Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Buitengebied
Status: onherroepelijk
Plan identificatie: NL.IMRO.0858.BPbuitengebied-OH01

6.2 Gebiedsvisie

Vanuit het bestaande beleidskader wordt duidelijk dat de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit voorop staat in het buitengebied van Valkenswaard. De opgave is om de ontwikkelingen in het landelijke gebied zodanig vorm te geven dat er sprake is van een duurzaam en vitaal platteland. Het gebied biedt multifunctionele gebruiksruimte voor landbouw, natuur en landschap, water, recreatie, cultuurhistorie en bedrijvigheid.
   
Relevant voor het bestemmingsplan is de vraag hoe de ruimteclaims van de verschillende functies zich tot elkaar ver­houden, of alle ruimteclaims gehonoreerd kunnen worden en welke voor­waarden daarbij eventueel gesteld moeten worden. Soms zijn gewenste ontwikkelingen bij bepaalde functies, zoals intensieve veehouderij, vanuit het oogpunt van landschap, natuur of cultuurhistorie niet of slechts onder strikte voorwaarden toelaat­baar.
 
In deze paragraaf wordt een beknopte visie op het buitengebied van Valkenswaard gegeven. Daarbij wordt met name stilgestaan bij landbouw, natuur en recreatie. De overige functies komen in hoofdstuk 7 aan bod.
6.2.1 Landbouw
De gemeente Valkenswaard kenmerkt zich als een landelijke gemeente. Van het totale grondgebied heeft ongeveer 88% een natuur- en/of landbouwfunctie. Het gebied wordt enerzijds gekenmerkt door de vele (beschermde) natuurgebieden en anderzijds door de aanwezigheid van agrarische bedrijven, waaronder intensieve veehouderijen. Uit de verschillende beleidsstukken is op te maken dat er gezocht moet worden naar evenwicht in het bieden van ruimte voor beide functies.
 
Door ruimteclaims vanuit stedelijke, infrastructurele, ecologische en landschappelijke functies loopt het areaal landbouwgrond verder terug. Door het aanscherpen van de regels op het gebied van stankhinder, uitstoot van ammoniak en het beperken van de omvang van de agrarische bouwkavels, is het voor de agrarische sector steeds moeilijker om zich verder te ontwikkelen.
 
Binnen het grondgebied is het Reconstructiebeleid, zoals opgenomen in de provinciale verordening, van toepassing. Binnen de extensiveringsgebieden wordt vanwege de aanwezige natuurwaarden op de lange termijn gestreefd naar een beëindiging van de aanwezige intensieve veehouderijen. Binnen het verwevingsgebied wordt gestreefd naar een evenwicht tussen de belangen van natuur en landbouw. Dit reconstructiebeleid is overigens ook al in de vigerende 2e herziening van het bestemmingsplan Buitengebied opgenomen. Op zogenoemde 'duurzame locaties' is onder bepaalde voorwaarden een vergroting van het bouwvlak mogelijk. Omdat het om uitzonderingsgevallen zal gaan, waarvoor maatwerk zal moeten worden geleverd en waarvoor diverse milieuonderzoeken zijn vereist, worden er geen duurzame locaties voor intensieve agrarische bedrijven in dit bestemmingsplan opgenomen. Indien een dergelijke situatie zich voor zou kunnen doen, kan hiervoor een separaat plan worden opgesteld. 
 
In het plangebied is in beperkte mate ruimte voor groei van veehouderijen. In het PlanMER is dit nader onderzocht (zie paragraaf 5.7). Dit wordt veroorzaakt door diverse factoren, waaronder het Reconstructiebeleid en de (externe werking) van de Natura 2000-gebieden. Daarentegen is het bieden van ontwikkelingsruimte van wezenlijk belang voor de economische positie van de agrarische bedrijven. Deze ontwikkelingsruimte kan bijvoorbeeld bestaan uit het bieden van mogelijkheden voor een (niet-agrarische of agrarisch verwante) neventak (verbrede landbouw).
 
Echter, gelet op de beperkte ontwikkelingsmogelijkheden, zullen er gedurende de planperiode agrarische bedrijven gaan stoppen. Dit betekent dat er sprake zal zijn van vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing (VAB). Over het algemeen blijft het voormalige bedrijfshoofd op de boerderij wonen. De stallen komen veelal leeg te staan of worden gebruikt door derden voor niet-agrarische, bedrijfsmatige activiteiten.
 
