direct naar inhoud van Regels
Plan: Velmolen Oost fase 3
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0856.BPVelmolenoost-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Velmolen Oost fase 3 met identificatienummer NL.IMRO.0856.BPVelmolenoost-VA01 van de gemeente Uden

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft

1.5 aaneengebouwde woning

een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van meer dan twee aaneengebouwde woningen, niet zijnde een gestapelde woning.

1.6 aan-huis-verbonden beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebieden dat door zijn beperkte omvang in woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend; hieronder dient niet te worden begrepen de uitoefening van detailhandel

1.7 achtergevellijn

de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een gebouw tot aan de perceelgrenzen

1.8 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde

1.9 bebouwingspercentage

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel c.q. bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met (bij)gebouwen en overkappingen; hierbij worden ondergrondse bouwwerken meegerekend

1.10 beeldkwaliteit

de aan een bouwwerk toegekende architectonische waarde met betrekking tot de bouwkundige vormgeving en ruimtelijke en functionele aspecten

1.11 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak

1.12 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming

1.13 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning

1.14 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.15 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats

1.16 bouwgrens

de grens van een bouwvlak

1.17 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten

1.18 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel

1.19 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten

1.20 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren

1.21 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt

1.22 gestapelde woning

een woning in een woongebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat

1.23 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is

1.24 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur

1.25 natuurlijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang

1.26 oorspronkelijk hoofdgebouw

het hoofdgebouw zoals dat ten tijde van de afronding van de bouwwerkzaamheden is opgeleverd, overeenkomstig de voor het hoofdgebouw verleende vergunning

1.27 overkapping

een bouwwerk zonder eigen wanden, omsloten door maximaal twee wanden en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport

1.28 ruimtelijke kwaliteit

de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van die ruimte

1.29 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.

Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar

1.30 twee-onder-één-kapwoning

een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee aaneengebouwde woningen

1.31 uitbouw

een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een vergroting van een bestaande ruimte in een hoofdgebouw

1.32 verblijfsgebied

verblijfsgebied als bedoeld artikel 1.1, eerste lid van het Bouwbesluit 2012

1.33 voorgevel

de gevel van een hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie, dan wel gelet op de uitstraling ervan als voorgevel kan worden aangemerkt

1.34 voorgevellijn

de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de begrenzing van het denkbeeldig bouwvlak dat wordt bepaald door de bouwregels voor het betreffende perceel.

1.35 vrijstaande woning

een woning waarvan geen van de gevels grenst aan een op het naastgelegen perceel gesitueerde woning

1.36 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede waterkering, wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, waterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan infiltratievoorzieningen (zoals infiltratiekratten, wadi's, infiltratiegreppels, doorlatende bestrating en infiltratie- en transportriolen), dijken, dammen, grondwallen, duikers, stuwen, gemalen, inlaten en dergelijke.

1.37 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding.

1.38 zij- en achtererf

erf aan de achterkant en de al of niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant van het hoofdgebouw

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen

2.2 brutovloeroppervlak

de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw

2.3 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak

2.4 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel

2.5 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen

2.6 lengte, breedte en diepte van bouwwerken

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren)

2.7 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk

2.8 ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt

2.9 onderlinge afstanden

afstanden tussen bouwwerken onderling en ook afstanden van bouwwerken tot erfscheidingen worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn

2.10 peil
  • a. voor onbebouwde terreinen: de hoogte van de kruin van de aan het bouwperceel grenzende weg;
  • b. voor bebouwde terreinen als het peil van een bestaand hoofdgebouw afwijkt van het onder a bedoelde peil: het peil van het bestaande hoofdgebouw;
  • c. in andere gevallen: het door of namens het college van burgemeester en wethouders vast te stellen peil.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bermen en beplanting;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. voet- en fietspaden;
  • f. verharding ten behoeve van erfontsluiting;
  • g. openbare nutsvoorzieningen;
  • h. geluidwerende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm';
  • i. een calamiteitenroute voor hulpdiensten met een breedte van minimaal 5 meter, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - calamiteitenroute';

met de daarbij behorende:

  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Er mogen geen gebouwen worden gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • b. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 15 m²;
  • c. er mogen geen overkappingen worden gebouwd;
  • d. in afwijking van het bepaalde in sub a en b geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' de betreffende gronden geheel mogen worden bebouwd met een geluidscherm als bedoeld in artikel 3.1 onder f, waarvan de bouwhoogte niet meer en niet minder dan 6,7 meter mag bedragen.
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Groen' aangewezen gronden in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. vellen, rooien of beschadigen van bomen of andere houtopstanden.
3.3.2 Uitzondering

Het bepaalde in artikel 3.3.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden in het kader van normaal onderhoud en beheer.

3.3.3 Toelaatbaarheid

De werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 3.3.1 zijn slechts toelaatbaar indien die werken en/of werkzaamheden geen onevenredig nadelige gevolgen hebben of kunnen hebben voor de aanwezige natuurlijke en landschappelijke waarden.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, alsmede voor water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. er mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van het bepaalde in sub b;
  • b. aan c.q. in de voorgevel en/of zijgevel van aan de bestemming grenzende woningen mogen erkers worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de breedte van de erker aan de voorgevel niet meer mag bedragen dan 60% van de breedte van het hoofdgebouw;
    • 2. de breedte van de erker aan de zijgevel niet meer mag bedragen dan 40% van de zijgevel van het hoofdgebouw;
    • 3. de maximale diepte van een erker 25% van de diepte van de voor-, respectievelijk zijtuin mag bedragen met een maximum van 1,50 meter;
    • 4. de goothoogte van de erker mag niet meer bedragen dan 3,30 meter, met dien verstande dat boven die hoogte een afscheiding met een open constructie is toegestaan met een hoogte van maximaal 1 meter, dan wel een kapconstructie;
    • 5. de afdekking van een erker aan de voorzijde van een hoofdgebouw mag worden doorgezet tot en met de entree in dezelfde gevel van het hoofdgebouw.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 1 meter;
  • b. er mogen geen overkappingen worden gebouwd.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Verkeer - Verblijfsgebied ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en pleinen;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. voet- en rijwielpaden;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. straatmeubilair;
  • g. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud van een gebouw mag niet meer bedragen dan 15 m³;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter en de bouwhoogte niet meer dan 5 meter.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 meter;
  • b. de oppervlakte mag niet meer dan 15 m² bedragen;
  • c. er mogen geen overkappingen worden gebouwd.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen;
  • b. voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder bruggen, duikers en gelijksoortige voorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen

met daarbij behorende:

  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Er mogen geen gebouwen of overkappingen worden gebouwd.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
  • a. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals bruggen, meerpalen, steigers, oeverschoeiingen, vlonders, duikers en zinkers geldt dat de bouwhoogte maximaal 4 meter mag bedragen.

