1.1 Aanleiding
Op
25 mei 2014 heeft de Raad van State uitspraak gedaan over de beroepen
die ingesteld zijn tegen het bestemmingsplan Buitengebied 2013 van de
gemeente Valkenswaard. In die uitspraak is een termijn van
26 weken gesteld om het bestemmingsplan, op de onderdelen waaraan
rechtskracht is onthouden, te repareren. Deze eerste termijn van
26 weken heeft de gemeente niet gehaald. De gemeente was
namelijk van mening dat alle bestreden punten juridisch gezien
verzekerd waren en daardoor de noodzaak tot herziening niet aanwezig
was. Twee van de appellanten hebben, tegen het niet voldoen aan de
verplichting, opnieuw beroep aangetekend en zijn door de Raad van State
in het gelijk gesteld. De Raad van State heeft vervolgens gesteld op 17
juni 2016 een nieuwe termijn aan de gemeente gesteld voor de
noodzakelijke reparatie, dit maal met een boeteclausule.
Met
één van de appellanten is de gemeente tot een minnelijke
oplossing gekomen. Deze appellant heeft ingestemd met het herzien
van de regels in de voorgenomen herziening van het bestemmingsplan
buitengebied ('Buitengebied 2'). Deze appellant zal dus niet
opnieuw naar de Raad van State gaan om de gemeente in gebreke te
stellen en de boete te vorderen.
Met de andere
appellant is, ook na herhaalde pogingen, geen overeenstemming
bereikt. Hij houdt vast aan de gestelde datum van de Raad van State. In
onderhavig bestemmingsplan worden daarom de regels deels
herzien. Het gegrond verklaarde beroep richt zich op het gebruik
van stallen voor het huisvesten van dieren in twee lagen, de
afwijkingsbevoegdheid voor het toestaan van kuilvoerplaten buiten het
bouwvlak en de uitbreidingsmogelijkheden van bebouwing in intensieve
veehouderijen in extensiveringsgebied op het perceel Zeelberg
47. De regels van het bestemmingsplan 'buitengebied' blijven
voor het overige onverkort van toepassing.
1.3 Geldend bestemmingsplan
Ter
plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied'.
Dit bestemmingsplan is op 27 juni 2013 vastgesteld door de
raad van de gemeente Valkenswaard. Voorliggend
bestemmingsplan is een technische herziening van het geldende
bestemmingsplan 'Buitengebied'. Het geldende bestemmingsplan
blijft dan ook onverkort van kracht, met uitzondering van de bepalingen
in artikel 5.4.1, artikel 5.6.3 en artikel 40.1, waar een aanvulling in
de regels plaatsvindt specifiek voor het plangebied.
Uitsnede geldend bestemmingsplan met globale plangrens (rode omkadering)
2 Aanpassingen op het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied'
Begripsbepaling grondgebonden veehouderij
De
eerste aanpassing betreft de vervanging van het begrip '1.44
grondgebonden veehouderij:' door het begrip zoals dat is opgenomen in
de provinciale Verordening ruimte 2014. Vanwege rechtsonzekerheid was
daar rechtskracht aan onthouden.
Artikel 1.44 komt daarmee als volgt te luiden:
1.44 grondgebonden veehouderij:
een
veehouderij waarvan het voer en de mest voor het overgrote deel
gewonnen respectievelijk aangewend worden op gronden die in gebruik
zijn van de veehouderij en die in de directe omgeving liggen van de
bedrijfslocatie;
Uitsluiten dubbellaagse stallen
De tweede
aanpassing betreft een aanpassing van artikel '5.4.1 Strijdig gebruik'
in de specifieke gebruiksregels van artikel 5 'Agrarisch met waarden',
waardoor het huisvesten van vee in meer dan één bouwlaag
wordt uitgesloten, behoudens volière- en scharrelstallen voor
legkippen.
