direct naar inhoud van Regels

Theresia-Loven-Besterd 2016, 5e herziening (Zuid-Oosterstraat 22a-23)

Status: vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.0855.BSP2019006-e001
Plantype: bestemmingsplan

Regels

 

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlage(n).

1.2 plan:

Het bestemmingsplan Theresia-Loven-Besterd 2016, 5e herziening (Zuid-Oosterstraat 22a-23) met identificatienummer NL.IMRO.0855.BSP2019006-e001 van de gemeente Tilburg.

1.3 aan huis verbonden beroep

Die beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw, die kunnen worden beschouwd als 'aan-huis-verbonden', waarbij:

  1. degene die de activiteit uitvoert, tevens de bewoner is van de woning;

  2. geen sprake is van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige beroepsvestigingen;

  3. voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;

  4. de beroepsuitoefening naar omvang ondergeschikt is aan het wonen, d.w.z. niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning (inclusief aan-, uit en/of bijgebouw) en totaal niet meer dan 80m² in beslag neemt;

  5. de beroepsuitoefening in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt is aan de woning en de woonomgeving;

  6. geen detailhandel plaatsvindt, anders dan in ter plaatse vervaardigde goederen;

  7. op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt.

1.4 aanbouw

Een gebouw, dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.5 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de planregels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 achtergevelrooilijn

De achterste, niet naar het openbaar gebied toegekeerde lijn die het bouwvlak begrenst.

1.8 afhankelijke woonruimte

Een aanbouw of bijgebouw, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.9 autostalling / garagebox

Eén of meerdere, al dan niet aaneengebouwde, bouwwerken in maximaal één bouwlaag; qua afmetingen,

bereikbaarheid / ontsluiting en gebruiksmogelijkheden e.d. uitsluitend geschikt en bedoeld voor de stalling van een (motor)voertuig.

1.10 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.11 bebouwingspercentage

Het percentage, dat per bouwperceel bepaalt hoeveel procent van dat bouwperceel - binnen het aangegeven bouwvlak - ten hoogste mag worden bebouwd.

1.12 bed & breakfast

Een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting, al dan niet met de mogelijkheid van ontbijt, kortstondig met een maximum van twee weken.

Hieronder wordt niet verstaan huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), tijdelijke huisvesting van personen in de vorm van het verstrekken van logies aan seizoenarbeiders, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van beschermd/begeleid wonen.

1.13 bedrijfsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op onder andere consumentverzorging, welke geheel of overwegend door middel van handwerk plaatsvinden.

1.14 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo)

De totale oppervlakte van de ruimten binnen de bebouwing die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden-beroep of bedrijf, c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.15 bedrijven

Het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten die liggen op het vlak van industrie, groothandel met eventueel bijbehorende en ondergeschikte showroom, ambacht, nijverheid, productie, distributie, logistiek, vervoer, opslag, reparatie (waaronder autoreparatiebedrijven al dan niet met bijbehorende en ondergeschikte showroom) e.d., alsmede brandweerkazerne. Detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van autohandel in combinatie met een autoreparatiebedrijf.

Tevens worden hiertoe gerekend bijbehorende kantoorruimten en installaties.

De inrichtingen, bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder worden alleen tot 'bedrijven' gerekend voorzover deze zijn gelegen op gezoneerde bedrijventerreinen c.q. bedrijvenlocaties of gedeelten daarvan.

Niet tot bedrijven worden gerekend: kantoren, horeca, prostitutie inrichting, (perifere) detailhandel, nutsvoorzieningen, tank- en servicestations, autowasplaatsen, dienstverlening, recreatie, sport, agrarisch bedrijf, maatschappelijke instellingen en bedrijfspompen, zijnde pompen die zijn bedoeld voor de eigen brandstoffenvoorziening met uitzondering van bedrijfspompen behorende bij transportbedrijven.

1.16 belemmeringenstrook

Strook grond waarin leidingen liggen welke privaatrechtelijk is vastgelegd en gereserveerd is voor werkzaamheden van de leidingexploitant.

1.17 beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw

Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, therapeutisch, kunstzinning en ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied.

1.18 beschermwaardige boom

Een boom, die ingevolge het gemeentelijke bomenbeleid is aangewezen als monumentale boom, boom met een ecowaarde of boom met een hoofdwaarde en die is weergegeven op de bij dit plan gevoegde Boomwaardekaart.

1.19 bestaand

Bij bouwwerken:

Bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestonden of in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften.

1.20 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.21 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.22 bijgebouw

Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.23 bouwblok

Door openbare ruimte omsloten geheel van percelen (al dan niet -reeds- bebouwd), dat te beschouwen is als een stedenbouwkundige eenheid.

 

1.24 bouwen

Het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.25 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.26 bouwlaag

Een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkant van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten niet meer dan 1,5m in hoogte verschillen, zulks met uitzondering van een onderbouw of zolder.

1.27 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.28 bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.29 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.30 bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.31 bouwwerken van algemeen nut

Bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen.

1.32 bruto vloeroppervlakte (b.v.o.)

De som van de buitenwerks en horizontaal gemeten oppervlakten van de inpandige vloeren - horizontale vlakken ter plaatse van trappen, hellingen en vides met een oppervlakte tot en met 4m² daaronder begrepen - voorzover de ruimten waarbinnen de vloeren zich bevinden een grotere inwendige hoogte hebben dan 1,5m.

1.33 calamiteit

Gehele of gedeeltelijke vernieling van een bouwwerk door overmacht: brand, overstroming, terroristische en/of oorlogshandelingen, aardbeving e.d.

1.34 carport

Een aangebouwde of vrijstaand bijgebouw, bestaande uit een (semi) gesloten dakconstructie, ondersteund door palen of kolommen bedoeld voor het stallen van één of meerdere (motor)voertuig(en), met maximaal twee gesloten wanden; de wanden van de bebouwing waartegen wordt aangebouwd kunnen als ondersteuningsconstructie fungeren.

1.35 dakhelling

Hoek die gevormd wordt door een schuin dakvlak en een horizontaal vlak die elkaar snijden op de goothoogte.

1.36 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkten. Tevens dient onder detailhandel te worden verstaan ondersteunende horeca als bijbehorende voorziening.

Uitgezonderd zijn: postorderbedrijven, internetbedrijven e.d.

1.37 dienstverlening

Het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van detailhandel en seksinrichtingen.

1.38 erker

Transparante, ondiepe uitbouw van een gebouw vóór de voorgevel, niet zijnde een entree.

1.39 evenement

Een activiteit in de openlucht dan wel in al dan niet (deels) tijdelijke onderkomens, gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor informerende, educatieve, sportieve, toeristisch-recreatieve, commerciële, sociale, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden, alsmede kermissen, braderieën, snuffelmarkten, rommelmarkten, straatfeesten en festivals of daarmee te vergelijken activiteiten.

