Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Buitengebied
Status: onherroepelijk
Plan identificatie: NL.IMRO.0858.BPbuitengebied-OH01

Artikel 6 Agrarisch met waarden - Paardenhouderij

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Hoofdbestemmingen
De voor 'Agrarisch met waarden - Paardenhouderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het behoud en/of herstel van de aldaar voorkomende dan wel daaraan eigen landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden;
  2. paardenhouderij, niet zijnde een manege;
  3. maximaal één bedrijfswoning per bouwvlak dan wel het aantal bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden' op de verbeelding;
  4. maximaal het bestaande aantal vergunde groomverblijven ter plaatse van de aanduiding 'specifiek vorm van agrarisch - groomverblijven';
  5. een plattelandswoning ter plaatse van de aanduiding 'plattelandswoning';
  6. grondgebonden agrarische bedrijven;  
  7. agrarisch natuurbeheer;
met daarbij behorende:
  1. groenvoorzieningen;  
  2. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  3. water, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen.
 
6.1.2 Medebestemmingen
De voor 'Agrarisch met waarden - Paardenhouderij' aangewezen gronden zijn naast het bepaalde in artikel 6 lid 1.1 mede bestemd voor:
  1. behoud van cultuurhistorische waarden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';
  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - vrijkomende agrarische bebouwing' is de bestaande niet agrarische functie toegestaan welke naar aard en omvang niet mag worden vergroot;
  3. kleinschalig kamperen, waarbij de afstand van kampeermiddelen tot de grens van het bouwvlak niet meer dan 150 meter mag bedragen;
  4. hobbymatig agrarisch gebruik;
  5. aan-huis-verbonden beroepen;
  6. extensieve dagrecreatie.
6.2 Bouwregels
Op de gronden zijn uitsluitend bouwwerken toegestaan ten behoeve van de in artikel 6 lid 1 omschreven bestemming, waarbij tevens wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
6.2.1 Algemeen
  1. per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één paardenhouderij toegestaan.
  2. bouwwerken zijn uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan tenzij anders is bepaald.
  3. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat:
    1. de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd niet minder mag bedragen dan 18 m;
    2. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 5 m;
  4. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding onbebouwd' mag geen bebouwing worden opgericht.
6.2.2 Bedrijfsbebouwing
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van de bedrijfsvoering gelden de volgende bepalingen:
  1. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 meter;
  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter;
  4. indien nader aangeduid met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - vrijkomende agrarische bebouwing' mag het maximale oppervlak aan gebouwen niet meer bedragen dan de bestaande bebouwing.
6.2.3 Bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken
6.2.3.1 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
  1. maximaal één bedrijfswoning per bouwvlak;
  2. in afwijking van het bepaalde onder a geldt indien op de verbeelding de aanduiding 'Maximum aantal wooneenheden' is opgenomen dit aantal als maximum;
  3. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3;
  4. de goothoogte van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 5,5 meter;
  5. de bouwhoogte van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 10 meter.
6.2.3.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:
  1. de gezamenlijke bebouwingsoppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m² per bedrijfswoning;
  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 meter;
  4. vrijstaande bijbehorende bouwwerken  dienen op een afstand van ten minste 2,5 meter achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
  5. de afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 20 meter.
6.2.4 Plattelandswoningen en bijbehorende bouwwerken
6.2.4.1 Plattelandswoningen
Voor het bouwen van plattelandswoningen gelden de volgende bepalingen:
  1. plattelandswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'plattelandswoning';
  2. de inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan de bestaande inhoud;
  3. de goothoogte van de woning mag niet meer bedragen dan de bestaande goothoogte;
  4. de bouwhoogte van de woning mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte.
6.2.4.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij plattelandswoningen gelden de volgende voorwaarden:
  1. de gezamenlijke bebouwingsoppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m² per plattelandswoning;
  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m;
  4. vrijstaande bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 2,5 m achter de voorgevelrooilijn van de plattelandswoningen te worden gebouwd;
  5. de afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de plattelandswoning mag niet meer bedragen dan 20 m.
 
