oppervlakte van de niet agrarische activiteiten bedraagt, vermeerderd met 15%;
  • e. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 7.1;
  • f. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 7.6.1.
7.6.8 Overig agrarisch bedrijf

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in van lid 7.1 onder d sub 3 en lid 7.1 onder h sub 5 voor het toestaan van een overig agrarisch bedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - overig agrarisch bedrijf', mits:

  • a. de overtollige bestaande agrarische bedrijfsbebouwing moet worden gesloopt, met uitzondering van rijksmonumenten of gemeentelijke monumenten;
  • b. de activiteiten op de begane grondlaag uitgeoefend worden;
  • c. de activiteiten (deels) in de gevellijn uitgeoefend worden, waarbij onder de bedrijfsactiviteiten in de gevellijn tevens een bedrijfswoning wordt verstaan;
  • d. uitbreiding van het bestaand bebouwd oppervlak is niet toegestaan;
  • e. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 7.6.1;
  • f. in de vergunning dient te worden opgenomen dat indien het gebruik van deze gronden voor het type bedrijf gedurende minimaal drie jaar is gestaakt en duurzaam beëindigd is, de gronden niet meer als zodanig in gebruik mogen worden genomen ten behoeve van de desbetreffende activiteit.
7.6.9 Bedrijven

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.1 onder f sub 1 voor:

  • a. vestiging van een internetbedrijf en/of internetafhaalpunt, mits het bouwperceel grenst aan de bestemming Verkeer - Ontsluiting;
  • b. bedrijfsactiviteiten welke vallen onder categorie C zoals opgenomen in Bijlage 1, kolom 'zelfstandige bedrijven' alsmede bedrijven welke naar hun schaal, aard en hinder op de omgeving daarmee vergelijkbaar zijn, mits het bouwperceel grenst aan de bestemming Verkeer - Ontsluiting;
  • c. afwijking op basis van lid 7.6.9 onder a of b is mogelijk onder voorwaarde dat:
    • 1. uitbreiding van het bestaand bebouwd oppervlak is niet toegestaan;
    • 2. de overtollige bestaande agrarische bedrijfsbebouwing moet worden gesloopt, met uitzondering van rijksmonumenten of gemeentelijke monumenten;
    • 3. voldaan wordt aan de overige voorwaarden van lid 7.1;
    • 4. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 7.6.1;
    • 5. in de vergunning dient te worden opgenomen dat indien het gebruik van deze gronden voor het type bedrijf gedurende minimaal drie jaar is gestaakt en duurzaam beëindigd is, de gronden niet meer als zodanig in gebruik mogen worden genomen ten behoeve van de desbetreffende activiteit.
7.6.10 Voorzieningen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 7.1 onder g ten behoeve van vestiging van niet-publieksgerichte voorzieningen op meer dan 200 m2 per bouwperceel;
  • b. het bepaalde in lid 7.1 onder g voor het vestigen van publieksgerichte dienstverlening of publieksgerichte maatschappelijke voorzieningen, tot maximaal 200 m2 bruto vloeroppervlak per bouwperceel;
  • c. afwijking op basis van lid 7.6.10 onder a en b is mogelijk onder voorwaarde dat:
    • 1. vestiging van de voorziening niet leidt tot het ontstaan van zodanige relevante, structurele leegstandseffecten, dat dit tot een uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening onaanvaardbare situatie zal leiden;
    • 2. de overtollige bestaande agrarische bedrijfsbebouwing moet worden gesloopt, met uitzondering van rijksmonumenten of gemeentelijke monumenten;
    • 3. voldaan wordt aan de overige voorwaarden van lid 7.1;
    • 4. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 7.6.1;
    • 5. in de vergunning dient te worden opgenomen dat indien het gebruik van deze gronden voor het type voorziening als bedoeld in lid 7.6.10 onder a sub 2 tot en gedurende minimaal één jaar is gestaakt en duurzaam beëindigd is, de gronden niet meer als zodanig in gebruik mogen worden genomen ten behoeve van de desbetreffende activiteit.
7.7 Wijzigingsbevoegdheid
7.7.1 Algemene voorwaarden voor wijzigen

In lid 7.7 wordt waar relevant verwezen naar één of meerdere van de volgende voorwaarden, waarbij door het beoogde gebruik:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. geen onaanvaardbare situatie ontstaat met betrekking tot milieuhygiënische kwaliteit, waterhuishouding en externe veiligheid;
  • c. geen nadelige beïnvloeding ontstaat van de normale afwikkeling van het verkeer en de feitelijke verkeerssituatie;
  • d. voldaan wordt aan Artikel 26 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  • e. geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan het karakter van de omgeving;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - dorpslint' en overige zone - landelijk lint' dient op percelen grenzend aan de bestemming 'Agrarisch' of 'Natuur', bij ontwikkelingen aan de achterzijde sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing middels een erfinrichtingsplan (o.a. een beplantingsplan);
  • g. bij een combinatie van activiteiten:
    • 1. de totale oppervlakte beperkt blijft tot de maximale maat van de activiteit welke de meeste ruimte in beslag mag nemen;
    • 2. per toegestane activiteit de daarvoor toegestane maximale oppervlakte niet wordt overschreden.
7.7.2 Verwijderen van aanduidingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzingen ten behoeve van het verwijderen van de aanduidingen:

  • a. specifieke vorm van agrarisch - aanvullende bedrijfsactiviteit';
  • b. grondgebonden veehouderij;
  • c. intensieve veehouderij;
  • d. specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij;
  • e. specifieke vorm van agrarisch - overig agrarisch bedrijf;

indien de desbetreffende functie ter plaatse duurzaam beëindigd is.

7.7.3 Gevellijn

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzingen ten behoeve van de wijziging van de aanduiding gevellijn, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting ontstaat van het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 7.7.1 onder a en b.
7.7.4 Overig agrarisch bedrijf en grondgebonden veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Gemengd - Agrarisch' te wijzigen door:

  • a. de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - overig agrarisch bedrijf' ten behoeve van vestiging van een overig agrarisch bedrijf of de aanduiding 'paardenhouderij' ten behoeve van een gebruiksgerichte paardenhouderij toe te voegen;
  • b. de aanduiding 'intensieve veehouderij' te wijzigen in 'grondgebonden veehouderij' ten behoeve van omschakeling naar een grondgebonden veehouderijbedrijf, zonder uitbreiding van bestaande bebouwing, bestemd voor veehouderij, conform lid 7.2.1;
  • c. aan wijziging zoals bedoeld onder a en b worden de volgende voorwaarden gesteld:
    • 1. van de wijzigingsbevoegdheid mag niet eerder gebruik worden gemaakt dan nadat is aangetoond dat het beoogde wijzigingsplan geen significante effecten zal hebben voor een Natura 2000-gebied dan wel, indien dergelijke significante effecten niet zijn uit te sluiten, is aangetoond dat wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in de artikelen 19g en 19h Natuurbeschermingswet1998;
    • 2. voldaan wordt aan lid 7.2.1 onder b en c;
    • 3. van deze wijzigingsbevoegdheid kan geen gebruik worden gemaakt indien op deze locatie sloop van bebouwing al heeft plaatsgevonden, sloop kan plaatsvinden in het kader van de ruimte-voor-ruimte-regeling, sloopsubsidie is gekregen op basis van de Regeling Beëindiging Veehouderijtakken, of de sloop al op andere wijze is verzekerd;
    • 4. de continuïteit en volwaardigheid van het bedrijf na wijziging dient middels een bedrijfsplan te zijn aangetoond;
    • 5. het totaal aantal bestaande agrarische bedrijven in de gemeente mag niet toenemen;
    • 6. het uitoefenen van een overig agrarisch bedrijf of gebruiksgerichte paardenhouderij in gebouwen is toegestaan tot een maximale oppervlakte van 1.500 m²;
    • 7. de overtollige bestaande agrarische bedrijfsbebouwing moet worden gesloopt, met uitzondering van rijksmonumenten of gemeentelijke monumenten;
    • 8. de aanwezige natuurwaarden, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
    • 9. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 7.7.1 onder b, c, d, f en g.
7.7.5 Voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bevoegd de bestemming 'Gemengd - Agrarisch' te wijzigen door de volgende aanduiding toe te voegen:

  • a. de aanduiding 'dienstverlening' toe te voegen ten behoeve van vestiging van publieksgerichte dienstverlening;
  • b. de aanduiding 'maatschappelijk' toe te voegen ten behoeve van vestiging van een publiekgerichte maatschappelijke voorziening in in aanvulling op lid 7.1 onder g;
  • c. de aanduiding 'horeca' toe te voegen ten behoeve van vestiging van lichte of middelzware horeca;
  • d. de aanduiding 'detailhandel' toe te voegen ten behoeve van vestiging van detailhandel met uitzondering van een supermarkt of detailhandel volumineus;
  • e. de aanduiding 'detailhandel volumineus' toe te voegen ten behoeve van vestiging van volumineuze detailhandel;
    onder voorwaarde dat:
    • 1. het een passende locatie betreft op basis van de volgende voorkeursvolgorde:
      Kern

      Voorkeurs-
      gebied  
      Waalwijk   Sprang-Capelle   Waspik  
      I   Vestiging ter plaatse van Centrum Waalwijk en ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone – Stedelijk lint' van de kern Waalwijk.   Vestiging ter plaatse van Raadhuisplein Sprang-Capelle en ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone – Kernlint' van de kern Sprang-Capelle.   Vestiging ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone – Stedelijk lint' van de kern Waspik.  
      II   Als aangetoond wordt dat geen geschikte ruimte in voorkeursgebied I van de kern Waalwijk beschikbaar is, dan is vestiging ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone – Kernlint' binnen de kern Waalwijk mogelijk, mits de locatie goed ontsloten is of kan worden.
       
      Als aangetoond wordt dat geen geschikte ruimte in voorkeursgebied I van de kern Sprang-Capelle beschikbaar is, dan is vestiging ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone – dorpslint' in de kern Sprang-Capelle mogelijk, mits de locatie goed ontsloten is of kan worden.

       
      Als aangetoond wordt dat geen geschikte ruimte in voorkeursgebied I van de kern Waspik beschikbaar is, dan is vestiging ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone – Kernlint', 'Overige zone – dorpslint', en 'Overige zone – landelijk lint' in de kern Waspik mogelijk, mits de locatie goed ontsloten is of kan worden.

       
      Onder 'geen geschikte ruimte' wordt verstaan het ontbreken van de financiële, juridische of feitelijke mogelijkheden om de beoogde ruimtelijke ontwikkeling binnen het voorkeursgebied te doen plaatsvinden.  
  • 6. vestiging van de voorziening niet leidt tot het ontstaan van zodanige relevante, structurele leegstandseffecten, dat dit tot een uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening onaanvaardbare situatie zal leiden;
  • 7. de bestaande woonfunctie in een deel van de hoofdmassa in de gevellijn behouden blijft;
  • 8. De overtollige bestaande agrarische bedrijfsbebouwing moet worden gesloopt, met uitzondering van rijksmonumenten of gemeentelijke monumenten;
  • 9. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 7.1 onder h en i en lid 7.7.1;
  • 10. in de vergunning dient te worden opgenomen dat indien het gebruik van deze gronden voor het type voorziening gedurende minimaal drie jaar is gestaakt en duurzaam beëindigd is, de gronden niet meer als zodanig in gebruik mogen worden genomen ten behoeve van de desbetreffende activiteit.

Artikel 8 Gemengd - Bedrijf

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

Wonen

  • a. bedrijfswoning in de hoofdmassa welke (deels) in de voorste grens van het bouwvlak is gelegen en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', waarbij per bouwperceel maximaal 1 bedrijfswoning is toegelaten met dien verstande dat indien in de bestaande situatie sprake is van meer dan 1 woning op een bouwperceel, maximaal het bestaande aantal woningen is toegelaten;
  • b. wonen ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', waarbij het aantal woningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven;
  • c. beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten bij een (bedrijfs)woning, op een maximum van 50 m2 brutovloeroppervlak van de hoofdmassa of bijbehorend bouwwerk per (bedrijfs)woning, met in achtneming van lid 8.5.2;

met dien verstande dat bestaande kamerbewoning, bed & breakfast en bedrijf en beroep-aan-huis zijn toegestaan in de toegelaten aard en omvang;

Bedrijven

  • d. bedrijven, met dien verstande dat:
    • 1. de activiteiten vallen onder categorie A en B, zoals genoemd in Bijlage 1, kolom 'zelfstandige bedrijven' alsmede bedrijven welke naar hun schaal, aard en hinder op de omgeving daarmee vergelijkbaar zijn, tenzij in Bijlage 6 Aanvullende (bedrijfs)activiteiten - Bestemming Gemengd-Bedrijf is aangegeven dat bedrijfsactiviteiten, vallend onder categorie A en B niet zijn toegelaten;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aanvullende bedrijfsactiviteit' in aanvulling op het bepaalde onder d sub 1 de activiteiten zijn toegestaan zoals opgenomen in Bijlage 6 Aanvullende (bedrijfs)activiteiten - Bestemming Gemengd-Bedrijf behorende bij deze regels;
    • 3. een internetbedrijf of internetafhaalpunt is niet toegelaten, met uitzondering van het gestelde in lid 8.1 onder f;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'overig zone - kernen in landelijk gebied' het bouwperceel van een bedrijf maximaal 5.000 m2 mag bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte van het bouwperceel groter is, dan wordt de bestaande oppervlakte geacht te zijn bestemd en daarmee toegelaten;
    • 5. per bouwvlak 1 bedrijf is toegestaan;
    • 6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - agrarische bodemexploitatie' is toegestaan agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;

met dien verstande dat een bestaand internetbedrijf of internetafhaalpunt is toegestaan in de toegelaten aard en omvang;

Algemene regels bedrijven en voorzieningen

  • e. bedrijven en voorzieningen zoals bedoeld in lid 8.1 onder d zijn toegelaten, met dien verstande dat:
    • 1. de activiteiten (deels) worden uitgeoefend in een gebouw dat (deels) is gelegen in de gevellijn, waarbij onder gebouw in de gevellijn tevens een bedrijfswoning wordt verstaan;
    • 2. de activiteiten op de begane grondlaag uitgeoefend worden, waarbij bijbehorende kantoren ook zijn toegestaan op de verdiepingen;
    • 3. een geluidzoneringsplichtige inrichting of een inrichting zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer (BEVI) is niet toegelaten, met uitzondering van bevi-inrichtingen gelegen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bevi, waar de bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan zoals opgenomen in Artikel 25 Bevi';
    • 4. alleen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - buitenverkoop' tentoonstelling van te verkopen producten in de open lucht is toegestaan, waarbij de activiteiten zijn toegestaan zoals opgenomen in Bijlage 9 Buitenverkoop, behorende bij deze regels;
    • 5. alleen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - open opslag' is in aanvulling op sub d. onder 2 opslag in de open lucht toegestaan, waarbij de activiteiten zijn toegestaan zoals opgenomen in Bijlage 7 Open opslag, behorende bij deze regels,
    • 6. indien het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - aanvullende bedrijfsactiviteit', ''specifieke vorm van detailhandel - buitenverkoop' en 'specifieke vorm van gemengd - open opslag, zoals bedoeld in 8.1 onder d en e ten behoeve van de activiteit gedurende minimaal drie jaar is gestaakt en duurzaam beëindigd is, de gronden niet meer in gebruik mogen worden genomen ten behoeve van de genoemde activiteit;
  • f. ondergeschikte en niet zelfstandige functies op niet meer dan 10% van het totale brutovloeroppervlak van het bedrijf en/of de voorziening, exclusief de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 100 m2 voor (een combinatie van) de volgende functies:
    • 1. ondergeschikte en niet-zelfstandige detailhandel voor zover het betreft een beperkte verkoop van goederen die functioneel rechtstreeks verband houden met het bedrijf en/of de voorziening;
    • 2. ondergeschikte en niet -zelfstandige internethandel;
    • 3. ondergeschikte, niet-zelfstandige, aan de detailhandelsfunctie verwante, lichte horeca;

tenzij op basis van de tabel 'aanvullende bedrijfsactiviteiten' een andere maat en functie van toepassing is;