1.40 functionele eenheid

Hieronder wordt verstaan:

  1. een samenstel van activiteiten dat, gelet op de aard en de organisatie van die activiteiten alsmede op de plaats waar die activiteiten worden verricht, als een eenheid moet worden beschouwd;

  2. het complex van bebouwde en onbebouwde gronden waarop de hiervoor bedoelde activiteiten worden verricht.

1.41 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.42 geluidgevoelige objecten

Gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.

1.43 geluidshinderlijke inrichtingen

Inrichtingen genoemd in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder.

1.44 geprojecteerd kwetsbaar object

Nog niet aanwezig kwetsbaar object dat op grond van het voor het betrokken gebied geldende bestemmingsplan toelaatbaar is.

1.45 gestapelde woning

Een woning, onderdeel uitmakende van een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en uit twee of meer bouwlagen bestaat, of waarbij (een deel van) de eerste bouwlaag van het gebouw voor andere met de betreffende bestemming in overeenstemming zijnde doeleinden wordt gebruikt.

1.46 gezondheidszorg

Medische of paramedische voorzieningen, niet zijnde verblijfsvoorzieningen.

1.47 groenvoorzieningen

Het geheel van voorzieningen en activiteiten t.b.v. groenaanleg zoals buurt-, wijk- en stadsparken met bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, waterpartijen, waterberging, watergangen en sloten, speelplaatsen, speel- en trapveldjes waaronder Cruijf-courts, bruggen en andere kunstwerken, straatmeubilair e.d., alsmede voorzieningen ter ondersteuning van de verkeersregulering en de verkeersveiligheid.

1.48 grondgebonden woning

Een met de grond verbonden woning bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, daaronder begrepen beroep aan huis, met een zelfstandige ontsluiting op de begane grond en niet zijnde een gestapelde woning.

1.49 hogere grenswaarde

Een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.

1.50 hoofdgebouw of hoofdbebouwing

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.51 houtopstand

Houtachtige overblijvende gewassen zoals struiken, heggen en bomen.

1.52 huishouden

Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijk huishouden voeren. Met een huishouden wordt gelijk gesteld:

  1. de huisvesting van maximaal 5 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur);

  2. tijdelijke huisvesting in de vorm van logies aan maximaal 5 seizoenarbeiders;

  3. de huisvesting van maximaal 12 personen met een lichamelijke of verstandelijke beperking, een psychiatrisch ziektebeeld of psychosociale problemen dan wel de huisvesting van maximaal 12 personen die tijdelijke opvang behoeven, al dan niet met inbegrip van begeleiding en toezicht, dit alles gericht op zelfstandige bewoning.

1.53 kantoor

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccommodatie.

1.54 kantoorachtige bedrijvigheid

Bedrijven met productieruimte en/of assemblageruimte, gecombineerd met kantoorruimte als onderdeel van het bedrijf waarin het ontwerpen en de voorbereiding van productie plaatsvindt, met een kantoorhoudenheid van maximaal 70%.

1.55 kantoorhoudendheid

Percentage van de bedrijfsvloeroppervlakte dat als kantoor wordt gebruikt.

1.56 kortstondig

Aansluitende tijdsperiode van maximaal 12 uur.

1.57 langzaam verkeer

Voetgangers- en (snor/brom)fietsverkeer.

1.58 maatschappelijke voorzieningen

Hieronder worden verstaan:

  1. medische of paramedische voorzieningen, zoals ziekenhuis, kliniek, gezondheidscentrum, centrum voor dagbehandeling, consultatiebureau e.d.;

  2. welzijnsvoorzieningen, zoals verzorgingstehuis, verpleeghuis, inrichtingen voor mensen met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking , tehuis voor daklozen e.d.;

  3. educatieve en sociaal-culturele voorzieningen, zoals basis-, voortgezet en wetenschappelijk onderwijs, beroepsonderwijs, kunstonderwijs, volksuniversiteit, cursuscentrum, onderwijsinstituten t.b.v. specifiek onderwijs, bibliotheken e.d.;

  4. voorzieningen t.b.v. kinderopvang zoals kindercrèche, peuterspeelzaal, speelterrein, kinderdagverblijf en (naschoolse) kinderopvangcentrum, al dan niet commercieel;

  5. openbare en bijzondere instellingen waaronder overheidsinstellingen zoals stadskantoren, politiekantoor e.d.;

  6. maatschappelijke voorzieningen zoals buurt- en clubhuis, wijkcentrum (o.a. Multi Functionele Accommodatie), sociëteit e.d.

1.59 maatvoeringsvlak

Een deel van een bestemmingsvlak dat van een ander maatvoeringsvlak wordt gescheiden door een maatvoeringsvlakgrens. Maatvoeringsvlakken onderscheiden zich door een met de maatvoeringsaanduiding

aangegeven afwijking in goot-, bouwhoogte, dakhelling en/of bebouwingspercentage.

1.60 mantelzorg

Mantelzorg is langdurige, intensieve niet georganiseerde zorg, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een zorgvrager door een of meer leden uit diens omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie.

1.61 monumentale boom

Een boom die is opgenomen in de gemeentelijke lijst van monumentale bomen, zoals die geldt op het moment van het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan en als zodanig is aangeduid.

 

 

1.62 nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties t.b.v. gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.

1.63 onderbouw

Een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant is gelegen tussen peil en maximaal 1,20m boven peil.

1.64 ondergeschikte delen van een bouwwerk

Bouwdelen die ondergeschikt zijn aan de hoofdmassa van het desbetreffende bouwwerk, zoals overstekende daken, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, trappen en trappenhuizen, liftkappen en lifthuizen, luchtbehandelings-/ventilatieinstallatie, bordessen, funderingen, goten, hijsinrichtingen, gevelreclames, gevelisolatie (al dan niet met bijbehorende ommanteling), draagconstructies e.d. Hieronder worden in elk geval niet verstaan entrees, erkers en ondergrondse bouwwerken.

1.65 onderkomen

Voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen, kampeermiddelen, loodsen, keten en andere soortgelijke verblijfsmiddelen.

1.66 onzelfstandige wooneenheid/eenheden

Een (complex van) woonruimte(n) waarbij men wezenlijke voorzieningen, zijnde keuken, badkamer en toilet,

gemeenschappelijk moet gebruiken en waarvan de deur van het privévertrek uitkomt op een gemeenschappelijke (verkeers)ruimte.

1.67 overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.68 overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak, ondersteund door palen of kolommen, eventueel maximaal aan twee zijden omsloten door wanden, die niet tot de constructie behoren.

1.69 pand

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.70 peil (straatpeil)

Hieronder wordt verstaan:

  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de straat grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

  2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.

1.71 perceel

Een aaneengesloten stuk grond met kadastrale aanduiding.

1.72 plangrens

Een weergegeven lijn die de grens van het plan aanduidt.

