Plan: | Lage Heide wonen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0858.BPlageheidewonen-VA01 |
Door Oranjewoud is een geohydrologisch onderzoek en een watertoets uitgevoerd (kenmerk 201457), d.d. december 2009. Dit onderzoek is als bijlage toegevoegd.
Gewenste situatie
Waterschap De Dommel
Hieronder is een aantal belangrijke punten uit de Checklist watertoets opgenomen die van toepassing zijn op deze ontwikkeling.
Gemeente Valkenswaard
In het verkavelingsplan zijn circa 330 woningen voorzien. Tevens zijn waterbergingsvoorzieningen in de vorm van wadi's, greppels en watergangen gepland.
Het toegestane gebruik van bouwmaterialen (in relatie tot uitloogbaarheid) is opgenomen in de bouwvoorschriften van de gemeente.
Huidige situatie
Het plangebied Lage Heide heeft een oppervlakte van circa 18 hectare. Het plangebied is momenteel grotendeels onbebouwd. De maaiveldhoogte binnen het plangebied varieert globaal tussen N.A.P. +23,5 m in het oostelijk deel en N.A.P. +25,5 m in het westelijk deel.
De bodem op de locatie heeft een matige tot goede doorlatendheid voor infiltratie van hemelwater. De Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand (GHG) ligt volgens de beschikbare informatie (veldwerk ter plaatse, DinoLoket, grondwatertrappen) in het westelijke deel van het plangebied dieper dan circa 0,8 m-mv. In het oostelijke deel ligt de GHG waarschijnlijk tussen circa 0,4 en 0,8 m-mv.
Toekomstige situatie
Voor het plangebied 'Lage Heide wonen', dat nu voornamelijk een agrarisch gebruik kent, is een woonlocatie voorzien. Binnen het plan zijn circa 330 woningen gepland. Tevens is een groen-blauwe inrichting voorzien van de zuidelijke begrenzing en van twee 'wiggen' aan de oostelijke plangrens. Deze inrichting heeft mede tot doel om de ecologische en landschappelijke waarden van het gebied te vergroten. De zuidelijke begrenzing is tevens ecologische verbindingszone (EVZ).
De ontwateringsdiepte in de huidige situatie is voor een deel van het plangebied onvoldoende voor woningbouw (gewenst 0,7 à 0,8 m boven de GHG). De gemeente Valkenswaard heeft aangegeven dat de voorkeur uitgaat naar ophoging van het plangebied. De benodigde ophoging van het maaiveld ligt in het oostelijke plangebied naar verwachting tussen 0,2 en 0,4 m.
De ontwikkelingen hebben een toename van de verharding als gevolg. Het waterschap gaat er bij nieuwe bebouwing vanuit dat hemelwater niet wordt aangesloten op de riolering maar binnen het plangebied wordt geïnfiltreerd of geborgen.
Het hemelwater dat terecht komt op de bebouwing en andere verhardingen wordt beschouwd als schoon wanneer geen uitlogende bouwmaterialen gebruikt worden. Dit water kan direct worden afgevoerd naar een infiltratie- of bergingsvoorziening of naar het oppervlaktewater. Het hemelwater dat terecht komt op wegen, wordt beschouwd als licht verontreinigd. Voordat dit water kan worden afgevoerd op oppervlaktewater dient een bodem-/bermpassage te worden gepasseerd.
Het hemelwater dient te worden geïnfiltreerd of geborgen binnen het plangebied. De benodigde berging in infitratie- en bergingsvoorzieningen is berekend met de HNO-tool van het Waterschap De Dommel. Hieruit blijkt dat voor de T=10-situatie een berging van 4.328 m³ benodigd is, en voor de T=100-situatie een berging van 5.722 m³. Bij een maximale peilstijging van 0,75 m bij de T=100 en 0,5 m bij de T=10 komt dit overeen met een ruimtebeslag van 9.156 m². Voor de 'normaal natte' situatie is een infiltratievoorziening met een volume van 1.466 m³ (oppervlakte 5.181 m²) nodig. Wanneer grondverbetering wordt toegepast, kunnen de afmetingen van de infiltratievoorziening kleiner worden.
De waterhuishoudkundige situatie wordt nader uitgewerkt in een waterhuishoudkundig plan. Hierbij wordt zowel de waterkwaliteit (inclusief eventueel benodigde zuivering hemelwater) als de waterkwantiteit nader uitgewerkt.
Het vuilwater van de nieuwe woonwijk wordt opgevangen in een vuilwaterstelsel. De vuilwaterriolering wordt middels een gemaal aangesloten op het bestaande gemengde stelsel in de omliggende straten.
Conclusie en aanbevelingen waterparagraaf
Voor deze ontwikkeling dient rekening te worden gehouden met de volgende aspecten:
Attentiegebied EHS
De toekomstige woningbouwlocatie Lage Heide wonen ligt gedeeltelijk in een Attentiegebied van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Zoals in de watertoets/geohydrologische rapportage (Oranjewoud, december 2009) is aangegeven, geldt in dit gebied een antiverdrogingsbeleid, gericht op het behoud en/of herstel van grondwaterstanden en kwelsituaties. Door middel van hydrologisch neutraal ontwikkelen (HNO) wordt voorkomen dat de grondwatersituatie en kwelsituatie negatief wordt beïnvloed.