6.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet zijnde overkappingen, gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van silo's mag niet meer dan 15 meter bedragen;
  2. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd vóór de voorgevel van de bedrijfswoning mag niet meer dan 1,55 meter bedragen;
  3. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd buiten het bouwvlak mag niet meer dan 1,5 meter bedragen, waarbij het bouwwerk een transparantie heeft van minimaal 75%; 
  4. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd achter de voorgevel van de bedrijfswoning mag niet meer dan 2,0 meter bedragen;
  5. de bouwhoogte van warmtebuffers, CO2- en biovergistingsinstallaties en kleine windmolens mag niet meer dan 10 meter bedragen;
  6. de inhoud van mestopslagsilo's mag niet meer dan 2.500 m3 bedragen;
  7. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  8. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer dan 4,5 meter bedragen.
6.2.6 Bebouwing t.b.v. kleinschalig kamperen
Voor het bouwen ten behoeve van het kleinschalig kamperen gelden de volgende bepalingen:
  1. het totale oppervlak mag niet meer bedragen dan 50 m2;
  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 meter.
6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend:
  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor:
    1. kamerverhuur;
    2. seksinrichtingen;
    3. de opslag van goederen anders dan ten behoeve van de bestemming;
    4. de opslag van goederen buiten de bebouwing met een totale opslaghoogte van meer dan 4 m; 
    5. lichtmasten en lichtreclame, dit met uitzondering van lichtmasten ten behoeve van de verkeersfunctie, paardenbakken en erfverlichting; 
  2. het gebruik van bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.
6.3.2 Paardenbakken
Paardenbakken voldoen aan de volgende kenmerken:
  1. zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  2. de bouwhoogte terreinafscheiding bedraagt maximaal 1,50 meter;
  3. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt maximaal 6 meter;
  4. per paardenbak zijn maximaal 6 lichtmasten toegestaan;
  5. lichtmasten binnen een afstand van 100 meter tot gronden met de bestemming Natuur zijn niet toegestaan, dit met uitzondering van erfverlichting.
 
6.3.3 Aan-huis-verbonden beroep
De uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep is toegestaan, mits:
  1. de hiertoe benodigde vloeroppervlakte maximaal 50 m2 bedraagt, zulks met inbegrip van aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
  2. degene die de bedrijfsvoering van het aan-huis-verbonden beroep uitoefent, tevens de bewoner van de woning is;
  3. bij uitoefening van de beroepen van schoonheidsspecialist(e), mani- en/of pedicure en kapper sprake is van ten hoogste 1 arbeidsplaats;
  4. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep.
6.4 Afwijken van de gebruiksregels
6.4.1 Ten behoeve van nevenfuncties
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6 lid 1.1 ten behoeve van het toestaan van één of meerdere nevenfuncties met inachtneming van het volgende:
  1. het gaat om activiteiten tot en met categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  2. er geen afzonderlijke hoofdfunctie ontstaat;
  3. er geen zelfstandige baliefunctie ontstaat;
  4. de nevenfuncties beperkt blijven tot een vloeroppervlak van maximaal 2.500 m2;
  5. er geen detailhandel ontstaat met een verkoopvloeroppervlak van meer dan 100 m2;
  6. de nevenfuncties milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  7. er geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  8. de nevenfuncties voorzien worden van een goede landschappelijke inpassing, waarbij de nevenfuncties niet mogen leiden tot een onevenredige aantasting van de in het gebied voorkomende natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
  9. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking;
  10. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
  11. het niet betreft een nevenfunctie bij een plattelandswoning;
  12. een verzoek om toepassing van deze ontheffingsbevoegdheid kan ter toetsing worden voorgelegd aan een agrarisch deskundige en een deskundige inzake natuur en landschap en/of cultuurhistorie.
6.4.2 Ten behoeve van opslag
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6 lid 1.1 ten behoeve van het toestaan van opslag als nevenfuncties met inachtneming van het volgende:
  1. het betreft statische opslag van goederen;
  2. de opslag uitsluitend inpandig is toegestaan;
  3. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking;
  4. opslag bij een plattelandswoning niet is toegestaan.
6.4.3 Ten behoeve van paardenbakken buiten het bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in  artikel 6 lid 3.2 sub a  ten behoeve van het oprichten van een paardenbak buiten het bouwvlak onder voorwaarden dat:
  1. het overige bepaalde in artikel 6 lid 3.2 van overeenkomstige toepassing is;
  2. binnen het bouwvlak aantoonbaar geen ruimte is voor de beoogde paardenbak;
  3. de paardenbak direct aansluitend aan het bouwvlak wordt gesitueerd;
  4. de afstand tot een (bedrijfs-)woning van een derde minimaal 50 meter bedraagt;
  5. er wordt voorzien in een gebiedseigen landschappelijke inpassing.
  6. de paardenbak in overeenstemming is met de gemeentelijke beeldkwaliteitseisen.
6.4.4 Ten behoeve van aan-huis-verbonden beroep
Met een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in artikel 6 lid 3.3 ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep met een vloeroppervlakte van maximaal 100 m² (met inbegrip van bijbehorende bouwwerken) mits:
  1. het gebruik geen ernstige c.q. onevenredige hinder voor het woonmilieu oplevert, noch afbreuk doet aan het woonkarakter van de buurt;
  2. het gebruik de afwikkeling van het verkeer niet nadelig beïnvloedt en niet leidt tot een onaanvaardbare parkeerdruk in de buurt;
  3. het gebruik geen publieksgericht karakter heeft;
  4. degene die de bedrijfsvoering van het aan huis verbonden beroep uitoefent, tevens de bewoner van de woning is;
  5. bij uitoefening van de beroepen van schoonheidsspecialist(e), mani- en/of pedicure en kapper sprake is van ten hoogste 1 arbeidsplaats;
  6. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep.
6.4.5 Ten behoeve van hogere afscheidingen
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van regels ten behoeve van het toestaan van terreinafscheidingen van 2,5 meter met dien verstande dat:
  1. er wordt voorzien in een gebiedseigen landschappelijke inpassing;
  2. waarbij het bouwwerk een transparantie heeft van minimaal 75%;
  3. het bouwwerk in overeenstemming is met de gemeentelijke beeldkwaliteitseisen.
  