Daarnaast is gebleken dat bij bijvoorbeeld woningen in een aantal situaties een groot oppervlak (meer dan 100 m2) aan bijbehorende bouwwerken aanwezig is. Veelal waren deze bijbehorende bouwwerken in een ver verleden in agrarisch gebruik. De gemeente zal voor dergelijke situaties een specifieke regeling opnemen.   
 
De structuurvisie geeft aan dat er veel kansen liggen voor plattelandsverbreding. De gemeente wil in dat kader waar mogelijk maximale ruimte bieden voor nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven en hergebruik van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen (verblijfsrecreatie, dagrecreatie, kleinschalige bedrijvigheid, zorg, kunst en cultuur). Hierdoor ontstaat er ruimte om te komen tot een breed georiënteerde plattelandseconomie.
Niet agrarische bedrijven horen in beginsel thuis op een bedrijventerrein en dus niet in het buitengebied. Een uitzondering wordt gemaakt voor de lichtste vorm hiervan, te weten de milieucategorie 1 en 2 bedrijven. De ontwikkeling dient wel gepaard te gaan met landschappelijke kwaliteiten. Dit vraagt bij de ontwikkeling van het initiatief dus wel een zekere afweging.
 
Behalve hergebruik van de vrijkomende agrarische bebouwing, kan het in sommige gevallen ruimtelijk wenselijk zijn dat de overtollige bebouwing wordt gesloopt. Wanneer een aanzienlijke hoeveelheid bebouwing wordt gesloopt, kan ter compensatie een nieuwe burgerwoning worden opgericht. Dit wordt 'ruimte voor ruimte' genoemd. In de gemeentelijke structuurvisie is aangegeven dat het uitgangspunt hierbij is dat deze woningen kunnen worden gerealiseerd in de bebouwingsconcentraties. In paragraaf 7.3.6 wordt dit nader toegelicht.
  
6.2.2 Natuur
Natuur is één van de speerpunten uit de Structuurvisie van de gemeente Valkenswaard. Als uitgangspunten zijn onder andere geformuleerd:
  • versterken van de aanwezige waarden in de verschillende landschapstypen;
  • een oplossing realiseren voor de recreatieve parkeerdruk;
  • het realiseren van ecologische verbindingszones;
  • het versterken van natuur- en recreatieve waarde in het Dommeldal;
  • en het versterken van de toegang tot natuurgebieden.
Alhoewel het bestemmingsplan geen initiatieven hiertoe kan ontwikkelen, kunnen alle bestaande natuurgebieden in het bestemmingsplan wel worden beschermd. Het gaat dan om die gebieden die deel uitmaken van het Natura 2000-netwerk, zijn aangewezen als bestaand natuurgebied in het kader van de EHS of een beschermde status hebben in de Natuurbeschermingswet. 
Aangezien deze gebieden grotendeels uit bos, natuur en heide bestaan, worden deze gronden bestemd voor 'Natuur'. Het gaat dan om bestaande natuurgebieden en/of gebieden waarvan vast staat dat deze binnen de planperiode worden omgezet naar de hoofdfunctie natuur. Voor alle natuurbestemmingen geldt dat de instandhouding van de natuur- en landschapswaarden voorop staat. Daarom kan worden volstaan met één bestemming: Natuur.
 
Ook de beheersgebieden behoren tot de EHS. Dit zijn agrarische gebieden met belangrijke natuurwaarden, waar subsidies beschikbaar zijn voor agrarisch natuurbeheer. Omdat het hoofdgebruik nog steeds agrarisch is, kan voor deze gebieden worden volstaan met de bestemming 'Agrarisch met waarden'. Het oprichten van bijvoorbeeld nieuwe woningen of agrarische bedrijven in of nabij dit gebied is strijdig met de provinciale Verordening Ruimte, waarin wordt aangegeven  dat de ecologische waarden en kenmerken beschermd dienen te worden. Het gaat daarbij niet alleen om het oprichten van gebouwen, maar ook om de activiteiten die binnen of buiten de gebouwen plaatsvinden. Te denken valt aan de invloed van bijvoorbeeld de emissie van stikstof- en ammoniakdeposities door vee, een ongewenste toename van het aantal verkeersbewegingen, het verdwijnen van duisternis door (erf)verlichting en het verstoren van rustplaatsen door geluid vanuit bedrijven en woningen. Het uitbreiden van agrarische bedrijven in de nabijheid van het Natura 2000-gebied is door de externe werking ervan doorgaans ook geen mogelijkheid, tenzij kan worden aangetoond dat er geen (significante) aantasting van de natuurwaarden plaatsvindt.
 