1.73 productiegebonden detailhandel

Detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.74 recreatief medegebruik en evenementen

Hieronder wordt verstaan:

  1. incidenteel, kortstondig gebruik (enkele dagen) van complexen / voorzieningen t.b.v. evenementen zoals rommelmarkten, antiek-, huishoud-, en computerbeurzen, tentoonstellingen, bedrijvencontactdagen e.d., mits men in het bezit is van een evenementenvergunning;

  2. incidenteel -jaarlijks- gebruik gedurende een aantal dagen van stadsparken t.b.v. zomeractiviteiten, -spelen, theater, festival e.d.

1.75 risicovolle inrichting

  1. een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

  2. een AMvB-inrichting waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer regels gelden met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden bij de opslag en/ of het gebruik van gevaarlijke stoffen;

  3. bedrijven waarvan de aantoonbare PR10-6/jaar contour is gelegen buiten de inrichtingsgrens.

1.76 ruimtelijke ontwikkelingen

Bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten waarvoor op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht een omgevingsvergunning is vereist.

1.77 speelvoorzieningen

Voorzieningen ten dienste van sport en spel.

1.78 straatpeil

Zie: peil (straatpeil).

1.79 uitbouw

Een gebouw, dat als vergroting van een bestaande ruimte is/wordt gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.80 verblijfsvoorzieningen

Besloten ruimten, bestemd voor het verblijven van mensen.

1.81 verkeer- en vervoersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer

Hieronder wordt verstaan het (openbaar) wegverkeers- en wegvervoersgebied waarbij de nadruk ligt op de gebiedsontsluitingsfunctie voor gemotoriseerd en langzaam verkeer met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier hoofdverzamelwegen, verzamelwegen en wijkstraten.

1.82 verkeer-, vervoer- en verblijfsvoorzieningen t.b.v. railverkeer

Hieronder wordt verstaan het (openbaar) railverkeers-, railvervoers- en verblijfsgebied t.b.v. personen- en goederenvervoer via spoorwegen met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken, waaronder voorzieningen die liggen op het gebied van andere - op spoorwegen aansluitende - soorten van vervoer, logistieke, distributieve en communicatieve voorzieningen e.d. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats.

1.83 verkeersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer en verblijf

Hieronder wordt verstaan het openbaar wegverkeers- en verblijfsgebied waarbij de nadruk ligt op de erftoegangsfunctie (geleider van het bestemmingsverkeer) voor gemotoriseerd en langzaam verkeer en/of de verblijfsfunctie voor voetgangers met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier buurtstraten, woonstraten, woonerven, winkelerven en voetgangersgebied inclusief bijbehorende kunstwerken.

1.84 verkooppunt motorbrandstoffen

Een brandstofverkooppunt met één of meerdere tappunten, al dan niet voorzien van een reparatiewerkplaats met bijbehorende kiosk / serviceshop (met een verkoopvloeroppervlak van maximaal 100m2), luifels, opslag van motorbrandstoffen e.d.

1.85 verkoopvloeroppervlak

De oppervlakte van de geheel of grotendeels voor publiek toegankelijke ruimte die is bestemd en feitelijk ingericht voor de verkoop van goederen, waaronder begrepen showroom, uitstallingsruime, kassa's e.d. met uitzondering van magazijn, opslagruimte, kantoor e.d.

 

 

1.86 voorgevelrooilijn

De naar het openbaar gebied toegekeerde lijn, die het bouwvlak begrenst en aansluit aan het onbebouwd erf c.q. openbaar gebied.

1.87 water en waterhuishoudkundige voorzieningen

Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn t.b.v. een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan worden gedacht aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten e.d.

1.88 waterstaat/waterstaatkundige doeleinden

Het openbaar waterverkeers-, watervervoers- en verblijfsgebied t.b.v. goederenvervoer, pleziervaart en oeveractiviteiten zoals vissen / hengelsport, wandelen en fietsen.

1.89 weg

Alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, waaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

1.90 wet geluidhinder

De wet van 16 februari 1979, Staatsblad 99 (1979), houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder.

1.91 wet milieubeheer

De wet zoals geplaatst in Staatsblad 551 (1992). Deze wet is in werking getreden op 1 maart 1993.

1.92 wonen

Hieronder wordt verstaan:

  1. het geheel van aan huis gebonden activiteiten van huishoudens die plaatsvinden in al dan niet gestapelde woningen, zelfstandige wooneenheden e.d. ten dienste van het verblijven door mensen. Niet tot wonen behoort het verblijf in recreatieve dagverblijven;

  2. huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), tijdelijke huisvesting van personen in de vorm van het verstrekken van logies aan seizoenarbeiders, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van beschermd/begeleid wonen, alsmede bijbehorende gemeenschappelijke voorzieningen (en ruimten) c.q. verzorgingsfaciliteiten;

  3. beroepsactiviteiten die kunnen worden beschouwd als 'aan huis verbonden beroep', zijnde beroepsactiviteiten van tenminste één bewoner, plaatsvindend in de betrokken woning en/of bijbehorend bijgebouw.

1.93 woning

Een (gedeelte van een) gebouw dat krachtens zijn indeling geschikt en bedoeld is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen een aan huis verbonden beroep.

Artikel 2 Wijze van meten

 

2.1 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 Afstand tot zijdelingse perceelgrens

Tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Bedrijf

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

 

3.1.1 Functie

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven die zijn genoemd onder categorie A in de bij deze planregels gevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van:

  1. inrichtingen als bedoeld in artikel 41 Wet geluidhinder jo. onderdeel D van Bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht;

  2. risicovolle inrichtingen.

  1. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  2. bouwwerken van algemeen nut.

3.1.2 Bijbehorende voorzieningen

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  1. kantines en restauratieve voorzieningen;

  2. kantoorruimten;

  3. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;

  4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  5. parkeer-, stallings- en verkeersvoorzieningen;

  6. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

  7. tuinen en erven;

  8. objecten voor beeldende kunst;

  9. bedrijfspompen, alleen voor zover deze ten dienste staan van een transportbedrijf, geplaatst worden/zijn op het eigen bouwperceel en dienen ten behoeve van het eigen gebruik;

  10. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

voor zover deze behoren bij en ondergeschikt zijn aan één van de onder 3.1.1 genoemde functies.

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Algemeen

  1. Bestaande bebouwing welke krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht;

  2. naast de in deze bestemming opgenomen regels gelden tevens de algemene regels, zoals opgenomen in Hoofdstuk 3 van deze planregels.

3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  1. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. Indien geen bouwvlak is aangegeven, geldt het bestemmingsvlak als zodanig;

  2. in afwijking van het bepaalde onder a. mogen ondergeschikte delen van een bouwwerk, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, het bouwvlak overschrijden;

  3. het bestemmingsvlak mag volledig worden bebouwd;

  4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan het met de maatvoeringsaanduiding aangegeven maximum.

3.2.3 Bouwwerken van algemeen nut

Voor het bouwen van bouwwerken van algemeen nut gelden de volgende regels:

  1. bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht;

  2. de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5m;

  3. de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50m².

