direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Omgeving Nistelrodeseweg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0856.BPNistelrodeseweg-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Gedurende de laatste decennia zijn er enkele ingrijpende veranderingen geweest in het gebied ten noorden van Uden. Dit begon bij de aanleg van de A50, hierdoor moesten enkele bedrijven anders ingericht worden vanwege het opsplitsen van percelen. Later zijn het ziekenhuis Bernhoven en Hotel Van der Valk aan het gebied toegevoegd, met ieder een eigen ruimtebeslag op het gebied. De recentste ontwikkeling betreft het Foodcourt Uden. Door verouderde bestemmingsplannen en ontwikkelingen die gedeeltelijk in lijn waren met het eerder opgestelde Masterplan Uden-Noord 2012 zorgde voor onduidelijkheid bij bewoners. Het was niet duidelijk welke ontwikkelingen de toekomst nog konden brengen en of daarin nog ruimte was voor wonen in het groen, zoals het gebied vroeger ingericht was.

Het plan vormt tevens het antwoord op het provinciaal beleid 'Integratie stad-land'. Provincie Noord-Brabant heeft een gebied ten noorden van Uden aangewezen als een gebied waar stedelijke ontwikkelingen mogelijk wordt geacht, mits deze geschieden in samenhang en in evenredigheid met een groene en blauwe landschapsontwikkeling en mits deze geen betrekking hebben op een te ontwikkelen of uit te breiden middelzwaar en zwaar bedrijventerrein. In dit plan wordt de verhouding 'rood/groen' vastgelegd. Deze wordt mee ondersteund vanuit de Landchapsinvesteringsregeling. In hoofdstuk 3 is dit verder toegelicht.

De geldende bestemmingsplannen sloten verder ook niet meer aan bij de feitelijke situatie qua gebruik en bebouwing en sluiten ook niet aan bij geldende wetgeving als de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (Wabo). Daarom was ook een actualisatie noodzakelijk. Voor het gebied heeft de gemeenteraad een visie vastgesteld waarin ontwikkelingsmogelijkheden van het gebied zijn opgenomen. Voorliggend bestemmingsplan biedt een passend juridisch en planologisch kader voor de bestaande situatie en biedt via wijzigingsbevoegdheden mogelijkheden voor enkele ontwikkelingen zoals de raad heeft bedoeld. De visie is als bijlage bij dit plan opgenomen.

1.2 Plangebied (ligging en begrenzing)

Het plangebied bestaat uit een gebied aan de noordzijde van Uden, ten noorden van de Rondweg, en een klein deel van de Rondweg.

De Nistelrodeseweg loopt door het midden van het plangebied. Ten oosten van de Nistelrodeseweg vormen de Lagerbosweg en Slabroekseweg respectievelijk de zuidelijke en oostelijke grens van het plangebied. Ten westen van de Nistelrodeseweg wordt het plangebied aan de westzijde door de A50 begrensd en aan de zuidzijde door het Foodcourt, het Hotel Van der Valk en een deel van de Rondweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0856.BPNistelrodeseweg-VA01_0001.png"

Afbeelding: ligging plangebied (rood kader) met onderliggende luchtfoto.

In bovenstaande afbeelding is de plangrens met een rode contour aangegeven op een luchtfoto. De begrenzing van het plangebied in de afbeelding is voortgekomen uit de begrenzing van het voorbereidingsbesluit voor dit gebied, waarbij is gekozen om het ontwerpbestemmingsplan 'Uden Noord II Mulitizorgcentrum' uit het plangebied van dit bestemmingsplan te laten. De planvorming van dat onderdeel ligt niet in hetzelfde ritme als voorliggend bestemmingsplan.

1.3 Geldende bestemmingsplannen

Het plangebied bevat drie geldende bestemmingsplannen: 'Buitengebied 1983', 'Buitengebied 2006' en het postzegelplan 'Nistelrodeseweg 4'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0856.BPNistelrodeseweg-VA01_0002.png"

De regelingen uit de vigerende bestemmingsplannen passen niet bij de huidige tijd en het huidige gebruik. Voor de nieuwe regeling wordt aangesloten bij recente plannen van de gemeente Uden. Ter voorbereiding op het bestemmingsplan is een inventarisatie uitgevoerd waarin de geldende planologische situatie (bestemmingsplan én vergunningen) is vergeleken met de feitelijke situatie. Daarbij is gekeken naar zowel gebruik als bebouwing. Op basis van deze inventarisatie zijn de regels en verbeelding van voorliggend bestemmingsplan opgesteld.

1.4 Leeswijzer

In Hoofdstuk 2 is de bestaande- en nieuwe situatie van het plangebied beschreven. In Hoofdstuk 3 is het rijks-, provinciaal- en het gemeentelijk beleid toegelicht die de beleidsmatige kaders vormen voor dit bestemmingsplan. In Hoofdstuk 4 zijn de milieuhygiënische en planologische aspecten van het plan uitgewerkt. In Hoofdstuk 5 is de nieuwe planologische situatie en de daarmee samenhangende juridische aspecten beschreven. In Hoofdstuk 6 is ten slotte aandacht besteed aan de uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Bestaande situatie

2.1 Ontstaansgeschiedenis

Uden is gelegen op de Peelhorst, een hooggelegen door breuken begrensde opheffing van een deel van de aardkorst. Aan weerszijden van deze begrensde opheffing bevinden zich de Roerdalslenk en de Centrale Slenk. Een slenk is een vallei met een tegenovergestelde hellingsrichting, die is ontstaan door de daling van de aardkorst. Het landschap van Uden kenmerkt zich door het ontstane hoogteverschil door de Peelrandbreuk, lopend van noordwest naar zuidoost.

Uden is waarschijnlijk rond 1200 ontstaan uit een tiendakkerdorp met een kerk centraal gelegen in het akkergebied en daaromheen een kleine kern. Door brand in 1886 is er een nieuwe kerk zuidwestelijk binnen de bestaande lintbebouwing van de Kerkstraat gebouwd. Rond 1945 vond de industrialisering en uitbreiding van Uden plaats en werden buurtschappen samengevoegd. De eerste bebouwingscontouren ontstonden door gekoppelde bebouwing, in de jaren die volgden ontstonden er complete woonwijken.

2.2 Ruimtelijke structuur

2.2.1 Ruimtelijke structuur

Het plangebied ligt aan de noordelijke rand van Uden. De Nistelrodeseweg vormt als centrale as de zogenoemde drager van het plangebied. Langs deze weg zijn enkele clusters van wonen en bedrijvigheid gevormd. Er is een geleidelijke overgang van een stedelijk- naar meer landelijk karakter van zuid naar noord. De woningen in het gebied hebben afwijkende maatvoering en bouwstijlen. Enkele bedrijven zijn qua schaal overheersend in het gebied. De verschillen in maat, schaal en functie van bebouwing in het gebied zorgt voor een gevarieerde uitstraling.

2.2.2 Ontsluiting en groen

De voornaamste ontsluiting van het plangebied is de Nistelrodeseweg, deze doorgaande weg heeft gescheiden rijbanen en fietspaden. Er zijn aan deze weg ook bushaltes aanwezig. De overige wegen hebben grotendeels een historische oriëntatie. Waarbij de Slabroekseweg en de Looweg voornamelijk in noord-zuidelijke richting zijn geörienteerd, en de Handwijzerstraat en de Lagerbosweg meer oost-west. Een klein deel van de Rondweg ligt ook binnen het plangebied.

Aan de Looweg en Slabroekseweg zijn enkele bosjes aanwezig, die zorgen voor een groenere en meer besloten uitstraling van het gebied. Langs de Nistelrodeseweg zijn bomen geplant als laan, verder is de Nistelrodeseweg vrij open en vormen percelen door erfgrensbeplanting soort coulissen.

2.3 Functionele structuur

Door de jaren heen hebben zich in het plangebied meerdere gebruiksfuncties ontwikkeld. Vanuit een een gebied dat gekenmerkt werd door wonen in agrarisch gebied, met enkele opslagbedrijven zijn er steeds meer anderssoortige bedrijven in het gebied gekomen. Anderzijds zijn er een hoop bedrijven geweest die gestaakt zijn met de opslagactiviteiten. De bestaande bebouwing wordt nu als woonhuis gebruikt.

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de relevante beleidskaders beschreven. Het rijksbeleid, het provinciale en het gemeentelijke beleid zijn richtinggevend voor het plangebied.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. In de SVIR is de visie van de Rijksoverheid op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een integraal kader dat de basis vormt voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In de SVIR is gekozen voor een meer selectieve inzet van het rijksbeleid dan voorheen. Voor de periode tot 2028 zijn de ambities van het Rijk in drie rijksdoelen uitgewerkt:

  • vergroten van de concurrentiekracht door versterking van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • verbeteren van de bereikbaarheid;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Met de hiervoor genoemde rijksdoelen komen dertien nationale belangen aan de orde die in de SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van de ruimtelijke ordening gekregen; het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn.

Gezien de beperkte aard en omvang van de ontwikkeling vormt de SVIR geen concreet beoordelingskader voor het plan. Wel is het rijksbeleid verder uitgewerkt in het onderliggend beleid.

3.2.2 De Ladder voor duurzame verstedelijking

De Ladder voor duurzame verstedelijking (hierna: Ladder) is een instrument voor efficiënt ruimtegebruik, met een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt. Bij besluit van 28 augustus 2012 is de Ladder toegevoegd aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en vervolgens op 1 oktober 2012 in werking getreden. Op 1 juli 2017 is het Bro gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt.
De Ladder staat als instrument niet op zichzelf, maar geeft mede vorm aan de systeemverantwoordelijkheid van de minister van Infrastructuur en Milieu voor een goede ruimtelijke ordening. Deze verantwoordelijkheid brengt met zich mee, dat de minister er voor zorgt dat decentrale overheden over de juiste instrumenten kunnen beschikken voor een zorgvuldige benutting van de ruimte. Hieronder wordt begrepen het voorkomen van overprogrammering, het faciliteren van groei, het anticiperen op stagnatie en het leefbaar houden van krimpregio's.


De Ladder is onder andere van toepassing op bouwplannen die worden aangemerkt als nieuwe stedelijke ontwikkeling. Bij het bepalen óf en hoe de Ladder moet worden toegepast zijn de volgende aspecten van belang:

  • 1. Is er sprake van een stedelijke ontwikkeling?
  • 2. Is de stedelijke ontwikkeling nieuw?
  • 3. Wat is het ruimtelijk verzorgingsgebied?
  • 4. Is er behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling?
  • 5. Ligt de ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied?