Hydrologisch Neutraal Ontwikkelen houdt in:
Door deze maatregelen toe te passen, worden negatieve effecten op de grondwater- en kwelsituatie in het gebied en in omliggende gebieden voorkomen. Met het 'Attentiegebied EHS' wordt zodanig rekening gehouden aangezien hydrologisch neutraal wordt gebouwd dat het niet nodig is om 'Attentiegebied EHS' in de regels en op de verbeelding van voorliggend bestemmingsplan op te nemen. Het Waterschap zal uitdrukkelijk betrokken worden bij de verdere planuitwerking.
Bodemkwaliteitskaart
Voor de gemeente Valkenswaard is in 2005 een bodemkwaliteitskaart opgesteld conform de Interim-richtlijn bodemkwaliteitskaarten. Op de bodemkwaliteitskaart is de gemeente opgedeeld in zones met een eigen diffuse bodemkwaliteit. Deze zonering is gebaseerd op historisch bodemgebruik en analysegegevens uit bodemonderzoeken die bij de gemeente beschikbaar zijn en de aanvullende informatie van Projectbureau Actief Bodembeheer De Kempen. De bodemkwaliteitskaart is opgesteld voor twee lagen:
De kwaliteit per zone is vastgesteld voor de volgende analytische parameters: arseen, cadmium, chroom, koper, kwik, lood, nikkel, zink, 10 polycylische aromatische koolwaterstoffen (PAK) en extraheerbare halogeenverbindingen (EOX). In de gemeente Valkenswaard zijn verschillende zones te onderscheiden op basis van historische gegevens.
Op basis van de bodemkwaliteitskaart kunnen binnen het plangebied twee zones worden onderscheiden. Ten eerste de zone 'Buitengebied' met een schone bodemkwaliteit. Ten tweede de zone 'Dommelen, Borkel en Schaft 1900-1940' met een schone bodemkwaliteit. In deze zone overschrijdt de 95-percentielwaarde de samenstellingswaarden 1 en 2 van zink.
Bodemkwaliteitskaart bodemkwaliteitszones (Bron: Syncera De Straat, 2005)
Bodemkwaliteitskaart bodemkwaliteitszones (Bron: Syncera De Straat, 2005)
Bodemonderzoeken
Er is een overzicht gemaakt van alle uitgevoerde en in uitvoering zijnde bodemonderzoeken. Dit overzicht is opgenomen als bijlage bij dit bestemmingsplan. Hierin staat per onderzoek vermeld wat de conclusie van het onderzoek is en het eventuele vervolg. Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plangebied.
In het kader van het bestemmingsplan 'Valkenswaard-Zuid' zijn meerdere natuuronderzoeken uitgevoerd. Op 4 mei 2010 heeft een natuuronderzoek plaatsgevonden om de natuurwaarden in het plangebied vast te stellen en eventuele beschermde soorten te lokaliseren. Hiervoor zijn op verzoek van de gemeente Valkenswaard de bestaande natuuronderzoeken van Bureau Mertens uit 2006 geactualiseerd en als uitgangspunt gebruikt. Voor de volledige resultaten van het onderzoek wordt verwezen naar het rapport 'Evaluatie natuuronderzoeken Lage Heide'. Dit rapport is opgenomen als bijlage bij voorliggend bestemmingsplan. In deze paragraaf worden de resultaten en conclusies beschreven die specifiek voor het plangebied 'Lage Heide wonen' gelden.
Flora- en faunawet
De Flora- en faunawet is op 1 april 2002 in werking getreden. De doelstelling van de wet is de bescherming en het behoud van in het wild levende planten- en diersoorten. Ruimtelijke ontwikkelingen moeten altijd getoetst worden aan de Flora- en faunawet. Uit de toetsing volgt een eventuele noodzaak tot een ontheffing ex artikel 75 van de Flora en faunawet.
Biotopen en ingrepen
Het plangebied bestaat voornamelijk uit kleinschalig agrarisch gebied met weilanden, in gebruik zijnde akkers en enkele beboste delen. Ook staat er bebouwing in de vorm van woonhuizen en schuren. De weilanden en akkers en enkele gebouwen zullen plaats maken voor woningbouw. Het bosperceel op de hoek van de Monseigneur Smetsstraat en Pastoor Bolsiusstraat maakt deel uit van de EHS en zal behouden blijven. Dit perceel was ten tijde van het opstellen van het natuuronderzoek onderdeel van de EHS. In de Verordening Ruimte fase 2 is dit bosperceel uit de ecologische hoofdstructuur gehaald. Het bosperceel ten noordwesten van de kruising van de Venbergseweg met 't Broek maakt geen deel uit van de EHS en zal verdwijnen. De woningen (met een enkele uitzondering) en schuren aan de Venbergseweg zullen worden gesloopt.