Artikel 7 Wonen - 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep;
  • b. tuinen en erven;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mogen uitsluitend vrijstaande woningen worden gebouwd;
  • c. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het aantal dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
  • d. de diepte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 15 meter, met dien verstande dat de afstand tussen het hoofdgebouw en de achterste perceelsgrens niet minder dan 10 meter mag bedragen;
  • e. de oppervlakte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 150 m²;
  • f. de voorgevel van een hoofdgebouw dient òf
    • 1. over een breedte van tenminste 8 meter in de figuur 'gevellijn' te worden gesitueerd, òf;
    • 2. de figuur 'gevellijn' op twee punten, die op een afstand van ten minste 8 meter uit elkaar liggen, te raken;
  • g. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient aan beide zijden minimaal 3 meter te bedragen;
  • h. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 meter, de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 meter;
  • i. de hoogte van de naar de openbare ruimte gerichte gevelvlakken, gelegen binnen 7 meter van de figuur 'gevellijn' mag niet minder bedragen dan 5 meter.
  • j. In aanvulling op en in afwijking van het bepaalde onder f, g en h mag de voor- en zijgevellijn uitsluitend worden overschreden door erkers, met dien verstande dat:
    • 1. de breedte van de erker aan de voorgevel niet meer mag bedragen dan 60% van de breedte van het hoofdgebouw;
    • 2. de breedte van de erker aan de zijgevel niet meer mag bedragen dan 40% van de zijgevel van het hoofdgebouw;
    • 3. de maximale diepte van een erker 25% van de diepte van de voor-, respectievelijk zijtuin mag bedragen met een maximum van 1,50 meter;
    • 4. de goothoogte van de erker mag niet meer bedragen dan 3,30 meter, met dien verstande dat boven die hoogte een afscheiding met een open constructie is toegestaan met een hoogte van maximaal 1 meter, dan wel een kapconstructie;
    • 5. de afdekking van een erker aan de voorzijde van een hoofdgebouw mag worden doorgezet tot en met de entree in dezelfde gevel van het hoofdgebouw.

7.2.2 Bijbehorende bouwwerken
  • a. bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd binnen het denkbeeldige bouwvlak, bepaald volgens artikel 7.2.1 onder d tot en met g en buiten dat vlak en moeten voldoen aan de maatvoeringseisen zoals aangegeven in onderstaande tabel :
Maatvoeringseisen   Eis
 
maximale oppervlakte op bouwpercelen tot en met 500 m2   50 m², mits het deel van het bouwperceel achter de maximaal toegelaten bouwdiepte van hoofdgebouwen voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd  
maximale oppervlakte op bouwpercelen groter dan 500 m2   50 m², vermeerderd met 10% van de oppervlakte van het bouwperceel boven de 500 m² tot een maximum van 100 m², mits het deel van het bouwperceel achter de maximaal toegelaten bouwdiepte van hoofdgebouwen voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd  
maximale goothoogte vrijstaande bijbehorende bouwwerken   3 meter  
maximale bouwhoogte vrijstaande bijbehorende bouwwwerken   niet meer dan 5 meter en verder begrensd door de formule: maximale bouwhoogte [m] = (afstand maximale hoogte tot de perceelsgrens [m] x 0,47) + 3  
maximale goothoogte binnen het denkbeeldige bouwvlak, en/of binnen 4 meter rondom het hoofdgebouw voor aan het hoofdgebouw aangebouwde bijbehorende bouwwerken   3,30 meter  
maximale bouwhoogte binnen het denkbeeldige bouwvlak, en/of binnen 4 meter rondom het hoofdgebouw voor aan het hoofdgebouw aangebouwde bijbehorende bouwwerken   niet meer dan 5 meter en verder begrensd door de formule: maximale bouwhoogte [m] = (afstand maximale hoogte tot de perceelsgrens [m] x 0,47) + 3,30  

  • b. in aanvulling op en/of in afwijking van het bepaalde in de tabel onder a gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken binnen het denkbeeldige bouwvlak wordt niet meegerekend bij het toegestane oppervlak aan bijbehorende bouwwerken buiten dat bouwvlak;
    • 2. de afstand van een bijbehorend bouwwerk buiten het denkbeeldige bouwvlak tot de voorgevelrooilijn moet minimaal 6 m en tot de voorste perceelsgrens minimaal 10 m bedragen;
    • 3. de in de tabel onder a genoemde oppervlakte mag worden overschreden door overkappingen, waarvoor de volgende regels gelden:
      • I. overkappingen dienen te worden gebouwd op minimaal 1 meter achter de voorgevellijn;
      • II. de oppervlakte van deze overkappingen mag maximaal 25 m2 bedragen, met dien verstande dat deze oppervlakte mag worden vermeerderd met de onbenutte toegelaten oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken buiten het denkbeeldige bouwvlak als genoemd in de tabel onder a;
      • III. voor de maximale goot- en bouwhoogte gelden de regels zoals opgenomen in de tabel onder a;
      • IV. als de overkapping in de perceelsgrens wordt gebouwd mag op die grens geen wand worden gebouwd.
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. voor de voorgevellijn mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 1 meter;
  • b. achter de voorgevellijn mag de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2 meter;
  • c. in afwijking van c.q. in aanvulling op het bepaalde onder a en b geldt voor erfafscheidingen die grenzen aan het openbaar toegankelijk gebied dat de bouwhoogte maximaal 1 meter mag bedragen en op minimaal 10 meter achter de voorste perceelsgrens maximaal 2 meter mag bedragen, mits de bovenste helft bestaat uit een voor minimaal 80% open constructie.

Artikel 8 Wonen - 2

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - 2'' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep;
  • b. tuinen;
  • c. voet- en rijwielpaden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daarbij behorende voorzieningen.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. er mogen uitsluitend gestapelde woningen óf grondgebonden woningen worden gebouwd, géén combinatie van beide woningtypen;
  • c. voor het bouwen van gestapelde woningen geldt dat:
    • 1. het aantal gestapelde woningen niet meer mag bedragen dan 36;
    • 2. de maximum oppervlakte aan hoofdgebouwen per bestemmingsvlak niet meer dan 900 m² mag bedragen.
    • 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 11 meter;
    • 4. de afstand van een hoofdgebouw tot de bestemmingsgrens niet minder dan 3 meter mag bedragen;
  • d. Voor het bouwen van grondgebonden woningen geldt dat:
    • 1. er mogen woningen worden gebouwd van het type vrijstaand, twee-onder-één-kap en/of aaneengebouwd;
    • 2. het aantal grondgebonden woningen mag niet meer bedragen dan 20;
    • 3. de breedte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 15 meter;
    • 4. de diepte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 15 meter voor vrijstaande woningen, 12 meter voor twee-onder-één-kapwoningen en 10 meter voor aaneengebouwde woningen, met dien verstande dat de afstand tussen een hoofdgebouw en de achterste perceelsgrens niet minder dan 10 meter mag bedragen;
    • 5. de voorgevel van een hoofdgebouw dient evenwijdig aan en op minimaal 3 meter achter de voorste perceelsgrens te worden gebouwd;
    • 6. voor de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens aan te houden afstanden gelden de volgende regels:

Woningtype   Minimale afstand tussen zijgevel en zijdelingse perceelsgrens
 
Vrijstaand
 
3 meter aan beide zijden  
Twee-onder-één-kap   3 meter aan één zijde, 0 meter aan de andere zijde  
Aaneengebouwde woningen   0 meter, met dien verstande dat bij hoekwoningen aan één zijde 3 meter dient te worden aangehouden  

    • 1. in aanvulling op het bepaalde in sub 6 mag de afstand tot de bestemmingsgrens niet minder dan 5 meter bedragen;
    • 2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 meter;
    • 3. de bouwhoogte mag niet meer dan 11 meter bedragen;
    • 4. de dakhelling mag niet meer dan 60° bedragen;
    • 5. de maximum oppervlakte aan hoofdgebouwen mag per bestemmingsvlak niet meer dan 1.000 m² bedragen;
  • e. In aanvulling op en in afwijking van het bepaalde onder d mag de voor- en zijgevellijn uitsluitend worden overschreden door erkers, met dien verstande dat:
    • 1. de breedte van de erker aan de voorgevel niet meer mag bedragen dan 60% van de breedte van het hoofdgebouw;
    • 2. de breedte van de erker aan de zijgevel niet meer mag bedragen dan 40% van de zijgevel van het hoofdgebouw;
    • 3. de maximale diepte van een erker 25% van de diepte van de voor-, respectievelijk zijtuin mag bedragen met een maximum van 1,50 meter;
    • 4. de goothoogte van de erker mag niet meer bedragen dan 3,30 meter, met dien verstande dat boven die hoogte een afscheiding met een open constructie is toegestaan met een hoogte van maximaal 1 meter, dan wel een kapconstructie;
    • 5. de afdekking van een erker aan de voorzijde van een hoofdgebouw mag worden doorgezet tot en met de entree in dezelfde gevel van het hoofdgebouw.
8.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij gestapelde woningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij gestapelde woningen geldt dat:

  • a. bijbehorende bouwwerken minimaal 1 meter achter de voorgevellijn dienen te worden gebouwd;
  • b. de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken per hoofdgebouw niet meer dan 120 m² mag bedragen, met dien verstande dat ondergrondse bouwwerken worden meegerekend bij de bepaling van de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken;
  • c. de totale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken per bestemmingsvlak niet meer dan 500 m² mag bedragen;
  • d. de goothoogte van met het hoofdgebouw verbonden bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, doch niet meer dan 3,3 meter;
  • e. de bouwhoogte van met het hoofdgebouw verbonden bijbehorende bouwwerken niet meer dan 5 meter mag bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte minimaal 1,5 meter onder de nok van het hoofdgebouw gelegen dient te zijn;
  • f. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen niet meer dan 3 meter mag bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 5 meter mag bedragen.
8.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij grondgebonden woningen
  • a. bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd binnen het denkbeeldige bouwvlak, bepaald volgens artikel 8.2.1 onder d3 tot en met d7 en buiten dat vlak en moeten voldoen aan de maatvoeringseisen zoals aangegeven in onderstaande tabel :
Maatvoeringseisen   Eis
 
maximale oppervlakte op bouwpercelen tot en met 500 m2   50 m², mits het deel van het bouwperceel achter de maximaal toegelaten bouwdiepte van hoofdgebouwen voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd  
maximale oppervlakte op bouwpercelen groter dan 500 m2   50 m², vermeerderd met 10% van de oppervlakte van het bouwperceel boven de 500 m² tot een maximum van 100 m², mits het deel van het bouwperceel achter de maximaal toegelaten bouwdiepte van hoofdgebouwen voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd  
maximale goothoogte vrijstaande bijbehorende bouwwerken   3 meter  
maximale bouwhoogte vrijstaande bijbehorende bouwwwerken   niet meer dan 5 meter en verder begrensd door de formule: maximale bouwhoogte [m] = (afstand maximale hoogte tot de perceelsgrens [m] x 0,47) + 3  
maximale goothoogte binnen het denkbeeldige bouwvlak, en/of binnen 4 meter rondom het hoofdgebouw voor aan het hoofdgebouw aangebouwde bijbehorende bouwwerken   3,30 meter  
maximale bouwhoogte binnen het denkbeeldige bouwvlak, en/of binnen 4 meter rondom het hoofdgebouw voor aan het hoofdgebouw aangebouwde bijbehorende bouwwerken   niet meer dan 5 meter en verder begrensd door de formule: maximale bouwhoogte [m] = (afstand maximale hoogte tot de perceelsgrens [m] x 0,47) + 3,30  

  • b. in aanvulling op en/of in afwijking van het bepaalde in de tabel onder a gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken binnen het denkbeeldige bouwvlak wordt niet meegerekend bij het toegestane oppervlak aan bijbehorende bouwwerken buiten dat bouwvlak;
    • 2. de afstand van een bijbehorend bouwwerk buiten het denkbeeldige bouwvlak tot de voorgevelrooilijn moet minimaal 6 m en tot de voorste perceelsgrens minimaal 10 m bedragen;
    • 3. de in de tabel onder a genoemde oppervlakte mag worden overschreden door overkappingen, waarvoor de volgende regels gelden:
      • I. overkappingen dienen te worden gebouwd op minimaal 1 meter achter de voorgevellijn;
      • II. de oppervlakte van deze overkappingen mag maximaal 25 m2 bedragen, met dien verstande dat deze oppervlakte mag worden vermeerderd met de onbenutte toegelaten oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken buiten het denkbeeldige bouwvlak als genoemd in de tabel onder a;
      • III. voor de maximale goot- en bouwhoogte gelden de regels zoals opgenomen in de tabel onder a;
      • IV. als de overkapping in de perceelsgrens wordt gebouwd mag op die grens geen wand worden gebouwd.