In dit plan worden alleen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt middels een wijzigingsbevoegdheid. Dit betreft woningen waarmee rekening is gehouden in het totale woningbouwprogramma van Uden (zie paragraaf 3.4.7). Bij het opstellen van de wijzigingsplannen zal de definitieve toetsing aan de Ladder plaatsvinden.

3.2.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en de bijbehorende Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) voorzien in de juridische borging van het nationaal ruimtelijk beleid. Het bevat regels die de beleidsruimte van andere overheden ten aanzien van de inhoud van ruimtelijke plannen inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken.

In dit plangebied is geen sprake van nationale belangen die vragen om een specifieke regeling in het bestemmingsplan.

3.3 Provinciaal / regionaal beleid

3.3.1 Structuurvisie Provincie Noord-Brabant

De Provinciale Staten heeft op 7 februari 2014 de partiële herziening 2014 van de Structuurvisie RO 2010 (SVRO) vastgesteld. Sinds de vaststelling van de SVRO in 2010 heeft de Provinciale Staten diverse besluiten genomen, waardoor verandering in de provinciale rol en sturing van het provinciaal beleid is ontstaan. Deze besluiten zijn vertaald in de 'Structuurvisie RO 2010 - partiële herziening 2014'.

De SVRO bevat hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend en vormt de basis voor de wijze waarop de provincie Noord-Brabant instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening (Wro) te bieden heeft. Deze provinciale verordening, een van deze instrumenten, kent een rechtstreekse doorwerking bestemmingsplannen en is dan ook relevant voor dit bestemmingsplan.

3.3.2 Verordening ruimte

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is vastgesteld hoe de bevoegdheden op het gebied van ruimtelijke ordening zijn verdeeld tussen Rijk, provincies en gemeenten. Met behulp van deze planologisch verordening kan de provincie regels formuleren waarmee gemeenten bij het opstellen van ruimtelijke plannen rekening moeten houden.

Op 10 juli 2015 heeft de Provinciale Staten van Noord-Brabant de Verordening ruimte 2014 opnieuw vastgesteld. De gewijzigde Verordening ruimte 2014 is met ingang van 15 juli 2015 in werking getreden. De meest actuele geconsolideerde versie is van 1 januari 2018. Bij het vaststellen van een bestemmingsplan dient de gemeenteraad dan ook de regels uit de Verordening ruimte toe te passen.

Het plangebied Omgeving Nistelrodeseweg behoort tot het 'Gemengd landelijk gebied'. Uitzonderingen hierop zijn de kleine gebieden die onder Natuurnetwerk Brabant (NNB) en de Groenblauwe mantel vallen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0856.BPNistelrodeseweg-VA01_0003.png"

Afbeelding: het plangebied (wit) en gebied integratie stad-land uit de Verordening ruimte (rood).

Het merendeel van het plangebied heeft de aanduiding 'Integratie stad-land'. Bovenstaande afbeelding geeft de begrenzing van de aanduiding 'Integratie stad-land' weer in relatie tot het plangebied. Het overige deel van de aanduiding 'Integratie stad-land' loopt over in het buitengebied. In het inleidend hoofdstuk van deze toelichting is al aangegeven dat Provincie Noord-Brabant in het gebied 'Integratie stad-land' stedelijke ontwikkeling mogelijk acht, mits deze geschiedt in samenhang en in evenredigheid met een groene en blauwe landschapsontwikkeling en mits deze geen betrekking heeft op een te ontwikkelen of uit te breiden middelzwaar en zwaar bedrijventerrein.

In het plangebied is in de bestaande situatie de verhouding tussen stedelijke en groene functies redelijk in evenwicht.

3.3.3 Landschapsinvesteringsregeling

In artikel 2.2. van de Verordening Ruimte stelt de provincie verplicht dat ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied bij moeten dragen aan de verbetering van de kwaliteit van het landschap. Deze zogenaamde landschapsinvesteringsregeling (LIR) is van toepassing op alle ontwikkelingen in het buitengebied die in strijd zijn met het geldende bestemmingsplan, maar waaraan vanuit ruimtelijke overwegingen toch medewerking kan worden verleend. De LIR is ook van toepassing op voorliggend bestemmingsplan.


De Verordening Ruimte schrijft niet voor hoe en in welke mate ontwikkelingen aan de kwaliteit van het landschap moeten bijdragen. Nadrukkelijk heeft de provincie zich daarbij op het standpunt gesteld dat de gemeenten dit zelf mogen bepalen, zij het dat de provincie wel minimale eisen stelt.

Doel landschapsinvesteringsregeling:

  • Invulling geven aan de provinciale Verordening ruimte en de bijbehorende handreiking;
  • Regelgeving omzetten in kansen voor ontwikkelingsperspectief voor het buitengebied;
  • Druk op financiële haalbaarheid van particulier initiatief zo veel mogelijk beperken;
  • Een goede ruimtelijke ordening. Bij een goede ruimtelijke ordening moet altijd duidelijk zijn waar welke functie is, en waarom die functie nodig is (nut en noodzaak) en nu juist op die plek is gelegen.

3.4 Gemeentelijk beleid

Op gemeentelijk niveau zijn er diverse plannen/visies opgesteld voor de ontwikkelingsmogelijkheden in Uden-Noord.

3.4.1 Omgevingsvisie Uden 2015

Door de gemeenteraad is op 17 december 2015 de Omgevingsvisie Uden 2015 vastgesteld. In deze omgevingsvisie zijn doelstellingen voor de fysieke leefomgeving opgenomen voor de lange termijn en wordt aangegeven hoe deze te bereiken zijn.


De kernkwaliteit die de gemeente nastreeft is een toekomstbestendig Uden, waarbij sprake is van een goed woon- en leefklimaat voor nu en in de toekomst. Om deze toekomstbestendigheid te kunnen waarborgen maakt uitbreiding en groei plaats voor transformatie en hergebruik. Hierbij is het van belang om open te staan voor de initiatieven van burgers en ondernemers en te kijken naar de kwaliteiten en potenties die Uden te bieden heeft.


Om de toekomst van Uden vorm te geven en aan te kunnen sluiten bij trends als zelfredzaamheid en de participatiesamenleving hoort een nieuwe rol- en taakverdeling. Er wordt hierbij meer van een initiatiefnemer verwacht: niet alleen plannen ontwikkelen, maar ook op zoek gaan naar draagvlak in de maatschappij. De gemeente zal minder toetsend zijn en zal aan de voorkant van het plan met de initiatiefnemers in gesprek gaan om samen te bezien hoe initiatieven optimaal kunnen bijdragen aan de gezamenlijke doelen. Maar ook om oplossingen te zoeken als wettelijke kaders in eerste instantie een belemmering lijken.


Bij de toetsing van initiatieven wordt in lijn met de omgevingsvisie afgewogen of het initiatief past in het ruimtelijk wensbeeld uit de Omgevingsvisie en of het initiatief een meerwaarde levert aan de gemeenschap. Dat kan ruimtelijk of sociaal/maatschappelijk zijn. Vervolgens zal in lijn met de Omgevingsvisie ook de omgeving betrokken moeten worden bij het initiatief. Zo kan antwoord worden gegeven op de vraag: is het project maatschappelijk aanvaardbaar?

3.4.2 Ontwikkelrichting voor het bestemmingsplan Omgeving Nistelrodeseweg

In de Omgevingsvisie uit 2015 is het gebied aangeduid als Uden-Noord. Voor het toekomstperspectief van Uden-Noord wordt verwezen naar het Masterplan Uden-Noord 2012. Dit Masterplan is voor onderhavig plangebied vervangen door de, door de gemeenteraad op 25 oktober 2018 vastgestelde 'Ontwikkelrichting voor het bestemmingsplan Omgeving Nistelrodeseweg, waaraan de nota 'Uitgangspunten en visie voor het bestemmingsplan Omgeving Nistelrodeseweg' ten grondslag heeft gelegen (zie ook Bijlage 3). Met het besluit heeft de raad gekozen voor de 'Ontwikkelrichting wonen en werken'. Deze ontwikkelrichting geeft het beleidsmatige kader voor afweging van nieuwe initiatieven in dit gebied:

  • De vastgestelde ontwikkelrichting biedt een basis waarop een nieuw bestemmingsplan kan worden opgesteld dat recht doet aan bestaande rechten én duidelijkheid geeft over ontwikkelmogelijkheden.
  • De ontwikkelrichting is voor een groot deel gebaseerd op het huidige gebruik van het gebied. De wijzigingen ten opzichte van de geldende bestemmingsplannen zijn ingegeven door de wensen die belanghebbenden hebben geuit of door het feit dat daarmee het feitelijke gebruik ter plaatse juridisch mogelijk wordt gemaakt (lees: wordt gelegaliseerd). Wensen die bewoners hebben geuit zijn daarmee, onder voorwaarden, inpasbaar. Niet alle eigenaars hebben een voorstel ingediend. Voor de percelen waarvoor geen initiatief is ingediend, zijn we er vanuit gegaan dat het huidige gebruik gehandhaafd kan blijven binnen dit bestemmingsplan.
  • Het gebied wordt met name in het zuiden gekenmerkt door achterhaalde bestemmingen en een rommelige verkaveling. Door aan te sluiten bij bestaande rechten (maar deze wel toekomstproof te maken), worden perceeleigenaren niet gedwongen een andere invulling aan hun perceel te geven die mogelijk alleen bereikt kan worden door herverkaveling. Herverkaveling op eigen initiatief of door een organisch proces wordt echter ook niet uitgesloten.
  • Omdat aangesloten wordt bij het bestaande gebruik van het gebied en waar mogelijk de wensen van bewoners en eigenaren, kunnen ontwikkelingen die passen binnen de ontwikkelrichting op perceelniveau plaatsvinden. Omdat er nu in het gebied sprake is van een gemengde invulling, zou planmatige herstructurering noodzakelijk zijn wanneer gekozen wordt voor ontwikkelrichtingen die bestaan uit alleen wonen of alleen bedrijvigheid. Gelet op de versnipperde verkaveling en belangen in het gebied, kan realisatie hiervan niet van de huidige eigenaren worden verwacht. Een actieve rol van de gemeente is dan vereist. Bij de ontwikkelrichting 'bedrijvigheid' zou bovendien een sterk acquirerende rol van de gemeente nodig zijn bij het aantrekken van bedrijven en partijen.
  • Door voorwaarden te stellen aan ontwikkelingen in het gebied kan alsnog de beoogde kwaliteitsverbetering worden bereikt, zoals vereist conform de Omgevingsvisie Uden 2015. Het gaat daarbij om het vaststellen van minímale kaveloppervlakten voor nieuwe woningen of bedrijven, een minimaal groenpercentage en een maximaal bebouwingspercentage per perceel.
  • De eerder genoemde kwaliteitsaspecten dragen ook bij aan het in stand houden van het gebied als integratie-stad-land-gebied en daarmee aan het creëren van een overgang van de stad Uden naar het natuurgebied De Maashorst.
  • Bewoners hebben aangegeven een mix van wonen en werken in het gebied voorstelbaar te achten, mits deze vermenging van functies geen belemmeringen oplevert ten opzichte van de percelen onderling. Door eisen te stellen aan bijvoorbeeld de maximale milieucategorie en de maximale verkeersaantrekkende werking van bedrijven of ontwikkelingen, wordt dit voorkomen. Voor de bestaande rechten van bedrijven heeft dit geen gevolgen. Deze voldoen aan deze eisen.