Overige bijbehorende voorzieningen en bouwwerken

met de daarbij behorende:

  • g. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat voldaan wordt aan Artikel 26 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden, waarbij het bestaande gebruik in de bestaande omvang en functietype is toegelaten;
  • h. bijbehorende bouwwerken;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • j. tuinen, erven en verhardingen;
  • k. ontsluitingswegen en -paden ten behoeve van aangrenzende bestemmingen;
  • l. parkeervoorzieningen;
  • m. nutsvoorzieningen;
  • n. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemene bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in zijn algemeenheid de volgende regels:

  • a. Voor zover bestaande bouwwerken afwijken van de regels in lid 8.2.2 tot en met lid 8.2.6 wordt de bestaande plaats en bestaande contour van de afwijking geacht te zijn bestemd.
  • b. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, tenzij in lid 8.2.7 is aangegeven dat ter plaatse buiten het bouwvlak mag worden gebouwd;
  • c. de hoofdmassa dient voor 50% in de voorste grens van het bouwvlak te worden gebouwd;
  • d. in afwijking van het bepaalde in lid 8.2.2 tot en met 8.2.6 zijn de afwijkende bouwregels per adres in lid 8.2.7 van toepassing.
8.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. per bouwvlak zijn uitsluitend gebouwen toegestaan voor 1 bedrijf;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij op de verbeelding een aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' is aangegeven, in welk geval de aangegeven bebouwingspercentage van toepassing is;
  • c. de voorgevel van het dichtstbij de openbare weg gelegen bedrijfsgebouw, wordt georiënteerd op de openbare weg;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 m, tenzij op de verbeelding een aanduiding 'maximum bouwhoogte' of 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven, in welk geval de aangegeven hoogte van toepassing is;
  • e. indien een aanduiding 'maximale dakhelling' is opgenomen, is de aangegeven 'maximale dakhelling' van toepassing;
  • f. indien het bepaalde onder a tot en met e afwijkt van lid 8.2.7, dan gelden de aanvullende bouwregels per adres in lid 8.2.7.
8.2.3 Hoofdmassa bedrijfswoning

Voor het bouwen van de hoofdmassa van een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. als hoofdmassa mogen uitsluitend de volgende typen worden gebouwd:
    • 1. vrijstaande hoofdmassa's ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand';
    • 2. twee-aaneengebouwde en/of vrijstaande hoofdmassa's ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen';
  • c. de voorkant van de bedrijfswoning moet minimaal voor 50% in de voorste grens van het bouwvlak worden gebouwd welke gerelateerd is aan de voorkant van de hoofdmassa;
  • d. indien in de bestaande situatie niet voldaan wordt aan sub b: het bestaande percentage en/of de bestaande afstand tot de voorste grens van het bouwvlak mag worden gehanteerd;
  • e. het oppervlak van de hoofdmassa mag niet meer bedragen dan:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - dorpslint' en de aanduiding 'overige zone - landelijk lint'voor (twee) aaneengebouwde hoofdmassa's maximaal 120 m2 per hoofdmassa en voor een vrijstaande hoofdmassa maximaal 150 m2;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone -stedelijk lint' en 'overige zone - kernlint' voor een vrijstaande en (twee) aaneengebouwde hoofdmassa: maximaal 120 m2:
    • 3. indien in de bestaande situatie niet wordt voldaan aan sub 1 en 2: de bestaande oppervlakte.
  • f. de diepte van de hoofdmassa mag maximaal bedragen:
    • 1. indien de goothoogte niet hoger is dan 4 m: 22 m;
    • 2. indien de goothoogte hoger is dan 4 m: 12 m;
    • 3. indien in de bestaande situatie niet wordt voldaan aan sub 1, 2 of 3: de bestaande diepte;
  • g. de breedte van de hoofdmassa mag niet meer bedragen dan:
    • 1. in het geval van de aanduiding 'overige zone - stedelijk lint', 'overige zone - kernlint', de bestaande breedte;
    • 2. in overige gevallen bedraagt de breedte bij een vrijstaande, twee-aaneengebouwde of aaneengebouwde hoofdmassa maximaal de maat van de bestaande diepte van de hoofdmassa verminderd met 1 m met inachtneming van lid 8.2.3 onder d;
    • 3. indien in de bestaande situatie geen sprake is van een breedte: maximaal de toegestane maat van de diepte van de hoofdmassa verminderd met 1 m;
  • h. indien in de bestaande situatie de bestaande breedte groter of gelijk is aande diepte zoals bedoeld in sub 3: de bestaande verhouding in breedte en diepte van de hoofdmassa;
  • i. de goothoogte van de hoofdmassa mag niet meer bedragen dan 6 m, tenzij op de verbeelding sprake is van een aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte', in welk geval de aangegeven goothoogte van toepassing is;
  • j. de bouwhoogte van de hoofdmassa mag niet meer bedragen dan 10 m, tenzij op de verbeelding sprake is van een aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte', in welk geval de aangegeven bouwhoogte van toepassing is;
  • k. het dak van de hoofdmassa is voorzien van een nok, waarbij geldt dat:
    • 1. de kaphelling minimaal 30 en maximaal 65 graden bedraagt, tenzij op de verbeelding sprake is van een aanduiding 'maximale dakhelling', in welk geval de aangegeven 'maximale dakhelling' van toepassing is;
    • 2. indien in de bestaande situatie geen nok aanwezig is: de bestaande dakvorm is toegestaan;
    • 3. indien in de bestaande situatie niet voldaan wordt aan sub 1: de bestaande dakhelling voor het dakvlak dat afwijkt is toegestaan.
  • l. indien bij een renovatie van de bestaande hoofdmassa een EPC van 0 gerealiseerd wordt, mogen de maximale maten zoals genoemd in lid c tot en met h met 0,5 m worden overschreden.
  • m. dakkapellen zijn toegestaan, mits voldaan wordt aan het volgende:
    • 1. de onderzijde meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet;
    • 2. de bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok;
    • 3. de zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak;
    • 4. in afwijking van lid 2 mag, indien de voorkant van de dakkapel gelijk ligt met de gevel waarin de dakkapel gebouwd wordt, de breedte maximaal 30% bedragen van de voorkant waarin de dakkapel gebouwd wordt;
  • n. dakopbouwen zijn toegestaan mits:
    • 1. voldaan wordt aan de maximaal voorgeschreven bouwhoogte;
    • 2. de afstand van de voorkant van de dakopbouw tot de voorkant van de gevel waarin de dakopbouw gebouwd wordt minimaal 1 m bedraagt;
  • o. indien het bepaalde onder a tot en met f afwijkt van lid 8.2.7, dan gelden de aanvullende bouwregels per adres in lid 8.2.7.

8.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken behorend bij een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', niet zijnde hoofdmassa bedrijfswoning, gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken, dienen achter de voorste grens van het bouwvlak, in het bebouwingsgebied en minimaal 1 m achter de voorkant van de hoofdmassa te worden geplaatst;
  • b. aanvullend geldt ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - Van der Duinstraat', 'overige zone - Heistraat', en 'overige zone - Benedenkerkstraat' dat bijbehorende bouwwerken aan de zijkant niet vóór de gevellijn van het aangrenzende perceel mogen worden gebouwd;
    • 1. de totale diepte van de hoofdmassa met de daaraan aangebouwde bijbehorende bouwwerken, te meten vanaf de voorkant van de hoofdmassa, mag gezamenlijk maximaal 22 m bedragen;
  • c. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken in het bebouwingsgebied hoofdmassa, waar geen hoofdmassa aanwezig is, bedraagt maximaal de volledige oppervlakte van het bebouwingsgebied hoofdmassa;
  • d. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken in het overig bebouwingsgebied bedraagt niet meer dan:
    • 1. in geval van een bebouwingsgebied kleiner dan of gelijk aan 100 m2: 50% van het bebouwingsgebied;
    • 2. in geval van een bebouwingsgebied groter dan 100 m2 en kleiner dan of gelijk aan 300 m2: 50 m2, vermeerderd met 20% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 100 m2;
    • 3. in geval van een bebouwingsgebied groter dan 300 m2: 90 m2, vermeerderd met 10% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 300 m2, tot een maximum van in totaal 200 m2;

verminderd met de oppervlakte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken zoals bedoeld onder i en vermeerderd met de oppervlakte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken zoals bedoeld in het bepaalde onder j.

  • e. in geval van een gestapelde hoofdmassa geldt in afwijking van het bepaalde onder d tot en met e dat de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken in het bebouwingsgebied per hoofdmassa maximaal 20% van het bebouwingsgebied mag bedragen met een maximum van 500 m²;
  • f. in het bebouwingsgebied hoofdmassa geldt voor de hoogte en het dak het volgende:
    • 1. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal de toegestane goothoogte van de hoofdmassa bedragen zoals bepaald in lid 8.2.3 onder i;
    • 2. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal de toegestane bouwhoogte van de hoofdmassa bedragen zoals bepaald in lid 8.2.3 onder j;
    • 3. de dakhelling mag maximaal gelijk zijn aan de dakhelling van het dakvlak van de hoofdmassa waaraan wordt gebouwd;
  • g. in het overige bebouwingsgebied geldt voor de hoogte en het dak het volgende:
    • 1. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 3,1 m bedragen of ingeval van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk waarbij de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw hoger is dan 3,1 m, maximaal 0,25 m boven de hoogte van die eerste bouwlaag maar in geen geval hoger dan 4 m;
    • 2. de nokhoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 5 m bedragen;
    • 3. in afwijking van sub 2 is ook een platte afdekking toegelaten mits de denkbeeldige nok bij het doortrekken van de dakvlakken maximaal 5 m bedraagt;
    • 4. de dakhelling van een aangebouwd bijbehorende bouwwerk mag maximaal gelijk zijn aan de dakhelling van het dakvlak aan de zijde van de hoofdmassa waaraan wordt bijgebouwd;
    • 5. de dakhelling van een vrijstaand bijbehorende bouwwerk mag ten hoogste gelijk zijn aan de steilste dakhelling van de hoofdmassa, tenzij op de verbeelding sprake is van een aanduiding 'maximale dakhelling' is opgenomen, in welk geval de aangegeven 'maximale dakhelling' van toepassing is;
  • h. in afwijking van het bepaalde onder a en met inachtneming van lid 8.2.4 onder b, mogen bijbehorende bouwwerken buiten het bebouwingsgebied en/of vóór de voorste grens van het bouwvlak worden gebouwd aan de zijkant hoofdmassa waarbij:
    • 1. grenzend aan zowel de voorkant als zijkant van het bouwperceel geen sprake is van een bestemming Verkeer - Ontsluiting;
    • 2. de afstand tot (het verlengde van) de gevellijn van de voorkant hoofdmassa ten minste 1 m bedraagt;
    • 3. de afstand tot het kruisingsvlak ten minste 5 m bedraagt;
    • 4. voldaan wordt aan de maatvoering van het bepaalde onder c tot en met h;
  • i. in afwijking van lid a mogen aangebouwde bijbehorende bouwwerken vóór de voorste grens van het bouwvlak worden gebouwd aan de voorkant hoofdmassa en/of aan de zijkant hoofdmassa waarbij:
    • 1. per gevel maximaal één aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag worden gebouwd;
    • 2. de maximale breedte maximaal 3/5 deel per gevel bedraagt met een maximum van 4 m, waarbij maximaal 1 m niet direct aan de hoofdmassa grenst;
    • 3. in aanvulling op lid 1 en 2 per gevel één overkapping met een open constructie mag worden gebouwd met een maximale breedte van 2 m;
    • 4. de diepte maximaal 1 m is;
    • 5. de bouwhoogte maximaal 0, 25 m hoger is dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de hoofdmassa , met een maximale bouwhoogte van 4 m;
    • 6. de diepte maximaal 1 m is;
  • j. de bouwhoogte maximaal 0, 25 m hoger is dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de hoofdmassa, met een maximale bouwhoogte van 4 m;
  • k. dakkapellen zijn toegestaan mits voldaan wordt aan het volgende:
    • 1. voorzien van een plat dak;
    • 2. de bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok;
    • 3. de zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak;
    • 4. maximaal één dakkapel per bijbehorend bouwwerk met een maximale breedte van 30% van de gevelbreedte van de zijde waarop de dakkapel is georiënteerd.
8.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden achter (het verlengde van) de voorste grens van het bouwvlak mag de hoogte maximaal 2,2 m bedragen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - Van der Duinstraat' en 'overige zone - Heistraat', mag de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde aan de zijkant vóór de gevellijn van het aangrenzende perceel maximaal 1 m bedragen;
  • c. op de gronden vóór (het verlengde van) de voorste grens van het bouwvlak mag de hoogte maximaal 1 m bedragen;
  • d. in afwijking van het bepaalde in lid a en d mag de bouwhoogte van reclame uitingen niet meer bedragen dan 3 m
  • e. Indien sub a tot en met d afwijken van lid 8.2.7, dan gelden de aanvullende bouwregels per adres in lid 8.2.7.
8.2.6 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen gelden de volgende regels:

  • a. ondergronds bouwen is alleen toegestaan achter de voorste grens van het bouwvlak;
  • b. de oppervlakte van ondergrondse gebouwen bedraagt maximaal het toegestane oppervlak voor hoofdmassa en bijbehorende bouwwerken op basis van lid 8.2.3 en 8.2.4;
  • c. de verticale diepte van het ondergrondse bouwwerk mag maximaal 3,5 m bedragen.
8.2.7 Aanvullende bouwregels per adres

Aanvullend op de bouwregels zoals opgenomen in lid 8.2.1 tot en met 8.2.6 gelden per adres de volgende regels:

  Adres   Aanvullende bouwregels  
A.   Tilburgseweg 2b
Sprang-Capelle  
1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – geluidwerende wand' een wand met een minimale hoogte van 5 m en een maximale hoogte van 5,5 m dient te worden gebouwd;
2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – keerwand' een keermuur/wand dient te worden gebouwd, waarbij de bouwhoogte 2 m zal bedragen;
3. buiten het bouwvlak mogen bedrijfsgebouwen worden opgericht onder voorwaarde, dat:
- de gezamenlijke grondoppervlakte van deze gebouwen niet meer dan 100 m2 zal bedragen;
- van deze gebouwen de goothoogte niet meer dan 3 m en de bouwhoogte niet meer dan 4,5 m zal bedragen;
- van deze gebouwen de dakhelling niet meer dan 30o zal bedragen;
4. de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan:
- binnen de bouwvlakken: de maximum toegestane hoogte voor gebouwen;
- buiten de bouwvlakken: 2 m voor erf- en terreinafscheidingen en 5 m voor overige bouwwerken;  
B   Raadhuisstraat 12-14
Sprang-Capelle  
1. de maximale diepte van de hoofdmassa inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag maximaal 29 m bedragen en de aanduiding 'bedrijfswoning' niet overschrijden.
2. de inhoud van een hoofdmassa mag niet meer bedragen dan 750 m³;
3. een fietsen-/voertuigenberging achter de gevellijn mag worden gerealiseerd, met een maximale oppervlakte van 25 m2,een maximale goothoogte van niet meer dan 3 m, een maximale nokhoogte van niet meer dan 4,5 m.  
C   Tilburgseweg 1
Sprang-Capelle
 
1. kassen binnen het bouwvlak
2. gebouwen ten behoeve van open opslag en buitenverkoop zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - buitenverkoop', waarbij geldt dat:
- de maximale bouwhoogte 3 m mag bedragen;
- het maximale gezamenlijke oppervlak 50 m2 bedraagt.  
D   Hoogeinde 35
 
1. Voor het bouwen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' gelden de volgende regels:
- gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan aangeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m).
- ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden – 5' , geldt dat het gebruik als woning uitsluitend is toegestaan indien:
a. middels akoestisch onderzoek is aangetoond dat voor wat betreft de geluidsbelasting op de gevels van de woningen, kan worden voldaan aan de wettelijk bepaalde voorkeursgrenswaarde dan wel de vastgestelde hogere grenswaarde;
b. het binnenniveau in de betreffende woningen maximaal 33 dB bedraagt;
c. het bepaalde onder a geldt uitsluitend voor gevels die op grond van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als gevels.