Artikel 9 Wonen - 3

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep;
  • b. tuinen, erven;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daarbij behorende voorzieningen.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mogen vrijstaande woningen worden gebouwd;
  • c. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het aantal dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
  • d. de oppervlakte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 200 m²;
  • e. de diepte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 15 meter, met dien verstande dat de afstand tussen een hoofdgebouw en de achterste perceelsgrens niet minder dan 10 meter mag bedragen;
  • f. de voorgevel van een hoofdgebouw dient in de figuur 'gevellijn' te worden gesitueerd, dan wel evenwijdig aan en op maximaal 5 meter achter de figuur 'gevellijn';
  • g. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 meter, de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 meter;
  • h. de hoogte van de naar de openbare ruimte gerichte gevelvlakken, gelegen binnen 7 meter van de figuur 'gevellijn' mag niet minder bedragen dan 5 meter;
  • i. de dakhelling mag niet meer dan 60° bedragen;
  • j. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient aan beide zijden minimaal 3 meter te bedragen;
  • k. In aanvulling op en in afwijking van het bepaalde onder f, g en j mag de voor- en zijgevellijn uitsluitend worden overschreden door erkers, met dien verstande dat:
    • 1. de breedte van de erker aan de voorgevel niet meer mag bedragen dan 60% van de breedte van het hoofdgebouw;
    • 2. de breedte van de erker aan de zijgevel niet meer mag bedragen dan 40% van de zijgevel van het hoofdgebouw;
    • 3. de maximale diepte van een erker 25% van de diepte van de voor-, respectievelijk zijtuin mag bedragen met een maximum van 1,50 meter;
    • 4. de goothoogte van de erker mag niet meer bedragen dan 3,30 meter, met dien verstande dat boven die hoogte een afscheiding met een open constructie is toegestaan met een hoogte van maximaal 1 meter, dan wel een kapconstructie;
    • 5. de afdekking van een erker aan de voorzijde van een hoofdgebouw mag worden doorgezet tot en met de entree in dezelfde gevel van het hoofdgebouw.
9.2.2 Bijbehorende bouwwerken
  • a. bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd binnen het denkbeeldige bouwvlak, bepaald volgens artikel 9.2.1 onder e, f en j en buiten dat vlak en moeten voldoen aan de maatvoeringseisen zoals aangegeven in onderstaande tabel :
Maatvoeringseisen   Eis
 
maximale oppervlakte op bouwpercelen tot en met 500 m2   50 m², mits het deel van het bouwperceel achter de maximaal toegelaten bouwdiepte van hoofdgebouwen voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd  
maximale oppervlakte op bouwpercelen groter dan 500 m2   50 m², vermeerderd met 10% van de oppervlakte van het bouwperceel boven de 500 m² tot een maximum van 100 m², mits het deel van het bouwperceel achter de maximaal toegelaten bouwdiepte van hoofdgebouwen voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd  
maximale goothoogte vrijstaande bijbehorende bouwwerken   3 meter  
maximale bouwhoogte vrijstaande bijbehorende bouwwwerken   niet meer dan 5 meter en verder begrensd door de formule: maximale bouwhoogte [m] = (afstand maximale hoogte tot de perceelsgrens [m] x 0,47) + 3  
maximale goothoogte binnen het denkbeeldige bouwvlak, en/of binnen 4 meter rondom het hoofdgebouw voor aan het hoofdgebouw aangebouwde bijbehorende bouwwerken   3,30 meter  
maximale bouwhoogte binnen het denkbeeldige bouwvlak, en/of binnen 4 meter rondom het hoofdgebouw voor aan het hoofdgebouw aangebouwde bijbehorende bouwwerken   niet meer dan 5 meter en verder begrensd door de formule: maximale bouwhoogte [m] = (afstand maximale hoogte tot de perceelsgrens [m] x 0,47) + 3,30  

  • b. in aanvulling op en/of in afwijking van het bepaalde in de tabel onder a gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken binnen het denkbeeldige bouwvlak wordt niet meegerekend bij het toegestane oppervlak aan bijbehorende bouwwerken buiten dat bouwvlak;
    • 2. de afstand van een bijbehorend bouwwerk buiten het denkbeeldige bouwvlak tot de voorgevelrooilijn moet minimaal 6 m en tot de voorste perceelsgrens minimaal 10 m bedragen;
    • 3. de in de tabel onder a genoemde oppervlakte mag worden overschreden door overkappingen, waarvoor de volgende regels gelden:
      • I. overkappingen dienen te worden gebouwd op minimaal 1 meter achter de voorgevellijn;
      • II. de oppervlakte van deze overkappingen mag maximaal 25 m2 bedragen, met dien verstande dat deze oppervlakte mag worden vermeerderd met de onbenutte toegelaten oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken buiten het denkbeeldige bouwvlak als genoemd in de tabel onder a;
      • III. voor de maximale goot- en bouwhoogte gelden de regels zoals opgenomen in de tabel onder a;
      • IV. als de overkapping in de perceelsgrens wordt gebouwd mag op die grens geen wand worden gebouwd.
9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. voor de voorgevellijn mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 1 meter;
  • b. achter de voorgevellijn mag de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2 meter;
  • c. in afwijking van c.q. in aanvulling op het bepaalde onder a en b geldt voor erfafscheidingen die grenzen aan het openbaar toegankelijk gebied dat de bouwhoogte maximaal 1 meter mag bedragen en op minimaal 10 meter achter de voorste perceelsgrens maximaal 2 meter mag bedragen, mits de bovenste helft bestaat uit een voor minimaal 80% open constructie.

Artikel 10 Wonen - 4

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep;
  • b. tuinen, erven;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daarbij behorende voorzieningen.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. er mogen uitsluitend grondgebonden woningen worden gebouwd van het type aaneengebouwd;
  • c. de diepte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 15 meter, met dien verstande dat de afstand tussen een hoofdgebouw en de achterste perceelsgrens niet minder dan 10 meter mag bedragen;
  • d. de voorgevel van een hoofdgebouw dient in de naar de weg gekeerde perceelsgrens te worden gesitueerd, dan wel evenwijdig aan en op maximaal 2 meter achter die perceelsgrens;
  • e. er mag tot in de zijdelingse perceelsgrenzen worden gebouwd;
  • f. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 meter, de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 meter;
  • g. de dakhelling mag niet meer dan 60° bedragen;
  • h. In aanvulling op en in afwijking van het bepaalde onder d en f mag de voorgevellijn uitsluitend worden overschreden door erkers, met dien verstande dat:
    • 1. de breedte van de erker aan de voorgevel niet meer mag bedragen dan 60% van de breedte van het hoofdgebouw;
    • 2. de breedte van de erker aan de zijgevel niet meer mag bedragen dan 40% van de zijgevel van het hoofdgebouw;
    • 3. de maximale diepte van een erker 25% van de diepte van de voor-, respectievelijk zijtuin mag bedragen met een maximum van 1,50 meter;
    • 4. de goothoogte van de erker mag niet meer bedragen dan 3,30 meter, met dien verstande dat boven die hoogte een afscheiding met een open constructie is toegestaan met een hoogte van maximaal 1 meter, dan wel een kapconstructie;
    • 5. de afdekking van een erker aan de voorzijde van een hoofdgebouw mag worden doorgezet tot en met de entree in dezelfde gevel van het hoofdgebouw.
10.2.2 Bijbehorende bouwwerken
  • a. bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd binnen het denkbeeldige bouwvlak, bepaald volgens artikel 10.2.1 onder c tot en met e en buiten dat vlak en moeten voldoen aan de maatvoeringseisen zoals aangegeven in onderstaande tabel :
Maatvoeringseisen   Eis
 