3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2m bedragen;

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 5m bedragen.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de verkeersveiligheid;

  3. de sociale veiligheid;

  4. de brandveiligheid;

  5. de milieusituatie;

  6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  1. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.

3.4 Afwijken van de bouwregels

 

3.4.1 Binnenplans afwijken

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 3.4.2 omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:

  1. het bepaalde in 3.2.2met betrekking tot de maximale bouwhoogte, zulks tot een bouwhoogte van maximaal 10 m, echter uitsluitend voor zover het ondergeschikte bouwdelen betreft, die het maatvoeringsvlak waarbinnen de maximale bouwhoogte 10m is, overschrijden:

  2. het bepaalde in 3.2.4 voor de hoogte van erf- en terreinafscheidingen, zulks tot een hoogte van maximaal 3m;

  3. het bepaalde in 3.2.4 voor de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zulks tot een hoogte van maximaal 15m.

3.4.2 Voorwaarden

Omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels kan slechts worden verleend indien:

  1. dit vanuit het oogpunt van de bedrijfsvoering, de bedrijfspresentatie, de constructie of verschijning van het gebouw of de aard van het bedrijf noodzakelijk is;

  2. de bebouwingskarakteristiek van de straat niet onevenredig wordt geschaad;

  3. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt;

  4. de brandveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  5. de milieusituatie niet onevenredig wordt aangetast;

  6. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  7. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  8. de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond.

3.5 Specifieke gebruiksregels

 

3.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in elk geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken als geluidshinderlijke inrichting als bedoeld in artikel 41 Wet geluidhinder jo. onderdeel D van Bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht of als risicovolle inrichting;

  2. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning;

  3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan toegelaten op grond van regelonderdeel 3.1;

  4. het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  5. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  6. opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  7. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.

 

 

 

3.5.2 Voorwaardelijke verplichting inzake parkeervoorzieningen

Het gebruik van gronden en bouwwerken voor de onder 3.1 genoemde functies is pas toegestaan nadat de benodigde parkeervoorzieningen binnen het (de) in het plangebied aanwezige bestemmingsvlak(ken) 'Verkeer - Verblijf' zijn aangelegd. Deze parkeervoorzieningen dienen (volledig) in stand te worden gehouden.

3.5.3 Binnenplans afwijken t.b.v. milieucategorie

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:

  1. het bepaalde in regelonderdeel 3.1 voor het de uitoefening van een bedrijf of een activiteit die niet voorkomt in de bij de planregels gevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten, maar die naar aard en invloed op de omgeving overeenkomt met die rechtstreeks toegelaten milieucategorie A;

  2. het bepaalde in regelonderdeel 3.1 voor de uitoefening van een bedrijf of een activiteit die in de bij de planregels gevoegde Staat van Bedrijfsactiviteitenis opgenomen onder categorie B, mits door of namens de aanvrager gemotiveerd wordt onderbouwd dat:

  1. de activiteit naar aard en omvang passend is in de omgeving;

  2. de activiteit uit milieutechnisch oogpunt inpasbaar is;

  3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt.

Artikel 4 Verkeer - Verblijf

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

 

4.1.1 Functies

De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. verkeersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer en verblijf, waarbij het aantal rijstroken niet meer dan 2 bedraagt;

  2. groenvoorzieningen;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  4. speelvoorzieningen;

  5. bouwwerken van algemeen nut.

4.1.2 Aanduidingen

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'groen' moet ten minste 25% van het oppervlak van het bestemmingsvlak worden aangewend voor de aanleg en instandhouding van groenvoorzieningen in de vorm van bomen, struiken, heesters en/of andere beplanting.

  2. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - cultuurhistorisch waardevolle bebouwing' zijn de voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden mede bestemd voor de instandhouding van een oude, industriële schoorsteen.

4.1.3 Bijbehorende voorzieningen

De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  1. voorzieningen ter verbetering van het microklimaat (geluidhinder, windhinder, regen e.d.) waaronder wallen, schermen, luifelconstructies e.d.;

  2. sanisettes, (wekelijkse) markten, standplaatsen voor kramen, alsmede voor incidentele activiteiten en evenementen, zoals kermis, circus, (sport)evenementen, rommelmarkten, braderieën, buurtfeesten, fancy fairs, festivals, stadspromotionele activiteiten (bv. Tilburg culinair, winterpark / kerstmarkt) e.d.;

  3. in-/uitritten, hellingbanen ten behoeve van ondergrondse parkeergarages en/of fietsenstallingen e.d. met bijbehorende kunstwerken, afscheidingen, overkappingen e.d.;

  4. objecten voor beeldende kunst, reclametoestellen, draagconstructies voor reclame;

  5. faunapassages e.d.;

  6. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

voor zover deze ondergeschikt zijn aan de onder 4.1.1 en 4.1.2 genoemde functies.

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Algemeen

  1. Bestaande bebouwing welke krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht;

  2. naast de in deze bestemming opgenomen regels gelden tevens de algemene regels, zoals opgenomen in Hoofdstuk 3 van deze planregels.

4.2.2 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, uitgezonderd op grond van de bouwregels toegelaten gebouwen van algemeen nut en de in 4.1.2 genoemde, reeds bestaande oude, industriële schoorsteen, waarvan de maximale bouwhoogte is aangegeven op de verbeelding.

4.2.3 Bouwwerken van algemeen nut

Voor het bouwen van bouwwerken van algemeen nut gelden de volgende regels:

  1. bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht;

  2. de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5m;

  3. de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50m².

4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten behoeve van de op grond van regelonderdeel 4.1 toegelaten functies;

  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10m, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven;

  3. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag echter niet meer dan 2m bedragen.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. een goede landschappelijke inpassing;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de sociale veiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  1. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.

4.4 Afwijken van de bouwregels

 

4.4.1 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 4.4.3 omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:

  1. het bepaalde in 4.2.4 voor de hoogte van erf- en terreinafscheidingen, zulks tot een hoogte van maximaal 3m;

  2. het bepaalde in 4.2.4 voor de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zulks tot een hoogte van maximaal 20m.

4.4.2 Binnenplans afwijken t.b.v. overschrijding van de voorgevelrooilijn vanuit aangrenzende bestemmingsvlakken

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 4.4.3, omgevingsvergunning verlenen voor de overschrijding van de voorgevelrooilijn van een bouwvlak in een aangrenzend bestemmingsvlak voor:

  1. ondergeschikte delen van een bouwwerk;

  2. bouwwerken welke binnen het aangrenzende bestemmingsvlak middels omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken t.b.v. bouwen in het onbebouwd erf zijn toegestaan;

met dien verstande dat:

  1. niet lager wordt gebouwd dan 4,2m boven de hoogte van de rijweg, met inbegrip van een strook van 0,5m breedte ter weerszijden van die rijweg;

  2. niet lager wordt gebouwd dan 2,2m boven de hoogte van een ander deel van de weg en voor zover de veiligheid van de gebruikers van de weg niet in gevaar komt;

  3. het genoemde onder 1 en 2 niet geldt voor gevelisolatie (al dan niet met bijbehorende ommanteling).