2.in afwijking van lid 8.2.5 'Bouwwerken geen gebouwen zijnde' gelden voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde de volgende regels:
- op de gronden voor zover gelegen binnen het bouwvlak mag de hoogte maximaal 4 m bedragen met uitzondering van verlichtingsarmaturen en vlaggenmasten waarvan de hoogte maximaal 6 m mag bedragen;
- op de gronden voor zover gelegen buiten het bouwvlak mag de hoogte maximaal 3 m bedragen, met uitzondering van:
terreinafscheidingen op de gronden van de openbare weg en (het verlengde van) de naar de openbare weg gekeerde zijde(n) van het bouwvlak, waarvan de hoogte maximaal 1 m mag bedragen;
- vlaggenmasten waarvan de hoogte maximaal 6 m mag bedragen; - speeltoestellen waarvan de hoogte maximaal 4 m mag bedragen.

3.In afwijking van lid 8.2.6 'Ondergrondsbouwen', is ondergronds bouwen op het gehele bouwperceel toegestaan ten behoeve van ondergrondse energievoorzieningen met uitzondering van inrichtingen zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.  
8.3 Nadere eisen

Het college van Waalwijk kan nadere eisen stellen aan bebouwing (plaats en afmetingen) ten behoeve van:

  • a. een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige waarden van de omgeving;
  • b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, onder andere met het oog op de bezonning, lichtuitstraling en de privacy;
  • c. het bevorderen van de verkeers-, sociale en brandveiligheid.
8.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan ter plaatse van Tilburgseweg 2b in Sprang-Capelle worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 8.2.7 voor:
    • 1. het bouwen van een keermuur/wand met een hoogte van ten minste 3 m al dan niet na het treffen van aanvullende bouwkundige voorzieningen;
    • 2. het bouwen van een gebouw met een gevel op bedoelde specifieke bouwaanduiding met een goothoogte van ten minste 3 m, waarbij het gebouw wordt voorzien van een kap met een dakhelling ten minste 30o en een maximum hoogte van 6 m;

onder voorwaarde, dat:

  • geen nadelige effecten ontstaan ten aanzien van de geluidemissie vanwege het bedrijfsperceel op de ten oosten van het plangebied geprojecteerde woningen. Alvorens af te wijken dient op basis van een akoestisch onderzoek vast te staan dat aan hieraan kan worden voldaan;
  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige kwaliteit van het gebied.
  • a. lid 8.4 onder a voor een dakhelling van ten hoogste 45o onder voorwaarde, dat:
    • 1. geen nadelige effecten ontstaan ten aanzien van de geluidemissie vanwege het bedrijfsperceel op de ten westen van het plangebied geprojecteerde woningen;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige kwaliteit van het gebied.
  • b. lid 8.2.7 voor de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak:
    • 1. tot een hoogte van ten hoogste 3 m voor erfafscheidingen;
    • 2. tot een hoogte van ten hoogste 10 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien dit voor een doelmatige bedrijfsuitoefening noodzakelijk of gewenst is
  • c. lid 8.2.3 onder c voor het toestaan van een bedrijfswoning vóór een bedrijfsgebouw binnen een bouwvlak, onder voorwaarde dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige kwaliteit van het gebied.
8.5 Specifieke gebruiksregels
8.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:

  • a. de bedrijfswoning ten behoeve van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten op meer dan 50 m² van het bruto-vloeroppervlak;
  • b. vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van wonen;
  • c. tentoonstelling van te verkopen producten in de open lucht tenzij het betreft tentoonstelling ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm vang emengd - buitenverkoop' en het gaat om verkoop van producten welke volgt uit de aard van de bedrijfactiviteit zoals opgenomen in Bijlage 9 Buitenverkoop;
  • d. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan, anders dan in het kader van de toegelaten bedrijfsvoering;
  • e. gronden ten behoeve van open opslag, tenzij het betreft open opslag welke volgt uit de aard van de bedrijfactiviteit zoals opgenomen in Bijlage 7 Open opslag behorende bij deze regels;
  • f. gronden voor bedrijfswoningen en bedrijven zoals opgenomen onder 6.1., die niet voldoen aan Artikel 26 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden, behoudens bedrijven en voorzieningen waarbij sprake is van een bestaande functie, mits de categorie of het type functie niet wijzigt en omvang ervan niet wordt vergroot;
  • g. gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
  • h. gebruik dat vergunning plichtig is krachtens het bepaalde in artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998, zoals dit luidt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan, niet zijnde:
    • 1. het bestaande gebruik overeenkomstig de Natuurbeschermingswet 1998;
    • 2. het gebruik dat vergund is op basis van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998.
8.5.2 Beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten bij een (bedrijfs)woning

De uitoefening van een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit bij een (bedrijfs)woning, zoals bedoeld in lid 8.1 onder c, is uitsluitend toegestaan op een maximum van 50 m2 brutovloeroppervlak per (bedrijfs)woning mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft waarbij minimaal 50% van de brutovloeroppervlakte van de hoofdmassa voor de woonfunctie behouden blijft,
  • b. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw en/of bijbehorend bouwwerk uitvoert, tevens de bewoner van de woning is.
  • c. de activiteiten plaatsvinden in de hoofdmassa en/of bijbehorende bouwwerken, niet zijnde een overkapping met een open constructie, en geen sprake is van open opslag;
  • d. in geval van bedrijfsmatige activiteiten, de activiteiten passen in de tabel in Bijlage 1 Toegelaten bedrijven, kolom 'beroep/bedrijf aan huis, 50 m2' of indien zij niet voorkomen in Bijlage 1, naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn;
  • e. het geen uitoefening van detailhandel betreft met uitzondering van beperkte detailhandel als niet-zelfstandige en ondergeschikte activiteit rechtstreeks voortvloeiend uit de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
  • f. het geen horeca, geluidzoneringsplichtige inrichtingen en inrichtingen zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer (BEVI) betreft.
  • g. geen nadelige beïnvloeding ontstaat van de normale afwikkeling van het verkeer en de feitelijke verkeerssituatie en wordt voldaan aan Artikel 26 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden.
8.6 Afwijken van de gebruiksregels
8.6.1 Algemene voorwaarden voor afwijken

In lid 8.6.2 tot en met 8.6.7 wordt waar relevant verwezen naar één of meerdere van de volgende voorwaarden, waarbij door het beoogde gebruik:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. geen onaanvaardbare situatie ontstaat met betrekking tot milieuhygiënische kwaliteit, waterhuishouding en externe veiligheid;
  • c. geen nadelige beïnvloeding ontstaat van de normale afwikkeling van het verkeer en de feitelijke verkeersituatie;
  • d. voldaan wordt aan het gestelde in Artikel 26 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  • e. geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan het karakter van de omgeving;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - dorpslint' en overige zone - landelijk lint' dient op percelen grenzend aan de bestemming 'Agrarisch' of 'Natuur', bij ontwikkelingen aan de achterzijde sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing middels een erfinrichtingsplan (o.a. een beplantingsplan).
  • g. bij een combinatie van activiteiten:
    • 1. de totale oppervlakte beperkt blijft tot de maximale maat van de activiteit welke de meeste ruimte in beslag mag nemen;
    • 2. per toegestane activiteit de daarvoor toegestane maximale oppervlakte niet wordt overschreden.
8.6.2 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten

Bij een omgevingsvergunning kan per (bedrijfs)woning worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.1 en 8.5 voor beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten voor:

  • a. maximaal 100 m2 brutovloeroppervlak per (bedrijfs)woning;
  • b. indien sprake is van cultuurhistorische bebouwing is maximaal 200 m2 brutovloeroppervlak per (bedrijs)woning toegestaan;
  • c. de afwijking op basis van lid 8.5.2 onder a en b is mogelijk onder voorwaarde dat de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft, waarbij in ieder geval geldt dat:
    • 1. minimaal 50% van de brutovloeroppervlakte van de hoofdmassa voor de woonfunctie behouden blijft;
    • 2. degene die de activiteiten in het hoofdgebouw en/of bijbehorend bouwwerk uitvoert, tevens de bewoner van de woning is.
    • 3. de activiteiten passen in de tabel in Bijlage 1 Toegelaten bedrijven, kolom 'beroep/bedrijf aan huis, 100 m2' of indien zij niet voorkomen in Bijlage 1, naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn;
    • 4. het geen uitoefening van detailhandel betreft met uitzondering van beperkte detailhandel als niet-zelfstandige en ondergeschikte activiteit rechtstreeks voortvloeiend uit de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
    • 5. het geen horeca, geluidzoneringsplichtige inrichtingen en inrichtingen zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer (BEVI) betreft;
    • 6. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 8.6.1.
8.6.3 Bed & breakfast

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.1 voor de uitoefening van bed & breakfast voor:

  • a. maximaal 100 m2 brutovloeroppervlak per (bedrijfs)woning in de hoofdmassa en aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
  • b. indien sprake is van cultuurhistorische bebouwing maximaal 200 m2 brutovloeroppervlak per (bedrijs)woning in de hoofdmassa en bijbehorende bouwwerken, waarbij de maximale afstand van het vrijstaande bijbehorende bouwwerk tot de openbare weg 40 m bedraagt;
  • c. de afwijking op basis van lid 8.6.3 onder a en b is mogelijk onder voorwaarde dat de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft, waarbij in ieder geval geldt dat:
    • 1. het bruto-vloeroppervlak ten behoeve van de woonfunctie minimaal 50% van het totale brutovloeroppervlak van de hoofdmassa bedraagt, ten behoeve van de bed & breakfast voorzieningen maximaal 3 slaapkamers voor maximaal 6 gebruikers toegestaan zijn en daarnaast minimaal 1 slaapkamer beschikbaar blijft voor de bewoner(s) van de woning;
    • 2. de maximale verblijfsduur voor gebruikers van de bed & breakfast voorziening is één week;
    • 3. permanente bewoning of huisvesting van tijdelijke werknemers is niet toegestaan;
    • 4. degene die de activiteiten in het hoofdgebouw en/of de bijbehorende bouwwerken uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;
    • 5. de voorziening door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet mag functioneren als een zelfstandige woning. Dit betekent in ieder geval dat een aparte kookgelegenheid niet is toegestaan;
    • 6. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 8.6.1 .
8.6.4 Wonen voor huisvesting van personen die geen huishouden vormen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8.1 gebruik van een woning voor huisvesting van personen die geen huishouden vormen; mits:

  • a. de activiteiten (deels) in de gevellijn uitgeoefend worden;
  • b. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 8.6.1;
  • c. voldaan wordt aan de voorwaarden die zijn neergelegd in gemeentelijke Beleidsregels huisvesting arbeidsmigranten, vergunninghoudende vluchtelingen en overige personen die geen huishouden vormen gemeente Waalwijk. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging.
8.6.5 Meerdere bedrijven per bouwvlak

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.1 onder d sub 5 voor het toestaan van meerdere bedrijven per bouwvlak, mits:

  • a. elk bedrijf (deels) wordt uitgeoefend in een gebouw dat (deels) is gelegen in de gevellijn, waarbij onder gebouw in de gevellijn tevens een bedrijfswoning wordt verstaan;
  • b. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 8.1;
  • c. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 8.6.1.
8.6.6 Wonen in cultuurhistorisch waardevolle bebouwing

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.2.3 onder e sub 1 en 2 betreffende het oppervlak van de hoofdmassa, voor het gebruik van de totale bestaande hoofdmassa van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing voor één woning, mits;

  • a. Bijbehorende bouwwerken die niet cultuurhistorisch waardevol zijn en waarmee het totale oppervlak aan bijbehorende bouwwerken van zoals opgenomen onder lid 8.2.4 per woning wordt overschreden, worden gesloopt;
  • b. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 8.6.1 .
8.6.7 Bedrijven en voorzieningen in bijbehorend bouwwerk

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.2.4 voor het gebruik van een bijbehorend bouwwerk voor activiteiten voor bedrijven ten behoeve van een op hetzelfde perceel gevestigd bestaand bedrijf, mits:

  • a. het totale oppervlak aan bedrijfsmatige activiteiten voldoet aan lid 8.2.2 onder b;
  • b. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 8.1;
  • c. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 8.6.1.
8.6.8 Buitenverkoop of open opslag verplaatsen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.1.e.4 en 8.1.e.5 voor het verplaatsen van bestaande buitenverkoop of buitenopslag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - buitenverkoop' respetievelijk 'specifieke vorm van gemengd - open opslag', naar een andere locatie op hetzelfde bouwperceel, mits:

  • a. het oppervlak aan buitenverkoop en buitenopslag maximaal de bestaande oppervlakte bedraagt;
  • b. de buitenverkoop of open opslag noodzakelijk is voor het ter plaatse gevestigde bedrijf;
  • c. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 8.1 en 8.6.1 onder a, b en e.
8.7 Wijzigingsbevoegdheid
8.7.1 Algemene voorwaarden voor wijzigen

In lid 8.7 wordt waar relevant verwezen naar één of meerdere van de volgende voorwaarden, waarbij door het beoogde gebruik:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. geen onaanvaardbare situatie ontstaat met betrekking tot milieuhygiënische kwaliteit, waterhuishouding en externe veiligheid;
  • c. geen nadelige beïnvloeding ontstaat van de normale afwikkeling van het verkeer en de feitelijke verkeerssituatie;
  • d. voldaan wordt aan Artikel 26 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  • e. geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan het karakter van de omgeving;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - dorpslint' en overige zone - landelijk lint' dient op percelen grenzend aan de bestemming 'Agrarisch' of 'Natuur', bij ontwikkelingen aan de achterzijde sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing middels een erfinrichtingsplan (o.a. een beplantingsplan).
  • g. bij een combinatie van activiteiten:
    • 1. de totale oppervlakte beperkt blijft tot de maximale maat van de activiteit welke de meeste ruimte in beslag mag nemen;
    • 2. per toegestane activiteit de daarvoor toegestane maximale oppervlakte niet wordt overschreden.
8.7.2 Verwijderen van aanduidingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzingen ten behoeve van het verwijderen van de aanduidingen:

  • a. 'specifieke vorm van bedrijf - aanvullende bedrijfsactiviteit';
  • b. 'bedrijfswoning';
  • c. 'specifieke vorm van gemengd - buitenverkoop';
  • d. 'specifieke vorm van gemengd - open opslag';

indien de desbetreffende functie ter plaatse duurzaam beëindigd is.

