direct naar inhoud van Artikel 12 Kantoor
Plan: Centrumgebied Veghel
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0860.VE01ac000000BP2011-VG02

Artikel 12 Kantoor

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoren, met daaraan ondergeschikt dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen en een kantine ten dienste van het met de bestemming beoogde gebruik;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'wonen', tevens voor wonen in woningen in de vorm van:
    • 1. maximaal één woning; of
    • 2. maximaal twee gestapelde woningen uitgezonderd op de eerste bouwlaag;

per bouwperceel, met dien verstande dat ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpplan het aantal woningen meer bedraagt, dat aantal als maximum geldt;

met de daarbij behorende:

  • c. tuinen, erven en terreinen;
  • d. (gebouwde) parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. voorzieningen van algemeen nut;
  • g. wegen, straten en paden;
  • h. waterlopen en waterpartijen;
  • i. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. werken, geen bouwwerken zijnde zoals de aanleg van verhardingen ten behoeve van paden (waaronder brandgangen), in- en uitritten, terrassen en de aanleg van siertuin en/of gazon, alsmede parkeerplaatsen.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen

Op of in de in 12.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.

12.2.2 (Hoofd)gebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij een maximum bebouwingspercentage is aangegeven. Indien een maximum bebouwingspercentage is aangegeven, geldt dat het bouwvlak maximaal tot het aangeduide bebouwingspercentage mag worden bebouwd;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
  • d. de afstand tussen hoofdgebouwen onderling dient minimaal 5 m¹ te bedragen;
  • e. hoofdgebouwen mogen ten hoogste aan één zijde op de zijdelingse bouwperceelsgrens worden gebouwd. De afstand tot de andere zijden dient ten minste 5 m¹ te bedragen.

12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen voor de voorste bouwvlakgrens mag niet meer dan 1 m¹ bedragen;
  • b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen achter de voorste bouwvlakgrens mag niet meer dan 2 m¹ bedragen;
  • c. de hoogte van verlichtingsarmaturen en vlaggenmasten mag niet meer dan 8 m¹ bedragen;
  • d. de hoogte van de andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak mag niet meer dan 5 m¹ bedragen;
  • e. de hoogte van de andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak mag niet meer dan 2,5 m¹ bedragen.

12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de situering van en het aantal parkeervoorzieningen op eigen terrein;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

12.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.2.2 sub d en e voor het bouwen van gebouwen op meerdere zijden op de perceelsgrens, onder de volgende voorwaarden:

  • a. er dient sprake te zijn van een bedrijfseconomische noodzaak;
  • b. er mag geen sprake zijn van een onevenredige aantasting van de ruimtelijk-stedenbouwkundige karakteristiek.