maximale oppervlakte op bouwpercelen tot en met 500 m2   50 m², mits het deel van het bouwperceel achter de maximaal toegelaten bouwdiepte van hoofdgebouwen voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd  
maximale oppervlakte op bouwpercelen groter dan 500 m2   50 m², vermeerderd met 10% van de oppervlakte van het bouwperceel boven de 500 m² tot een maximum van 100 m², mits het deel van het bouwperceel achter de maximaal toegelaten bouwdiepte van hoofdgebouwen voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd  
maximale goothoogte vrijstaande bijbehorende bouwwerken   3 meter  
maximale bouwhoogte vrijstaande bijbehorende bouwwwerken   niet meer dan 5 meter en verder begrensd door de formule: maximale bouwhoogte [m] = (afstand maximale hoogte tot de perceelsgrens [m] x 0,47) + 3  
maximale goothoogte binnen het denkbeeldige bouwvlak, en/of binnen 4 meter rondom het hoofdgebouw voor aan het hoofdgebouw aangebouwde bijbehorende bouwwerken   3,30 meter  
maximale bouwhoogte binnen het denkbeeldige bouwvlak, en/of binnen 4 meter rondom het hoofdgebouw voor aan het hoofdgebouw aangebouwde bijbehorende bouwwerken   niet meer dan 5 meter en verder begrensd door de formule: maximale bouwhoogte [m] = (afstand maximale hoogte tot de perceelsgrens [m] x 0,47) + 3,30  

  • b. in aanvulling op en/of in afwijking van het bepaalde in de tabel onder a gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken binnen het denkbeeldige bouwvlak wordt niet meegerekend bij het toegestane oppervlak aan bijbehorende bouwwerken buiten dat bouwvlak;
    • 2. de afstand van een bijbehorend bouwwerk buiten het denkbeeldige bouwvlak tot de voorgevelrooilijn moet minimaal 6 m en tot de voorste perceelsgrens minimaal 10 m bedragen;
    • 3. de in de tabel onder a genoemde oppervlakte mag worden overschreden door overkappingen, waarvoor de volgende regels gelden:
      • I. overkappingen dienen te worden gebouwd op minimaal 1 meter achter de voorgevellijn;
      • II. de oppervlakte van deze overkappingen mag maximaal 25 m2 bedragen, met dien verstande dat deze oppervlakte mag worden vermeerderd met de onbenutte toegelaten oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken buiten het denkbeeldige bouwvlak als genoemd in de tabel onder a;
      • III. voor de maximale goot- en bouwhoogte gelden de regels zoals opgenomen in de tabel onder a;
      • IV. als de overkapping in de perceelsgrens wordt gebouwd mag op die grens geen wand worden gebouwd.
10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. voor de voorgevellijn mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 1 meter;
  • b. achter de voorgevellijn mag de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2 meter;
  • c. in afwijking van c.q. in aanvulling op het bepaalde onder a en b geldt voor erfafscheidingen die grenzen aan het openbaar toegankelijk gebied dat de bouwhoogte maximaal 1 meter mag bedragen en op minimaal 10 meter achter de voorste perceelsgrens maximaal 2 meter mag bedragen, mits de bovenste helft bestaat uit een voor minimaal 80% open constructie.

Artikel 11 Wonen - Bestaand 1

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - Bestaand 1'' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep;
  • b. erven en tuinen;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daarbij behorende voorzieningen.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', met dien verstande dat per bouwvlak één vrijstaande woning mag worden gebouwd;
  • b. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient in geval van nieuwbouw aan beide zijden minimaal 3 meter te bedragen;
  • c. de diepte van een hoofdgebouw mag in geval van nieuwbouw niet meer bedragen dan 15 meter, met dien verstande dat de afstand tussen een hoofdgebouw en de achterste perceelsgrens niet minder dan 10 meter mag bedragen;
  • d. de oppervlakte van een hoofdgebouw mag in geval van nieuwbouw niet meer bedragen dan 150 m²;
  • e. de voorgevel van de woning dient in geval van nieuwbouw evenwijdig aan en op maximaal 5 meter achter de voorste perceelsgrens te worden gebouwd;
  • f. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • g. de dakhelling mag niet meer dan 60° bedragen;
  • h. In aanvulling op en in afwijking van het bepaalde onder b, e en f mag de voor- en zijgevellijn uitsluitend worden overschreden door erkers, met dien verstande dat:
    • 1. de breedte van de erker aan de voorgevel niet meer mag bedragen dan 60% van de breedte van het hoofdgebouw;
    • 2. de breedte van de erker aan de zijgevel niet meer mag bedragen dan 40% van de zijgevel van het hoofdgebouw;
    • 3. de maximale diepte van een erker 25% van de diepte van de voor-, respectievelijk zijtuin mag bedragen met een maximum van 1,50 meter;
    • 4. de goothoogte van de erker mag niet meer bedragen dan 3,30 meter, met dien verstande dat boven die hoogte een afscheiding met een open constructie is toegestaan met een hoogte van maximaal 1 meter, dan wel een kapconstructie;
    • 5. de afdekking van een erker aan de voorzijde van een hoofdgebouw mag worden doorgezet tot en met de entree in dezelfde gevel van het hoofdgebouw.
11.2.2 Bijbehorende bouwwerken
  • a. bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd binnen het denkbeeldige bouwvlak, bepaald volgens artikel 11.2.1 onder b tot en met e en buiten dat vlak en moeten voldoen aan de maatvoeringseisen zoals aangegeven in onderstaande tabel :
Maatvoeringseisen   Eis
 
maximale oppervlakte op bouwpercelen tot en met 500 m2   50 m², mits het deel van het bouwperceel achter de maximaal toegelaten bouwdiepte van hoofdgebouwen voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd  
maximale oppervlakte op bouwpercelen groter dan 500 m2   50 m², vermeerderd met 10% van de oppervlakte van het bouwperceel boven de 500 m² tot een maximum van 100 m², mits het deel van het bouwperceel achter de maximaal toegelaten bouwdiepte van hoofdgebouwen voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd  
maximale goothoogte vrijstaande bijbehorende bouwwerken   3 meter  
maximale bouwhoogte vrijstaande bijbehorende bouwwwerken   niet meer dan 5 meter en verder begrensd door de formule: maximale bouwhoogte [m] = (afstand maximale hoogte tot de perceelsgrens [m] x 0,47) + 3  
maximale goothoogte binnen het denkbeeldige bouwvlak, en/of binnen 4 meter rondom het hoofdgebouw voor aan het hoofdgebouw aangebouwde bijbehorende bouwwerken   3,30 meter  
maximale bouwhoogte binnen het denkbeeldige bouwvlak, en/of binnen 4 meter rondom het hoofdgebouw voor aan het hoofdgebouw aangebouwde bijbehorende bouwwerken   niet meer dan 5 meter en verder begrensd door de formule: maximale bouwhoogte [m] = (afstand maximale hoogte tot de perceelsgrens [m] x 0,47) + 3,30  