Resultaten en conclusies
Vleermuizen
Alle vleermuizen zijn strikt beschermd onder tabel 3 (bijlage IV) van de Flora- en faunawet. In en rond het plangebied zijn in 2006 verschillende soorten vleermuizen aangetroffen, die het gebied als foerageergebied en vliegroute gebruikten. Er is destijds een kolonie watervleermuizen aangetroffen in een bomenrij aan de Venbergseweg nabij nummer 18. Tijdens het veldbezoek in 2010 is deze bomenrij nog steeds geschikt bevonden als vleermuisverblijfplaats. In het stedenbouwkundig ontwerp is de bomenrij ingepast. Dit wordt gehandhaafd om overtredingen van de Flora- en faunawet en een ontheffingsaanvraag te voorkomen.
De te slopen gebouwen in het plangebied zijn geschikt bevonden als mogelijke vleermuisverblijfplaatsen. Om verblijfplaatsen, vliegroutes en foerageergebieden concreet te kunnen vaststellen laat de gemeente een vleermuisonderzoek uitvoeren. Indien verblijfplaatsen van vleermuizen worden aangetroffen, zal de gemeente zorg dragen voor de uitvoering van alle noodzakelijke mitigerende maatregelen.
Vogels
Een verblijfplaats van de huismus in de te slopen bebouwing kan niet worden uitgesloten, aangezien in deze bebouwing al concrete nesten zijn aangetroffen in 2006. De gemeente zal daarom een onderzoek laten uitvoeren naar de aanwezigheid van de huismus. Wanneer nestplaatsen van deze vogel worden aangetroffen zal de gemeente een ontheffing aanvragen, vergezeld van een mitigatieplan, en dit ter goedkeuring aan Dienst Regelingen voorleggen. De gemeente zal vervolgens zorg dragen voor de uitvoering van alle noodzakelijke mitigerende maatregelen.
Overige soortgroepen
Er zijn geen overige beschermde flora, grondgebonden zoogdieren, vissen, reptielen, amfibieën, vlinders en libellen in het plangebied aangetroffen. Voor deze soortgroepen hoeven dan ook geen ontheffingen in het kader van de Flora- en faunawet aangevraagd te worden. Er zijn geen veranderingen ten opzichte van de onderzoeken uit 2006.
In onderstaande tabel is een overzicht gegeven met betrekking tot de noodzakelijke onderzoeken en ontheffingsaanvragen. Nadat de onderzoeken zijn afgerond, zal duidelijk zijn voor welke soort(en) een eventuele ontheffingsaanvraag moet worden ingediend.
Soortgroep/soort | Ingreep verstorend | Nader onderzoek | Ontheffing noodzakelijk? | Opmerkingen |
Vleermuizen | Ja | Ja | NVT* | |
Huismus | Ja | Ja | NVT* |
* Toestemming wordt verleend in de vorm van een 'positieve afwijzing' van de ontheffingsaanvraag en een goedkeuring van de voorgestelde mitigerende/compenserende maatregelen.
Door Bosgroep Zuid-Nederland is in augustus en september 2010 een onderzoek naar vleermuizen uitgevoerd. Daarnaast is bij inventarisatie gelet op gebouwbewonende vogels. Dit onderzoek, d.d. december 2010, is opgenomen als bijlage bij voorliggend bestemmingsplan.
Beschermde dieren uit de categorie 'algemene soorten': vrijstelling
Voor het vernietigen van holen etc. en verstoren van beschermde zoogdieren van de categorie 'algemene soorten' voor ruimtelijke ingrepen, bestaat een vrijstelling op grond van 'AMvB artikel 75' van de Flora- en faunawet (Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, 2005). Onder deze lijst vallen eveneens een groot aantal andere beschermde soorten zoals de Egel, Bruine kikker, Koningsvaren of Vos (BRO, 2008). De voorgenomen werkzaamheden hebben slechts betrekking op een beperkte oppervlakte en er zijn voldoende uitwijkmogelijkheden voor algemene soorten. Voor deze soorten hoeft daarom géén ontheffing te worden aangevraagd.
Vleermuizen
Er komen foeragerende vleermuizen voor in het plangebied. Van de Grijze grootoorvleermuis werd een zomerverblijfplaats vastgesteld, ter plaatse van de grupstal op het adres Venbergseweg 8. Vleermuizen behoren tot de strengst beschermde categorie diersoorten, ze zijn opgenomen in tabel 3 van de Flora- en faunawet en zijn beschermd volgens de Habitatrichtlijn.
Geschikte verblijfplaatsen zijn in twee gebouwen niet uit te sluiten; het betreft het woongebouw aan de Venbergseweg 4, daarnaast is een verblijfplaats van de Grijze grootoorvleermuis aangetroffen in de oude grupstal aan de Venbergseweg 8. Aangezien het hier vooralsnog gaat om een enkel dier en er geen verblijfplaatsen als kraamverblijfplaatsen werden aangetroffen kan het effect als laag worden ingeschat. Desondanks moet de ingreep gemitigeerd worden, aangezien het hier wel om een vaste rust- en/of verblijfplaats gaat. Daarbij is de inventarisatie naar kraamverblijfplaatsen aanvullend in voorjaar 2011 noodzakelijk, dit vraagt voor de Grijze grootoorvleermuizen een grotere inventarisatie inspanning.