4.4.3 Voorwaarden

Omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels kan slechts worden verleend indien:

  1. het stedenbouwkundige beeld niet onevenredig wordt geschaad;

  2. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden beperkt;

  3. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  4. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast.

4.5 Specifieke gebruiksregels

 

4.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in elk geval gerekend:

  1. het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  2. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  3. opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  4. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;

  5. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning.

Artikel 5 Woongebied

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

 

5.1.1 Functie

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen in grondgebonden woningen;

  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  3. objecten voor beeldende kunst;

  4. groen- en speelvoorzieningen;

  5. parkeervoorzieningen;

  6. toegangs- en (gebieds)ontsluitingswegen, verblijfsgebied en langzaamverkeersroutes;

  7. geluidwerende voorzieningen;

  8. bouwwerken van algemeen nut.

5.1.2 Bijbehorende voorzieningen

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

  2. tuinen en erven;

  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  4. parkeer-, stallings- en verkeersvoorzieningen;

  5. groen- en speelvoorzieningen;

  6. objecten voor beeldende kunst;

  7. bed & breakfast tot maximaal 2 kamers;

  8. een beroepsmatige activiteit als een aan huis verbonden beroep;

voor zover deze voorzieningen behoren bij en ondergeschikt zijn aan de onder 5.1.1 genoemde functies.

5.1.3 Hogere grenswaarden

Bij het realiseren van de toegelaten bestemming en/of functies moet worden voldaan aan het ten behoeve van dit plan vastgestelde en bij deze planregels gevoegde besluit inzake hogere grenswaarde(n) en de daarin opgenomen voorwaarden.

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Algemeen

Naast de in deze bestemming opgenomen regels gelden tevens de algemene regels, zoals opgenomen in Hoofdstuk 3 van deze planregels.

5.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. Indien geen bouwvlak is aangegeven, geldt het bestemmingsvlak als zodanig;

  2. in afwijking van het bepaalde onder a mogen ondergeschikte delen van een bouwwerk, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, het bouwvlak overschrijden;

  3. alleen grondgebonden woningen (met bijgebouwen) zijn toegestaan;

  4. het aantal woningen per bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan met de desbetreffende maatvoeringsaanduiding is aangegeven;

  5. het bebouwingspercentage mag 75% bedragen, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven;

  6. de maximale bouwhoogte bedraagt 11m, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven;

  7. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen bij een woning mag niet meer dan 40% van het onbebouwde terrein behorend bij die woning bedragen, zulks tot een maximum van 60m²;

  8. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uit maximaal 1 bouwlaag bestaan;

  9. ten aanzien van de hoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen:

  1. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een platte afdekking mag niet meer bedragen dan 3,5m;

  2. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een schuine kap mag al dan niet in de bouwperceelsgrens ten hoogste 3,5m bedragen en de bouwhoogte ten hoogste 5m, waarbij de afschuiningshoek maximaal 45° mag bedragen, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven.

5.2.3 Bouwwerken van algemeen nut

Voor het bouwen van bouwwerken van algemeen nut gelden de volgende regels:

  1. bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht met uitzondering van de gronden gelegen voor de (verlengde) voorgevelrooilijn;

  2. de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5m;

  3. de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50m².

5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn van een woning niet meer dan 1m mag bedragen;

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 5m bedragen.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de verkeersveiligheid;

  3. de sociale veiligheid;

  4. de brandveiligheid;

  5. de milieusituatie;

  6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  7. parkeergelegenheid op eigen terrein;

  1. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;

  2. de vorm, de afmetingen en de plaatsing van de derde bouwlaag boven een hoogte van 6m boven het straatpeil in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld.

5.4 Afwijken van de bouwregels

 

5.4.1 Binnenplans afwijken

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 5.4.2, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:

  1. het bepaalde in 5.2.2 met betrekking tot het bebouwingspercentage, zulks tot een maximum van 100%;

  2. het bepaalde in 5.2.2 met betrekking tot het maximumaantal woningen per bestemmingsvlak, voor zover het totale aantal grondgebonden woningen binnen het plangebied niet toeneemt;

  3. het bepaalde in 5.2.4 ten behoeve van erf- en terreinafscheidingen tot een hoogte van maximaal 3m en ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een hoogte van maximaal 10m.

5.4.2 Voorwaarden

Omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels kan slechts worden verleend indien:

  1. de bebouwingskarakteristiek van de straat niet onevenredig wordt geschaad;

  2. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

  3. de brandveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  4. de milieusituatie niet onevenredig wordt aangetast;

  5. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  6. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  7. de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond;

  8. vanuit stedenbouwkundig oogpunt in beginsel rekening wordt gehouden met eventuele zichthoeken vanuit belendende percelen.

5.5 Specifieke gebruiksregels

 

5.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in elk geval gerekend:

  1. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning;

  2. het gebruik van een woning voor de huisvesting van meer dan 5 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur) anders dan toegelaten op grond van 5.1;

  3. de uitoefening van enige tak van handel, nijverheid of dienstverlening daaronder begrepen detailhandel, ambachtelijk of industrieel bedrijf, anders dan toegelaten op grond van 5.1;

  4. het gebruik van gronden en bouwwerken als geluidshinderlijke inrichting of risicovolle inrichting;

  5. het splitsen van een (grondgebonden) woning in twee of meer zelfstandige woonruimten;

  6. het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  7. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  8. opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  9. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;

  10. het gebruik van gronden en bouwwerken voor zelfstandige kantoren of zelfstandige kantoorruimten anders dan toegelaten op grond van 5.1.

 

5.5.2 Voorwaardelijke verplichting inzake parkeervoorzieningen

Het gebruik van gronden en bouwwerken voor de onder 5.1 genoemde functies is pas toegestaan nadat de benodigde parkeervoorzieningen binnen het (de) in het plangebied aanwezige bestemmingsvlak(ken) 'Verkeer - Verblijf' zijn aangelegd. Deze parkeervoorzieningen dienen (volledig) in stand te worden gehouden.

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

5.6.1 Binnenplans afwijken t.b.v. bedrijfsmatige activiteiten

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 5.5.1 ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten, die genoemd worden onder milieucategorie A van de bij de planregels gevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten, in de woning en/of bijgebouw(en), met dien verstande dat:

  1. degene die de activiteit uitoefent, tevens de bewoner is van de woning;

  2. de bedrijfsuitoefening in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt is aan de woning en de woonomgeving;

  3. geen omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid welke op grond van artikel 2.1, lid 1, onder e. van de Wabo vergunningplichtig is, tenzij het betreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden wel verantwoord is;

  4. geen sprake is van ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe omgeving aanwezige beroepsvestigingen;

  5. op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt;

  6. voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;

  7. geen detailhandel plaatsvindt, anders dan in ter plaatse vervaardigde goederen;

  8. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn, met een maximum van 80m2.