8.7.3 Wijziging vorm bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzingen ten behoeve van de wijziging van de vorm van het bouwvlak, mits:

  • a. Het niet betreft het gebruik dat vergunning plichtig is krachtens het bepaalde in artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998, zoals dit luidt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan, niet zijnde:
    • 1. het bestaande gebruik overeenkomstig de Natuurbeschermingswet 1998;
    • 2. het gebruik dat vergund is op basis van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998;
  • b. de oppervlakte van het bouwvlak niet mag toenemen
  • c. de wijziging noodzakelijk is uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering of -ontwikkeling en financieel haalbaar;
  • d. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 8.7.1.
8.7.4 Bedrijven categorie C

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzingen ten behoeve van bedrijven genoemd in categorie C van de in de Bijlage 1 bij deze regels opgenomen "Staat van bedrijfsactiviteiten" maar die, eventueel na het nemen van maatregelen, qua milieuplanologische hinder gelijk te stellen zijn met de in categorie A of B genoemde bedrijven, mits:

  • a. de wijziging noodzakelijk is uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering of -ontwikkeling en financieel haalbaar;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, waarbij ook rekening wordt gehouden met geprojecteerde woningen;
  • c. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 8.7.1.
8.7.5 Voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bevoegd de bestemming 'Gemengd - Bedrijf' te wijzigen door de volgende aanduiding toe te voegen:

  • 'dienstverlening' ten behoeve van vestiging van publieksgerichte dienstverlening;
  • 'horeca' ten behoeve van vestiging van horeca;
  • 'detailhandel' ten behoeve van vestiging van detailhandel met uitzondering van een supermarkt of detailhandel volumineus;
  • 'detailhandel volumineus' ten behoeve van vestiging van volumineuze detailhandel;

onder voorwaarde dat:

  • 1. het een passende locatie betreft op basis van de volgende voorkeursvolgorde:
    Kern

    Voorkeurs-
    gebied  
    Waalwijk   Sprang-Capelle   Waspik  
    I   Vestiging ter plaatse van Centrum Waalwijk en ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone – Stedelijk lint' van de kern Waalwijk.   Vestiging ter plaatse van Raadhuisplein Sprang-Capelle en ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone – Kernlint' van de kern Sprang-Capelle.   Vestiging ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone – Stedelijk lint' van de kern Waspik.  
    II   Als aangetoond wordt dat geen geschikte ruimte in voorkeursgebied I van de kern Waalwijk beschikbaar is, dan is vestiging ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone – Kernlint' binnen de kern Waalwijk mogelijk, mits de locatie goed ontsloten is of kan worden.
     
    Als aangetoond wordt dat geen geschikte ruimte in voorkeursgebied I van de kern Sprang-Capelle beschikbaar is, dan is vestiging ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone – dorpslint' in de kern Sprang-Capelle mogelijk, mits de locatie goed ontsloten is of kan worden.

     
    Als aangetoond wordt dat geen geschikte ruimte in voorkeursgebied I van de kern Waspik beschikbaar is, dan is vestiging ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone – Kernlint', 'Overige zone – dorpslint', en 'Overige zone – landelijk lint' in de kern Waspik mogelijk, mits de locatie goed ontsloten is of kan worden.

     
    Onder 'geen geschikte ruimte' wordt verstaan het ontbreken van de financiële, juridische of feitelijke mogelijkheden om de beoogde ruimtelijke ontwikkeling binnen het voorkeursgebied te doen plaatsvinden.  
  • 2. vestiging van de voorziening niet leidt tot het ontstaan van zodanige relevante, structurele leegstandseffecten, dat dit tot een uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening onaanvaardbare situatie zal leiden;
  • 3. de overtollige bestaande bedrijfsbebouwing moet worden gesloopt, met uitzondering van rijksmonumenten of gemeentelijke monumenten;
  • 4. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 8.1 onder d, e en f;
  • 5. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 8.7.1;
  • 6. indien het gebruik van deze gronden voor het type voorziening gedurende minimaal één jaar is gestaakt en duurzaam beëindigd is, de gronden niet meer als zodanig in gebruik mogen worden genomen ten behoeve van de desbetreffende activiteit.
8.7.6 Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft en indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. alvorens deze wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast, dient door middel van een onderzoek eerst aangetoond te worden dat het gebruik ten behoeve van bedrijf niet mogelijk is en/of de noodzaak daarvoor niet aanwezig is;
  • b. ter plaatse van de bestaande voormalige bedrijfswoning geldt ten aanzien van de nieuwe bestemming het volgende:
    • 1. wijziging is uitsluitend toegestaan binnen het bestaande bouwvlak;
    • 2. het bouwvlak voor het bedrijf dat bij de te wijzigen voormalige bedrijfswoning behoort dient gelijktijdig te vervallen;
    • 3. het toe te kennen bestemmingsvlak van de woning mag maximaal 1.250 m² bedragen waarbij zowel de breedte als de diepte van het bouwperceel maximaal 50 m mag bedragen;
    • 4. het toe te kennen bouwvlak van de woning is 10 m breed en 12 m diep of 12 m breed en 10 m diep.
  • c. ter plaatse van het toe te kennen bestemmingsvlak zoals bepaald onder lid b geldt ten aanzien van de bestaande gebouwen het volgende:
    • 1. voor bijbehorende bouwwerken zijn de regels in lid 17.2.3 van toepassing. Met dien verstande dat de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bepaald wordt door lid 17.2.3 onder e;
    • 2. de overtollige voormalige bedrijfsbebouwing moet worden gesloopt, met uitzondering van rijksmonumenten of gemeentelijke monumenten;
    • 3. niet eerder mag de woning na wijziging in gebruik worden genomen dan nadat alle overtollige bedrijfsbebouwing, exclusief het maximaal toegestane oppervlak aan bijbehorende bouwwerken, gesloopt is.
  • d. in aanvulling op het bepaalde in lid 8.7.6 onder c sub 1 geldt het volgende:
    • 1. maximaal 50% van het overtollige te slopen oppervlak aan bestaande gebouwen mag worden teruggebouwd en/of in stand worden gelaten tot een totaal aan bijbehorende bouwwerken van maximaal 200 m² buiten het toe te kennen bouwvlak en binnen het toe te kennen bestemmingsvlak voor wonen;
  • e. de aanwezige natuurwaarden, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • f. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 8.7.1.

Artikel 9 Groen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg' is een LPG-vulpunt toegelaten;

met de, ondergeschikt aan de bestemming, bijbehorende:

  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken en geluidwerende voorzieningen;
  • d. erven en verhardingen;
  • e. ontsluitingswegen en -paden ten behoeve van aangrenzende bestemmingen;
  • f. wandel- en fietspaden;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemene bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in zijn algemeenheid de volgende regels:

  • a. Voor zover bestaande bouwwerken afwijken van de regels in lid 9.2.2 tot en met 9.2.3 wordt de bestaande plaats en bestaande contour van de afwijking geacht te zijn bestemd.
9.2.2 Bouwen van gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

9.2.3 Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte mag maximaal 3 m bedragen;
  • b. de verticale diepte mag maximaal 3,5 m bedragen.
9.3 Nadere eisen

Het college van Waalwijk kan nadere eisen stellen aan bebouwing (plaats en afmetingen) ten behoeve van:

  • a. een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige waarden van de omgeving;
  • b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, onder andere met het oog op de bezonning, lichtuitstraling en de privacy;
  • c. het bevorderen van de verkeers-, sociale en brandveiligheid.
9.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:

  • a. gronden ten behoeve van open opslag;
  • b. gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
  • c. gebruik dat vergunning plichtig is krachtens het bepaalde in artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998, zoals dit luidt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan, niet zijnde:
    • 1. het bestaande gebruik overeenkomstig de Natuurbeschermingswet 1998;
    • 2. het gebruik dat vergund is op basis van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998;
  • d. gronden ten behoeve van parkeren.
9.5 Afwijken van de gebruiksregels
9.5.1 Algemene voorwaarden voor afwijken

In lid 9.5 wordt waar relevant verwezen naar één of meerdere van de volgende voorwaarden, waarbij door het beoogde gebruik:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. geen onaanvaardbare situatie ontstaat met betrekking tot milieuhygiënische kwaliteit, waterhuishouding en externe veiligheid;
  • c. geen nadelige beïnvloeding ontstaat van de normale afwikkeling van het verkeer en de feitelijke verkeerssituatie;
  • d. voldaan wordt aan het gestelde in Artikel 26 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  • e. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing middels een erfinrichtingsplan (o.a. een beplantingsplan).
9.5.2 Aanleg van parkeerplaatsen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.1 en 9.4 onder d voor het gebruik van gronden ten behoeve van parkeerplaatsen, mits:

  • a. geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan het karakter van de omgeving;
  • b. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 9.5.1.
9.6 Wijzigingsbevoegdheid
9.6.1 Verwijderen van aanduidingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzingen ten behoeve van het verwijderen van de aanduidingen:

  • a. 'vulpunt lpg';

indien de desbetreffende functie ter plaatse duurzaam beëindigd is.

9.6.2 Wijziging bestemming

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de bestemmingen Verkeer - Ontsluiting, Verkeer - Verblijf en Water, met dien verstande dat er geen onaanvaardbare situatie ontstaat met betrekking tot de ruimtelijke kwaliteit, milieuhygiënische kwaliteit, waterhuishouding en externe veiligheid.

Artikel 10 Horeca

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. lichte horeca;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - aanvullende horeca-activiteit' in aanvulling op sub a. de activiteiten zijn toegestaan zoals opgenomen in Bijlage 11 Aanvullende horeca behorende bij deze regels;

met de bijbehorende:

  • c. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat voldaan wordt aan Artikel 26 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden, waarbij het bestaande gebruik in de bestaande omvang en functietype is toegelaten;
  • d. bijbehorende bouwwerken;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • f. tuinen, erven en verhardingen;
  • g. ontsluitingswegen en -paden ten behoeve van aangrenzende bestemmingen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemene bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in zijn algemeenheid de volgende regels:

  • a. Voor zover bestaande bouwwerken afwijken van de regels in lid 10.2.2 tot en met 10.2.4 wordt de bestaande plaats en bestaande contour van de afwijking geacht te zijn bestemd.
10.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij op de verbeelding sprake is van een aanduiding 'maximum bebouwingspercentage', in welk geval het aangegeven bebouwingspercentage van toepassing is;
  • c. de hoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte zoals is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte';
  • d. in afwijking van het bepaalde in sub c geldt voor 50% van het maximum toegestaan bebouwd oppervlak dat de hoogte niet meer mag bedragen dan 12 m.
10.2.3 Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden achter de voorste grens van het bouwvlak mag de hoogte maximaal 2,2 m bedragen;
  • b. op de gronden vóór de voorste grens van het bouwvlak mag de hoogte maximaal 1 m bedragen;
  • c. in afwijking van het bepaalde in lid a en b mag de bouwhoogte van reclame uitingen niet meer bedragen dan 3 m met uitzondering van 8 m voor vlaggenmasten.
10.2.4 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen gelden de volgende regels:

  • a. ondergronds bouwen is alleen toegestaan achter de voorste grens van het bouwvlak;
  • b. de oppervlakte van ondergrondse gebouwen bedraagt maximaal het toegestane oppervlak voor gebouwen op basis van lid 10.2.2;
  • c. de verticale diepte van het ondergrondse bouwwerk mag maximaal 3,5 m bedragen.
10.3 Nadere eisen

Het college van Waalwijk kan nadere eisen stellen aan bebouwing (plaats en afmetingen) ten behoeve van:

  • a. een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige waarden van de omgeving;
  • b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, onder andere met het oog op de bezonning, lichtuitstraling en de privacy;
  • c. het bevorderen van de verkeers-, sociale en brandveiligheid.
10.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:

  • a. bouwwerken ten behoeve van wonen;
  • b. gronden ten behoeve van open opslag;
  • c. gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • d. gronden voor horeca zoals opgenomen onder 10.1, die niet voldoen aan Artikel 26 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden, behoudens bedrijven en voorzieningen waarbij sprake is van een bestaande functie, mits de categorie of het type functie niet wijzigt en omvang ervan niet wordt vergroot;
  • e. gebruik dat vergunning plichtig is krachtens het bepaalde in artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998, zoals dit luidt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan, niet zijnde:
    • 1. het bestaande gebruik overeenkomstig de Natuurbeschermingswet 1998;
    • 2. het gebruik dat vergund is op basis van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998.
10.5 Wijzigingsbevoegdheid
10.5.1 Wijziging vorm bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzingen ten behoeve van de wijziging van de vorm van het bouwvlak, mits:

  • a. het niet betreft het gebruik dat vergunning plichtig is krachtens het bepaalde in artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998, zoals dit luidt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan, niet zijnde:
    • 1. het bestaande gebruik overeenkomstig de Natuurbeschermingswet 1998;
    • 2. het gebruik dat vergund is op basis van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998;
  • b. de oppervlakte van het bouwvlak niet mag toenemen
  • c. de wijziging noodzakelijk is uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering of -ontwikkeling en financieel haalbaar;
  • d. geen onevenredige aantasting ontstaat van het straat- en bebouwingsbeeld;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • f. geen onaanvaardbare situatie ontstaat met betrekking tot milieuhygiënische kwaliteit, waterhuishouding en externe veiligheid;
  • g. geen nadelige beïnvloeding ontstaat van de normale afwikkeling van het verkeer en de feitelijke verkeerssituatie;
  • h. voldaan wordt aan Artikel 26 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  • i. op percelen grenzend aan de bestemming 'Agrarisch' of 'Natuur', dient bij ontwikkelingen sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing middels een erfinrichtingsplan (o.a. een beplantingsplan).