Een groot deel van de opstallen is niet geschikt voor vleermuizen. De inventarisatieresultaten in combinatie met de bouwwijze maakt dat de verwachtingswaarde tamelijk laag is. Doordat de spantconstructies veelal zijn behandeld met houtverduurzamingsmiddelen en dakbedekking uit asbestgolfplaten bestaat worden de stalletjes aan de Venbergseweg 4 niet als verblijfplaats aangemerkt. Deze opstallen kunnen gesloopt worden, zie bijgevoegde afbeelding.
Kaart vleermuisinventarisatie (Bron: Bosgroep Zuid-Nederland, 2010)
Vanwege jurisprudentie en de nieuwste beleidsinterpretatie bij het Ministerie van LNV moeten negatieve effecten op streng beschermde soorten maximaal worden gemitigeerd. Ontheffing van de Flora- en Faunawet wordt in zo'n geval niet meer afgegeven maar in de vorm van een 'positieve afwijzing' beschikt. Dit is als een verklaring van geen bezwaar op te vatten.
Effecten op streng beschermde soorten moeten zoveel als mogelijk voorkomen worden. De compensatie van een verblijfplaats van de Grijze grootoorvleermuis is slechts zeer beperkt mogelijk. In het geval van de aangetroffen vleermuizen aan de Venbergseweg zal door het bevoegd gezag geen ontheffing worden verleend, de ingreep dient op een dusdanige wijze plaats te vinden, danwel door tijdstip en alternatieve voorzieningen, dat er geen negatief effect plaats vindt op zowel de instandhouding van de soort als op individuele dieren.
Voor de overige gebouwen kan tot sloop worden overgegaan. Veilige periodes voor het uitvoeren van sloopwerkzaamheden zijn de periode na winterslaap, vóór de kraamperiode of na de zomerperiode van vleermuizen met afhankelijke jongen. Hiervoor is de periode september tot en met half november het meest geschikt. Mits het weer al niet te koud is en nachtvorst nog niet is ingetreden. Een ecoloog dient de werkzaamheden actueel te beoordelen, kortstondig voor uitvoering.
Aanbevolen wordt enkel de twee genoemde gebouwen nader te onderzoeken gedurende de geëigende periodes. Andere gebouwen kunnen gefaseerd worden gesloopt waarbij in eerste instantie asbest wordt gesaneerd.
Vogels
In het gebied zijn gebouwbewonende vogelsoorten aanwezig. Kortstondig voordat tot sloop wordt overgegaan dient te worden uitgesloten dat broedvogels aanwezig zijn. Permanente verblijfplaatsen zijn niet aanwezig, vrijgegeven gebouwen kunnen best zo spoedig mogelijk worden gesloopt.
Vervolg
Doordat deze inventarisatie pas in de nazomer startte is de belangrijke voorjaars- en kraamperiode voor met name Grijze grootoorvleermuizen gemist. Dit onderzoek heeft wel zomerverblijfplaatsen aangetoond.
Doordat twee gebouwen geschikt werden bevonden, waarvan er één actueel bewoond, zal nader onderzoek de functies van de gebouwen moeten uitwijzen. Aanbevolen wordt om conform het vleermuisprotocol van de GaN/Zoogdiervereniging in de periode 1april - 15 mei twee inventarisatieronden naar paarverblijfplaatsen te verrichten, zodat met de huidige resultaten een jaarrond beeld ontstaat. Daarnaast zijn inventarisaties in de periode 1 juni - 15 juli naar kraamverblijfplaatsen van Grote grootoorvleermuizen in drie inventarisatieronden aan te bevelen.
Op basis van deze tussenrapportage worden, met uitzondering van de genoemde twee gebouwen, de overige opstallen gesloopt. Op basis van aanvullende resultaten in voorjaar/zomer 2011 worden verdere aanbevelingen gedaan om de ingreep op Grijze grootoorvleermuizen maximaal te mitigeren. De aangetroffen verblijfplaats zal op termijn gesloopt moeten worden nadat alternatieve verblijfplaatsen voor de Grijze grootoorvleermuis zijn ingericht. In het 'Beeldkwaliteitplan Lage Heide woongebied' (Buro 5, 2010) zitten veel aanknopingspunten voor duurzame inrichting en vormgeving van de nieuwe woonwijk. Onder andere in de keuze voor verlichtingsarmaturen uitgevoerd in dimbare LED-verlichting komt dit tot uitdrukking. Daarnaast worden voorstellen uitgewerkt voor het inrichten van verblijfplaatsen, door het toepassen van gevelbetimmering in hout kan dat worden vormgegeven.
Zoals geadviseerd wordt in het vleermuizenonderzoek, zal in het voorjaar en zomer van 2011 vervolgonderzoek plaatsvinden naar vleermuizen. Inmiddels hebben twee inventarisatieronden plaatsgevonden en zullen er nog drie inventarisatieronden plaatsvinden in de periode van 1 juni tot 15 juli 2011.