Artikel 6 Wonen - Gestapeld

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

 

6.1.1 Functie

De voor 'Wonen - Gestapeld' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen, met dien verstande dat er sprake is van gestapelde woningen;

  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  3. bouwwerken van algemeen nut.

6.1.2 Bijbehorende voorzieningen

De voor 'Wonen - Gestapeld' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

  2. tuinen en erven;

  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  4. parkeer-, stallings- en verkeersvoorzieningen;

  5. groen- en speelvoorzieningen;

  6. objecten voor beeldende kunst;

  7. een beroepsmatige activiteit als een aan huis verbonden beroep;

voor zover deze behoren bij en ondergeschikt zijn aan één van de onder 6.1.1 genoemde functies.

6.1.3 Hogere grenswaarden

Bij het realiseren van de toegelaten bestemming en/of functies moet worden voldaan aan het ten behoeve van dit plan vastgestelde en bij deze planregels gevoegde besluit inzake hogere grenswaarde(n) en de daarin opgenomen voorwaarden.

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Algemeen

  1. Bestaande bebouwing welke krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht;

  2. Naast de in deze bestemming opgenomen regels gelden tevens de algemene regels, zoals opgenomen in Hoofdstuk 3 van deze planregels.

6.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. Indien geen bouwvlak is aangegeven, geldt het bestemmingsvlak als zodanig;

  2. in afwijking van het bepaalde onder a. mogen ondergeschikte delen van een bouwwerk, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, het bouwvlak overschrijden;

  3. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan is aangegeven met de desbetreffende maatvoeringsaanduiding;

  4. het bebouwingspercentage mag 100% bedragen, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven;

  5. de maximale bouwhoogte bedraagt 10m, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven;

  6. de maximale goothoogte in de voor- en achtergevelrooilijn is gelijk aan de maximale bouwhoogte, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven. In dat geval geldt voor zover van toepassing tevens de maximale dakhelling zoals met de maatvoeringsaanduiding aangegeven.

6.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uit maximaal 1 bouwlaag bestaan;

  2. ten aanzien van de hoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen:

  1. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een platte afdekking mag niet meer bedragen dan 3,5m;

  2. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een schuine kap mag al dan niet in de bouwperceelsgrens ten hoogste 3,5m bedragen en de bouwhoogte ten hoogste 5m, waarbij de afschuiningshoek maximaal 45° mag bedragen, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven.

6.2.4 Bouwwerken van algemeen nut

Voor het bouwen van bouwwerken van algemeen nut gelden de volgende regels:

  1. bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht;

  2. de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5m;

  3. de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50m².

6.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn van een hoofdgebouw niet meer dan 1m mag bedragen;

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 5m bedragen.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de verkeersveiligheid;

  3. de sociale veiligheid;

  4. de brandveiligheid;

  5. de milieusituatie;

  6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  1. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;

  2. de vorm, de afmetingen en de plaatsing van de derde bouwlaag boven een hoogte van 6m boven het straatpeil in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld.

6.4 Afwijken van de bouwregels

 

6.4.1 Binnenplans afwijken

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 6.4.2, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:

  1. het bepaalde in 6.2.2 met betrekking tot het bebouwingspercentage, zulks tot een maximum van 100%;

  2. het bepaalde in 6.2.5 ten behoeve van erf- en terreinafscheidingen tot een hoogte van maximaal 3m en ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een hoogte van maximaal 10m.

6.4.2 Voorwaarden

Omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels kan slechts worden verleend indien:

  1. de bebouwingskarakteristiek van de straat niet onevenredig wordt geschaad;

  2. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt;

  3. de brandveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  4. de milieusituatie niet onevenredig wordt aangetast;

  5. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  6. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  7. de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond;

  8. vanuit stedenbouwkundig oogpunt in beginsel rekening wordt gehouden met eventuele zichthoeken vanuit belendende percelen.

6.5 Specifieke gebruiksregels

 

6.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in elk geval gerekend:

  1. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning;

  2. het gebruik van een woning voor de huisvesting van meer dan 5 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur) anders dan toegelaten op grond van 6.1;

  3. de uitoefening van enige tak van handel, nijverheid of dienstverlening daaronder begrepen detailhandel, ambachtelijk of industrieel bedrijf, anders dan toegelaten op grond van 6.1;

  4. het gebruik van gronden en bouwwerken als geluidshinderlijke inrichting of risicovolle inrichting;

  5. het splitsen van een woning in twee of meer zelfstandige woonruimten;

  6. het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  7. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  8. opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  9. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;

  10. het gebruik van gronden en bouwwerken voor zelfstandige kantoren of zelfstandige kantoorruimten anders dan toegelaten op grond van 6.1.

6.5.2 Voorwaardelijke verplichting inzake parkeervoorzieningen

Het gebruik van gronden en bouwwerken voor de onder 6.1 genoemde functies is pas toegestaan nadat de benodigde parkeervoorzieningen binnen het (de) in het plangebied aanwezige bestemmingsvlak(ken) 'Verkeer - Verblijf' zijn aangelegd. Deze parkeervoorzieningen dienen (volledig) in stand te worden gehouden.

6.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

6.6.1 Binnenplans afwijken t.b.v. bedrijfsmatige activiteiten

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 6.5.1 ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten, die genoemd worden onder milieucategorie A van de bij de planregels gevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten, in de woning en/of bijgebouw(en), met dien verstande dat:

  1. degene die de activiteit uitoefent, tevens de bewoner is van de woning;

  2. de bedrijfsuitoefening in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt is aan de woning en de woonomgeving;

  3. geen omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid welke op grond van artikel 2.1, lid 1, onder e. van de Wabo vergunningplichtig is, tenzij het betreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden wel verantwoord is;

  4. geen sprake is van ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe omgeving aanwezige beroepsvestigingen;

  5. op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt;

  6. voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;

  7. geen detailhandel plaatsvindt, anders dan in ter plaatse vervaardigde goederen;

  8. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn, met een maximum van 80m2.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

 

8.1 Ondergrondse bouwwerken

 

8.1.1 Situering

Tenzij dit elders in de regels is uitgesloten of beperkt, is ondergronds bouwen binnen een bestemmingsvlak toegestaan met dien verstande dat:

  1. 100% van het bouwvlak mag worden aangewend voor ondergrondse bouwwerken;

  2. maximaal 40% van het erf mag worden aangewend voor ondergrondse bouwwerken;

  3. het onbebouwd erf niet mag worden aangewend voor ondergrondse bouwwerken;

  4. ondergrondse bouwwerken dienen te worden gebouwd onder het maaiveld en aan de straatzijde onder het straatpeil;

  5. openluchtzwembaden, vijvers en daarmee gelijk te stellen bij een tuin behorende voorzieningen mogen in het bouwvlak en (on)bebouwd erf worden opgericht met dien verstande dat de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50% van het erf en de hoogte niet meer mag bedragen van 0,5m.