Artikel 11 Maatschappelijk

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. niet-publieksgerichte maatschappelijke voorzieningen;
  • b. publieksgerichte maatschappelijke voorzieningen met dien verstande dat de activiteiten (deels) in de voorste grens van het bouwvlak uitgeoefend worden;

met de bijbehorende:

  • c. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat voldaan wordt aan Artikel 26 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden, waarbij het bestaande gebruik in de bestaande omvang en functietype is toegelaten;
  • d. bijbehorende bouwwerken;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • f. tuinen, erven en verhardingen;
  • g. ontsluitingswegen en -paden ten behoeve van aangrenzende bestemmingen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemene bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in zijn algemeenheid de volgende regels:

  • a. Voor zover bestaande bouwwerken afwijken van de regels in lid 11.2.2 tot en met 11.2.4 wordt de bestaande plaats en bestaande contour van de afwijking geacht te zijn bestemd.
11.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. de goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.
11.2.3 Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden achter de voorste grens van het bouwvlak mag de hoogte maximaal 2,2 m bedragen;
  • b. op de gronden vóór de voorste grens van het bouwvlak mag de hoogte maximaal 1 m bedragen.
11.2.4 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen gelden de volgende regels:

  • a. ondergronds bouwen is alleen toegestaan achter de voorste grens van het bouwvlak;
  • b. de oppervlakte van ondergrondse gebouwen bedraagt maximaal het toegestane oppervlak voor gebouwen op basis van lid 11.2.2;
  • c. de verticale diepte van het ondergrondse bouwwerk mag maximaal 3,5 m bedragen.
11.3 Nadere eisen

Het college van Waalwijk kan nadere eisen stellen aan bebouwing (plaats en afmetingen) ten behoeve van:

  • a. een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige waarden van de omgeving;
  • b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, onder andere met het oog op de bezonning, lichtuitstraling en de privacy;
  • c. het bevorderen van de verkeers-, sociale en brandveiligheid.
11.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:

  • a. bouwwerken ten behoeve van wonen;
  • b. gronden ten behoeve van open opslag;
  • c. gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
  • d. gronden voor maatschappelijke voorzieningen zoals opgenomen onder lid 11.1, die niet voldoen aan Artikel 26 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden, behoudens bedrijven en voorzieningen waarbij sprake is van een bestaande functie, mits de categorie of het type functie niet wijzigt en omvang ervan niet wordt vergroot;
  • e. gebruik dat vergunning plichtig is krachtens het bepaalde in artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998, zoals dit luidt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan, niet zijnde:
    • 1. het bestaande gebruik overeenkomstig de Natuurbeschermingswet 1998;
    • 2. het gebruik dat vergund is op basis van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998.
11.5 Wijzigingsbevoegdheid
11.5.1 Wijziging vorm bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzingen ten behoeve van de wijziging van de vorm van het bouwvlak, mits:

  • a. Het niet betreft het gebruik dat vergunning plichtig is krachtens het bepaalde in artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998, zoals dit luidt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan, niet zijnde:
    • 1. het bestaande gebruik overeenkomstig de Natuurbeschermingswet 1998;
    • 2. het gebruik dat vergund is op basis van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998;
  • b. de oppervlakte van het bouwvlak niet mag toenemen
  • c. de wijziging noodzakelijk is uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering of -ontwikkeling en financieel haalbaar;
  • d. geen onevenredige aantasting ontstaat van het straat- en bebouwingsbeeld;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • f. geen onaanvaardbare situatie ontstaat met betrekking tot milieuhygiënische kwaliteit, waterhuishouding en externe veiligheid;
  • g. geen nadelige beïnvloeding ontstaat van de normale afwikkeling van het verkeer en de feitelijke verkeerssituatie;
  • h. voldaan wordt aan het gestelde in Artikel 26 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  • i. op percelen grenzend aan de bestemming 'Agrarisch' of 'Natuur', dient bij ontwikkelingen sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing middels een erfinrichtingsplan (o.a. een beplantingsplan).

Artikel 12 Natuur

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschaps-, en natuur- en cultuurhistorische waarden;
  • b. groenvoorzieningen;

met de, ondergeschikt aan de bestemming, bijbehorende:

  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken en geluidwerende voorzieningen
  • d. ontsluitingswegen en -paden, mede ten behoeve van aangrenzende bestemmingen;
  • e. extensief dagrecreatief medegebruik in de vorm van wandel- en fietspaden;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemene bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in zijn algemeenheid de volgende regels:

  • a. Voor zover bestaande bouwwerken afwijken van de regels in lid 12.2.2 tot en met 12.2.3 wordt de bestaande plaats en bestaande contour van de afwijking geacht te zijn bestemd.
12.2.2 Bouwen van gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

12.2.3 Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte mag maximaal 3 m bedragen;
  • b. de verticale diepte mag maximaal 3,5 m bedragen.
12.3 Nadere eisen

Het college van Waalwijk kan nadere eisen stellen aan bebouwing (plaats en afmetingen) ten behoeve van:

  • a. een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige waarden van de omgeving;
  • b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, onder andere met het oog op de bezonning, lichtuitstraling en de privacy;
  • c. het bevorderen van de verkeers-, sociale en brandveiligheid.
12.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:

  • a. gronden ten behoeve van open opslag;
  • b. gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • c. gebruik dat vergunning plichtig is krachtens het bepaalde in artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998, zoals dit luidt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan, niet zijnde:
    • 1. het bestaande gebruik overeenkomstig de Natuurbeschermingswet 1998;
    • 2. het gebruik dat vergund is op basis van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998.

Artikel 13 Sport

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportterreinen;
  • b. tennisbanen ter plaatse van de aanduiding 'tennisbaan';
  • c. sporthal ter plaatse van de aanduiding 'sporthal';
  • d. zwembad ter plaatse van de aanduiding 'zwembad';

met de bijbehorende:

  • e. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat voldaan wordt aan Artikel 26 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden, waarbij het bestaande gebruik in de bestaande omvang en functietype is toegelaten;
  • f. bijbehorende bouwwerken;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • h. tuinen, erven en verhardingen;
  • i. ontsluitingswegen en -paden ten behoeve van aangrenzende bestemmingen;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemene bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in zijn algemeenheid de volgende regels:

  • a. Voor zover bestaande bouwwerken afwijken van de regels in lid 13.2.2 tot en met 13.2.4 wordt de bestaande plaats en bestaande contour van de afwijking geacht te zijn bestemd.
13.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag worden voor ten hoogste 80% worden bebouwd;
  • c. de bestaande goothoogte vermeerderd met 1 m;
  • d. de bestaande bouwhoogte vermeerderd met 1 m, tenzij de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is opgenomen, in welk geval de aangegeven waarde geldt.
13.2.3 Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden achter de voorste grens van het bouwvlak mag de hoogte maximaal 2,2 m bedragen;
  • b. op de gronden vóór de voorste grens van het bouwvlak mag de hoogte maximaal 1 m bedragen;
13.2.4 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen gelden de volgende regels:

  • a. ondergronds bouwen is alleen toegestaan achter de voorste grens van het bouwvlak;
  • b. de oppervlakte van ondergrondse gebouwen bedraagt maximaal het toegestane oppervlak voor gebouwen op basis van lid 13.2.2;
  • c. de verticale diepte van het ondergrondse bouwwerk mag maximaal 3,5 m bedragen.
13.3 Nadere eisen

Het college van Waalwijk kan nadere eisen stellen aan bebouwing (plaats en afmetingen) ten behoeve van:

  • a. een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige waarden van de omgeving;
  • b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, onder andere met het oog op de bezonning, lichtuitstraling en de privacy;
  • c. het bevorderen van de verkeers-, sociale en brandveiligheid.
13.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:

  • a. vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van wonen;
  • b. gronden ten behoeve van open opslag;
  • c. gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
  • d. gronden voor de sportvoorzieningen zoals opgenomen onder lid 13.1, die niet voldoen aan Artikel 26 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden, behoudens bedrijven en voorzieningen waarbij sprake is van een bestaande functie, mits de categorie of het type functie niet wijzigt en omvang ervan niet wordt vergroot;
  • e. gebruik dat vergunning plichtig is krachtens het bepaalde in artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998, zoals dit luidt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan, niet zijnde:
    • 1. het bestaande gebruik overeenkomstig de Natuurbeschermingswet 1998;
    • 2. het gebruik dat vergund is op basis van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998.
13.5 Wijzigingsbevoegdheid
13.5.1 Wijziging vorm bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzingen ten behoeve van de wijziging van de vorm van het bouwvlak, mits:

  • a. Het niet betreft het gebruik dat vergunning plichtig is krachtens het bepaalde in artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998, zoals dit luidt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan, niet zijnde:
    • 1. het bestaande gebruik overeenkomstig de Natuurbeschermingswet 1998;
    • 2. het gebruik dat vergund is op basis van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998;
  • b. de oppervlakte van het bouwvlak niet mag toenemen
  • c. de wijziging noodzakelijk is uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering of -ontwikkeling en financieel haalbaar;
  • d. geen onevenredige aantasting ontstaat van het straat- en bebouwingsbeeld;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • f. geen onaanvaardbare situatie ontstaat met betrekking tot milieuhygiënische kwaliteit, waterhuishouding en externe veiligheid;
  • g. geen nadelige beïnvloeding ontstaat van de normale afwikkeling van het verkeer en de feitelijke verkeerssituatie;
  • h. voldaan wordt aan het gestelde in Artikel 26 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - dorpslint' en overige zone - landelijk lint' dient op percelen grenzend aan de bestemming 'Agrarisch' of 'Natuur', bij ontwikkelingen sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing middels een erfinrichtingsplan (o.a. een beplantingsplan).

Artikel 14 Verkeer - Ontsluiting

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Ontsluiting' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en pleinen;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. groenvoorzieningen;

waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;

met aan het bepaalde onder a tot en met c ondergeschikte:

  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. bijbehorende bouwwerken;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken en geluidwerende voorzieningen;
  • g. tuinen, erven en verhardingen;
  • h. nutsvoorzieningen, waaronder bergbezinkvoorzieningen;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. het houden van kortdurende incidentele evenementen en 'standplaatsen voor ambulante handel of dienstverlening'.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemene bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in zijn algemeenheid de volgende regels:

  • a. Voor zover bestaande bouwwerken afwijken van de regels in lid 14.2.2 tot en met 14.2.3 wordt de bestaande plaats en bestaande contour van de afwijking geacht te zijn bestemd.
14.2.2 Bouwen van gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

14.2.3 Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 12 m;
  • b. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. de verticale diepte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
14.3 Nadere eisen

Het college van Waalwijk kan nadere eisen stellen aan bebouwing (plaats en afmetingen) ten behoeve van:

  • a. een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige waarden van de omgeving;
  • b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, onder andere met het oog op de bezonning, lichtuitstraling en de privacy;
  • c. het bevorderen van de verkeers-, sociale en brandveiligheid.
14.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:

  • a. gronden ten behoeve van open opslag;
  • b. gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
  • c. gebruik dat vergunning plichtig is krachtens het bepaalde in artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998, zoals dit luidt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan, niet zijnde:
    • 1. het bestaande gebruik overeenkomstig de Natuurbeschermingswet 1998;
    • 2. het gebruik dat vergund is op basis van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998;

Artikel 15 Verkeer - Verblijf

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonstraten en pleinen;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' is een parkeergarage toegelaten;

met aan het bepaalde onder a tot en met e ondergeschikte:

  • g. tuinen;
  • h. bergbezinkvoorzieningen;

met de bij lid a tot en met h behorende:

  • i. bijbehorende bouwwerken;
  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken en geluidwerende voorzieningen;
  • k. tuinen, erven en verhardingen;
  • l. nutsvoorzieningen, waaronder bergbezinkvoorzieningen;
  • m. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • n. het houden van kortdurende incidentele evenementen en 'standplaatsen voor ambulante handel of dienstverlening'.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Algemene bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in zijn algemeenheid de volgende regels:

Voor zover bestaande bouwwerken afwijken van de regels in lid 15.2.2 tot en met 15.2.3 wordt de bestaande plaats en bestaande contour van de afwijking geacht te zijn bestemd.

15.2.2 Bouwen van gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

15.2.3 Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 12 m;
  • b. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. de verticale diepte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
15.3 Nadere eisen

Het college van Waalwijk kan nadere eisen stellen aan bebouwing (plaats en afmetingen) ten behoeve van:

  • a. een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige waarden van de omgeving;
  • b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, onder andere met het oog op de bezonning, lichtuitstraling en de privacy;
  • c. het bevorderen van de verkeers-, sociale en brandveiligheid.
15.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:

  • a. gronden ten behoeve van open opslag;
  • b. gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
  • c. gebruik dat vergunning plichtig is krachtens het bepaalde in artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998, zoals dit luidt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan, niet zijnde:
    • 1. het bestaande gebruik overeenkomstig de Natuurbeschermingswet 1998;
    • 2. het gebruik dat vergund is op basis van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998;
  • d. gronden en bouwwerken ten behoeve van activiteiten en evenementen welke niet binnen de bestemmingsomschrijving passen, behalve incidentele en/of kortstondige activiteiten en evenementen die naar schaal en omvang geen onevenredige afbreuk doen aan de bij de bestemmingen omschreven doeleinden van het betreffende perceel en de omliggende gronden.
15.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 15.1 voor het medegebruik van de openbare ruimte voor een buitenterras op voorwaarde dat hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verblijfsfunctie van het (voetgangers)gebied en voldaan wordt aan de regeling 'Nadere regels voor terrassen 2013'. Indien deze nadere regels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging.

Artikel 16 Water

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen en voorzieningen voor waterkering;

met de bij het bepaalde onder a behorende:

  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. bijbehorende bouwwerken;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. (onverharde) wegen en paden met daarbij behorende voorzieningen zoals bruggen en duikers;
  • g. ontsluitingswegen en -paden ten behoeve van aangrenzende bestemmingen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • j. behoud, herstel en/of ontwikkeling van landschappelijke waarden en natuurwaarden.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Algemene bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in zijn algemeenheid de volgende regels:

  • a. Voor zover bestaande bouwwerken afwijken van de regels in lid 16.2.2 tot en met 16.2.3 wordt de bestaande plaats en bestaande contour van de afwijking geacht te zijn bestemd.
16.2.2 Bouwen van gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

16.2.3 Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • b. de verticale diepte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
16.3 Nadere eisen

Het college van Waalwijk kan nadere eisen stellen aan bebouwing (plaats en afmetingen) ten behoeve van:

  • a. een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige waarden van de omgeving;
  • b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, onder andere met het oog op de bezonning, lichtuitstraling en de privacy;
  • c. het bevorderen van de verkeers-, sociale en brandveiligheid.
16.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:

  • a. gronden ten behoeve van open opslag;
  • b. gronden ten behoeve van ligplaatsen, aanlegsteigers of woonboten;
  • c. gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
  • d. gebruik dat vergunning plichtig is krachtens het bepaalde in artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998, zoals dit luidt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan, niet zijnde:
    • 1. het bestaande gebruik overeenkomstig de Natuurbeschermingswet 1998;
    • 2. het gebruik dat vergund is op basis van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998.

