Plan: | Brabantiaterrein en omgeving |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0866.BP00160-0301 |
In dit artikel is een omschrijving gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen.
In artikel 2 is een omschrijving gegeven van de te gebruiken wijze van meten.
De regels in verband met de bestemmingen kennen alle een gelijke opbouw (voor zover van toepassing). De bestemmingsomschrijving betreft de centrale bepaling van elke bestemming. Het betreft een omschrijving waarin limitatief de functies worden genoemd, die binnen de bestemming zijn toegestaan.
De bouwregels zijn direct gerelateerd aan de bestemmingsomschrijving. Ook het gebruik van gronden en bebouwing is gekoppeld aan de bestemmingsomschrijving. In de bouwregels staan uitsluitend bepalingen die betrekking hebben op het bouwen. Bouwregels zijn dan ook alleen van toepassing bij de toetsing van aanvragen van een omgevingsvergunning voor het bouwen. De afwijking van de bouwregels geven burgemeester en wethouders de bevoegdheid om onder voorwaarden door middel van een omgevingsvergunning af te wijken van een specifieke regel.
De specifieke gebruiksregels vormen een nadere concretisering van het toegestane gebruik. In het kader van een omgevingsvergunningstelsel zijn bepaalde werken en werkzaamheden niet toegestaan zonder dat hiervoor een omgevingsvergunning is verkregen van het daartoe bevoegde gezag.
De bestemming ' Verkeer' biedt ruimte aan alle voor dit plan benodigde onderdelen voor realisatie van de openbare ruimte. Het omvat niet alleen verkeerskundige doeleinden, maar tevens groenvoorziening, water en waterberging, speelvoorzieningen etc.
Binnen de bestemming 'Wonen' is geregeld waar en hoe gebouwd mag worden. Tevens is geregeld hoe de bebouwing mag worden gebruikt.
Voor de bouwregels is gekozen voor een flexibele regeling, waarin wel de belangrijkste zaken worden gereguleerd.
Hoofdgebouw
Voor het hoofdgebouw geldt dat deze uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd, met dien verstande dat met betrekking tot de ligging van de voorgevel is bepaald dat deze uitsluitend in of maximaal 2,0 m uit de grens van het bouwvlak dat naar de weg is gekeerd mag worden gebouwd. Met deze bepaling wordt voorkomen dat de woning te ver achterop het bouwperceel wordt gerealiseerd.
De maximale bouwdiepte van het hoofdgebouw is afhankelijk gesteld van de bouwwijze van het hoofdgebouw. Voor aaneengebouwde woningen (rijwoningen) geldt dat de bouwdiepte niet meer mag bedragen dan 10,0 m, van twee-onder-één-kap woningen mag de diepte niet meer dan 12,0 m bedragen en van vrijstaande woningen mag de bouwdiepte niet meer dan 15,0 m bedragen.
De (goot)hoogte van de woning is opgenomen op de verbeelding middels de aanduiding 'maximale goothoogte'. In de regels is geen bepaling opgenomen met betrekking tot de maximale bouwhoogte, voor de dakhelling geldt echter wel dat deze niet minder mag bedragen dan 25 graden en niet meer dan 80 graden.
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen geldt evenals voor het hoofdgebouw dat deze uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd. De ligging is echter nader beperkt door het hoofdgebouw, aangezien aan- en uitbouwen en bijgebouwen minimaal 3,0 m achter de voorgevel hiervan dienen te worden gebouwd. De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3,5 m en 6,0 m.
Op het voorgaande is een uitzondering gemaakt voor erkers aan de voorgevel, deze zijn wel toegestaan met dien verstande dat voor de hoogte, breedte en de oppervlakte in artikel 4.2.3 wel nadere beperkingen zijn opgenomen.
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn binnen het gehele bestemmingsvlak toegestaan. Voor de bouwhoogte van erfafscheidingen is opgenomen dat deze voor de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1,0 m mag bedragen en daarachter maximaal 2,0 m.
Voor carports en overkappingen geldt dat deze op 1,0 m achter de voorgevel mogen worden gebouwd. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m en de oppervlakte niet meer dan 25 m².
In hoofdstuk 3 van de regels is een aantal standaardbepalingen opgenomen te weten, de anti-dubbeltelbepaling, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels en algemene afwijkingsregels.
De anti-dubbeltelregel is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
In dit artikel wordt, bij de toepassing van regels van het bestemmingsplan, de aanvullende werking van de bouwverordening uitgesloten. Tevens is een regeling opgenomen voor het bouwen van ondergeschikte bouwdelen (zoals balkons) buiten het bouw- of bestemmingsvlak, en voor de ondergrondse parkeergarage.
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
In dit artikel zijn gebruiksregels opgenomen welke gelden voor alle bestemmingen binnen het plangebied, zoals het verbod om gronden te gebruiken als opslag- stort- of lozingsplaats.
Artikel 8 Algemene aanduidingsregels
In dit artikel is een algemene regeling opgenomen met betrekking tot het grondwaterbeschermingsgebied, dat over het gehele plangebied ligt.
Voor de bescherming van het grondwaterbeschermingsgebied is verder de Provinciale Milieuverordening van Noord-Brabantt van belang, zie ook paragraaf 2.2.3.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
In dit artikel is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om door middel van een omgevingsvergunning af te kunnen wijken van de regels.
In deze bepaling is vorm en inhoud gegeven aan het overgangsrecht. Het overgangsrecht is een standaardbepaling welke is overgenomen uit het Besluit ruimtelijke ordening.
Als laatste is de slotregel opgenomen. Deze bepaling omschrijft de titel van het plan.