In artikel 5.4.1 wordt onder a een nieuwe sub 1 ingevoegd, waarmee het artikel als volgt komt te luiden:
5.4.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend:
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor:
- het
huisvesten van vee in meer dan één bouwlaag, met
uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar
ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden;
- glastuinbouwbedrijven;
- kamerverhuur;
- seksinrichtingen;
- de opslag van goederen anders dan ten behoeve van de bestemming;
- de opslag van goederen buiten de bebouwing met een totale opslaghoogte van meer dan 4 meter;
- lichtmasten
en lichtreclame, dit met uitzondering van lichtmasten ten behoeve van
de verkeersfunctie, paardenbakken en erfverlichting;
- het gebruik van bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.
Uitsluiten gebruik afwijkingsbevoegdheid voor ruw- en kuilvoeropslagen
De
derde aanpassing betreft een aanpassing van artikel
'5.6.3 Voorwaarden voor verlenen omgevingsvergunning' waardoor het
gebruik van de opgenomen afwijkingsbevoegdheid voor de realisatie van
ruw- en kuilvoeropslagen en andere vergelijkbare voorzieningen voor de
agrarische bedrijfsvoering in de regels wordt uitgesloten.
In artikel 5.6.3 wordt een nieuwe sub b ingevoegd, waarmee het artikel als volgt komt te luiden:
5.6.3 Voorwaarden voor verlenen omgevingsvergunning
De in artikel 5 lid 6.1 vermelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:
- geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de
ontwikkeling van de ecologische en/of landschappelijke,
cultuurhistorische en waterhuishoudkundige waarden van de gronden;
- en voor
zover met betrekking tot de onder sub a en b genoemde activiteiten, het
verlenen van de omgevingsvergunning geen betrekking heeft op (de
mogelijkheid tot) het gebruik voor ruw-/ kuilvoeropslagen en andere
vergelijkbare voorzieningen voor de agrarische bedrijfsvoering.
Uitsluiten uitbreiding bebouwing intensieve veehouderijen in extensiveringsgebied
De
vierde aanpassing betreft een aanpassing van artikel
'40.1 Algemeen' in de 'Algemene afwijkingsregels' waardoor
uitbreiding van bebouwing van intensieve veehouderijen in
extensiveringsgebied wordt uitgesloten.
In artikel 40.1 wordt sub a aangevuld, waarmee het artikel als volgt komt te luiden:
40.1 Algemeen
In afwijking van de desbetreffende bepalingen van het plan kan het bevoegd gezag omgevingsvergunning verlenen voor:
- geringe
afwijkingen van de in het plan voorgeschreven maten ten aanzien van
afstand tussen woningen, van afstand tot zijdelingse perceelsgrenzen,
van bebouwde oppervlakten, alsmede van de goot- en bouwhoogte van
gebouwen met ten hoogste 10 %. Deze omgevingsvergunning kan niet
worden verleend, voor zover de aanvraag om een omgevingsvergunning voor
bouwen een uitbreiding van bebouwing van intensieve veehouderijen in
extensiveringsgebied betreft.
3 Economische uitvoerbaarheid
Bij
de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel
3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de
(economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij
vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan
vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op
basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de
Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het
bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen
indien:
- het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is;
- het bepalen van
een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder
c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is;
- het stellen van
eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel
6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.
Planspecifiek
Voor
deze technische herziening zijn algemene middelen in de begroting
opgenomen voor de herziening van bestemmingsplannen. Daarmee is het
kostenverhaal verzekerd.
4 Juridisch plan
Voor
het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke
ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare
Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).
Dit
bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een
toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch
bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen
in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de
verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn
bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.
De
toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een
belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit
bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de
onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het
bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van
wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het
bestemmingsplan. Tot slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk
onderdeel uit van het bestemmingsplan.
5 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Zienswijzen
Het
ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende een periode van zes weken, van
28 april t/m 8 juni 2016, ter inzage gelegen. Daarvan is openbare
kennisgeving gedaan in de Staatscourant en Kempener Koerier. Gedurende
deze zienswijzeperiode zijn 2 zienswijzen ingediend.
In de Nota van
zienswijzen, die als bijlage bij dit plan is gevoegd, zijn de
zienswijzen besproken en voorzien van een gemeentelijke beantwoording.
Na vaststelling
door de Raad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het
bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze
termijn is er de mogelijkheid beroep in te dienen bij de Afdeling
bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt
vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er
geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het
bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een
beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De
schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige
voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.