  • b. in aanvulling op en/of in afwijking van het bepaalde in de tabel onder a gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken binnen het denkbeeldige bouwvlak wordt niet meegerekend bij het toegestane oppervlak aan bijbehorende bouwwerken buiten dat bouwvlak;
    • 2. de afstand van een bijbehorend bouwwerk buiten het denkbeeldige bouwvlak tot de voorgevelrooilijn moet minimaal 6 m en tot de voorste perceelsgrens minimaal 10 m bedragen;
    • 3. de in de tabel onder a genoemde oppervlakte mag worden overschreden door overkappingen, waarvoor de volgende regels gelden:
      • I. overkappingen dienen te worden gebouwd op minimaal 1 meter achter de voorgevellijn;
      • II. de oppervlakte van deze overkappingen mag maximaal 25 m2 bedragen, met dien verstande dat deze oppervlakte mag worden vermeerderd met de onbenutte toegelaten oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken buiten het denkbeeldige bouwvlak als genoemd in de tabel onder a;
      • III. voor de maximale goot- en bouwhoogte gelden de regels zoals opgenomen in de tabel onder a;
      • IV. als de overkapping in de perceelsgrens wordt gebouwd mag op die grens geen wand worden gebouwd.
11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. voor de voorgevellijn mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 1 meter;
  • b. achter de voorgevellijn mag de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2 meter;
  • c. in afwijking van c.q. in aanvulling op het bepaalde onder a en b geldt voor erfafscheidingen die grenzen aan het openbaar toegankelijk gebied dat de bouwhoogte maximaal 1 meter mag bedragen en op minimaal 10 meter achter de voorste perceelsgrens maximaal 2 meter mag bedragen, mits de bovenste helft bestaat uit een voor minimaal 80% open constructie.
11.2.4 Bestaande bebouwing

Ten aanzien van de bestaande bebouwing geldt in aanvulling op c.q. in afwijking van het bepaalde in 11.2.2 en 11.2.3 dat:

  • a. indien afstanden tot, goot- en bouwhoogten en inhoud van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge het bepaalde in 11.2.2 en 11.2.3 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden;
  • b. indien afstanden tot, goot- en bouwhoogten en inhoud van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge het bepaalde in 11.2.2 en 11.2.3 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden;
  • c. in geval van heroprichting van bouwwerken is het bepaalde in sub a en b uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
11.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Wonen - Bestaand 1' ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied' te wijzigen in de bestemming 'Wonen - 1', mits:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de omliggende gronden;
  • b. maximaal één woning mag worden gebouwd en slechts nadat de bestaande woning is gesloopt.
  • c. voor het overige wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 7.

Artikel 12 Woongebied - 1

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Woongebied - 1'' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep;
  • b. erven en tuinen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. verkeersvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. openbare nutsvoorzieningen;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

en daarbij horende voorzieningen.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. er mogen uitsluitend vrijstaande woningen en twee-onder-één-kapwoningen worden gebouwd;
  • c. het aantal woningen mag per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan 30;
  • d. de breedte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 15 meter;
  • e. de diepte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 15 meter voor vrijstaande woningen en 12 meter voor twee-onder-één-kapwoningen, met dien verstande dat de afstand tussen een hoofdgebouwen de achterste perceelsgrens niet minder dan 10 meter mag bedragen;
  • f. de voorgevel van een hoofdgebouw dient evenwijdig aan en op minimaal 5 meter achter de voorste perceelsgrens te worden gebouwd;
  • g. voor de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens aan te houden afstanden gelden de volgende regels:

Woningtype   Minimale afstand tussen zijgevel en zijdelingse perceelsgrens
 
Vrijstaand
 
3 meter aan beide zijden  
Twee-onder-één-kap   3 meter aan één zijde, 0 meter aan de andere zijde  

  • h. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 meter;
  • i. de bouwhoogte mag niet meer dan 11 meter bedragen;
  • j. de dakhelling mag niet meer dan 60° bedragen;
  • k. In aanvulling op en in afwijking van het bepaalde onder f, g, h en i mag de voor- en zijgevellijn uitsluitend worden overschreden door erkers, met dien verstande dat:
    • 1. de breedte van de erker aan de voorgevel niet meer mag bedragen dan 60% van de breedte van het hoofdgebouw;
    • 2. de breedte van de erker aan de zijgevel niet meer mag bedragen dan 40% van de zijgevel van het hoofdgebouw;
    • 3. de maximale diepte van een erker 25% van de diepte van de voor-, respectievelijk zijtuin mag bedragen met een maximum van 1,50 meter;
    • 4. de goothoogte van de erker mag niet meer bedragen dan 3,30 meter, met dien verstande dat boven die hoogte een afscheiding met een open constructie is toegestaan met een hoogte van maximaal 1 meter, dan wel een kapconstructie;
    • 5. de afdekking van een erker aan de voorzijde van een hoofdgebouw mag worden doorgezet tot en met de entree in dezelfde gevel van het hoofdgebouw.
12.2.2 Bijbehorende bouwwerken
  • a. bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd binnen het denkbeeldige bouwvlak, bepaald volgens artikel 12.2.2 onder d tot en met g en buiten dat vlak en moeten voldoen aan de maatvoeringseisen zoals aangegeven in onderstaande tabel :
Maatvoeringseisen   Eis
 
maximale oppervlakte op bouwpercelen tot en met 500 m2   50 m², mits het deel van het bouwperceel achter de maximaal toegelaten bouwdiepte van hoofdgebouwen voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd  
maximale oppervlakte op bouwpercelen groter dan 500 m2   50 m², vermeerderd met 10% van de oppervlakte van het bouwperceel boven de 500 m² tot een maximum van 100 m², mits het deel van het bouwperceel achter de maximaal toegelaten bouwdiepte van hoofdgebouwen voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd  
maximale goothoogte vrijstaande bijbehorende bouwwerken   3 meter  
maximale bouwhoogte vrijstaande bijbehorende bouwwwerken   niet meer dan 5 meter en verder begrensd door de formule: maximale bouwhoogte [m] = (afstand maximale hoogte tot de perceelsgrens [m] x 0,47) + 3  
maximale goothoogte binnen het denkbeeldige bouwvlak, en/of binnen 4 meter rondom het hoofdgebouw voor aan het hoofdgebouw aangebouwde bijbehorende bouwwerken   3,30 meter  
maximale bouwhoogte binnen het denkbeeldige bouwvlak, en/of binnen 4 meter rondom het hoofdgebouw voor aan het hoofdgebouw aangebouwde bijbehorende bouwwerken   niet meer dan 5 meter en verder begrensd door de formule: maximale bouwhoogte [m] = (afstand maximale hoogte tot de perceelsgrens [m] x 0,47) + 3,30  