Relatie raadsbesluit en bestemmingsplan

Om de inhoud van het raadsbesluit goed te kunnen toepassen is een stedenbouwkundige Visie omgeving Nistelrodeseweg opgesteld, die als ruimtelijk toetsingskader voor de verschillende ontwikkelingen zal worden gehanteerd (zie ook Bijlage 4 bij deze toelichting). In deze stedenbouwkundige visie is de verhouding 'rood/groen' uitgewerkt en zichtbaar gemaakt in lijn met de LIR. Ontwikkelingen worden in dit bestemmingsplan uitsluitend mogelijk gemaakt via wijzigingsbevoegdheden. Bij de toetsing of een gewenste ontwikkeling via een in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheid kan worden gerealiseerd, speelt deze stedenbouwkundige visie een belangrijk rol.

3.4.3 Gemeentelijk verkeer- en vervoerplan

Op 11 november 2015 heeft de gemeenteraad het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan (GVVP) vastgesteld. Het GVVP geeft een integrale visie op het verkeers- en vervoersbeleid in Uden, voor de zowel de korte als langere termijn (tot 2030). De ambities zijn vastgelegd in een uitvoeringsplan waarin maatregelen en projecten zijn benoemd die samen moet leiden tot goede doorstroming en bereikbaarheid voor alle modaliteiten.

3.4.4 Nota parkeernormen

De nota Parkeernormen heeft als doel het in onderling overleg vaststellen van gemeentelijke parkeernormen voor nieuwe ruimtelijke plannen en projecten in Veghel en Uden om in de toekomst in een parkeerbehoefte te kunnen voorzien en waar mogelijk de bereikbaarheid en leefbaarheid van Uden te waarborgen.


De nota is bedoeld als normenkader. De nota moet worden gebruikt als kader richting externe partijen (projectontwikkelaars, adviesbureaus, woningbouwverenigingen, makelaars, enzovoort). De nota is van toepassing op toekomstige ruimtelijke plannen en bouw- en verbouwprojecten in Uden en Veghel en niet voor bestaande parkeersituaties.


De parkeernota (Bijlage 5) maakt ten aanzien van de parkeernormering onderscheid tussen verschillende deelgebieden. Per deelgebied zijn parkeernormen opgesteld. De normen zijn in eerste instantie gebaseerd op de parkeerkencijfers uit de CROW publicatie 317 'parkeerkencijfers' waarna ze zijn toegespitst op de specifieke situatie van Uden.

3.4.5 Duurzaamheidsagenda

Uden gaat voor duurzaamheid. Om hier uitvoering aan te geven is deze duurzaamheidsagenda 2015-2020 opgesteld. De duurzaamheidsagenda is een vervolg op het Integraal duurzaamheidsbeleidsplan ‘Doe het duurzaam’ met uitvoeringsprogramma waaraan in de periode 2009-2014 gewerkt is.

De duurzaamheidsagenda 2015-2020 geeft aan waar de Udense gemeenschap de komen de jaren aan gaat werken.

De gemeente streeft naar een hoogwaardige toepassing van het ingezameld gescheiden afval. Dit doel wil de gemeente bereiken door:

  • Een betere afvalinzameling en -scheiding;
  • Hoogwaardiger hergebruik;
  • De communicatie over afval te verbeteren.

Op het gebied van energie streeft de gemeente naar een energieneutraal Uden in 2035.

Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO)

In het bereiken van een duurzame samenleving kunnen bedrijven en ondernemers een grote rol spelen. Steeds meer ondernemers pakken deze verantwoordelijkheid op vanuit verschillende motieven; zorg voor hun leefomgeving, maatschappelijke verantwoordelijkheid, continuïteit voor hun onderneming of gewoon omdat het innovatief, leerzaam en leuk is. De gemeente wil de bewustwording van het belang van MVO nog meer stimuleren. Dit wil de gemeente doen op twee manieren:

  • Ten eerste door actief in samenspraak met ondernemers MVO uit te dragen;
  • Daarnaast door zelf te participeren en MVO in de eigen bedrijfsvoering verder door te voeren.

Door middel van interne en externe communicatie is er nog veel te winnen in de bewustwording in Uden dat duurzaamheid van belang is. Om energieneutraliteit te bereiken moeten er bij een groot deel van de Udense woningen aanpassingen worden gedaan. Hier zijn voor een deel de bewoners zelf verantwoordelijk voor. Om ervoor te zorgen dat meer mensen zich bezig gaan houden met het verduurzamen van energie, zal de kring van mensen in Uden die met duurzame energie bezig zijn, moeten groeien. Bewustwording van het belang van energieneutraliteit zal door middel van communicatie gecreëerd worden.

Nieuwe ontwikkelingen worden getoetst aan de duurzaamheidsagenda en recente ontwikkelingen zoals de recente landelijke wetgeving dat nieuwe woningen gasloos dienen te zijn.

3.4.6 Beleid archeologie

De gemeente Uden heeft ervoor gekozen een eigen gemeentelijk archeologiebeleid te formuleren. In deze nota worden de beleidsuitgangspunten en hun achtergronden beschreven. In hoofdlijnen komt het erop neer dat bij ruimtelijke initiatieven die leiden tot bodemverstoring archeologisch (inventariserend) onderzoek noodzakelijk is in gebieden met een middelhoge of hoge archeologische verwachtingswaarde en in gebieden met bekende archeologisch resten (de archeologische gebieden van (zeer) hoge archeologische waarde). Een onderzoeksverplichting geldt als de oppervlakte van de bodemverstorende ingrepen groter is dan een voor de gebieden vastgestelde ondergrens én indien de verstoring ook dieper reikt dan 40 cm beneden maaiveld. Regulier agrarisch grondgebruik wordt daarmee vrijgesteld van de onderzoeksverplichting. Voor de categorie 2 (archeologische gebieden van zeer hoge archeologische waarde) is de diepteondergrens echter bepaald op 20 cm onder maaiveld.

Wettelijk beschermde (Rijks-, of gemeentelijke) archeologische monumenten (categorie 1) komen in Uden niet voor.

Met dit beleid aangevuld met enkele implementatiedocumenten, is de gemeente in staat om op verantwoorde wijze een archeologiebeleid te voeren, dat een juiste balans weet te vinden tussen een goede omgang met het archeologisch erfgoed en andere maatschappelijke belangen die bij planontwikkelingen moeten worden gewogen. Archeologie wordt nader behandeld in paragraaf 4.3.

3.4.7 Woningbouwprogramma Actualisatie 2015-2019

Dit bestemmingsplan is conservatief van karakter. De huidige, bestaande situaties worden hierin zoveel mogelijk vastgelegd en via wijzigingsbevoegdheden worden mogelijkheden gecreëerd voor enkele ontwikkelingen.

In totaal biedt dit bestemmingsplan de mogelijkheid om 1 grondgebonden, vrije sector koopwoning toe te voegen (Nistelrodeseweg 4), worden 9 bedrijfswoningen omgezet naar reguliere woningen en bevat het plan wijzigingsbevoegdheden waarmee in totaal maximaal 12 woningen (allen grondgebonden, vrije sector koopwoningen) kunnen worden toegevoegd.


In mei 2017 heeft de Provincie Noord-Brabant de bevolkings- en woningbehoefteprognose geactualiseerd. De provincie hanteert met betrekking tot de verwachte woningbehoefte twee scenario's, te weten: laag en hoog. Scenario laag is het behoefte scenario waarbij het huidige woningtekort niet wordt ingelopen. In scenario hoog gaat de provincie uit dat het bestaande woningtekort in de loop van de prognoseperiode wordt weggewerkt. Op grond van deze prognose dient de gemeente Uden in de periode tot 2030 netto (dus rekening houdend met sloop) tussen de 1.865 woningen (laag scenario) en 2.360 (hoog scenario) woningen aan de woningvoorraad toevoegen. Deze Brabantse prognose geldt als belangrijk richtinggevend (kwantitatief) kader, waarlangs de regionale en gemeentelijke woningbouwontwikkelingen worden gemonitord.


Op 9 juli 2015 heeft de gemeenteraad van Uden het Woningbouwprogramma, Actualisatie 2015-2019 vastgesteld. Uitgangspunt van het woningbouwprogramma is dat deze past binnen de provinciale prognose. Op grond van de provinciale prognose, actualisatie 2017 mag de gemeente Uden in de periode tot 2030 1.865 tot 2.360 woningen aan de voorraad toevoegen (harde plancapaciteit). Op 1 januari 2019 kent de gemeente Uden een totale plancapaciteit van 1.675 woningen (harde én zachte plancapaciteit), waarvan ca. 32 % harde plancapaciteit. In de periode 2017-2018 zijn in totaal 491 woningen in aanbouw genomen. Onderhavige locatie is opgenomen in het woningbouwprogramma en past daarmee kwantitatief.

Kwalitatief voorziet het plan rechtstreeks in het toevoegen van 1 grondgebonden, vrije sector koopwoningen en middels wijzigingsbevoegdheden aanvullend de mogelijkheid om maximaal 9 grondgebonden, vrije sector koopwoningen aan de voorraad toe te voegen. Deze beperkte mogelijkheden sluiten aan op het specifieke woonmilieu, waarbij er sprake is van een geleidelijke overgang van een stedelijk- naar meer landelijk karakter. En voorzien onder meer vanwege het beperkte aantal ook kwalitatieve woonbehoefte.

Conclusie
Het plan past zowel kwantitatief als kwalitatief binnen het woningbouwprogramma, het richtinggevende kader van de provinciale prognose en het volkshuisvestingsbeleid.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Algemeen

Voorliggend bestemmingsplan is een conserverend plan waarin de bestaande functies worden vastgelegd. Door middel van een wijzigingsbevoegdheid worden enkele ontwikkelingen met woningbouw mogelijk gemaakt. In onderstaande paragrafen wordt ingegaan op de milieuaspecten die bij herbouw, nieuwbouw of het opstellen van wijzigingsplannen van belang kunnen zijn.