Natuurontwikkeling wordt mogelijk gemaakt door een wijzigingsbevoegdheid, waarmee de bestemming van agrarische gebieden gelegen binnen de EHS gewijzigd kan worden naar de bestemming 'Natuur' of 'Water'. Het bestemmingsplan dwingt deze ontwikkelingen niet af, maar is in deze 'volgend'.
6.2.3 Landschap
Het grondgebruik en de ontginningsgeschiedenis hebben ervoor gezorgd dat een variatie aan bijzondere en kenmerkende landschappelijke waarden is ontstaan, die de gemeente wenst te behouden. In het LOP heeft de gemeente haar visie op het landschap bepaald.
 
De bestaande landschapswaarden zullen als volgt worden beschermd:
  • via een eigen bestemming op de verbeelding, bijvoorbeeld 'Groen - landschapselement';
  • via een aanduiding op de verbeelding: bijzondere landschappelijke karakteristieken worden zo beschermd (bijvoorbeeld waardevolle openheid, essen en kampen, waardevolle bomen);
  • via de bestemmingsomschrijving in de planregels (medebestemming);
  • via overig sectoraal instrumentarium, zoals het gemeentelijk landschapsontwikkelingsplan.
Daarbij zal de 2e herziening van het bestemmingsplan Buitengebied het uitgangspunt vormen voor de te beschermen landschapswaarden. De werking van het bestemmingsplan strekt in principe niet zo ver dat landschapsaanleg- en beheer afgedwongen kan worden. Hiervoor is sectoraal instrumentarium beschikbaar. Echter, wanneer het bestemmingsplan via wijzigings- en afwijkingsmogelijkheden nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, kan hier wel als voorwaarde aan worden gekoppeld dat er een kwaliteitsverbetering van het landschap en/of landschappelijke inpassing plaats dient te vinden. Dit kan bijvoorbeeld vorm krijgen door de aanleg van nieuwe natuur- en landschapselementen, verbetering van het erf of het realiseren van streekeigen erfbeplanting. Het LOP kan hier aanknopingspunten voor bieden.
6.2.4 Recreatie
Het plangebied is door de aanwezige natuurgebieden, cultuurhistorische elementen, rust en ruimte zeer geschikt voor recreatieve activiteiten. Vooral het extensieve recreatieve medegebruik van bos, natuur en (zand)wegen speelt een grote rol, waarbij te denken valt aan de diverse fiets- en wandelroutes door het plangebied. Waar mogelijk wordt extensief recreatief medegebruik binnen de bestemmingen bij recht toegestaan.
   
De gemeente heeft in haar structuurvisie aangegeven dat de ontwikkeling van nieuwe verblijfs- en dagrecreatie in het buitengebied wordt gestimuleerd. Zo kan de recreatieve betekenis verder worden vergroot door langs toeristische en recreatieve netwerkroutes horeca- en andere rustpunten te creëren. Hierbij streeft de gemeente naar een zekere kwaliteitsverbetering. De gemeente Valkenswaard wil onder die voorwaarde graag meewerken aan nieuwe initiatieven, om zo het toeristisch-recreatieve aanbod substantieel te verhogen.
          
Voor de gebieden die onder een grote recreatieve druk staan is er geen ruimte voor een ongecontroleerde toename aan verschillende recreatieve activiteiten, zoals nieuwe campings en grootschalige voorzieningen. Voor diverse dag- en verblijfsrecreatieve functies in het plan wordt een specifieke recreatieve bestemming opgenomen (maatbestemming). Wat wel past binnen de gebieden met een grote recreatieve druk, zijn functies als kleinschalig kamperen.
 
Opvallend is de 'verpaarding' van het landschap. Paarden en pony's worden voornamelijk voor recreatieve doeleinden gehouden. Paardenhouders hebben hun paard het liefst dicht bij huis. Dit zorgt echter wel voor verrommeling van het landschap door een wildgroei aan kleine weitjes, paardenbakken, bouwwerken en gebouwen. In dit bestemmingsplan wordt een onderscheidt gemaakt tussen paardenhouderijen als agrarische activiteit en als recreatieve activiteit. In paragraaf 7.6 is een regeling opgenomen voor recreatieve paardenhouderijen.  
6.2.5 Overig
Landbouw, natuur, landschap en recreatie zijn niet de enige functies in het plangebied. Er zijn ook diverse niet-agrarische bedrijven, horecabedrijven en maatschappelijke bedrijven. Voor deze functies geldt dat de bestaande, legale bedrijven een positieve bestemming zullen krijgen. Qua uitbreidingsmogelijkheden wordt in principe aangesloten bij het provinciale beleid voor niet-agrarische ruimtelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied, zoals dit in de verordening Ruimte 2012 is opgenomen.