6.4.6 Ten behoeve van een groomverblijf
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de regels ten behoeve van het toestaan van een groomverblijf voor maximaal 2 personen met inachtneming van het volgende:
  1. het verblijf gerealiseerd wordt in een bedrijfsgebouw of een gedeelte daarvan;
  2. het verblijf niet aan te merken is als twee zelfstandige wooneenheden;
  3. het oppervlak in totaal niet meer bedraagt dan 45 m2;
  4. de huisvesting is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering;
  5. de huisvesting betreft uitsluitend (tijdelijke)medewerkers, stagiaires, die alleen ten behoeve van het bedrijf, waar ze gehuisvest zijn werkzaamheden verrichten;
  6. de gebruikers van het groomverblijf dienen elders hun hoofdverblijf te hebben;
  7. de verblijfsduur maximaal 6 maanden bedraagt;
  8. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven.
6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.5.1 Verboden werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden buiten het bouwvlak uit te voeren: 
  1. aanleggen en/of verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  2. afgraven, ophogen of egaliseren, dan wel ontginnen van gronden;
  3. kappen en rooien van houtwallen en/of -singels of bosjes;
  4. door nieuwe aanplant realiseren van houtwallen en/of -singels of bosjes;
  5. winnen, infiltreren of stuwen van water en andere werken of werkzaamheden die een wezenlijke wijziging van de grondwaterstand of de waterhuishouding beogen of ten gevolge hebben, anders dan ten behoeve van natuurontwikkeling;
  6. aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen.
  
6.5.2 Toegestane werkzaamheden
Het in artikel 6 lid 5.1  vervatte verbod is niet van toepassing op: 
  1. werken en werkzaamheden welke het normale onderhoud betreffen;
  2. werken en werkzaamheden welke noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
  3. werken en werkzaamheden welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werkingtreding van dit plan;
  4. werken en werkzaamheden aan nieuw groen.
  
6.5.3 Voorwaarden voor verlenen omgevingsvergunning
De in artikel 6 lid 5.1  vermelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de ecologische en/of landschappelijke, cultuurhistorische en waterhuishoudkundige waarden van de gronden.
 
6.6 Wijzigingsbevoegdheid
6.6.1 Ten behoeve van het vergroten van een agrarisch bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het vergroten van een bouwvlak, met inachtneming van het volgende:
  1. de vergroting moet noodzakelijk zijn voor een doelmatige en duurzame bedrijfsvoering;
  2. het bouwvlak is, na wijziging niet groter dan 1,5 ha; 
  3. landschappelijke en ecologische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  4. er wordt voorzien in een gebiedseigen landschappelijke inpassing;
  5. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  6. dat het wijzigingsplan milieutechnisch aanvaardbaar is;
  7. dat het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar is;
  8. verhaal van gemeentelijke (plan-)kosten is zekergesteld;
  9. advies is verkregen van de agrarisch deskundige.
6.6.2 Ten behoeve van het wijzigen van de vorm van een agrarisch bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het wijzigen van de vorm van een agrarisch bouwvlak, met inachtneming van het volgende:
  1. de wijziging moet noodzakelijk zijn voor een doelmatige en duurzame agrarische bedrijfsvoering;
  2. het bouwvlak niet wordt vergroot;
  3. er wordt voorzien in een gebiedseigen landschappelijke inpassing;
  4. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  5. dat het wijzigingsplan milieutechnisch aanvaardbaar is;
  6. dat het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar is;
  7. verhaal van gemeentelijke (plan-)kosten is zekergesteld;
  8. advies is verkregen van de agrarisch deskundige.
6.6.3 Ten behoeve van vervolgfuncties
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het toestaan van vervolgfuncties, met inachtneming van het volgende:
  1. de agrarische bedrijfsvoering volledig is beëindigd;
  2. uitsluitend vervolgfuncties in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan;
  3. de ontwikkeling niet leidt tot een bestemmingsvlak met een omvang groter dan 5.000 m2;
  4. de vervolgfunctie bijdraagt aan de ontwikkeling van de gemengde plattelandseconomie;
  5. overtollige bebouwing wordt gesloopt; 
  6. er niet twee of meer zelfstandige bedrijven mogen ontstaan;
  7. er geen kantoorvoorziening met baliefunctie mag ontstaan;
  8. er geen zelfstandige detailhandel ontstaat met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 100 m2;
  9. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  10. dat het wijzigingsplan milieutechnisch aanvaardbaar is;
  11. dat het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar is;
  12. verhaal van gemeentelijke (plan-)kosten is zekergesteld;
  13. het wijzigingsplan voorziet in een goede landschappelijke inpassing.