4.2 Bodem

Voor de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam gebruik van de bodem. Bij een ruimtelijk plan dient de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk te worden gemaakt. Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig moet zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de voorgenomen functie.

Aangezien met dit plan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, is bodemonderzoek niet nodig. In geval van nieuwbouw of herbouw zal toetsing van de bodemkwaliteit plaatsvinden in het kader van de omgevingsvergunning.

4.3 Archeologie en cultuurhistorie

Uit de Nota Archeologiebeleid van 2017 blijkt dat het plangebied deels een hoge archeologische (verwachtings)waarde heeft (zie onderstaand figuur). Op grond van het beleid zijn dubbelbestemmingen opgenomen. Hiermee zijn mogelijk aanwezige waarden beschermd tegen verstoring. Bij bouwactiviteiten dient hiermee rekening te worden gehouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0856.BPNistelrodeseweg-VA01_0004.jpg"

Figuur 4 Archeologische verwachtingswaarden in, en rondom het plangebied.

Zoals in bovenstaande afbeelding te zien, liggen categorie 3, 4 en 7 binnen het plangebied. Categorie 7 betreft gebieden zonder archeologische verwachting, dus geldt geen onderzoeksplicht. Voor categorie 7 is daarom geen dubbelbestemming opgenomen.

Categorie 3 en 4 betreft gebieden met een respectievelijk hoge archeologische waarde en hoge archeologische verwachtingswaarde. Voor beide categorieën geldt een onderzoeksplicht bij een verstoringsdiepte van meer dan 40 cm en een verstoringsoppervlakte van meer dan 250 m2. In voorliggend plan zijn deze categorieën, vanwege de gelijke onderzoeksplicht, gezamenlijk opgenomen als dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1'.

4.4 Water

Op grond van artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moeten ruimtelijke plannen zijn voorzien van een waterparagraaf. Hiervoor moet het proces van de watertoets worden doorlopen. Bij het watertoetsproces gaat het om het hele proces van vroegtijdig meedenken, informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten.

Met het huidige bestemmingsplan neemt het verhard en bebouwd oppervlak op voorhand niet toe. Er is dus geen sprake van een gewijzigde situatie voor de waterhuishouding. De wijzigingsplannen zullen vooraf worden besproken met het waterschap.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding. Deze nota's hebben tot doel om een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief) te bevorderen. Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het ontwikkelingsgebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld.


Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW).


Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW);
  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
  • Waterwet.


Provinciaal:

  • Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016-2021.

Waterschap Aa en Maas

Waterbeheerplan 2016-2021

Het beleid van het waterschap Aa en Maas is vastgesteld in het Waterbeheersplan 2016 - 2021. Dit plan heeft de volgende hoofddoelstelling: 'Het ontwikkelen, beheren en in stand houden van gezonde en veerkrachtige watersystemen, die ruimte bieden aan een duurzaam gebruik voor mens, dier en plant en waarbij de veiligheid is gewaarborgd.' Voor een duurzaam waterbeheer hanteert het waterschap een vijftal doelstellingen:

  • zorg voor een duurzame watervoorziening;
  • zorg voor een veilig en bewoonbaar gebied (minimaliseren van wateroverlast);
  • zorg voor gezond, natuurlijk en schoon water;
  • vergroten van de ecologische en landschappelijke betekenis van water (belevingswaarde);
  • optimaliseren van de inspanningen voor de waterbeheerder.

Keur 2015

De Keur is een aanvulling op regels uit de Waterwet en is van toepassing op de rivieren, beken, sloten, grondwater en waterkeringen die in beheer zijn bij het waterschap. Maar ook op alle sloten en watergangen die eigendom zijn van anderen (o.a. agrariërs, tuinders). De voorschriften in de Waterwet en de Keur geven aan wat wel en niet mag en welke plichten er zijn. Denk aan activiteiten zoals het lozen in oppervlaktewater, het onttrekken van grondwater, het dempen van een sloot, of het plaatsen van een duiker of brug. Medewerkers van het waterschap controleren de naleving van de Keur en overtredingen worden bestraft.

Beschermingszone

Ten noorden van het plangebied loopt een waterloop tussen de Slabroekseweg en de Nistelrodeseweg. Deze is door Waterschap Aa en Maas aangeduid als A-watergang. In dat kader reikt het waterhuishoudkundige belang tot in het plangebied van voorliggend bestemmingsplan.

A-watergangen hebben op basis van de Keur aan beide zijden een beschermingszone van 5,00 meter, gemeten vanaf de insteek van de watergang. De beschermingszone dient vrij te blijven van obstakels.

In onderstaande afbeelding zijn de A-watergang en bijbehorende beschermingszone geprojecteerd in relatie tot de plangrens.

afbeelding "i_NL.IMRO.0856.BPNistelrodeseweg-VA01_0005.png"

Afbeelding: locatie A-watergang (lichtblauw), beschermingszone (rode stippellijn) en de begrenzing van het bestemmingsplan (zwart met bollen)

4.5 Natuur (flora en fauna)

Ter bescherming van ecologische waarden dient bij ruimtelijke ingrepen een afweging te worden gemaakt in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) en het provinciaal beleid.

Onderdeel van de Wnb is soortenbescherming van planten en dieren. Dit betreffen:

  • alle van nature in Nederland in het wild voorkomende vogels die vallen onder de Vogelrichtlijn (Wnb art. 3.1-3.4);
  • dier- en plantensoorten die beschermd zijn op grond van de Habitatrichtlijn en de verdragen van Bern en Bonn (Wnb art. 3.5-3.9);
  • nationaal beschermde dier- en plantensoorten genoemd in de bijlage van de wet (Wnb art. 3.10-3.11).

Naast soortbescherming richt de Wnb zich op de gebiedsbescherming. Het gaat daarbij in de eerste plaats om Natura 2000-gebieden, die een internationale bescherming genieten. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningplichtig. Relevant is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied. In de tweede plaats zijn de natuurgebieden binnen en buiten het Natuurnetwerk Nederland (NNN) van belang. Dit is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen natuurgebieden in Nederland. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing, ontwikkeling en bescherming van het NNN. In Noord-Brabant is dit uitgewerkt in de NNB (Natuurnetwerk Brabant).

In de Tabel quickscan milieu Omgeving Nistelrodeseweg (conserverende deel bestemmingsplan) in Bijlage 7 is voor elke locatie binnen het bestemmingsplan beoordeeld wat de consequenties zijn voor het aspect natuur. Voor het conserverende deel van het bestemmingsplan vormt het aspect natuur geen belemmering, omdat geen sprake is van sloop, nieuwbouw of uitbreiding van bedrijfsactiviteiten.

In de Tabel quickscan milieu Omgeving Nistelrodeseweg (wijzigingsbevoegdheden) eveneens in Bijlage 7 is voor elke wijzigingsbevoegdheid binnen het bestemmingsplan de haalbaarheid en (financiële) uitvoerbaarheid in relatie tot het aspect natuur beoordeeld. Voor de wijzigingsbevoegdheden geldt dat het aspect natuur nader onderzocht moet worden wanneer gebruik gemaakt wordt van de wijzigingsbevoegdheid. Op voorhand zijn geen belemmeringen met betrekking tot de haalbaarheid en (financiële) uitvoerbaarheid van het plan te verwachten.

4.6 Geluid

Wegverkeerslawaai

In de Tabel quickscan milieu Omgeving Nistelrodeseweg (conserverende deel bestemmingsplan) in Bijlage 7 is voor elke locatie binnen het bestemmingsplan beoordeeld wat de consequenties zijn voor het aspect wegverkeerslawaai. Voor het conserverende deel van het bestemmingsplan vormt het aspect wegverkeerslawaai geen belemmering, omdat geen sprake is van realisatie van nieuwe geluidgevoelige objecten.

In de Tabel quickscan milieu Omgeving Nistelrodeseweg (wijzigingsbevoegdheden) eveneens in Bijlage 7 is voor elke wijzigingsbevoegdheid binnen het bestemmingsplan de haalbaarheid en (financiële) uitvoerbaarheid in relatie tot het aspect wegverkeerslawaai beoordeeld. Voor de wijzigingsbevoegdheden geldt dat het aspect wegverkeerslawaai nader onderzocht moet worden wanneer gebruik gemaakt wordt van de wijzigingsbevoegdheid. Op voorhand zijn geen belemmeringen met betrekking tot de haalbaarheid en (financiële) uitvoerbaarheid van het plan te verwachten.

Railverkeerslawaai

Het plangebied ligt buiten de geluidzones van spoorwegen. Railverkeerslawaai vormt geen belemmering voor het plan.

Industrielawaai

In de Tabel quickscan milieu Omgeving Nistelrodeseweg (conserverende deel bestemmingsplan) in Bijlage 7 is voor elke locatie binnen het bestemmingsplan beoordeeld wat de consequenties zijn voor het aspect industrielawaai. Bij twee locaties is sprake van een wijziging van de bestemming ten opzichte van de vigerende bestemming en moet het aspect industrielawaai nader worden beoordeeld. Deze locaties in relatie met het aspect industrielawaai wordt toegelicht:

  • Nistelrodeseweg 9a:
    Op de locatie Nistelrodeseweg 9a is sprake van een bestemmingswijziging van 'Wonen' naar 'Bedrijf'. Op dat adres is een postorderbedrijf gevestigd. Een postorderbedrijf heeft volgens de handreiking Bedrijven en milieuzonering (VNG) een richtafstand van 50 meter voor het aspect geluid. Er liggen woningen binnen deze richtafstand. Daarom moet het aspect industrielawaai nader worden beoordeeld. Uit de brief van de ODBN van 23 mei 2018 met het kenmerk Z/065913 blijkt dat het bedrijf een zogenaamde type A-inrichting betreft. Voor type A- inrichtingen geldt geen vergunning- of meldingsplicht omdat de activiteiten dusdanige lichte milieubelasting kennen dat geen hinder in de omgeving te verwachten is. Geluid vormt daarom ook geen belemmering voor de gewenste bedrijfsvoering. Mocht in de toekomst sprake zijn van zwaardere milieubelastende activiteiten, zodat sprake is van een type B-inrichting, dan vormen de grenswaarden voor geluid uit het Activiteitenbesluit voldoende bescherming voor de woningen in de omgeving. Dit omdat de grenswaarden voor geluid volgens het Activiteitenbesluit gelijk zijn aan de grenswaarden voor geluid uit de handreiking Bedrijven en milieuzonering voor woningen in het omgevingstype 'gemengd gebied' (waarvan in dit geval sprake is).