Artikel 17 Wonen

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in de hoofdmassa en de aangebouwde bijbehorende bouwwerken, waarbij per bouwperceel maximaal 1 woning is toegelaten, met dien verstande dat:
    • 1. indien in de bestaande situatie sprake is van meer dan 1 woning op een bouwperceel, maximaal het bestaande aantal woningen is toegelaten;
    • 2. indien in de bestaande situatie een aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is opgenomen, het aantal woningen ter plaatse van de aanduiding niet meer mag bedragen dan is aangegeven;
    • 3. de woning (deels) in de gevellijn is gelegen;
  • b. beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten bij een woning, op een maximum van 50 m2 brutovloeroppervlak van de hoofdmassa of bijbehorend bouwwerk per woning, met in achtneming van lid 17.5.3.

met dien verstande dat bestaande kamerbewoning, bed & breakfast en bedrijf en beroep-aan-huis zijn toegestaan in de toegelaten aard en omvang;

met de bijbehorende:

  • a. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat voldaan wordt aan Artikel 26 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden, waarbij het bestaande gebruik in de bestaande omvang en functietype is toegelaten;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. tuinen, erven en verhardingen
  • e. ontsluitingswegen en -paden ten behoeve van aangrenzende bestemmingen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Algemene bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in zijn algemeenheid de volgende regels:

  • a. Voor zover bestaande bouwwerken afwijken van de regels in lid 17.2.2 tot en met 17.2.5 wordt de bestaande plaats en bestaande contour van de afwijking geacht te zijn bestemd.
17.2.2 Hoofdmassa

Voor het bouwen van de hoofdmassa welke (deels) in de gevellijn is gelegen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdmassa mogen uitsluitend de volgende typen worden gebouwd:
    • 1. vrijstaande hoofdmassa's ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand';
    • 2. twee-aaneengebouwde en/of vrijstaande hoofdmassa's ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen';
  • b. de hoofdmassa mag uitsluitend achter de gevellijn worden gebouwd waarbij:
    • 1. de breedte van de voorkant van de hoofdmassa minimaal voor 50% in de gevellijn moet worden gebouwd welke gerelateerd is aan de voorkant van de hoofdmassa;
    • 2. indien in de bestaande situatie niet voldaan wordt aan sub 1: het bestaande percentage en/of de bestaande afstand tot de gevellijn mag worden gehanteerd;
  • c. de afstand van de hoofdmassa tot de zijdelingse perceelsgrens van het bouwperceel dient minimaal te zijn:
    • 1. bij een vrijstaande woning in totaal tot beide perceelsgrenzen 6 m, met een minimum van 1,5 m;
    • 2. bij een twee-aaneengebouwde woning aan één zijde minimaal 3 m;
    • 3. indien in de bestaande situatie niet voldaan wordt aan sub 1 of 2: de bestaande afstand tot de betreffende zijdelingse perceelsgrens voor wat betreft de bestaande diepte van de hoofdmassa;
  • d. het oppervlak van de hoofdmassa bedraagt:
    • 1. voor vrijstaande woningen maximaal 150 m2 en voor twee-onder-een-kap woningen maximaal 120 m2, met uitzondering van gronden ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte', waar de aangegeven oppervlakte geldt;
    • 2. indien in de bestaande situatie niet wordt voldaan aan sub 1: de bestaande oppervlakte;
    • 3. In afwijking van sub 1 is in geval van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing het gebruik toegelaten van de totale bestaande monumentale hoofdmassa voor één woning;
  • e. de diepte van de hoofdmassa mag maximaal bedragen:
    • 1. bij een vrijstaande of twee-aaneengebouwde woning indien de goothoogte niet hoger is dan 4 m en voldaan wordt aan lid 17.2.2 onder c (afstand van de hoofdmassa tot de zijdelingse perceelsgrens): 22 m;
    • 2. indien de goothoogte hoger is dan 4 m of niet voldaan wordt aan lid 17.2.2 onder c sub 1 tot en met 3 bij een vrijstaande of twee-aaneengebouwde woning indien de goothoogte hoger is dan 4 m: 12 m;
    • 3. indien in de bestaande situatie niet wordt voldaan aan sub 1 of 2: de bestaande diepte;
  • f. de breedte van de hoofdmassa mag niet meer bedragen dan:
    • 1. bij vrijstaande of twee-aaneengebouwde woningen niet meer dan maximaal de maat van de bestaande diepte van de hoofdmassa verminderd met 1 m met inachtneming van lid 17.2.2 onder d;
    • 2. indien in de bestaande situatie geen sprake is van een breedte: maximaal de toegestane maat van de diepte van de hoofdmassa verminderd met 1 meter,
    • 3. indien in de bestaande situatie de bestaande breedte groter is dan de diepte zoals bedoeld in sub 1: de bestaande verhouding in breedte en diepte;
  • g. de goothoogte van de hoofdmassa mag niet meer bedragen dan:
    • 1. de goothoogte van de voorkant hoofdmassa in de bestaande situatie vermeerderd met 1 meter, met dien verstande dat de goothoogte ten minste 4 meter mag bedragen;
    • 2. indien in de bestaande situatie geen sprake is van een goothoogte: de hoogte zoals is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';
  • h. de bouwhoogte van de hoofdmassa mag niet meer bedragen dan:
    • 1. de bouwhoogte in de bestaande situatie vermeerderd met 1 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte ten minste 4 meter mag bedragen;
    • 2. indien in de bestaande situatie de bouwhoogte gelijk is aan de goothoogte: de bouwhoogte in de bestaande situatie vermeerderd met 4 m tot een maximum van 11 m;
    • 3. indien in de bestaande situatie geen sprake is van een bouwhoogte: de hoogte zoals is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'.
  • i. het dak van de hoofdmassa is voorzien van een nok, waarbij geldt dat:
    • 1. de kaphelling minimaal 30 en maximaal 65 graden mag bedragen ;
    • 2. indien in de bestaande situatie geen nok aanwezig is: ook de bestaande dakvorm is toegestaan;
    • 3. indien in de bestaande situatie niet voldaan wordt aan sub 1: de bestaande dakhelling voor het dakvlak dat afwijkt is toegestaan;
  • j. indien bij een renovatie van de bestaande hoofdmassa een EPC van 0 gerealiseerd wordt, mogen de maximale maten zoals genoemd in lid b tot en met g met 0,5 meter worden overschreden.
  • k. dakkapellen zijn toegestaan mits voldaan wordt aan het volgende:
    • 1. de onderzijde meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet;
    • 2. de bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok;
    • 3. de zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak;
    • 4. in afwijking van lid 2 mag, indien de voorkant van de dakkapel gelijk ligt met de gevel waarin de dakkapel gebouwd wordt, de breedte maximaal 30% bedragen van de voorkant waarin de dakkapel gebouwd wordt;
  • l. dakopbouwen zijn toegestaan mits:
    • 1. voldaan wordt aan de maximaal voorgeschreven bouwhoogte;
    • 2. de afstand van de voorkant van de dakopbouw tot de voorkant van de gevel waarin de dakopbouw gebouwd wordt minimaal 1 m bedraagt.
17.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, niet zijnde hoofdmassa, gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken, dienen achter de gevellijn en in het bebouwingsgebied te worden geplaatst;
  • b. de totale diepte van de hoofdmassa met de daaraan aangebouwde bijbehorende bouwwerken, te meten vanaf de voorkant van de hoofdmassa, mag gezamenlijk maximaal 22 m bedragen;
  • c. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken in het bebouwingsgebied hoofdmassa, waar geen hoofdmassa aanwezig is, bedraagt maximaal de volledige oppervlakte van het bebouwingsgebied hoofdmassa;
  • d. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken in het overig bebouwingsgebied bedraagt niet meer dan:
    • 1. in geval van een bebouwingsgebied kleiner dan of gelijk aan 100 m2: 50% van het bebouwingsgebied;
    • 2. in geval van een bebouwingsgebied groter dan 100 m2 en kleiner dan of gelijk aan 300 m2: 50 m2, vermeerderd met 20% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 100 m2;
    • 3. in geval van een bebouwingsgebied groter dan 300 m2: 90 m2, vermeerderd met 10% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 300 m2, tot een maximum van in totaal 200 m2;

verminderd met de oppervlakte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken zoals bedoeld onder lid g en vermeerderd met de oppervlakte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken zoals bedoeld in lid h.

  • e. in het bebouwingsgebied hoofdmassa geldt voor de hoogte en het dak het volgende:
    • 1. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal de toegestane goothoogte van de hoofdmassa bedragen zoals bepaald in lid 17.2.2 onder g;
    • 2. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal de toegestane bouwhoogte van de hoofdmassa bedragen zoals bepaald in lid 17.2.2 onder h;
    • 3. de dakhelling mag maximaal gelijk zijn aan de dakhelling van het dakvlak van de hoofdmassa waaraan wordt gebouwd;
  • f. in het overige bebouwingsgebied geldt voor de hoogte en het dak het volgende:
    • 1. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 3,1 m bedragen of ingeval van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk waarbij de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw hoger is dan 3,1 m, maximaal 0,25 m boven de hoogte van die eerste bouwlaag maar in geen geval hoger dan 4 m;
    • 2. de nokhoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 5 m bedragen;
    • 3. in afwijking van sub 2 is ook een platte afdekking toegelaten, mits de denkbeeldige nok bij het doortrekken van de dakvlakken maximaal 5 m bedraagt;
    • 4. de dakhelling van een aangebouwd bijbehorende bouwwerk mag maximaal gelijk zijn aan de dakhelling van het dakvlak aan de zijde van de hoofdmassa waaraan wordt bijgebouwd;
    • 5. de dakhelling van een vrijstaande bijbehorende bouwwerk mag ten hoogste gelijk zijn aan de steilste dakhelling van de hoofdmassa;
  • g. in afwijking van lid a en met inachtneming van b tot en met f, mogen bijbehorende bouwwerken buiten het bebouwingsgebied en/of vóór de gevellijn worden gebouwd aan de zijkant hoofdmassa, waarbij:
    • 1. grenzend aan zowel de voorkant als zijkant van het bouwperceel geen sprake is van een bestemming Verkeer - Ontsluiting;
    • 2. de afstand tot (het verlengde van) de gevellijn van de voorkant hoofdmassa ten minste 1 meter bedraagt;
    • 3. de afstand tot het kruisingsvlak ten minste 5 meter bedraagt;
    • 4. voldaan wordt aan de maatvoering van het bepaalde in lid b tot en met h;
  • h. in afwijking van lid a en lid g, mogen aangebouwde bijbehorende bouwwerken vóór de gevellijn worden gebouwd aan de voorkant hoofdmassa en/of aan de zijkant hoofdmassa waarbij:
    • 1. per gevel maximaal één aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag worden gebouwd;
    • 2. de maximale breedte maximaal 3/5 deel per gevel bedraagt met een maximum van 4 m, waarbij maximaal 1 m niet direct aan de hoofdmassa grenst;
    • 3. in aanvulling op lid 1 en 2 per gevel één overkapping met een open constructie mag worden gebouwd met een maximale breedte van 2 m;
    • 4. de diepte maximaal 1 m is;
    • 5. de bouwhoogte maximaal 0, 25 m hoger is dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de hoofdmassa, met een maximale bouwhoogte van 4 m
  • i. dakkapellen zijn toegestaan mits voldaan wordt aan het volgende:
    • 1. voorzien van een plat dak;
    • 2. gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,75 m;
    • 3. de onderzijde meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet;
    • 4. de bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok;
    • 5. de zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak;
    • 6. maximaal één dakkapel per bijbehorend bouwwerk met een maximale breedte van 30% van de gevelbreedte van de zijde waarop de dakkapel is georiënteerd.
17.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden achter de gevellijn mag de hoogte maximaal 2,2 m bedragen;
  • b. op de gronden vóór de gevellijn mag de hoogte maximaal 1 m bedragen;
  • c. in afwijking van sub b, mag op de gronden buiten het bebouwingsgebied of vóór de gevellijn aan de zijkant hoofdmassa de hoogte maximaal 2,2 m bedragen, mits:
    • 1. grenzend aan zowel de voorkant als zijkant van het bouwperceel geen sprake is van een bestemming Verkeer - Ontsluiting;
    • 2. de afstand tot (het verlengde van) de gevellijn van de voorkant hoofdmassa ten minste 1 meter bedraagt;
    • 3. de afstand tot het kruisingsvlak ten minste 5 meter bedraagt.
17.2.5 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen gelden de volgende regels:

  • a. ondergronds bouwen is alleen toegestaan achter de gevellijnen;
  • b. de oppervlakte van ondergrondse gebouwen bedraagt maximaal het toegestane oppervlak voor hoofdmassa en bijbehorende bouwwerken op basis van lid 17.2.2 tot en met 17.2.3 
  • c. de verticale diepte van het ondergrondse bouwwerk mag maximaal 3,5 m bedragen.
17.3 Nadere eisen

Het college van Waalwijk kan nadere eisen stellen aan bebouwing (plaats en afmetingen) ten behoeve van:

  • a. een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige waarden van de omgeving;
  • b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, onder andere met het oog op de bezonning, lichtuitstraling en de privacy;
  • c. het bevorderen van de verkeers-, sociale en brandveiligheid.
17.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 17.2.2 onder c voor het toestaan van een kleinere afstand van de hoofdmassa tot de perceelsgrens, mits:
    • 1. in de bestaande situatie sprake is van een kleinere afstand tot de perceelsgrens dan is toegestaan;
    • 2. door de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 3. geen onaanvaardbare situatie ontstaat met betrekking tot milieuhygiënische kwaliteit, waterhuishouding en externe veiligheid;
  • b. lid 17.2.2 onder f sub 2 voor het toestaan van een grotere breedte van de hoofdmassa, mits:
  • c. lid 17.2.2 onder e sub 2 en 3 voor het toestaan van een grotere diepte van de hoofdmassa, mits:
    • 1. maximaal 22 m diep;
    • 2. door de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 3. geen onaanvaardbare situatie ontstaat met betrekking tot milieuhygiënische kwaliteit, waterhuishouding en externe veiligheid;
  • d. lid 17.2.2 onder c voor het toestaan van een kortere afstand van de hoofdmassa tot de perceelsgrens, mits:
    • 1. in de bestaande situatie sprake is van een kortere afstand tot de perceelsgrens dan is toegestaan;
    • 2. door de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 3. geen onaanvaardbare situatie ontstaat met betrekking tot milieuhygiënische kwaliteit, waterhuishouding en externe veiligheid.
  • e. lid 17.2.3 onder c en d voor het toestaan van een grotere oppervlakte voor bijbehorende bouwwerken vanwege de sloop van bestaande bijbehorende bouwwerken, mits:
    • 1. maximaal 50% van het overtollige te slopen oppervlak aan bestaande gebouwen wordt teruggebouwd en/of in stand wordt gelaten;
    • 2. een totaal aan bijbehorende bouwwerken van maximaal 200 m² in het bebouwingsgebied overblijft, exclusief hoofdmassa;
  • f. lid 17.2.3 onder f sub 2 en 3 voor het toestaan van een nokhoogte van maximaal 6 meter, mits:
    • 1. de hoofdmassa cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is waarvan de bouwhoogte minimaal 8 meter bedraagt;
    • 2. door de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
17.5 Specifieke gebruiksregels
17.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:

  • a. de hoofdmassa ten behoeve van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten op meer dan 50 m² van het bruto-vloeroppervlak;
  • b. vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van wonen;
  • c. gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
  • d. gronden voor woningen en bedrijven zoals opgenomen onder lid 17.1 die niet voldoen aan Artikel 26 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden, behoudens bedrijven en voorzieningen waarbij sprake is van een bestaande functie, mits de categorie of het type functie niet wijzigt en omvang ervan niet wordt vergroot.;gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
  • e. gebruik dat vergunning plichtig is krachtens het bepaalde in artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998, zoals dit luidt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan, niet zijnde:
    • 1. het bestaande gebruik overeenkomstig de Natuurbeschermingswet 1998;
    • 2. het gebruik dat vergund is op basis van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998.

17.5.2 Voorwaardelijke verplichting Oudestraat 3 Sprang-Capelle

Bij het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen en gebruik, zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 1 onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, ten behoeve van het bouwen van de woning op het perceel aan de Oudestraat 3 te Sprang Capelle, zoals bedoeld in lid 17.2, dient de ruimtelijke kwaliteitsverbetering overeenkomstig het plan dat is opgenomen in Bijlage 12 te zijn uitgevoerd.