De twee reeds uitgevoerde inventarisatieronden in het voorjaar van 2011 hebben geen nieuwe waarnemingen (soorten) opgeleverd ten opzichte van de inventarisatie uit 2010. De inventarisatie heeft geen nieuwe verblijfplaatsen opgeleverd en vooralsnog is de verblijfplaats van de Grijze grootoorvleermuis niet bevestigd. Hier kan echter pas een conclusie aan worden verbonden nadat ook de inventarisatieronden in juni en juli 2011 zijn uitgevoerd.
Ten westen en zuiden van het plangebied wordt een ecologische verbindingszone gerealiseerd op lokaal niveau, die het dal van de Keersop met dat van de Dommel verbindt. Aan de zuidelijke plangrens is hiermee rekening gehouden in de vorm van het inpassen van een natte verbinding. De plannen voor deze verbinding, de invulling ter plaatse van de Lage Heideweg en de natuurontwikkeling en -compensatie in het Dommeldal, zijn in overleg met Bosgroep Zuid-Nederland en de provincie ontwikkeld.
De uitbreiding van het stedelijk ruimtebeslag ter plaatse van het plangebied gaat ten koste van het buitengebied. Doordat bij de voorgestane ontwikkeling verlies aan buitengebied onontkoombaar is, zal deze aantasting gepaard moeten gaan met een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit elders in het buitengebied. Deze compensatieplicht voor uitbreidingsplannen voor stedelijke ontwikkelingen is geregeld in de Verordening Ruimte (zie paragraaf 3.2.2). De doelstelling van de provincie is om in directe samenhang met de ontwikkeling van verstedelijkingslocaties, groenontwikkeling te laten plaatsvinden. Bij voorkeur vindt deze groenontwikkeling plaats op of nabij de verstedelijkingslocatie.
De gemeente heeft de verplichting om elders in het buitengebied een kwalitatieve verbetering door te voeren inzichtelijk gemaakt in de financiële exploitatie voor het plangebied door een investeringsbedrag van € 2,50 te reserveren per uit te geven m² bouwgrond voor woningbouw. Dit bedrag komt in een landschapsfonds ten behoeve van investeringen voor maatregelen bedoeld voor herstel of ontwikkeling van natuur en landschap.
De gemeente Valkenswaard heeft hiervoor een aantal concrete projecten aangewezen:
Tevens is voor de natuurcompensatie in opdracht van de gemeente Valkenswaard een inrichtingsplan voor natuurcompensatie opgesteld in maart 2010 door Bosgroep Zuid-Nederland. Dit plan is opgenomen als bijlage bij voorliggend bestemmingsplan. In het plan is onder andere opgenomen hoeveel gecompenseerd dient te worden en hoe het compensatiegebied ingericht gaat worden. Het compensatiegebied is gelegen in het te ontwikkelen natuur- en waterbergingsgebied Lage Heide. Voor de compensatie zijn percelen aangekocht door de gemeente. De verwachting is dat de natuurcompensatie in 2011 uitgevoerd wordt. Eerder is in het kader van het bestemmingsplan Valkenswaard-Zuid reeds een compensatieplan opgesteld.
Door Croonen Adviseurs is in december 2010 een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage bij voorliggend bestemmingsplan.
Relatie Wet geluidhinder
In voorliggend bestemmingsplan wordt een nieuwe woonwijk ten zuiden van Dommelen mogelijk gemaakt. De geluidgevoelige bebouwing wordt geprojecteerd in de onderzoekszone van de Lage Heideweg en de 'nieuwe weg'. Daarnaast wordt de geluidgevoelige bebouwing geprojecteerd in de omgeving van Het Broek, Venbergseweg, Pastoor Bolsiusstraat/Mgr. Smetsstraat en Irislaan. Deze wegen zijn opgenomen in een 30 km-zone. 30 km-wegen hebben geen onderzoekszone en vallen daarom buiten het regime van de Wet geluidhinder. In het kader van de Wet ruimtelijke ordening dient wel aangetoond te worden dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
In het akoestisch onderzoek is rekening gehouden met het verkeer vanwege de woonwijk Lage Heide, het bedrijventerrein en de ontsluitingsweg Lage Heideweg. In het onderzoek wordt rekening gehouden met het vervallen van de ontsluitingsfunctie van de Westerhovenseweg west omdat de Westerhovenseweg oost aangesloten wordt op de (omleiding Mgr. Smetsstraat) 'nieuwe weg'.
Het akoestisch onderzoek, dat als bijlage is toegevoegd, heeft tot doel de geluidbelasting vanwege de Lage Heideweg, 'nieuwe weg', Het Broek, Venbergseweg, Pastoor Bolsiusstraat/Mgr. Smettsstraat en Irislaan op de gevels van de te projecteren geluidgevoelige bebouwing te bepalen. Daarnaast is de geluidbelasting op de gevel de basis voor de berekening van de binnenwaarde conform het Bouwbesluit.
Toets vanwege de Wet geluidhinder
De gemeente Valkenswaard hecht grote waarde aan het realiseren van een goed akoestisch leefklimaat en hanteert het hogere waarde beleid zoals dat voorheen door de provincie Noord Brabant opgesteld is en geïnterpreteerd is. Dat wil zeggen dat in een uitleggebied de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden mag worden. Het plangebied wordt gezien als uitleggebied en kent daarom geen mogelijkheden voor het aanvragen van hogere waarden. Daarom zijn in het plan enkele gevels als doof (hetgeen betekent dat in de betreffende geveldelen geen te openen geveldelen aanwezig mogen zijn) aangegeven en deze dienen als zodanig in het bestemmingsplan te worden opgenomen. De resultaten van de berekeningen ter plaatse van deze geveldelen worden slechts gebruikt voor de berekening van de binnenwaarde en worden verder in het akoestisch onderzoek buiten beschouwing gelaten.