  • Nistelrodeseweg 13, 15, 15a en 15b:
    Voor dit plan is op 17 juni 2008 ontheffing verleend van het bestemmingsplan 'Buitengebied, 1ste partiële herziening'. De beoogde bestemming is daarom reeds toegestaan. Er is geen sprake van een bestemmingswijziging.

In de Tabel quickscan milieu Omgeving Nistelrodeseweg (wijzigingsbevoegdheden) in Bijlage 7 is voor elke wijzigingsbevoegdheid binnen het bestemmingsplan de haalbaarheid en (financiële) uitvoerbaarheid in relatie tot het aspect industrielawaai beoordeeld. Voor de wijzigingsbevoegdheden geldt dat het aspect industrielawaai nader onderzocht moet worden wanneer gebruik gemaakt wordt van de wijzigingsbevoegdheid. Op voorhand zijn geen belemmeringen met betrekking tot de haalbaarheid en (financiële) uitvoerbaarheid te verwachten.

4.7 Luchtkwaliteit

Nederland heeft de regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing) en locaties waartoe leden van het publiek gewoonlijk geen toegang hebben. Op 15 november 2007 is dit onderdeel van de Wet milieubeheer in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. De ministerraad heeft op voorstel van de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden. Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit.

De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd. Als gevolge van het nieuwe bestemmingsplan kunnen niet meer belastende activiteiten ten opzichte van de luchtkwaliteit worden uitgevoerd dan is toegestaan op basis van het geldende bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan zorgt dus niet voor de mogelijkheid voor het vestigen van meer bedrijven. Door middel van wijzigingsbevoegdheden kunnen maximaal 19 woningen worden toegevoegd. Deze ontwikkeling kan worden beschouwd als een nibm-project. Daarnaast kan op basis van de kaarten bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) worden afgelezen dat de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied aanvaardbaar is. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het plan.

4.8 Bedrijven en milieuhinder

Bedrijven en woningen naast elkaar kunnen problemen geven. Daarom wordt voor de beoordeling van de toelaatbaarheid van bedrijvigheid in de nabijheid van woningen gebruik gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (geactualiseerde uitgave 2009). In deze uitgave is een bedrijvenlijst opgenomen, die informatie geeft over de milieukenmerken van typen bedrijven. Vervolgens is in de lijst op basis van een aantal factoren (waaronder geluid, gevaar en verkeer) een indicatie gegeven van de richtafstanden tussen bedrijfstypen en het omgevingstype waarmee gemeenten bij ruimtelijke ontwikkelingen rekeningen kunnen houden. Deze afstand is gebaseerd op de grootste indicatieve afstand. De lijst is algemeen geaccepteerd als uitgangspunt bij het opstellen van bestemmingsplannen.

Er worden twee omgevingstypen onderscheiden, namelijk 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied. Een 'rustige woonwijk' is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor. Langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Een 'gemengd gebied' is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Het begrip 'gemengd gebied' wordt gebruikt wanneer het gaat om de afstanden tussen een bedrijventerrein en een gebied met een variatie aan functies. Het omliggende woongebied behoort echter tot het gebiedstype rustige woonwijk. Het begrip 'gebied met functiemenging' wordt gebruikt om aan te geven welke functies binnen een gebied met functiemenging onder welke voorwaarden toelaatbaar zijn. Het gebied omgeving Nistelrodeseweg is te typeren als een gemengd gebied.

In de Tabel quickscan milieu Omgeving Nistelrodeseweg (conserverende deel bestemmingsplan) in Bijlage 7 is voor elke locatie binnen het bestemmingsplan beoordeeld wat de consequenties zijn voor het aspect bedrijven en milieuzonering. Bij twee locaties is sprake van een wijziging van de bestemming ten opzichte van de vigerende bestemming en moet het aspect bedrijven en milieuzonering nader worden beoordeeld. Deze locaties en het aspect bedrijven en milieuzonering worden hieronder toegelicht:

  • Nistelrodeseweg 9a:
    Op de locatie Nistelrodeseweg 9a is sprake van een bestemmingswijziging van 'Wonen' naar 'Bedrijf'. Op dat adres is een postorderbedrijf gevestigd. Een postorderbedrijf heeft volgens de handreiking Bedrijven en milieuzonering (VNG) een richtafstand van 50 meter voor het aspect geluid. Er liggen woningen binnen deze richtafstand. Daarom moet het aspect industrielawaai nader worden beoordeeld, zie paragraaf 4.6.
  • Nistelrodeseweg 13, 15, 15a en 15b:
    Voor dit plan is op 17 juni 2008 ontheffing verleend van het bestemmingsplan 'Buitengebied, 1ste partiële herziening'. De beoogde bestemming is daarom reeds toegestaan. Er is geen sprake van een bestemmingswijziging.

In de Tabel quickscan milieu Omgeving Nistelrodeseweg (wijzigingsbevoegdheden) in Bijlage 7 is voor elke wijzigingsbevoegdheid binnen het bestemmingsplan de haalbaarheid en (financiële) uitvoerbaarheid in relatie tot het aspect bedrijven en milieuzonering beoordeeld. Voor de wijzigingsbevoegdheden geldt dat het aspect bedrijven en milieuzonering nader onderzocht moet worden wanneer gebruik gemaakt wordt van de wijzigingsbevoegdheid. Op voorhand zijn geen belemmeringen met betrekking tot de haalbaarheid en (financiële) uitvoerbaarheid te verwachten.

4.9 Externe veiligheid

Inleiding

Door de Omgevingsdienst Brabant Noord (ODBN) is in opdracht van de gemeente Uden een externe veiligheidsonderzoek uitgevoerd ten bate van het bestemmingsplan 'Omgeving Nistelrodenseweg'. Hieronder vindt u een korte samenvatting van de resultaten van het onderzoek en van de verantwoording van het groepsrisico. Daarnaast is er een conclusie over de externe veiligheidssituatie van het bestemmingsplan opgenomen. Voor een uitleg over wet- en regelgeving en normering, de inhoudelijke details van het externe veiligheidsonderzoek en de uitgebreide verantwoording van het groepsrisico verwijzen wij u naar de het rapportage van het onderzoek. Deze is als Bijlage 1 bij het plan gevoegd. De Veiligheidsregio Brabant-Noord onderschrijft de gemaakte beoordeling (Bijlage 1).


Inventarisatie

Voor het inventariseren van de risico's is de nationale risicokaart gebruikt (professionele versie). Op deze kaart staan alle relevante risicobronnen aangegeven, waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, waar gewerkt wordt met gevaarlijke stoffen en/of gevaarlijke stoffen worden opgeslagen.


Uit de risicokaart (onderstaande figuur) blijkt, dat binnen en in de omgeving van het plangebied 'Omgeving Nistelrodeseweg' de volgende risicobronnen aanwezig zijn:

  • Rijksweg A50
  • Rondweg Noord


De risicocontouren van overige risicobronnen in de nabijheid van het plangebied reiken niet tot binnen de grenzen van het plangebied.


afbeelding "i_NL.IMRO.0856.BPNistelrodeseweg-VA01_0006.png"

Uitsnede risicokaart met plangebied 'Omgeving Nistelrodeseweg'


Risico's ten gevolge van natuurverschijnselen (o.a. dijkdoorbraak, windhozen) en sociale veiligheid (o.a. terreur, paniek in menigten) vallen niet onder de het werkterrein van de externe veiligheid.


Toetsing

Plaatsgebonden risico

In het bestemmingsplan 'Omgeving Nistelrodeseweg' wordt voldaan wordt aan de grenswaarde (kwetsbare objecten) en richtwaarde (beperkt kwetsbare objecten) voor het plaatsgebonden risico voor genoemde wegen.


Groepsrisico

Bij de wegen (transportroutes) is nergens sprake van een overschrijding van de oriënterende waarde voor het groepsrisico. Ook neemt door het plan de hoogte van het groepsrisico niet toe met meer dan 10%. Voor de transportroutes geldt daarom, dat volstaan kan worden met een beperkte verantwoording van het groepsrisico (ingevolge artikel 8, lid 2, Besluit externe veiligheid transport). Bij een beperkte verantwoording hoeven alleen de zelfredzaamheid van personen en de bestrijdbaarheid van een ramp binnen het plangebied beschouwd te worden. Maatgevend rampscenario voor de wegen is een gasexplosie (BLEVE) van de vervoerseenheid (tankwagen). Daarnaast is een ramp op de wegen met een toxisch scenario voor het plangebied relevant.


Beleidsvisie externe veiligheid

In dit bestemmingsplan worden geen significante aantallen nieuwe (zeer) kwetsbare en beperkt kwetsbare bestemmingen toegelaten. Het betreft een hoofdzakelijk conserverend plan. Er is dan ook geen sprake van een (zichtbare) toename van het aanwezige risico (groepsrisico). Voor het plan zijn de voorwaarden uit de gebiedstypen 'Landelijk gebied' en 'Woongebied' en de aanvullende voorwaarden voor 'Transportassen' uit de beleidsvisie van toepassing. Het plan voldoet aan alle voorwaarden hiervan.


Verantwoording groepsrisico

Hieronder is voor de diverse risicobronnen een samenvatting gegeven van de verantwoording groepsrisico.


Hoogte groepsrisico voor en na plan

Om een goede afweging over de veiligheidsrisico's binnen het plangebied te kunnen maken is voor de risicobronnen het groepsrisico voor- en na de realisatie van het plan bepaald. Uit het onderzoek blijkt, dat de oriënterende waarde (OW) voor het groepsrisico niet wordt overschreden in de huidige situatie. Er vindt door de realisatie van het plan een zeer beperkte toename van personen plaats binnen het invloedsgebied van de risicobronnen. Uit de toetsing blijkt, dat na vaststelling van het plan er geen zichtbare toename van het groepsrisico zal zijn (toename ruim minder dan 10%).


Bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van een ramp

Ten aanzien van de bereikbaarheid van het plangebied en bestrijdbaarheid van de gevolgen van een ramp (alle risicobronnen) binnen het plangebied kan het volgende gesteld worden:

  • Het plangebied is over de weg vrijwel overal goed bereikbaar voor de hulpdiensten.
  • Voor de bestrijding van de gevolgen en voorkomen van een calamiteit met gevaarlijke stoffen op de transportroutes (BLEVE en toxisch) is doorgaans veel bluswater noodzakelijk. Bluswater is nodig voor het (tijdig) koelen van de vervoerseenheid met brandbaar gas (o.a. LPG en propaan) of het leggen van een waterscherm voor het neerslaan van een toxische gaswolk. Hiervoor is ter plaatse onvoldoende capaciteit aan bluswater aanwezig. De brandweer zal zich dan ook in eerste instantie concentreren op de gevolgen van de calamiteit (redden van personen en blussen/voorkomen secundaire branden).
  • Er wordt ruim voldaan aan de opkomsttijd voor de brandweer. Voor de bestrijding van de gevolgen van een calamiteit met gevaarlijke stoffen op de transportroutes zijn veel mensen en middelen noodzakelijk. Deze mensen en middelen zijn hiervoor aanwezig in de nabijgelegen brandweerpost Uden.