8.1.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 8.1.1 ten behoeve van:

  1. het voor 100% ondergronds bebouwen van het erf;

  2. ondergronds bouwen in het onbebouwd erf;

  3. ondergronds bouwen boven het straatpeil.

8.1.3 Voorwaarden

Omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels kan worden verleend mits dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van:

  1. het woon- en leefklimaat en de milieukwaliteit;

  2. de verkeers-, brand-, sociale en externe veiligheid;

  3. de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;

  4. de waterhuishouding, de natuurwaarden en de archeologische waarden.

8.1.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de maximale bouwdiepte voor ondergrondse bouwwerken.

8.2 Hoofdtoegang woningen

 

8.2.1 Situering

De hoofdtoegang van grondgebonden woningen, bovenwoningen en een complex van gestapelde woningen dient in de voor- of zijgevel van het gebouw te worden gesitueerd.

8.2.2 Binnenplans afwijken

Het bevoegd gezag kan, indien er geen sprake is van grondgebonden woningen, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 8.2.1, mits:

  1. situering als bedoeld in 8.2.1 op redelijke en aantoonbare wijze niet mogelijk is;

  2. een andere situering van de hoofdtoegang op redelijke wijze aansluiting vindt bij het openbaar gebied, waarbij de afstand tot het openbaar gebied niet meer mag bedragen dan 30m;

  3. de brandveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  4. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  5. de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond.

8.3 Onbebouwd terrein bij gebouwen

 

8.3.1 Onbebouwd terrein bij woningen

Bij een woning moet - gelet op de kwaliteit van de woonomgeving, zowel bezien vanuit de woning als vanuit de belendende percelen en de omgeving - een onbebouwd terrein aanwezig zijn dat tenminste een strook grond omvat die over de volle breedte van het gebouw aansluit aan de achtergevel en een diepte heeft van - gemeten vanaf het verst achterwaarts gelegen deel van het hoofdgebouw inclusief een eventuele aanbouw - tenminste 5m.

8.3.2 Onbebouwd terrein bij overige gebouwen

Achter een gebouw, waarvan geen deel tot woning anders dan als bedrijfswoning is bestemd, moet een bij het gebouw behorend onbebouwd gedeelte van het bouwperceel aanwezig zijn ter diepte van tenminste 2m achter het verst achterwaarts gelegen deel van het gebouw en wel over de volle breedte daarvan.

8.3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:

  1. het bepaalde in 8.3.1, voor wat de aanwezigheid van het onbebouwd terrein betreft, indien andere functies dan wonen in het bestemmingsvlak zijn toegestaan en de eerste bouwlaag niet voor bewoning gebruikt wordt;

  2. het bepaalde in 8.3.1, indien een gunstige andere indeling van het bouwperceel aanwezig is en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt;

  3. het bepaalde in 8.3.1 indien sprake is van patiobungalows;

  4. het bepaalde in 8.3.1 indien het plan voorziet in een gezamenlijke (binnen)tuin van voldoende grootte;

  5. het bepaalde in 8.3.2, indien dit geen beletsel vormt voor de bestemming van het gebouw en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt.

8.4 Ruimte tussen bouwwerken

 

8.4.1 Begrenzing perceelsgrenzen

Wanneer de zijdelingse begrenzing van een bouwwerk niet in de zijdelingse grens van het bouwperceel wordt gebouwd, moet het bouwwerk zodanig zijn gelegen dat de ruimte tussen dit bouwwerk en de zijdelingse grens van het bouwperceel over de breedte van 1m met een minimale hoogte van 2,2m vrij toegankelijk is. Bebouwing van ondergeschikte aard wordt hierbij buiten beschouwing gelaten.

8.4.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 8.4.1, indien voldoende mogelijkheid aanwezig is voor reiniging en onderhoud van de vrij te laten ruimte.

8.5 Bouwen in nabijheid van beschermwaardige bomen

 

8.5.1 Bebouwingsafstand

De afstand van enig bouwwerk tot het hart van een op de bij dit plan gevoegde Boomwaardekaart

weergegeven boom bedraagt ten minste 15m.

8.5.2 Toegestane bebouwing

Het bepaalde in 8.5.1 is niet van toepassing indien:

  1. binnen de genoemde afstand van 15m reeds bebouwing voorkomt en na sloop van deze bestaande bebouwing nieuwe bebouwing wordt opgericht met een zelfde afstand tot de boom en een zelfde goot- en bouwhoogte, mits daarbij zodanige maatregelen te worden getroffen, dat de betrokken houtopstand / boom niet wordt geschaad;

  2. een omgevingsvergunning is verleend voor het kappen van de boom;

  3. de boom om andere, van overmacht getuigende redenen reeds eerder is geveld, danwel door een calamiteit teniet is gegaan.

8.5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 8.5.1, indien zodanige maatregelen worden getroffen dat het voortbestaan van de betrokken houtopstand / boom wordt gewaarborgd. Als voorwaarde voor deze omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag een bomeneffectanalyse (BEA) van een onafhankelijk boomtechnisch adviesbureau eisen. Deze analyse wordt in elk geval vereist indien:

  1. er sprake is van de aanduiding 'monumentale boom';

  2. er gegronde vermoedens bestaan dat het bouwwerk of de bouwwerkzaamheden het voortbestaan van de betreffende boom of houtopstand / boom in gevaar kunnen brengen.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

 

9.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming

Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig de bestemming.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

 

10.1 veiligheidszone-plasbrandaandachtsgebied

In afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - plasbrandaandachtsgebied' de volgende regels:

  1. binnen de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - plasbrandaandachtsgebied' zijn geen nieuwe kwetsbare objecten en bijzonder kwetsbare objecten toegestaan;

  2. binnen de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - plasbrandaandachtsgebied' is uitsluitend een beperkt kwetsbaar object mogelijk indien dit is onderbouwd;

  3. daarnaast gelden ook de voorwaarden uit de regeling 'veiligheidszone - aandachtsgebied vervoer gevaarlijke stoffen'.

10.2 Veiligheidszone-aandachtsgebied vervoer gevaarlijke stoffen

In afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - aandachtsgebied vervoer gevaarlijke stoffen' de volgende regels:

  1. binnen de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - aandachtsgebied vervoer gevaarlijke stoffen' mogen geen (beperkt) kwetsbare en bijzonder kwetsbare objecten worden opgericht;

  2. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde sub a. waarbij (beperkt) kwetsbare objecten worden toegestaan en waarbij middels een onderbouwing is aangetoond dat er sprake is van een afnemend of gelijkblijvend groepsrisico;

  3. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde sub a. waarbij een wijziging of oprichting leidt tot een toename van het groepsrisico binnen de 'veiligheidszone - aandachtsgebied vervoer gevaarlijke stoffen' indien:

  1. er geen sprake is van bijzonder kwetsbare objecten;

  2. er een berekening is uitgevoerd waaruit de toename blijkt van het groepsrisico;

  3. de verantwoordingsplicht conform het Bevt is ingevuld.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

 

11.1 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van maten

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de in het plan genoemde maten en afmetingen met ten hoogste 10%. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:

  1. de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;

  2. gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;

  3. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

  4. voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  1. de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet cumulatief worden gebruikt;

  2. de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet tot gevolg hebben dat een nieuwe bouwlaag ontstaat.