In het plan is bewust gekozen om geen geluidwerende voorzieningen te plaatsen, omdat de rotonde een entreefunctie voor de wijk heeft en daarmee beeldbepalend is.
Uit de resultaten van de berekeningen ter plaatse van de gevels die niet als dove gevel worden uitgevoerd blijkt dat, vanwege de Lage Heideweg, de overige geluidgevoelige bebouwing voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De maximale geluidbelasting bedraagt 47 dB. Vanwege de 'nieuwe weg' voldoet de geluidgevoelige bebouwing aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De maximale geluidbelasting bedraagt 48 dB.
Toets vanwege de Wet ruimtelijke ordening
Uit de resultaten van de cumulatieberekening vanwege de Lage Heideweg, 'nieuwe weg', Het Broek, Venbergseweg, Pastoor Bolsiusstraat/Mgr. Smetsstraat en Irislaan blijkt dat een groot deel van de te projecteren woningen een matig tot slechte akoestische kwaliteit hebben.
De gemeente Valkenswaard hanteert het beleid dat woningen een goed woon- en leefklimaat hebben indien er sprake is van een geluidluwe gevel en een geluidluwe buitenruimte. Daarnaast dienen alle woningen te voldoen aan de binnenwaarde, conform het Bouwbesluit. Vanwege de ontsluitingswegen hebben niet alle woningen een geluidluwe gevel c.q. buitenruimte. Dit kan worden gerealiseerd door bijvoorbeeld het oprichten van een tuinmuur.
Omdat de te projecten geluidgevoelige bebouwing op de weg (geluidbronnen) ontsluit zijn geen maatregelen in de vorm van wallen of schermen overwogen. Vanwege de hoogte van de geluidgevoelige bebouwing zouden afschermingen een onacceptabele hoogte moeten hebben. Het aanbrengen van een stille elementenverharding of een asfaltverharding op een 30 km-weg heeft een akoestisch effect van circa 4 dB. Daarmee wordt vanwege Het Broek, de Venbergseweg en de Irislaan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet gehaald, waardoor deze maatregel ter plaatse van deze wegen niet doelmatig is. In voorliggend plan zouden de (globale) kosten van het aanbrengen van een stille elementenverharding of een asfaltverharding komen op circa (indien de kosten van € 60,00 per m² gehanteerd worden): € 77.000,00, € 145.000,00 en € 35.000,00 voor respectievelijk Het Broek (circa 10 woningen), Venbergseweg (circa 40 woningen) en de Irislaan (circa 35 woningen). Mogelijk zou de gemeente kunnen overwegen om een stille elementenverharding of asfaltverharding te realiseren. Daardoor kunnen de geluidbelastingen naar beneden worden gebracht, hetgeen niet betekend dat alle woningen aan de voorkeursgrenswaarde zullen voldoen. De gemeente heeft uitgesproken om een andere verharding (geluidarm asfalt of een stille elementenverharding) niet in overweging te nemen. Derhalve is in dit onderzoek gerekend met de eerder genoemde verhardingen (zie akoestisch onderzoek paragraaf 4.3).
Omdat maatregelen aan de bron en in het overdrachtsgebied niet overal mogelijk, doelmatig en financieel haalbaar zijn, zou voor de te projecteren geluidgevoelige bebouwing (indien het plan zou vallen binnen het regime van de Wet geluidhinder) een hogere waarde gevraagd (en verleend) kunnen worden. De nader gestelde eisen daarbij, zoals het zoveel mogelijk situeren van de geluidgevoelige ruimten aan de geluidluwe zijde, het mogelijk creëren van een geluidluwe gevel en/of buitenruimte en het, in het kader van het Bouwbesluit, voldoen aan de daarin gestelde binnenwaarden, dienen in ieder geval gehanteerd te worden. Alle te projecteren woningen hebben een geluidluwe gevel met de kwalificatie goed akoestisch woon- en leekfklimaat, behalve de woningen ter plaatse van de waarneempunten 10, 11 en 15. Deze hebben de kwalificatie, een redelijke akoestisch woon- en leefklimaat.
Op 15 november 2007 is de 'Wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen)' in werking getreden. Vanaf dat moment zijn in de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen opgenomen voor diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10).
Nieuw zijn het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)'. Voor projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeft niet langer te worden getoetst aan de grenswaarden. In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn categorieën van gevallen benoemd die in ieder geval als 'niet in betekenende mate' worden aangemerkt en waarvoor toetsing aan de grenswaarden dus zonder meer achterwege kan blijven.
Er is blijkens deze regeling geen onderzoek nodig voor 'woningbouwlocaties, indien een dergelijke locatie, in geval van één ontsluitingsweg, netto niet meer dan 1.500 nieuwe woningen omvat, dan wel, in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, netto niet meer dan 3.000 woningen omvat'.