17.5.3 Beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten bij een (bedrijfs)woning

De uitoefening van een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit bij een (bedrijfs)woning, zoals bedoeld in lid 17.1 onder b, is uitsluitend toegestaan op een maximum van 50 m2 brutovloeroppervlak per (bedrijfs)woning mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft waarbij minimaal 50% van de brutovloeroppervlakte van de hoofdmassa voor de woonfunctie behouden blijft,
  • b. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw en/of bijbehorend bouwwerk uitvoert, tevens de bewoner van de woning is.
  • c. de activiteiten plaatsvinden in de hoofdmassa, en geen sprake is van open opslag;
  • d. in geval van bedrijfsmatige activiteiten, de activiteiten passen in de tabel in Bijlage 1 Toegelaten bedrijven, kolom 'beroep/bedrijf aan huis, 50 m2' of indien zij niet voorkomen in Bijlage 1, naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn;
  • e. het geen uitoefening van detailhandel betreft met uitzondering van beperkte detailhandel als niet-zelfstandige en ondergeschikte activiteit rechtstreeks voortvloeiend uit de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
  • f. het geen horeca, geluidzoneringsplichtige inrichtingen en inrichtingen zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer (BEVI) betreft.
  • g. geen nadelige beïnvloeding ontstaat van de normale afwikkeling van het verkeer en de feitelijke verkeerssituatie en wordt voldaan aan Artikel 26 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
17.6 Afwijken van de gebruiksregels
17.6.1 Algemene voorwaarden voor afwijken

In lid 17.6 wordt waar relevant verwezen naar één of meerdere van de volgende voorwaarden, waarbij door het beoogde gebruik:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. geen onaanvaardbare situatie ontstaat met betrekking tot milieuhygiënische kwaliteit, waterhuishouding en externe veiligheid;
  • c. geen nadelige beïnvloeding ontstaat van de normale afwikkeling van het verkeer en de feitelijke verkeerssituatie;
  • d. voldaan wordt aan Artikel 26 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  • e. geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan het karakter van de omgeving;
  • f. op percelen grenzend aan de bestemming 'Agrarisch' of 'Natuur', dient bij ontwikkelingen sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing middels een erfinrichtingsplan (o.a. een beplantingsplan).
17.6.2 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten

Bij een omgevingsvergunning kan per (bedrijfs)woning worden afgeweken van het bepaalde in lid 17.1 en 17.5 voor de uitoefening van:

  • a. beroepsmatige activiteiten op meer dan 50 m² bruto-vloeroppervlak van de hoofdmassa;
  • b. beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in bijbehorende bouwwerken, niet zijnde een overkapping met een open constructie;
  • c. bedrijfsmatige activiteiten zoals opgenomen in de tabel in Bijlage 1 Toegelaten bedrijven, kolom 'beroep/bedrijf aan huis, op meer dan 50 m² bruto-vloeroppervlak van de hoofdmassa en/of in bijbehorende bouwwerken niet zijnde een overkapping met een open constructie;
    • 1. de afwijking op basis van lid 17.6.2 onder a en b is mogelijk onder voorwaarde dat de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft, waarbij in ieder geval geldt dat:minimaal 50% van de brutovloeroppervlakte van de hoofdmassa voor de woonfunctie behouden blijft;
    • 2. Degene die de activiteiten in het hoofdgebouw en/of bijbehorend bouwwerk uitvoert, tevens de bewoner van de woning is.
    • 3. de activiteiten passen in de tabel in Bijlage 1 Toegelaten bedrijven, kolom 'beroep/bedrijf aan huis, 100 m2' of indien zij niet voorkomen in Bijlage 1, naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn;
    • 4. het geen uitoefening van detailhandel betreft met uitzondering van beperkte detailhandel als niet-zelfstandige en ondergeschikte activiteit rechtstreeks voortvloeiend uit de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
    • 5. het geen horeca, geluidzoneringsplichtige inrichtingen en inrichtingen zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer (BEVI) betreft;
    • 6. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 17.6.1 .
17.6.3 Bed & breakfast

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 17.1 voor de uitoefening van bed & breakfast voor:

  • a. maximaal 100 m2 brutovloeroppervlak per (bedrijfs)woning in de hoofdmassa en aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
  • b. indien sprake is van cultuurhistorische bebouwing maximaal 200 m2 brutovloeroppervlak per (bedrijs)woning in de hoofdmassa en bijbehorende bouwwerken, waarbij de maximale afstand van het vrijstaande bijbehorende bouwwerk tot de openbare weg 40 m bedraagt;
  • c. de afwijking op basis van lid 17.6.3 onder a en b is mogelijk onder voorwaarde dat de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft, waarbij in ieder geval geldt dat:
    • 1. het bruto-vloeroppervlak ten behoeve van de woonfunctie minimaal 50% van het totale brutovloeroppervlak van de hoofdmassa bedraagt, ten behoeve van de bed & breakfast voorzieningen maximaal 3 slaapkamers voor maximaal 6 gebruikers toegestaan zijn en daarnaast minimaal 1 slaapkamer beschikbaar blijft voor de bewoner(s) van de woning;
    • 2. de maximale verblijfsduur voor gebruikers van de bed & breakfast voorziening is één week;
    • 3. permanente bewoning of huisvesting van tijdelijke werknemers is niet toegestaan;
    • 4. degene die de activiteiten in het hoofdgebouw en/of de bijbehorende bouwwerken uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;
    • 5. de voorziening door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet mag functioneren als een zelfstandige woning. Dit betekent in ieder geval dat een aparte kookgelegenheid niet is toegestaan;
    • 6. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 17.6.1 .
17.6.4 Wonen voor huisvesting van personen die geen huishouden vormen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 17.1 onder a voor het gebruik van een woning voor huisvesting van personen die geen huishouden vormen, mits:

  • a. de activiteiten (deels) in de gevellijn uitgeoefend worden;
  • b. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 17.6.1;
  • c. voldaan wordt aan de voorwaarden die zijn neergelegd in gemeentelijke 'Beleidsregels huisvesting arbeidsmigranten, vergunninghoudende vluchtelingen en overige personen die geen huishouden vormen gemeente Waalwijk'. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging.
17.6.5 Wonen in cultuurhistorisch waardevolle bebouwing

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde inl lid 17.2.2 onder d sub 1 en 2 betreffende het oppervlak van de hoofdmassa, voor het gebruik van de totale bestaande hoofdmassa van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing voor één woning, mits;

  • a. Bijbehorende bouwwerken die niet cultuurhistorisch waardevol zijn en waarmee het totale oppervlak aan bijbehorende bouwwerken van zoals opgenomen in lid 17.2.3 onder c en d per woning wordt overschreden, worden gesloopt,
  • b. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 17.6.1 .
17.7 Wijzigingsbevoegdheid
17.7.1 Gevellijn

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzingen ten behoeve van de wijziging van de aanduiding gevellijn, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting ontstaat van het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. geen onaanvaardbare situatie ontstaat met betrekking tot milieuhygiënische kwaliteit, waterhuishouding en externe veiligheid;
  • d. geen nadelige beïnvloeding ontstaat van de normale afwikkeling van het verkeer en de feitelijke verkeerssituatie;
  • e. voldaan wordt aan Artikel 26 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden.

Artikel 18 Leiding

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de aanleg, instandhouding en/of bescherming van een:
    • 1. ondergrondse aardgasleiding voor het transport van gas met de daarbij behorende belemmeringenstroken en bijbehorende voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas';
    • 2. hoofdtransportleiding persleiding voor het transport van (afval)water met de bijbehorende voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - persleiding waterschap';
  • b. de regels van de bestemming 'Leiding' gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt, met dien verstande dat:
    • 1. de regels primair gelden voor een ondergrondse aardgasleiding zoals genoemd in lid 18.1, onder a sub 1.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Algemene bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in zijn algemeenheid de volgende regels:

  • a. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met in-achtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
18.2.2 Bouwen van gebouwen

Op of in de in lid 18.1 bedoelde gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

18.2.3 Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op of in deze bestemming begrepen gronden mogen:

  • a. uitsluitend overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een maximale bouwhoogte van 3 m worden gebouwd ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de ondergrondse leiding(en);
  • b. uitsluitend overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een maximale bouwhoogte van 60 m worden gebouwd ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de bovengrondse hoogspanningsleiding.
18.3 Nadere eisen

Het college van Waalwijk kan nadere eisen stellen aan bebouwing (plaats en afmetingen) ten behoeve van:

  • a. een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige waarden van de omgeving;
  • b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, onder andere met het oog op de bezonning, lichtuitstraling en de privacy;
  • c. het bevorderen van de verkeers-, sociale en brandveiligheid.
18.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

18.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan van goederen, waaronder ook begrepen opslag van afvalstoffen of materiaal of stoffen die onder bepaalde omstandigheden brand of explosie kunnen opleveren, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de leiding.
18.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of van werkzaamheden
18.6.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op de gronden met de bestemming 'Leiding' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • b. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
  • c. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, watergangen en greppels, alsmede het anderszins verlagen van de waterstand;
  • d. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem;
  • e. het aanbrengen/rooien van hoogopgaand en/of diepwortelende beplanting en bomen, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
  • f. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen al dan niet in de vorm van wegen.
18.6.2 Uitzonderingen

Het in lid 18.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
18.6.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in lid 18.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de leiding zijn gewaarborgd.
  • b. Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning, wint het bevoegd gezag advies in bij de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 19 Waarde - Archeologie 2

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden.

19.2 Bouwregels
19.2.1 Bouwen van gebouwen
  • a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 30 cm onder het maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologischewaarden in de bodem kunnen worden behouden.
    • 2. De verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  • c. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
19.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of van werkzaamheden
19.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het aanleggen de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op meer dan 100 m² en dieper dan 30 cm onder het maaiveld, met uitzondering van het vervangen van bestaande drainage en bestaande leidingen.
19.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 19.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het inwerkingtreden worden van dit plan.
19.3.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in lid 19.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
  • b. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
19.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

Artikel 20 Waarde - Archeologie 3

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden.

20.2 Bouwregels
20.2.1 Bouwen van gebouwen
  • a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m² en dieper dan 50 cm onder het maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologischewaarden in de bodem kunnen worden behouden.
    • 2. De verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  • c. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of van werkzaamheden
20.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het aanleggen de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op meer dan 500 m² en dieper dan 50 cm onder het maaiveld, met uitzondering van het vervangen van bestaande drainage en bestaande leidingen.
20.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 20.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het inwerkingtreden worden van dit plan.
20.3.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in lid 20.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
  • b. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • c. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
20.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

Artikel 21 Waarde - Archeologie 4

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden.

21.2 Bouwregels
21.2.1 Bouwen van gebouwen
  • a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 5000 m² en dieper dan 50 cm onder maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologischewaarden in de bodem kunnen worden behouden.
    • 2. De verplichting tot het doen van opgravingen.
    • 3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  • c. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of van werkzaamheden
21.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het aanleggen de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op meer dan 5000 m² en dieper dan 50 cm onder het maaiveld, met uitzondering van het vervangen van bestaande drainage en bestaande leidingen.
21.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 21.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het inwerkingtreden worden van dit plan.
21.3.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in lid 21.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
  • b. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • c. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
21.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

Artikel 22 Waterstaat - Waterkering

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangegeven gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor:

  • a. voorzieningen voor de directe en indirecte kering van het water;
  • b. aanleg, instandhouding en/of bescherming van de waterkering;
  • c. verhardingen;
  • d. groenvoorzieningen.
22.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de andere bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend bouwwerken tot een maximale bouwhoogte van 3 m worden gebouwd ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de waterkering.

22.3 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 22.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De bebouwing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van het waterkerende vermogen van de waterkering.
  • b. Het bevoegd gezag dient schriftelijk advies in te winnen bij de beheerder van de waterkering.
22.4 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan bebouwing (plaats en afmetingen) en parkeergelegenheid (aanleg en omvang), ten behoeve van:

  • a. een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige waarden van de omgeving;
  • b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, onder andere met het oog op de bezonning en de privacy;
  • c. het bevorderen van de verkeers-, sociale en brandveiligheid.
22.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.5.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het aanleggen de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • b. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,60 m onder maaiveld, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
  • c. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, watergangen en greppels alsmede het anderszins verlagen van de waterstand;
  • d. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem;
  • e. het aanleggen van landschapselementen;
  • f. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m2 al dan niet in de vorm van wegen.
22.5.2 Uitzonderingen

Het in lid 22.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

Toelaatbaarheid

22.5.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in lid 22.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de functie van de waterkering.
  • b. Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de beheerder van de waterkering.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 23 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 24 Algemene aanduidingsregels

24.1 Geluidzone - industrie

In afwijking van het bepaalde in de overige bestemmingsregels, mogen ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' uitsluitend geluidsgevoelige objecten worden opgericht, waarvoor een hogere waarde als bedoeld in artikel 45 van de Wet Geluidhinder is vastgesteld. Nieuwbouw ter vervanging van bestaande geluidsgevoelige bebouwing, waarvoor op basis van een bestemmingsplan reeds een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend, is wel toegelaten.

24.2 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

De voor 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de aldaar voorkomende onderliggende bestemming, mede bestemd voor de bescherming van de grondwaterkwaliteit ten behoeve van de openbare drinkvoorziening.

24.2.1 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' mogen, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, op of in deze zone begrepen gronden geen bouwwerken worden gebouwd.

24.2.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid 24.2.1 ten behoeve van bebouwing als toegestaan ingevolge de voor deze gronden geldende bestemmingen, indien door de bouw en situering van de desbetreffende bebouwing geen onevenredige schade wordt of kan worden toegebracht aan de grondwaterwinning. Alvorens over de omgevingsvergunning te beslissen wint het bevoegd gezag advies in bij de beherende waterleidingmaatschappij.

24.2.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of van werkzaamheden
  • a. Verbod
    Onverminderd het bepaalde in de Provinciale Milieuverordening is het verboden op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. werken, daaronder begrepen leidingen en installaties tot stand te brengen met tot doel door middel daarvan het vervoeren door en/of het opslaan of storten van schadelijke stoffen op de bodem mogelijk te maken;
    • 2. kadavers op of in de bodem te brengen of te hebben, onverminderd het bepaalde in de Destructiewet;
    • 3. natuurlijke meststoffen of kunstmeststoffen, anders dan ten behoeve van de normale bodemstructuur, op te slaan;
    • 4. slib, afkomstig van rioolwaterzuiveringsinstallaties of rioolstelsels, al dan niet vermengd met andere stoffen, te verspreiden;
    • 5. grond te roeren dieper dan 2,5 meter onder het maaiveld.
  • b. Uitzonderingen vergunningplicht
    Geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld onder a is vereist voor werken en werkzaamheden die:
    • 1. het normale onderhoud betreffen;
    • 2. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de grond;
    • 3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan;
    • 4. gelet op het bepaalde in lid 24.2 voor deze gronden van ondergeschikte betekenis moeten worden beschouwd.
  • c. Toelaatbaarheid

Burgemeester en wethouders verlenen een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als door de onder a genoemde werken of werkzaamheden dan wel door de directe of indirecte gevolgen daarvan de kwaliteit van het grondwater niet in gevaar komt.