Zelfredzaamheid personen

Voor de aanwezigen personen binnen het plangebied zijn er voldoende vluchtwegen om bij een calamiteit het plangebied tijdig te verlaten. De personen die aanwezig zijn binnen het plangebied worden over het algemeen aangemerkt als voldoende zelfredzame personen.


Het plangebied ligt binnen het WAS-gebied (waarschuwings- en alarmeringssysteem). De dekking voor NL-Alert (nationaal telefonisch alarmeringssysteem rampen) is goed te noemen.


Conclusie

Externe veiligheid is onder genoemde voorwaarden geen belemmering voor het plan. Het bevoegd gezag kan daarom de (resterende) externe veiligheidsrisico's accepteren en de verantwoording nemen voor het groepsrisico.

4.10 Verkeer en parkeren

De belangrijkste verkeersader in het plangebied is de Nistelrodeseweg, dit is een lokale verbindingsweg voor autoverkeer en is onderdeel van het fiets- en openbaar vervoersnetwerk. Vanwege het belang van de Nistelrodeseweg in het verkeersnet worden geen nieuwe aansluitingen op de Nistelrodeseweg toegestaan. De afwikkeling van het verkeer in zuidelijke richting vindt plaats via de rotonde op de Rondweg/Bitswijk/Nistelrodeseweg. In noordelijke richting kan dit via de Nistelrodeseweg en de Slabroekseweg.

Parkeren vindt volledig plaats op eigen erf. Aangezien het plan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, is geen nader onderzoek opgenomen. Wel is in de gebruiksregels vastgelegd dat bij functiewijziging moet worden voldaan aan de Nota Parkeernormen van de gemeente Uden (Bijlage 5).

4.11 Geur

In de Tabel quickscan milieu Omgeving Nistelrodeseweg (conserverende deel bestemmingsplan) in Bijlage 7 is voor elke locatie binnen het bestemmingsplan beoordeeld wat de consequenties zijn voor het geur. Voor het conserverende deel van het bestemmingsplan vormt het aspect geur geen belemmering, omdat geen sprake is van realisatie van nieuwe geurgevoelige objecten.

In de Tabel quickscan milieu Omgeving Nistelrodeseweg (wijzigingsbevoegdheden) eveneens in Bijlage 7 is voor elke wijzigingsbevoegdheid binnen het bestemmingsplan de haalbaarheid en (financiële) uitvoerbaarheid in relatie tot het aspect geur beoordeeld. Het plangebied ligt buiten de aan te houden geur- en afstandscontouren van veehouderijen. Ook ten aanzien van de achtergrondbelasting is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, zie onderstaande uitsnede uit de geurkaart van de gemeente Uden. Geurhinder vormt geen belemmering voor het plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0856.BPNistelrodeseweg-VA01_0007.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0856.BPNistelrodeseweg-VA01_0008.png"

4.12 Volksgezondheid in relatie tot veehouderijen

De Handreiking veehouderij en volksgezondheid 2.0 (versie mei 2018) bevat een praktisch stappenplan om te beoordelen of nadere advisering vanuit de GGD wenselijk is. De stappen kunnen stuk voor stuk worden doorlopen om na te gaan of er knelpunten worden gevonden. Toetsing aan het stappenplan moet plaatsvinden, zodat kan worden bepaald of een advies van de GGD nodig is.

In de Tabel quickscan milieu Omgeving Nistelrodeseweg (conserverende deel bestemmingsplan) in Bijlage 7 is voor elke locatie binnen het bestemmingsplan beoordeeld wat de consequenties zijn voor het aspect volksgezondheid in relatie tot veehouderijen. Voor het conserverende deel van het bestemmingsplan vormt het aspect volksgezondheid in relatie tot veehouderijen geen belemmering, omdat geen sprake is van realisatie van nieuwe gevoelige objecten.

In de Tabel quickscan milieu Omgeving Nistelrodeseweg (wijzigingsbevoegdheden) in Bijlage 7 is voor elke wijzigingsbevoegdheid binnen het bestemmingsplan de haalbaarheid en (financiële) uitvoerbaarheid in relatie tot het aspect volksgezondheid in relatie tot veehouderijen beoordeeld. Voor de wijzigingsbevoegdheden geldt dat het aspect volksgezondheid in relatie tot veehouderijen nader onderzocht moet worden wanneer gebruik gemaakt wordt van de wijzigingsbevoegdheid. Hierbij is gebruik gemaakt van bovengenoemd stappenplan:

  • Stap 1. Endotoxine
    Het plangebied ligt niet binnen de endotoxine-richtafstand van een veehouderij.
  • Stap 2. Emissies
    Het plan voorziet niet in een (relevante) toename van de emissie van geur, fijnstof of ammoniak.
  • Stap 3a. Geur, toets aan wettelijk kader
    Er wordt voldaan aan de grenswaarden op basis van het wettelijk kader.
  • Stap 3b. Geur, toets aan gezondheidskundige advieswaarden
    Er wordt voldaan aan de grenswaarden op basis van de gezondheidskundige advieswaarden.
  • Stap 4a. Meerdere diersoorten binnen één veehouderij
    In de omgeving van het plangebied liggen geen (relevante) veehouderijen waarbij sprake is van het houden van meerdere diersoorten.
  • Stap 4b. Meerdere diersoorten binnen 100 meter
    In de omgeving van het plangebied liggen geen (relevante) varkens- en pluimveehouderijen op een onderlinge afstand van minder dan 100 meter.
  • Stap 5a. Geitenhouderijen
    Er liggen geen geitenhouderijen binnen 2 kilometer van het plangebied
  • Stap 5b. Pluimveebedrijven
    Binnen 1 kilometer van het plangebied ligt een pluimveehouderij (Looweg 10).
  • Stap 6. Mest be- of verwerking
    Het plan voorziet niet in het realiseren van een installatie voor mestbe- of verwerking.
  • Stap 7. Ongerustheid over de volksgezondheid
    Er is geen vermoeden dat binnen het plangebied ongerustheid over de volksgezondheid bestaat, gezien de beoordeling van bovenstaande stappen.

Wanneer gebruik gemaakt wordt van de wijzigingsbevoegdheid moet het aspect volksgezondheid in relatie tot veehouderijen nader worden beoordeeld en is mogelijk GGD-advies noodzakelijk vanwege de ligging van het plangebied binnen 1 kilometer van een pluimveehouderij.

4.13 Spuitzones gewasbeschermingsmiddelen

Hoewel in geen enkele wettelijke regeling in acht te nemen afstanden zijn opgenomen voor spuitzones tussen gevoelige bestemmingen enerzijds en percelen met open teelt waarop gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt, dient op basis van het criterium goede ruimtelijke ordening (artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening) wel te worden beoordeeld of het gebruik van die middelen onaanvaardbare gevolgen heeft voor het woon- en leefklimaat.

Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt als vuistregel dat een afstand van 50 meter tussen het perceel waarop de teelt plaatsvindt en te realiseren nieuwe gevoelige functies zoals woningen kan worden gehanteerd. Kortere afstanden zijn ook mogelijk, indien dat blijkt uit een locatie specifiek onderzoek.

In de omgeving van het plangebied liggen geen gronden waarbij mogelijk sprake is van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Het aspect spuitzones gewasbescherming vormt geen belemmering voor het plan.

4.14 Hoogspanningsverbindingen

Ten noorden van het plangebied is een hoogspanningsverbinding aanwezig. Het plangebied ligt op ongeveer 650 meter van de hoogspanningsverbinding en ligt daarmee ruim buiten de invloedssfeer. Hoogspanningsverbindingen vormen geen belemmering voor het plan.

Voor de wijzigingsbevoegdheden is een haalbaarheidstoets uitgevoerd. In de Tabel quickscan milieu Omgeving Nistelrodeseweg (wijzigingsbevoegdheden) in Bijlage 7 is voor elke wijzigingsbevoegdheid binnen het bestemmingsplan de haalbaarheid en (financiële) uitvoerbaarheid in relatie tot de milieuaspecten aangegeven. De beoogde wijzigingsbevoegdheden zijn haalbaar.

Conclusie

Voor het conserverende deel van het bestemmingsplan zijn er geen belemmeringen voor wat betreft de milieuaspecten. Daar waar noodzakelijk moeten te zijner tijd voor de te wijzigingsbevoegdheden (wanneer daarvan gebruik wordt gemaakt ) een nadere motivatie of nader onderzoek plaatsvinden.

4.15 M.e.r.-beoordeling

In de Tabel quickscan milieu Omgeving Nistelrodeseweg (conserverende deel bestemmingsplan) in Bijlage 7 is voor elke locatie binnen het bestemmingsplan beoordeeld wat de consequenties zijn voor het aspect m.e.r.-beoordeling. Bij twee locaties is sprake van een wijziging van de bestemming ten opzichte van de thans geldende bestemming en moet het aspect m.e.r.-beoordeling nader worden beoordeeld. Deze locaties en het aspect m.e.r.-beoordeling worden hieronder toegelicht:

  • Nistelrodeseweg 9a:
    Op de locatie Nistelrodeseweg 9a is sprake van een bestemmingswijziging van 'Wonen' naar 'Bedrijf'. Op dat adres is een postorderbedrijf gevestigd. Uit de brief van de ODBN van 23 mei 2018 met het kenmerk Z/065913 blijkt dat het bedrijf een zogenaamde type A-inrichting betreft. Voor type A- inrichtingen geldt geen vergunning- of meldingsplicht omdat de activiteiten dusdanige lichte milieubelasting kennen dat geen hinder in de omgeving te verwachten is. Daarom vormt het aspect m.e.r.-beoordeling ook geen belemmering voor het plan.
  • Nistelrodeseweg 13, 15, 15a en 15b:
    Voor dit plan is op 17 juni 2008 ontheffing verleend van het bestemmingsplan 'Buitengebied, 1ste partiële herziening'. De beoogde bestemming is daarom reeds toegestaan. Er is geen sprake van een bestemmingswijziging.