Het onderhavige plan voorziet in de realisatie van circa 330 woningen. Hiermee wordt onder de aantallen gebleven zoals genoemd in de 'Regeling niet in betekende mate bijdragen'. Zodanig is het plan als niet significant aan te merken voor de lokale luchtkwaliteit. De voorgestane ontwikkeling is daarmee niet in strijd met het bepaalde in de Wet milieubeheer.
Memo 'Luchtkwaliteit Valkenswaard-Zuid'
In het advies van StAB van 8 november 2008 betreffende het bestemmingsplan 'Valkenswaard-Zuid' (opgesteld door BRO) wordt gesteld dat het aspect luchtkwaliteit niet in voldoende mate in het bestemmingsplan 'Valkenswaard-Zuid' inzichtelijk is gemaakt. Dit StaB-advies is al eerder aan de orde gekomen in onderhavig bestemmingsplan in paragraaf 1.1 'Aanleiding en doel'.
Om een en ander zo zorgvuldig mogelijk te verduidelijken is naar aanleiding van het advies van StAB aan BRO gevraagd om het onderdeel betreffende de verkeersaantrekkende werking van de nieuwe bestemming nader weer te geven en hierbij gebruik te maken van de meest recente inzichten en rekenmodellen. Daarnaast is het SRE verzocht om beter de gevolgen voor de luchtkwaliteit van het geplande bedrijventerrein inzichtelijk te maken. Het geplande bedrijventerrein maakt echter geen deel uit van onderhavig bestemmingsplan.
De resultaten van deze onderzoeken zijn opgenomen in de Memo 'Luchtkwaliteit Valkenswaard-Zuid', d.d. 4 februari 2009, welke als bijlage aan dit bestemmingsplan is toegevoegd.
Verkeersaantrekkende werking
Ten aanzien van luchtkwaliteit is voor het bestemmingsplan 'Valkenswaard-Zuid' gebruik gemaakt van het 'Milieueffectrapport/Strategische Milieubeoordeling Lage Heideweg', kortweg MER/SMB Lage Heideweg 1.
De nieuwe berekende waarden zijn niet exact hetzelfde als in de oude berekeningen die hebben plaatsgevonden ten behoeve van het 'MER/SMB Lage Heideweg 1'. Echter de conclusies zoals deze zijn beschreven in het 'MER/SMB Lage Heideweg 1' blijven onveranderd. Hierdoor kan het 'MER/SMB Lage Heideweg 1' nog steeds als uitgangspunt dienen ten aanzien van luchtkwaliteit voor onderliggend bestemmingsplan.
Gevolgen geprojecteerde bedrijventerrein
Tevens is door het SRE ten behoeve van het geplande bedrijventerrein ten zuiden van het plangebied een berekening uitgevoerd naar de effecten voor de luchtkwaliteit na de realisatie van dit bedrijventerrein. Uit de berekeningsresultaten blijk dat in 2010 en 2015, bij toetsing van de effecten voor de luchtkwaliteit door realisatie van het bedrijventerrein, geen overschrijdingen plaatsvinden van de grenswaarden voor fijn stof en stikstofoxide. Het geplande bedrijventerrein heeft zodoende geen nadelige effecten op het toekomstige woongebied 'Lage Heide wonen'.
Zie ook paragraaf 3.4.9 'Luchtkwaliteitsplan Valkenswaard en Waalre 2009-2014' voor het beleid van de gemeente Valkenswaard betreffende luchtkwaliteit.
Luchtkwaliteit vormt derhalve geen belemmering voor de realisatie van het plan.
In 2007 is door De Roever Milieuadvisering de Gebiedsvisie Valkenswaard-Zuid opgesteld ter onderbouwing van de Verordening op het gebied van de Wet geurhinder en veehouderij. In het kader van deze gebiedsvisie is de geurbelasting van alle, op dat moment, relevante geurbronnen voor het gehele gebied Valkenswaard-Zuid, waarvan ook het plangebied van dit bestemmingsplan deel uitmaakt, in kaart gebracht.
Op het moment van het onderzoek was alleen de varkenshouderij aan 't Broek 15–17 relevant voor het plangebied van onderliggend bestemmingsplan.
De varkenshouderij aan 't Broek 15–17 is inmiddels aangekocht door de gemeente Valkenswaard. De milieuvergunning van het bedrijf is ingetrokken. De opstallen zijn reeds gesloopt en het vee is verplaatst naar een nieuwe locatie in een andere gemeente.
De geluidscontour van de Dommelsche Bierbrouwerij, gelegen ten noordwesten van het plangebied aan de Westerhovenseweg, is gelegen over de meest noordelijke groenstrook van het plangebied. Deze contour ligt over het bestaand woongebied en hier worden geen nieuwe woningen gebouwd.
Verder zijn er in het plangebied en in de omgeving van het plangebied geen hinderlijke bedrijven aanwezig, welke een belemmering vormen voor voorliggend bestemmingsplan.
Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten verbonden is voor niet bij de activiteit betrokken personen.
Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het voorkomen en beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en van risicovol transport (onder andere van gevaarlijke stoffen). Het gaat daarbij om de bescherming van individuele burgers en groepen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen of omstandigheden.
Risicobronnen kunnen onderscheiden worden in risicovolle inrichtingen (onder andere lpg-tankstations), vervoer van gevaarlijke stoffen en leidingen (onder andere aardgas, vloeibare brandstof en elektriciteit).
Om voldoende ruimte te scheppen tussen risicobron en de personen of objecten die risico lopen (kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten) moeten vaak afstanden in acht worden genomen. Ook ontwikkelingsmogelijkheden die ingrijpen in de personendichtheid kunnen om onderzoek vragen.
Volgens de risicokaart van de provincie Noord-Brabant zijn er geen risicobronnen in het plangebied.
Lage Heideweg
In het bestemmingsplan Lage Heideweg is de mogelijkheid opgenomen om een benzine-service-station te realiseren. In dit bestemmingsplan is een ontheffingsmogelijkheid opgenomen voor de verkoop van lpg bij dit benzine-service-station. In het kader van deze ontheffingsprocedure (tegenwoordig via een omgevingsvergunning) zal bekeken worden of het lpg-vulpunt is toegestaan. Er dient namelijk via een onderzoek aangetoond te worden dat voor het vestigen van zo'n risicovolle inrichtingsactiviteit (vulpunt en afleveringszuil), waarvan de risicocontour buiten de perceelsgrens komt te liggen waarop de inrichtingsactiviteit is gevestigd, de toepasselijke grenswaarden voor het risico en risicoafstanden ten aanzien van kwetsbare objecten in de omgeving (woningen) alsmede de toepasselijke richtwaarden in acht zullen worden genomen (overeenkomstig het bepaalde volgens het Besluit externe veiligheid inrichtingen).
Over de Lage Heideweg mogen gevaarlijke stoffen vervoerd worden, evenals over de N69. In de risicoatlas wordt gesteld dat wanneer de verkeersstromen gevaarlijke stoffen in tankwagens per jaar kleiner is dan 7500, een 80 km/uur weg geen plaatsgebonden risico (PR) contour heeft. Het groepsrisico (GR) gaat uit van een maximale bevolkingsdichtheid in het invloedsgebied van de weg. In het kader van het bestemmingsplan Lage Heideweg is een berekening gemaakt voor het groepsrisico. Er is aangegeven met welk maximaal inwonersaantal rekening moet worden gehouden binnen de contour van 200 meter langs de weg waarover gevaarlijke stoffen worden getransporteerd. Bij de situering van de Lage Heideweg is de afstand van de toekomstige weg tot aan de (geprojecteerde) structurele woonbebouwing in Lage Heide groter dan 200 meter. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Lage Heideweg heeft dan ook geen invloed op de ontwikkeling in de naastgelegen gebieden, waaronder het onderhavig plangebied 'Lage Heide wonen'.
Explosieven onderzoek
Door Explosive Clearance Group (ECG) is in september 2010 een probleemanalyse naar het risico op het aantreffen van conventionele explosieven uit de Tweede Wereldooorlog in en in de omgeving van het plangebied uitgevoerd. Dit onderzoek is als bijlage toegevoegd aan voorliggend bestemmingsplan.
Uit bestudering van de reeds voorhanden zijnde historische gegevens uit de probleeminventarisatie is gebleken dat in de omgeving van het plangebied in de periode vanaf 1980 een viertal explosieven zijn aangetroffen en geruimd. Slechts één van deze ruimingen heeft nabij het plangebied (locatie Het Broek 17) plaatsgevonden. Door bovenstaand gegeven, is het perceel van Het Broek als gebied met een feitelijk aantoonbaar verhoogd risico afgebakend.
Geadviseerd wordt om ter plaatse van de geplande bodemingrepen nabij Het Broek 17, niet gelegen binnen het plangebied van voorliggend bestemmingsplan, een detectieonderzoek vanaf met maaiveld uit te laten voeren. Bij dit detectieonderzoek wordt het te bewerken gebied met detectoren ingemeten en worden de meetresultaten geanalyseerd op de aanwezigheid van metaalhoudende objecten als mogelijke explosieven.
Voor de overige gebiedsdelen wordt geadviseerd om het proces van explosievenopsporing niet verder voort te zetten en de werkzaamheden regulier uit te laten voeren. Reden hiervoor is het feit dat er voor deze gebiedsdelen geen feitelijke aanwijzingen zijn die duiden op een aantoonbaar verhoogd risico. Voor deze gebieden wordt het algemene advies gegeven om het uitvoerend personeel dat bodemingrepen uitvoert voorafgaand aan deze werkzaamheden uitdrukkelijk te instrueren geen verdere acties te ondernemen in het geval van het onverhoopt aantreffen van munitieverdachte objecten.
Conclusie
Zodoende vormt het aspect externe veiligheid geen belemmering voor voorliggend plan.
Er lopen geen kabels en leidingen door het plangebied, welke een planologische belemmering vormen voor het plan. Er is ten zuiden van het plangebied een DPO-leiding gelegen met een bebouwingsvrije- en toetsingszone. Deze zones vallen echter buiten het plangebied.