  • b. in aanvulling op en/of in afwijking van het bepaalde in de tabel onder a gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken binnen het denkbeeldige bouwvlak wordt niet meegerekend bij het toegestane oppervlak aan bijbehorende bouwwerken buiten dat bouwvlak;
    • 2. de afstand van een bijbehorend bouwwerk buiten het denkbeeldige bouwvlak tot de voorgevelrooilijn moet minimaal 6 m en tot de voorste perceelsgrens minimaal 10 m bedragen;
    • 3. de in de tabel onder a genoemde oppervlakte mag worden overschreden door overkappingen, waarvoor de volgende regels gelden:
      • I. overkappingen dienen te worden gebouwd op minimaal 1 meter achter de voorgevellijn;
      • II. de oppervlakte van deze overkappingen mag maximaal 25 m2 bedragen, met dien verstande dat deze oppervlakte mag worden vermeerderd met de onbenutte toegelaten oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken buiten het denkbeeldige bouwvlak als genoemd in de tabel onder a;
      • III. voor de maximale goot- en bouwhoogte gelden de regels zoals opgenomen in de tabel onder a;
      • IV. als de overkapping in de perceelsgrens wordt gebouwd mag op die grens geen wand worden gebouwd.
12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. voor de voorgevellijn mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 1 meter;
  • b. achter de voorgevellijn mag de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2 meter;
  • c. in afwijking van c.q. in aanvulling op het bepaalde onder a en b geldt voor erfafscheidingen die grenzen aan het openbaar toegankelijk gebied dat de bouwhoogte maximaal 1 meter mag bedragen en op minimaal 10 meter achter de voorste perceelsgrens maximaal 2 meter mag bedragen, mits de bovenste helft bestaat uit een voor minimaal 80% open constructie.

Artikel 13 Woongebied - 2

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Woongebied - 2'' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep;
  • b. erven en tuinen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. verkeersvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. openbare nutsvoorzieningen;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

en daarbij horende voorzieningen.

13.2 Bouwregels
13.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. er mogen uitsluitend grondgebonden woningen worden gebouwd van het type vrijstaand, twee-onder-één-kap en/of aaneengebouwd;
  • c. het aantal woningen mag per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan 71;
  • d. de breedte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 15 meter;
  • e. de diepte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 15 meter voor vrijstaande woningen, 12 meter voor twee-onder-één-kapwoningen en 10 meter voor aaneengebouwde woningen, met dien verstande dat de afstand tussen een hoofdgebouw en de achterste perceelsgrens niet minder dan 10 meter mag bedragen;
  • f. de voorgevel van een hoofdgebouw dient evenwijdig aan en op minimaal 3 meter achter de voorste perceelsgrens te worden gebouwd;
  • g. voor de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens aan te houden afstanden gelden de volgende regels:

Woningtype   Minimale afstand tussen zijgevel en zijdelingse perceelsgrens
 
Vrijstaand
 
3 meter aan beide zijden  
Twee-onder-één-kap   3 meter aan één zijde, 0 meter aan de andere zijde  
Aaneengebouwde woningen   0 meter, met dien verstande dat bij hoekwoningen aan één zijde 3 meter dient te worden aangehouden vanaf de zijgevel van het oorspronkelijk hoofdgebouw  

  • h. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 meter;
  • i. de bouwhoogte mag niet meer dan 11 meter bedragen;
  • j. de dakhelling mag niet meer dan 60° bedragen;
  • k. In aanvulling op en in afwijking van het bepaalde onder f, g, h en i mag de voor- en zijgevellijn uitsluitend worden overschreden door erkers, met dien verstande dat:
    • 1. de breedte van de erker aan de voorgevel niet meer mag bedragen dan 60% van de breedte van het hoofdgebouw;
    • 2. de breedte van de erker aan de zijgevel niet meer mag bedragen dan 40% van de zijgevel van het hoofdgebouw;
    • 3. de maximale diepte van een erker 25% van de diepte van de voor-, respectievelijk zijtuin mag bedragen met een maximum van 1,50 meter;
    • 4. de goothoogte van de erker mag niet meer bedragen dan 3,30 meter, met dien verstande dat boven die hoogte een afscheiding met een open constructie is toegestaan met een hoogte van maximaal 1 meter, dan wel een kapconstructie;
    • 5. de afdekking van een erker aan de voorzijde van een hoofdgebouw mag worden doorgezet tot en met de entree in dezelfde gevel van het hoofdgebouw.
13.2.2 Bijbehorende bouwwerken
  • a. bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd binnen het denkbeeldige bouwvlak, bepaald volgens artikel 13.2.1 onder d tot en met g en buiten dat vlak en moeten voldoen aan de maatvoeringseisen zoals aangegeven in onderstaande tabel :
Maatvoeringseisen   Eis
 
maximale oppervlakte op bouwpercelen tot en met 500 m2   50 m², mits het deel van het bouwperceel achter de maximaal toegelaten bouwdiepte van hoofdgebouwen voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd  
maximale oppervlakte op bouwpercelen groter dan 500 m2   50 m², vermeerderd met 10% van de oppervlakte van het bouwperceel boven de 500 m² tot een maximum van 100 m², mits het deel van het bouwperceel achter de maximaal toegelaten bouwdiepte van hoofdgebouwen voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd  
maximale goothoogte vrijstaande bijbehorende bouwwerken   3 meter  
maximale bouwhoogte vrijstaande bijbehorende bouwwwerken   niet meer dan 5 meter en verder begrensd door de formule: maximale bouwhoogte [m] = (afstand maximale hoogte tot de perceelsgrens [m] x 0,47) + 3  
maximale goothoogte binnen het denkbeeldige bouwvlak, en/of binnen 4 meter rondom het hoofdgebouw voor aan het hoofdgebouw aangebouwde bijbehorende bouwwerken   3,30 meter  
maximale bouwhoogte binnen het denkbeeldige bouwvlak, en/of binnen 4 meter rondom het hoofdgebouw voor aan het hoofdgebouw aangebouwde bijbehorende bouwwerken   niet meer dan 5 meter en verder begrensd door de formule: maximale bouwhoogte [m] = (afstand maximale hoogte tot de perceelsgrens [m] x 0,47) + 3,30  

  • b. in aanvulling op en/of in afwijking van het bepaalde in de tabel onder a gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken binnen het denkbeeldige bouwvlak wordt niet meegerekend bij het toegestane oppervlak aan bijbehorende bouwwerken buiten dat bouwvlak;
    • 2. de afstand van een bijbehorend bouwwerk buiten het denkbeeldige bouwvlak tot de voorgevelrooilijn moet minimaal 6 m en tot de voorste perceelsgrens minimaal 10 m bedragen;
    • 3. de in de tabel onder a genoemde oppervlakte mag worden overschreden door overkappingen, waarvoor de volgende regels gelden:
      • I. overkappingen dienen te worden gebouwd op minimaal 1 meter achter de voorgevellijn;
      • II. de oppervlakte van deze overkappingen mag maximaal 25 m2 bedragen, met dien verstande dat deze oppervlakte mag worden vermeerderd met de onbenutte toegelaten oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken buiten het denkbeeldige bouwvlak als genoemd in de tabel onder a;
      • III. voor de maximale goot- en bouwhoogte gelden de regels zoals opgenomen in de tabel onder a;
      • IV. als de overkapping in de perceelsgrens wordt gebouwd mag op die grens geen wand worden gebouwd.
13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. voor de voorgevellijn mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 1 meter;
  • b. achter de voorgevellijn mag de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2 meter;
  • c. in afwijking van c.q. in aanvulling op het bepaalde onder a en b geldt voor erfafscheidingen die grenzen aan het openbaar toegankelijk gebied dat de bouwhoogte maximaal 1 meter mag bedragen en op minimaal 10 meter achter de voorste perceelsgrens maximaal 2 meter mag bedragen, mits de bovenste helft bestaat uit een voor minimaal 80% open constructie.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 14 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 15 Algemene bouwregels