24.3 Overige zone - ecologische verbindingszone

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ecologische verbindingszone' zijn de gronden tevens aangewezen voor de instandhouding van waarden teneinde de toekomstige te realiseren ecologische verbindingszones, niet onmogelijk te maken.

24.3.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of van werkzaamheden
  • a. Verbod
    Het is verboden en op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ecologische verbindingszone' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden oppervlakteverhardingen groter dan 200 m2 aan te leggen;
  • b. Uitzonderingen vergunningplicht
    Geen omgevingsvergunning is vereist voor:
    • 1. werken of werkzaamheden behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
    • 2. werken of werkzaamheden die worden uitgevoerd ter ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden;
    • 3. werken of werkzaamheden die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning;
    • 4. werken en werkzaamheden die uitgevoerd worden binnen het bouwvlak.
  • c. Toelaatbaarheid
    Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning alleen indien door de werken of werkzaamheden, dan wel door de gevolgen daarvan, hetzij direct, hetzij indirect de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, niet blijvend onevenredige of niet onevenredig kunnen worden aangetast, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.
24.4 'Overige zone - Van der Duinstraat', 'overige zone - Heistraat', en 'overige zone - Benedenkerkstraat'

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - Van der Duinstraat', 'overige zone - Heistraat', 'overige zone - Benedenkerkstraat' en 'overige zone - Raadhuisstraat':

  • a. mogen bijbehorende bouwwerken aan de zijkant van de hoofdmassa niet vóór de gevellijn van het aangrenzende perceel worden gebouwd.
  • b. mag de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde aan de zijkant van de hoofdmassa vóór de gevellijn van het aangrenzende perceel maximaal 1 m bedragen.
24.5 Overige zone - kernen in landelijk gebied
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - kernen in landelijk gebied' mag een bouwperceel van een (niet-agrarisch) bedrijf ten hoogste 5.000 m2 bedragen;
  • b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid 24.5 onder a, ten behoeve van vestiging of uitbreiding van een bedrijf op een bouwperceel groter dan 5.000 m2, mits:
    • 1. de financiële, juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken voor het bedrijf om op het in gebruik zijnde bouwperceel tegemoet te komen aan de ruimtebehoefte door middel van zorgvuldig ruimtegebruik;
    • 2. aantoonbare ruimtelijk-economische belangen voor de lange termijn aanwezig zijn die noodzaken tot uitbreiding of vestiging ter plaatse;
    • 3. de financiële, juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken om het bedrijf te verplaatsen naar of te vestigen op een bedrijventerrein in een nabij gelegen stedelijk concentratiegebied of een nabijgelegen bovenregionaal bedrijventerrein.
24.6 Overige zone - dorpslint

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - dorpslint':

  • a. gelden de regels zoals opgenomen in lid 6.2.2 onder c sub 1 en 7.2.2 onder c sub 1;
  • b. gelden de regels zoals opgenomen in lid 6.2.2 onder d sub 1, 7.2.2 onder d sub 1 en 8.2.3 onder e sub 1;
  • c. gelden de regels zoals opgenomen in lid 6.4.1 onder f, 6.6.1 onder f, 6.7.1 onder f, 6.7.5 onder b sub 3 en 6.7.6 onder f sub 3;
  • d. gelden de regels zoals opgenomen in lid 7.4 onder f, 7.6.1 onder f, 7.7.1 onder f en 7.7.5 onder e sub 1;
  • e. gelden de regels zoals opgenomen in lid 8.6.1 onder f, 8.7.1 onder f en 8.7.5 sub 1;
  • f. gelden de regels zoals opgenomen in lid 10.5.1 onder i;
  • g. gelden de regels zoals opgenomen in lid 11.5.1 onder i;
  • h. gelden de regels zoals opgenomen in lid 13.5.1 onder i.
24.7 Overige zone - kernlint

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - kernlint':

  • a. gelden de regels zoals opgenomen in lid 6.2.2 onder c sub 2 en 7.2.2 onder c sub 2;
  • b. gelden de regels zoals opgenomen in lid 6.2.2 onder d sub 2, 7.2.2 onder d sub 2 en 8.2.3 onder e sub 2;
  • c. gelden de regels zoals opgenomen in lid 6.2.2 onder f sub 1;
  • d. gelden de regels zoals opgenomen in lid 7.2.2 onder f sub 1 en 7.7.5 onder e sub 1;
  • e. gelden de regels zoals opgenomen in lid 8.2.3 onder g sub 1 en 8.7.5 sub 1.
24.8 Overige zone - landelijk lint

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landelijk lint':

  • a. gelden de regels zoals opgenomen in lid 6.2.2 onder c sub 1 en 7.2.2 onder c sub 1;
  • b. gelden de regels zoals opgenomen in lid 6.2.2 onder d sub 1, 7.2.2 onder d sub 1 en 8.2.3 onder e sub 1;
  • c. gelden de regels zoals opgenomen in lid 6.4.1 onder f, 6.6.1 onder f, 6.7.1 onder f, 6.7.5 onder b sub 3 en 6.7.6 onder f sub 3;
  • d. gelden de regels zoals opgenomen in lid 7.4.1 onder f, 7.6.1 onder f, 7.7.1 onder f en 7.7.5 onder e sub 1;
  • e. gelden de regels zoals opgenomen in lid 8.6.1 onder f, 8.7.1 onder f en 8.7.5 sub 1;
  • f. gelden de regels zoals opgenomen in lid 10.5.1 onder i;
  • g. gelden de regels zoals opgenomen in lid 11.5.1 onder i;
  • h. gelden de regels zoals opgenomen in lid 13.5.1 onder i.
24.9 Overige zone - stedelijk lint

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - stedelijk lint':

  • a. gelden de regels zoals opgenomen in lid 6.2.2 onder c sub 2 en 7.2.2 onder c sub 2;
  • b. gelden de regels zoals opgenomen in lid 6.2.2 onder d sub 2, 7.2.2 onder d sub 2 en 8.2.3 onder e sub 2;
  • c. gelden de regels zoals opgenomen in lid 6.1 onder e, 6.2.2 onder f en 6.6.2 onder a en b;
  • d. gelden de regels zoals opgenomen in lid 7.2.2 onder f, 7.6.2 onder a en b, 7.7.5 onder e sub 1;
  • e. gelden de regels zoals opgenomen in lid 8.2.3 onder g sub 1 en 8.7.5 sub 1.
24.10 Overige zone - behoud en herstel watersystemen

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - behoud en herstel watersystemen' zijn de gronden tevens aangewezen voor de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen.

24.10.1 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - behoud en herstel watersystemen' mogen, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, op of in deze zone begrepen gronden uitsluitend bouwwerken worden gebouwd indien de gronden geschikt blijven voor de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen.

24.10.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of van werkzaamheden

Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - behoud en herstel watersystemen' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m2;
  • b. het ophogen van gronden.
24.10.3 Toelaatbaarheid

Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de beheerder van de waterkering.

24.11 Overige zone - attentiegebied Natuur Netwerk Brabant

Ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - attentiegebied Natuur Netwerk Brabant' zijn de gronden tevens aangewezen als gebied gelegen rondom en binnen het Natuur Netwerk Brabant, waar fysieke ingrepen die een negatief effect hebben op de waterhuishouding niet zijn toegestaan.

24.11.1 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - attentiegebied Natuur Netwerk Brabant' mogen, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, op of in deze zone begrepen gronden uitsluitend bouwwerken worden gebouwd die geen negatief effect hebben op de waterhuishouding.

24.11.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of van werkzaamheden

Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - attentiegebied Natuur Netwerk Nederland' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verzetten van grond van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 60 centimeter beneden maaiveld, voor zover geen vergunning is vereist op grond van de Ontgrondingenwet;
  • b. de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een bestaande drainage;
  • c. het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
  • d. het buiten een agrarisch bouwperceel aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m2, anders dan een bouwwerk.
24.11.3 Toelaatbaarheid

Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij Waterschap Brabantse Delta.

24.11.4 Uitzondering

De regels zoals genoemd in lid 24.11.2 zijn niet van toepassing op werkzaamheden die behoren tot het normale beheer en onderhoud.

24.12 Overige zone - beperkingen veehouderij

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' geldt primair ten opzichte van de regels zoals opgenomen in Hoofdstuk 2, dat:

  • a. uitbreiding van, vestiging van en omschakeling naar een veehouderij niet is toegestaan;
  • b. de oppervlakte van de gebouwen, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning(en), ten hoogste de omvang heeft van de gebouwen die:
    • 1. op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering waren; of
    • 2. gebouwd mogen worden krachtens een vóór 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning; of
    • 3. die zijn gebaseerd op een vóór 21 september 2013 ingediende volledige en ontvankelijke aanvraag voor omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, die in overeenstemming is met het geldende bestemmingsplan;
  • c. de oppervlakte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten hoogste de omvang heeft van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde die:
    • 1. op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering waren; of
    • 2. gebouwd mogen worden krachtens een vóór 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning; of
    • 3. zijn gebaseerd op een vóór 21 september 2013 ingediende volledige en ontvankelijke aanvraag voor omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, die in overeenstemming is met het geldende bestemmingsplan;
  • d. de regels zoals opgenomen in lid 24.12 onder a, b en c gelden niet indien sprake is van een grondgebonden veehouderij.
24.13 Overige zone - groenblauwe mantel

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' zijn de gronden tevens aangewezen voor het behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.

24.14 Overige zone - reservering waterberging

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - reservering waterberging' zijn de gronden tevens aangewezen voor het behoud van het waterbergend vermogen van het gebied.

24.15 Overige zone - cultuurhistorisch vlak

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - cultuurhistorisch vlak' zijn de gronden tevens aangewezen voor het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.

24.16 Overige zone - gemengd landelijk gebied

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - gemengd landelijk gebied' zijn de gronden tevens aangewezen als gebied waar de ontwikkelingsmogelijkheden bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit, zoals bedoeld in de Verordening ruimte.

24.17 Veiligheidszone - bevi
24.17.1 Algemene regels in relatie tot veiligheid

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' geldt het volgende:

  • a. nieuwe kwetsbare objecten zijn niet toegestaan;
  • b. nieuwe beperkt kwetsbare objecten zijn niet toegestaan, met uitzondering van de herbouw van bestaande beperkt kwetsbare objecten op dezelfde locatie.
24.18 Vrijwaringszone - weg

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg' mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen bebouwing worden gebouwd, met uitzondering van de met Rijksweg A59 verband houdende bouwwerken, zoals geluidswerende voorzieningen en ecologische voorzieningen.

  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a voor het bouwen van een bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg', mits door de bouw van deze bebouwing de verkeersbelangen niet onevenredig worden geschaad. Daartoe dient vooraf de betrokken wegbeheerder te worden gehoord.
  • b. De in lid b bedoelde omgevingsvergunning wordt geacht te zijn verleend ten aanzien van bebouwing die bestaan op het tijdstip van de ter visie legging van het ontwerp van het plan, dan wel mag worden opgericht krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning.
24.19 Vrijwaringszone - vaarweg

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - vaarweg' is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren, mits de belemmeringen genoemd in titel 2.1 van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening niet zullen optreden.

Artikel 25 Bevi

25.1 Bevi-inrichtingen
  • a. Bevi-inrichtingen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bevi', waarbij uitsluitend activiteiten, zoals in de navolgende tabel zijn weergegeven, zijn toegestaan:
    Adres   SBI-code 2008   Omschrijving  
    Tilburgseweg 23a   4731   Benzineservicestation met LPG tot 1000 m3/jr  
    Raadhuisstraat 11   4731   Benzineservicestation met LPG tot 500 m3/jr  
    Raadhuisstraat 20   4731   Benzineservicestation met LPG tot 1000 m3/jr  
  • b. kwetsbare objecten zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi';
  • c. uitsluitend bestaande beperkt kwetsbare objecten zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi', met uitzondering van de herbouw van bestaand beperkt kwetsbare gebouwen op dezelfde locatie.
  • d. indien het gebruik van de gronden zoals bedoeld in sub a ten behoeve van de activiteit gedurende minimaal drie jaar is gestaakt en duurzaam beëindigd is, de gronden niet meer in gebruik mogen worden genomen ten behoeve van de genoemde activiteit.
25.2 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 25.1 onder a, ten behoeve van het veranderen van de in de tabel genoemde activiteiten van bestaande Bevi-inrichtingen, mits het bedrijf kan aantonen dat de PR 10-6 contour is gelegen binnen het bouwperceel van de betreffende Bevi-inrichting ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bevi', dan wel ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi';
  • b. lid 25.1 onder c, ten behoeve van het toestaan van uitbreiding van een beperkt kwetsbaar object of een nieuw beperkt kwetsbaar object, indien sprake is van een gewichtige redenen en het bedrijf kan aantonen dat het PR ter plaatse niet meer dan 10-5 per jaar bedraagt. Het beperkt kwetsbare object of de uitbreiding daarvan dient in elk geval aantoonbaar noodzakelijk te zijn voor de bedrijfsvoering van het betreffende bedrijf.
25.3 Specifieke gebruiksregels

Bevi-inrichtingen zoals genoemd in lid 25.1 onder a zijn uitsluitend toegestaan voor zover de feitelijke PR 10-6 contour berekend volgens de rekenmethoude uit de Revi zoals deze geldt op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan zijn gelegen:

  • a. binnen het bouwperceel van de betreffende Bevi-inrichting ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bevi'; of
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi'.
25.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:

  • a. het verwijderen van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - bevi' en 'veiligheidszone - bevi' indien de betreffende Bevi-inrichting ter plaatse is opgeheven;
  • b. het verkleinen van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' indien:
    • 1. een verkleinde PR 10-6 contour is opgenomen in een onherroeppelijke omgevingsvergunning voor de betreffende Bevi-inrichting; of
    • 2. door veranderingen in wet- en regelgeving de betreffende contour kleiner is geworden
  • c. het wijzigen van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' indien aanpassing van de in de Revi opgenomen rekenmethode daartoe aanleiding geeft.

Artikel 26 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden

  • a. Bij een gebruiksverandering of de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen moet, indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen of andere voertuigen in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel, waarbij de volgende voorwaarden van toepassing zijn:
  • b. Voor de bepaling van het aantal parkeerplaatsen voor auto's betekent 'in voldoende mate' dat wordt voldaan aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in een gemeentelijke parkeernota. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging.
  • c. De onder a. bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
    • 1. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 1,80 m bij 5,00 m en ten hoogste 3,25 m bij 6,00 m bedragen;
    • 2. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte - voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,50 m bij 5,00 m bedragen.
  • d. door de situaering van de parkeerplaatsen geen onaanvaardbare situatie ontstaat met betrekking tot milieuhygiënische kwaliteit, waterhuishouding en externe veiligheid op aangrenzende gronden;
  • e. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel.
  • f. een gebruiksverandering, dan wel de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen is toegelaten , in afwijking van het bepaalde onder a of b, indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
  • g. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde onder b voor zover in en conform de tabel 'aanvullende bedrijfsactiviteiten' in Bijlage 6 Aanvullende (bedrijfs)activiteiten - Bestemming Gemengd-Bedrijf afwijkende parkeernormen zijn opgenomen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 27 Overgangsrecht

27.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10 %.
  • c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
27.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 28 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Gemengd Gebied.