In de Tabel quickscan milieu Omgeving Nistelrodeseweg (wijzigingsbevoegdheden) in Bijlage 7 is voor elke wijzigingsbevoegdheid binnen het bestemmingsplan de haalbaarheid en (financiële) uitvoerbaarheid in relatie tot het aspect bedrijven en milieuzonering beoordeeld. Voor de wijzigingsbevoegdheden voor het realiseren van één woning geldt dat de ontwikkeling niet wordt gezien als een stedelijke ontwikkeling zoals genoemd in onderdeel D (categorie D.11.2) van de bijlage bij het Besluit m.e.r.. Op voorhand zijn geen belemmeringen met betrekking tot de haalbaarheid en (financiële) uitvoerbaarheid van het plan te verwachten.

Hoofdstuk 5 Het bestemmingsplan

5.1 Het juridisch plan

Dit bestemmingsplan heeft tot doel een juridisch-planologische regeling te scheppen voor het bouwen en het gebruik van gronden en gebouwen binnen het plangebied. In dit hoofdstuk is een toelichting op de systematiek en de inhoud van de verschillende toegekende bestemmingen van het bestemmingsplan gegeven.

Voorliggend bestemmingsplan is deels conserverend van aard en legt de bestaande situatie juridisch-planologisch vast. Daarnaast bevat het plan afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden. Deze bevoegdheden vormen het voertuig om de ontwikkelingen in het plan te faciliteren.

Bij het opstellen van het bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) geformuleerde uitgangspunten. Deze plannen voldoen aan de eisen van de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP) 2012.

5.2 Planbeschrijving

Voorliggend bestemmingsplan is in eerste aanleg conservatief van karakter. In de actualisatie van de geldende bestemmingsplannen is uitgegaan van het vastleggen van de huidige, bestaande situaties. Maar het plan biedt ook ontwikkelingsmogelijkheden. Om een goed beeld van de bestaande situatie en van de wensen met betrekking tot ontwikkelingen in het gebied in beeld te krijgen, heeft de gemeente door middel van een participatief proces het gesprek gevoerd:

  • Via een brief zijn bewoners en bedrijven in het gebied geïnformeerd over de inventarisatie die is uitgevoerd en uitgenodigd voor een gesprek.
  • In deze gesprekken is enerzijds getoetst of de feitelijke situatie goed in beeld was en anderzijds welke (ontwikkelings)wensen in de omgeving leefden.
  • Op 29 januari 2018 is een bijeenkomst georganiseerd voor Bitswijk-Noord en de Omgeving Nistelrodeseweg, waar aan afzonderlijke tafels gesproken is over de gewenste ontwikkeling voor de Omgeving Nistelrodeseweg. Daarna zijn nog aanvullende bijeenkomsten op 19 februari 2018 en 27 juni 2018 geweest.
  • Nadat een voorkeur is uitgesproken voor de ontwikkelrichting van het gebied ("Mix van wonen en werken"), zijn bewoners/eigenaren op 29 augustus 2018 geïnformeerd, en zijn zij gevraagd hierop te reageren.
  • Vervolgens heeft de raadscommissie een beeldvormende avond met de bewoners plaatsgevonden. Op 25 oktober 2018 is door de gemeenteraad het definitieve ontwikkelkader 'Wonen en werken' vastgesteld.
  • Er is een projectwebsite ingericht waar de belangrijke informatie op is geplaatst en er zijn regelmatig nieuwsbrieven verstuurd.

Om gewenste initiatieven te kunnen beoordelen is, in lijn met het door de raad vastgestelde ontwikkelingskader (zie ook par. 3.4.2) een afwegingskader voor initiatieven opgesteld. Het ontwikkelingskader is terug te vinden in Bijlage 3 en nader uitgewerkt in een stedenbouwkundige schets, die in Bijlage 4 is opgenomen. Overige gesprekken over uitwerking en initiatieven zijn op kavelniveau met indieners van initiatieven gevoerd.

Gevolgen

Vanuit het bestemmen volgens de huidige, bestaande situaties volgen enkele functiewijzigingen. De functiewijziging hebben betrekking op:

Adres   Voormalige bestemming   Nieuwe bestemming  
Hengstheuvelweg 1C   Agrarisch gebied met landschappelijke, cultuurhistorische en/of aardkundige waarden (ALCA)   Wonen  
Kadastraal perceel R748 (achter Slabroekseweg 5A)   Agrarisch gebied met landschappelijke, cultuurhistorische en/of aardkundige waarden (ALCA)   Wonen  
Nistelrodeseweg 5   Niet-agrarische bedrijven/functies   Wonen  
Nistelrodeseweg 7   Niet-agrarische bedrijven/functies   Wonen  
Kadastraal perceel Q1625 en Q1708 (achter Nistelrodeseweg 7)   Niet-agrarische bedrijven/functies   Tuin  
Nistelrodeseweg 9B   Niet-agrarische bedrijven/functies   Wonen  
Kadastraal perceel R714   Agrarisch gebied met landschappelijke, cultuurhistorische en/of aardkundige waarden (ALCA)   Verkeer  
Handwijzerstraat 4   Bedrijf opslagterreinen, Klasse A   Wonen  
Handwijzerstraat 6   Bedrijf opslagterreinen, Klasse A   Wonen  
Handwijzerstraat 8   Bedrijf opslagterreinen, Klasse A   Wonen  
Handwijzerstraat 10   Bedrijf opslagterreinen, Klasse A   Wonen  
Handwijzerstraat 12   Bedrijf opslagterreinen, Klasse A   Wonen  
Looweg 7   Bedrijf opslagterreinen, Klasse A   Wonen  
Handwijzerstraat 9   Bedrijf opslagterreinen, Klasse A   Wonen  
Handwijzerstraat 11   Bedrijf opslagterreinen, Klasse A   Wonen  
Nistelrodeseweg 13   Wonen   Bedrijf  
Kadastraal perceel Q381 (ten zuiden van Nistelrodeseweg 13)   Bossen   Bedrijf  

Initiatieven

In het plangebied van voorliggend bestemmingsplan spelen diverse initiatieven. Deze variëren van woningbouw tot bedrijfsmatige activiteiten. Geen van de initiatieven die bekend zijn bij de gemeente zijn zodanig uitgewerkt dat deze in dit bestemmingsplan opgenomen kunnen worden.

Voor initiatieven die kansrijk zijn, maar nog onvoldoende uitgewerkt, zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Dit geldt voor onderstaande locaties, opgedeeld in verschillende wijzigingsgebieden:

Wijzigingsgebied 1:

  • Nistelrodeseweg 17
  • Kadastraal perceel Q1638
  • Kadastraal perceel Q1639
  • Handwijzerstraat 10
  • Looweg 14
  • Looweg 9-11

Wijzigingsgebied 2:

  • Kadastraal perceel R157, R164, R165, R513, R750, R783 en R784 (ten zuiden van de Hengstheuvelweg).

Wijzigingsgebied 3:

  • Lagerbosweg 2a

Wijzigingsgebied 4:

  • Nistelrodeseweg 4

Wijzigingsgebied 5:

  • Nistelrodeseweg 9

Voor alle bedrijven in het plangebied geldt dat de bestaande functie met de huidige bedrijfsactiviteiten is opgenomen in het bestemmingsplan. Op deze manier worden bestaande bedrijven niet gehinderd in de huidige bedrijfsvoering in het nieuwe bestemmingsplan. Toekomstige bedrijfsontwikkelingen sluit de gemeente niet uit, maar worden in dit plan niet mogelijk gemaakt. De gemeente wil steeds kunnen beoordelen of een nieuwe bedrijfsactiviteit passend geacht kan worden binnen het plangebied. De gemeente is bereid om eventuele bedrijfswijzigingen in planologische zin te faciliteren door middel van een uitgebreide planologische procedure, mits de nieuwe bedrijfsactiviteit past binnen een lagere milieucategorie dan de categorie in de bestaande situatie.

In sommige gevallen is in in dit plan de bedrijfsbestemming gewijzigd naar wonen. Waar nog ondergeschikte bedrijfsmatige activiteiten bij de woning worden uitgeoefend, is de bestaande (bedrijfs)bebouwing specifiek begrensd. Hiermee wil de gemeente voorkomen dat de milieubelasting op de omgeving wordt vergroot.

5.3 Bestemmingen

Zoals in paragraaf 2.4 al is aangegeven is het kenmerk van het plan dat de bestaande situatie als uitgangspunt is genomen voor de bestemmingen. Hieraan ligt een inventarisatie van de bestaande functies en de bestaande ruimtelijke situatie ten grondslag. Voor wat betreft de ruimtelijke situatie is onder meer gebruik gemaakt van een recente luchtfoto (zie ook Bijlage 2 bij deze toelichting). Hoewel de verleende omgevingsvergunningen voor het bouwen en voor het gebruik het 'harde' juridische kader vormen voor de bestaande gebouwen en het bestaande gebruik, helpt de luchtfoto bij de interpretatie daarvan.

5.3.1 Agrarisch

Een groot aantal gebieden binnen het plangebied zijn voorzien van de bestemming 'Agrarisch'. Dit betreffen agrarische gronden zonder bouwvlak. De gronden zijn bestemd voor agrarische bodemexploitatie en bijbehorende agrarische voorzieningen.

Het bouwen van gebouwen is op deze gronden niet toegestaan, met uitzondering van de bestaande bebouwing aan de Nistelrodesweg 17, Slabroekseweg 7A en Hengstheuvelweg 1D. Deze bebouwing is bestemd door middel van een passende aanduiding.

5.3.2 Bedrijf

De aanwezige bedrijven in het bestemmingsplan zijn voorzien van een functieaanduiding. In de regels is het bestaande bedrijf vastgelegd. Daarbij is zoveel aangesloten bij de feitelijke, op een legale wijze tot stand gekomen bedrijfsactiviteit. Detailhandel is aangemerkt als verboden gebruik. Daarnaast is per bedrijf één bedrijfswoning toegestaan. Indien in de huidige situatie meer bedrijfswoningen aanwezig zijn, dan zijn deze eveneens toegestaan en wordt dit vastgelegd in het bestemmingsplan door middel van een aanduiding. Als er in de huidige situatie geen bedrijfswoningen aanwezig zijn is door middel van een aanduiding in het bestemmingsplan opgenomen dat deze niet zijn toegestaan.

De bedrijven zijn voorzien van een bouwvlak. Gebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak. De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens dient ten minste 3 m te bedragen of indien de afstand van de bestaande bebouwing tot de zijdelingse perceelsgrens minder bedraagt, niet meer dan de afstand van de bestaande bebouwing tot de zijdelingse perceelsgrens.