15.1 Afdekking van gebouwen

Waar in het plan een maximale goothoogte is aangegeven, dient een gebouw aan twee tegenover elkaar gelegen zijden vanaf die of een lagere hoogte te worden afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling niet meer mag bedragen dan 60 graden, met dien verstande dat:

  • a. tussen de toegestane (denkbeeldige) dakvlakken met een helling van maximaal graden en de voorgeschreven maximale bouwhoogte ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer of minder dan 60 graden en rechtopstaande gevelconstructies (eventueel met goten of daarmee gelijk te stellen constructiedelen) zijn toegestaan;
  • b. geringe overschrijding van de (denkbeeldige) 60 gradenlijn is toegestaan door (gedeelten van) ondergeschikte bouwdelen, waaronder in ieder geval begrepen dakkapellen, schoorstenen en andere bouwdelen van ondergeschikte betekenis. Bouwdelen van ondergeschikte betekenis mogen niet meer dan de helft van de breedte van het dakvlak beslaan;
  • c. in afwijking van het bepaalde in artikel 2 wordt bij de toepassing van de regels van dit artikel de goothoogte voor hoofdgebouwen gemeten op de denkbeeldige maximaal toegestane bouwmassa binnen een bouwvlak.
15.2 Parkeernormering
  • 1. Bij het bouwen van bouwwerken op grond van het bepaalde in dit plan dient, tenzij in de regels van de afzonderlijke bestemmingen anders is aangegeven, op eigen terein voldoende parkeergelegenheid te worden gerealiseerd en vervolgens in stand te worden gehouden. Er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid indien wordt voldaan aan de 'Nota Parkeernormen, gemeente Uden en gemeente Veghel van 24 oktober 2006, als vastgesteld door de gemeenteraad, dan wel wanneer deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt voldaan aan de actuele vastgestelde nota op het moment dat de aanvraag omgevingsvergunning wordt ingediend;
  • 2. in afwijking van het bepaalde onder 1 gelden voor het bouwen van gestapelde woningen de volgende parkeernormen:

Bebouwingstypologie   Aantal parkeerplaatsen per woning
 
gestapeld (meergezinswoningen), maximale oppervlakte woning 30 m2 
 
1  
gestapeld (meergezinswoningen), oppervlakte woning meer dan 30 m2 bvo
 
1,3  

  • 3. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 1 dan wel 2 indien in c.q. bij de aanvraag omgevingsvergunning wordt aangetoond dat anderszins is geborgd dat onevenredige parkeeroverlast in het openbaar gebied wordt voorkomen.
15.3 Ondergeschikte bouwdelen

Bouwgrenzen en/of bouwhoogtes mogen worden overschreden door ondergeschikte bouwdelen in de vorm van liftkokers, trappenhuizen en galerijen, tot maximaal 1,5 m .

15.4 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens de elders in deze regeling opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:

  • a. ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan daar waar bovengronds gebouwd mag worden;
  • b. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 m onder peil;
  • c. indien ondergronds gebouwd wordt in gronden waar geen bovengrondse bebouwing aanwezig is, telt de oppervlakte van de ondergrondse bebouwing mee bij de maximaal toe gestane oppervlakte en het maximum bebouwingspercentage.

Artikel 16 Algemene gebruiksregels

16.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met de bestemmingen wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen en prostitutie.

16.2 Voorwaardelijke verplichting

De woningen die op grond van artikel 7 tot en met 13 mogen worden gebouwd, mogen niet in gebruik worden genomen alvorens het geluidscherm als bedoeld in artikel 3.1 onder f en artikel 3.2.2 is gerealiseerd. Na realisatie dient het scherm duurzaam in stand te worden gehouden.

Artikel 17 Algemene aanduidingsregels

17.1 luchtvaartverkeerzone - ihcs

Ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone - ihcs’ mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 64 m + NAP.

17.2 luchtvaartverkeerzone - ils1
  • a. Ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone - ils1’ mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 61,8 m + NAP.
  • b. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a voor het bouwen van hogere gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, mits deze geen belemmering opleveren voor het functioneren van het Instrument Landing System van vliegbasis Volkel. Hiertoe dient advies te worden ingewonnen bij de beheerder van het betrokken ILS.
17.3 vrijwaringszone - radarverstoringsgebied

Ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - radarverstoringsgebied’ mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 65 m + NAP.

Artikel 18 Algemene afwijkingsregels

18.1 Meetverschillen

Het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan, voor een afwijking ten aanzien van bouwgrenzen, scheidingslijnen en overige aanduidingen in het horizontale vlak die noodzakelijk is, ofwel ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, dan wel indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is en er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten en mits die afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 10 meter bedraagt.

18.2 10%-regeling

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor een afwijking ten aanzien van de voorgeschreven goot- en/of bouwhoogte van gebouwen, hoogtescheidingslijnen, hoogte van andere bouwwerken, afstand tot perceelgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met een overschrijding van de bebouwingsgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages.

18.3 Nutsvoorzieningen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor het oprichten van openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen, niet voor bewoning bestemde, gebouwen, mits:

  • a. de inhoud per gebouwtje niet meer bedraagt dan 75 m³;
  • b. de goothoogte niet meer bedraagt dan 4 meter.
18.4 Antenne-installaties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor het oprichten van zend-, ontvang- en sirenemasten, tot een bouwhoogte van niet meer dan 40 meter, met dien verstande dat de hoogte van deze masten boven N.A.P. niet meer mag bedragen dan 56 meter.

18.5 Algemeen

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 18.1 tot en met 18.4 kan slechts worden verleend indien zich daartegen geen dringende redenen verzetten en indien het beoogde stedenbouwkundige beeld niet onevenredig wordt aangetast.

Artikel 19 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:

  • a. het wijzigen van de voorgeschreven maatvoering voor gebouwen met ten hoogste 20%, indien deze wijzigingen in verband met ingekomen bouwplannen nodig zijn;
  • b. een enigszins andere situering en/of begrenzing van de bestemmings- en/of bebouwingsgrenzen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen in verband met de uitvoering van een bouwplan waarvan realisering wenselijk of noodzakelijk wordt geacht, nodig zijn, mits de oppervlakte van een bestemmings- en/of bebouwingsvlak met niet meer dan 20% wordt gewijzigd.

Artikel 20 Overige regels

20.1 Ondergrondse werken en werkzaamheden

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden gelden, behoudens de in de regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 21 Overgangsrecht

21.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
21.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 22 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Velmolen Oost fase 3'.