5.3.3 Cultuur en ontspanning

Voor een gedeelte van het perceel aan de Nistelrodeseweg 4 is de bestemming 'Cultuur en ontspanning' opgenomen. Deze gronden zijn bestemd voor educatieve, sociale, culturele, dagrecreatieve en levensbeschouwelijke activiteiten en ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van die activiteiten. Zelfstandige horeca en detailhandel zijn aangemerkt als verboden gebruik. Dit geldt ook voor een evenementenhal, een overdekte speeltuin of een dansstudio/sportschool. Deze activiteiten hebben een substantieel hogere parkeerbehoefte.

5.3.4 Natuur

De houtopstanden in het bestemmingsplan zijn bestemd met de bestemming 'Natuur'. Deze houtopstanden zijn veelal landschapselementen die van waardevolle betekenis zijn voor het landschap. Door middel van deze bestemming is verzekerd dat de aanwezige natuur- en landschapswaarden gehandhaafd blijven en/of zich verder kunnen ontwikkelen.

5.3.5 Tuin

De gedeelten van het perceel aan de Nistelrodeseweg 7 die grenzen aan de snelweg worden voorzien van de bestemming 'Tuin'. Het is niet wenselijk om aan deze zijde de woonbestemmingen uit te breiden. Om deze reden zijn de gronden bestemd als 'Tuin'. Door deze wijze van bestemmen kunnen de gronden worden gebruikt als erf behorende bij de woningen. Het is echter niet mogelijk om op deze gronden bijgebouwen ten behoeve van de woningen te realiseren.

5.3.6 Verkeer

Zowel de interlokale wegen, lokale ontsluitingswegen, langzaamverkeersroutes en buurtwegen en perceelsontsluitingswegen zijn voorzien van de bestemming 'Verkeer'. Binnen deze bestemming zijn geen gebouwen toegestaan, met uitzondering van nutsvoorzieningen.

5.3.7 Wonen

De woningen zijn bestemd als 'Wonen'. Per bestemmingsvlak is maximaal 1 woning toegestaan. Voorheen waren er een negental niet-agrarische bedrijfsfuncties in het onderhavige plangebied gevestigd. Het gaat om de volgende adressen:

  • Nistelrodeseweg 9B
  • Handwijzerstraat 4
  • Handwijzerstraat 6
  • Handwijzerstraat 8
  • Handwijzerstraat 10
  • Handwijzerstraat 12
  • Handwijzerstraat 9
  • Handwijzerstraat 11
  • Looweg 7

Op deze locaties worden deze bedrijfsfuncties niet meer uitgeoefend. De percelen worden enkel nog gebruikt voor de woonfunctie. Op deze voormalige bedrijfslocaties is de toen benodigde bedrijfsbebouwing nog wel aanwezig. De percelen hebben nog de uitstraling van een bedrijf met de bijbehorende bedrijfsbebouwing en bedrijfswoning.

De percelen waar geen bedrijfsmatige activiteiten worden uitgevoerd zijn bestemd als 'Wonen'. Indien er nog wel bedrijfsmatige activiteiten worden uitgevoerd, maar de woonfunctie overheerst, dan worden deze bedrijfsactiviteiten mogelijk gemaakt door middel van een aanduiding. Een aantal voormalige bedrijfsloodsen worden bijvoorbeeld gebruikt voor opslag. Deze percelen zijn bestemd met de bestemming 'Wonen' en zijn tevens voorzien van de aanduiding 'opslag'. Door deze wijze van bestemmen mogen de loodsen worden gebruikt voor opslag.

Voor wat betreft de bebouwing is uitsluitend de bestaande bebouwing op het tijdstip van ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan toegestaan. In deze toelichting is de recente luchtfoto als Bijlage 2 opgenomen om hierover duidelijkheid te geven. Vergroting van de aanwezige bebouwing is bij recht niet toegestaan. Door deze wijze van bestemmen wordt recht gedaan aan de grote gevarieerdheid aan bebouwing in het plangebied.

Voor overige woningen geldt dat dient te worden voldaan aan de bouwregels, die aansluiten op de randvoorwaarden als opgenomen in de Stedenbouwkundige Visie omgeving Nistelrodeseweg zoals opgenomen als bijlage bij de regels.

5.3.8 Waarde - Archeologie 1

Ten behoeve van de bescherming van de archeologische waarden in het plangebied is een archeologische dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' opgenomen. Ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' mogen geen bouwwerken worden gebouwd indien de oppervlakte groter is dan 250 m2 of dieper reikt dan 0,4 m onder maaiveld. Door middel van een afwijking bij een omgevingsvergunning kan van dit verbod worden afgeweken indien uit onderzoek is gebleken dat het oprichten van bebouwing niet zal leiden tot een verstoring van de archeologische waarden.

5.4 Algemene regels

In het onderhavige bestemmingsplan zijn ook een aantal ontwikkelingen voorzien. Alle nieuwe ontwikkelingen die in het plan kunnen worden toegestaan, kunnen uitsluitend via het succesvol doorlopen van een wijzigingsbevoegdheid worden gerealiseerd. Bij de toepassing van die wijzigingsbevoegheid wordt getoetst aan de gebruikelijke milieuvoorwaarden én aan de stedenbouwkundige visie die als Bijlage 1 aan de regels is toegevoegd. Verder verwacht het college van burgemeester en wethouders als bevoegd gezag voor het vaststellen van een wijzigingsplan, dat initiatiefnemers door middel van een erfinrichtingsplan zichtbaar maken hoe zij naast eventuele bouwplannen de groene kenmerken uit de stedenbouwkundige visie realiseren.

De voor wijziging aangewezen gebieden zijn aangeduid op de verbeelding. Deze wijzigingsbevoegdheden zijn opgenomen in artikel 15.

5.5 Overgangs- en slotregels

In artikel 17 van de regels is overgangsrecht opgenomen. De gemeente is op grond van het Bro verplicht om deze bepalingen op te nemen in het bestemmingsplan.

Bij de toepassing van het overgangsrecht worden de volgende regels gehanteerd:

  • 1. Gedeeltelijke vernieuwing of verandering is mogelijk als de planafwijking van het bestemmingsplan naar aard en omvang niet wordt vergroot en er geen andere afwijkingen van het bestemmingsplan ontstaan. Er mag in planologisch zin geen sprake zijn van een intensivering van het gebruik.
  • 2. Maximaal 50 % van de buitenschil (fundering/vloer, dak en gevels) van het oorspronkelijk (vergunde) bouwwerk mag worden gewijzigd/vernieuwd.
  • 3. De (hoofd)draagconstructie blijft voor tenminste 50 % behouden (inclusief losse constructieonderdelen zoals fundering/vloer, spanten, draagbalken, gordingen en draagmuren).
  • 4. De uiterlijke verschijningsvorm, zoals massa en oppervlakte (behoudens de uitbreidingsmogelijkheid), goot- en bouwhoogte, dakhelling, vormgeving en uitstraling, blijft ongewijzigd;
  • 5. In gevelindeling en materiaalgebruik zijn slechts veranderingen van ondergeschikte aard toegestaan.
  • 6. In geval van het tenietgaan van het hele bouwwerk als gevolg van een calamiteit mag het bouwwerk geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag om omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan. Onder tenietgaan wordt verstaan: het ophouden te bestaan van het bouwwerk. Een voorbeeld hiervan is het volledig tenietgaan ten gevolge van brand of storm. Tenietgaan door achterstallig onderhoud, valt hier niet onder.
  • 7. In bijzondere gevallen kan van deze beleidsregels worden afgeweken met gebruikmaking van de afwijkingsbevoegdheid/hardheidsclausule (artikel 4:84 Algemene wet bestuursrecht).

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Voorliggend plan betreft een conserverend plan. De nieuwe ontwikkelingen waarvoor een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen (zie paragraaf 2.4), betreffen particuliere initiatieven op eigen gronden. Voor deze ontwikkelingen hoeft de gemeente Uden geen maatregelen uit te voeren. Ook heeft de gemeente geen aan- of verkopen te doen. In overeenstemming met artikel 6.24 Wet ruimtelijke ordening zal de gemeente de kosten verhalen op de initiatiefnemers via een (anterieure) overeenkomst. De economische uitvoerbaarheid is hiermee voldoende gewaarborgd.

6.2 Omgevingsdialoog

Bij het opstellen van dit bestemmingsplan heeft de gemeente de omgeving op verschillende momenten en wijzen betrokken. Het proces van deze dialoog is eerder beschreven in paragraaf 5.2 Planbeschrijving

Op 7 mei 2019 vond een inloopavond plaats bij Hotel Van der Valk, Uden. Hierbij waren circa 50 bewoners en eigenaren uit het plangebied aanwezig. Voor, tijdens en na deze inloopavond zijn verschillende schriftelijke reacties ingediend. Een aantal van deze reacties hebben geleid tot aanpassingen in de conceptverbeelding en zijn opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan. Een volledig verslag met de ingekomen reacties en antwoord daarop is opgenomen in Bijlage 6.

Bij nieuwe ontwikkelingen ligt de verantwoordelijkheid voor het voeren van de omgevingsdialoog primair bij de initiatiefnemer. Voor de initiatieven die nu als wijzigingsbevoegdheid worden meegenomen hebben reeds gesprekken met de omgeving plaatsgevonden.

6.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Op grond van artikel 3.1.1. Bro is vooroverleg vereist met provincie en het waterschap.
In het kader van het vooroverleg heeft het Waterschap gevraagd om in artikel 5 (Cultuur en ontspanning) van deze regels water en waterhuishoudkundige voorzieningen ook mogelijk te maken. Deze overlegreactie werd ontvangen nadat het ontwerpbestemmingsplan ter visie werd gelegd. Deze reactie heeft ertoe geleid dat de regels overeenkomstig dit verzoek alsnog zijn aangepast bij de vaststelling van het bestemmingsplan.

Het vooroverleg met de provincie heeft geleid tot enkele opmerkingen van de provincie die zij ook heeft betrokken in de later door haar ingediende zienswijze tegen het ontwerpbestemmingsplan. Voor de beantwoording van deze zienswijze wordt verwezen naar de Nota van zienswijzen.

6.4 Wettelijke procedure

Het ontwerpbestemmingsplan Omgeving Nistelrodeseweg heeft conform afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht met ingang van 21 juni 2019 voor een periode van zes weken ter visie gelegen. Gedurende deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze op het plan in te dienen. Tijdens deze periode van tervisielegging zijn bij de gemeenteraad 17 zienwijzen tegen het ontwerpbestemmingsplan ingediend. Deze zienswijzen zijn samengevat en beantwoord in de Nota van zienswijzen ontwerpbestemmingsplan 'Omgeving Nistelrodeseweg Gemeente Uden', die als Bijlage 8 bij deze toelichting is gevoegd.