11.2 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van grenzen

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de planregels ten behoeve van het in geringe mate afwijken van een vastgesteld onderdeel van een grens van een bouwvlak, bestemmingsvlak, functie-aanduidingsvlak of maatvoeringsvlak, indien bij het definitief ontwerp, bij definitieve uitmeting o.d. blijkt dat enige geringe afwijking in het belang van een bebouwing of inrichting is. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:

  1. de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;

  2. gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;

  3. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

11.3 Binnenplans afwijken t.b.v. overschrijdingen van de toegelaten bouwhoogten

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van utiliteitsvoorzieningen;

  2. vrijstaande schoorstenen, torens en soortgelijke bouwwerken;

onder voorwaarde dat de maximale hoogte niet meer mag bedragen dan 30m.

11.4 Binnenplans afwijken t.b.v. parkeer- en stallingsvoorzieningen

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van parkeer- en stallingsvoorzieningen met bijbehorende bovengrondse bouwwerken zoals in- en uitritten, in- en uitgangen, trappenhuizen, liften, hellingbanen, bewakings- /portiersloges e.d., onder de volgende voorwaarden:

  1. de maximale oppervlakte van de bijbehorende bovengrondse bouwwerken mag 30m2 bedragen;

  2. de maximale hoogte van de bijbehorende bovengrondse bouwwerken mag 4,5m bedragen.

11.5 Binnenplans afwijken t.b.v. aan-huis-verbonden beroep

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan voor wat betreft de voorwaarden, zoals beschreven in de begripsregels, waaronder overeenkomstig de desbetreffende bestemmingsomschrijving een aan huis verbonden beroep is toegelaten, indien door de aard van de werkzaamheden het beroep niet of bezwaarlijk anders dan aan huis of op de betreffende locatie kan worden uitgeoefend.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

 

12.1 Wijzigingsbevoegdheid reconstructie, herverkaveling of renovatie

  1. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van:

  1. de reconstructie of herverkaveling van een (deel van een) bouwblok met in het ongerede geraakte, al dan niet complexgewijze bebouwing waarvan de functie wordt beëindigd;

  2. de reconstructie van een (deel van een) bouwblok waarbij de functie geheel of grotendeels wordt gehandhaafd, maar (infra-) structuur, ontsluiting, verkaveling e.d. worden aangepast;

  3. de reconstructie, herverkaveling of renovatie van een gebouw of een bouwblok waarbij nieuwe rooilijnen kunnen worden weergegeven;

  4. de ontsluiting of herverkaveling van het gebied teneinde nieuwe bestemmingen 'Verkeer' of 'Verkeer-Verblijf' projecteren;

  5. de herverkaveling van het gebied of om tot een optimale verkaveling te komen, door aangrenzende bestemmingen voor openbaar gebied ('Verkeer', 'Verkeer-Verblijf' e.d.) geheel of deels om te zetten in een nieuw te realiseren bestemming binnen die herverkaveling, of deze bestemmingen geheel of deels elders in de nieuwe verkaveling onder te brengen;

  1. er mag geen sprake zijn van functiewijzigingen welke in strijd zijn met rijks-, provinciaal dan wel gemeentelijk beleid;

  2. na wijziging zijn de regels van het bestemmingsplan hierop van toepassing.

12.2 Wijzigingsbevoegdheid bestemmingsvlakgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:

  1. de in het plan begrepen bestemmingen die grenzen aan gronden met de bestemming 'Verkeer' (V), dan wel 'Verkeer-Verblijf' (V-VB) te wijzigen voor de indeling van gronden zoals ten behoeve van een herinrichting, een asverschuiving, herinrichting kruispunten, aanleg (mini)rotondes e.d., met dien verstande dat:

  1. de bestemmingen mogen worden gewijzigd voor een verschuiving van de bestemmingsgrenzen van maximaal 25m;

  2. de verwerkelijking van de in het plan begrepen bestemmingen gewaarborgd dient te blijven, dat wil zeggen dat de bestemmingen door de wijzigingnen niet onevenredig mogen worden aangetast;

  1. bestemmingsgrenzen te wijzigen indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt noodzakelijk is voor zover zulks het belang van een goede ruimtelijk ordening van het plan niet schaadt en zodanig dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.

12.3 Wijzigingsbevoegdheid bouwwerken van algemeen nut

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen, dat bouwwerken van algemeen nut met een groter oppervlak dan 50m2 kunnen worden gebouwd, zulks tot een maximale oppervlakte van 150 m2.

Artikel 13 Algemene procedureregels

Op het stellen van nadere eisen op grond van enige bepaling van de regels van dit bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.

Artikel 14 Overige regels

 

14.1 Algemene regels inzake nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de bereikbaarheid van gebouwen vanuit en de situering van de hoofdentree van gebouwen ten opzichte van de openbare ruimte;

  2. de situering en afmetingen van groenvoorzieningen;

  3. de situering en afmetingen van parkeergelegenheid, ook op eigen terrein;

  4. de situering van toegangswegen en -paden tot gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en open erven.

14.2 Parkeerregeling

  1. Ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's dient binnen het in dit bestemmingsplan opgenomen bestemmingsvlak "Verkeer - Verblijf" in voldoende mate parkeergelegenheid aanwezig te zijn;

  2. Hierbij moet worden voldaan aan de bij parkeernormen en rekenmethode, zoals neergelegd in de bij de plantoelichting gevoegde nota 'Parkeernormen Tilburg 2017'. Indien deze parkeernota gedurende de planperiode wordt gewijzigd dient te worden voldaan aan de gewijzigde parkeernormen en rekenmethode;

  3. De onder a. bedoelde plaatsen voor het stallen van voertuigen moeten afmetingen hebben die afgestemd zijn op gangbare (motor)voertuigen, zoals neergelegd in de nota 'Parkeernormen Tilburg 2017'. Indien deze parkeernota gedurende de planperiode wordt gewijzigd dient te worden voldaan aan de desbetreffende wijzigingen.

  4. Indien de bestemming van een bouwwerk of een terrein aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet zijn verzekerd, dat op eigen terrein wordt voorzien in voldoende ruimte voor laden en lossen, zoals neergelegd in de CROW Kennisbank in ASVV 2012.

  5. Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het vorenstaande in dit regelonderdeel, indien:

  1. op andere wijze in de nodige parkeerbehoefte en/of laad- of losruimte wordt voorzien, en;

  2. wordt voldaan aan de voorwaarden en vrijstellingsregels zoals neergelegd in de nota 'Parkeernormen Tilburg 2017', voor zover het parkeren betreft. Indien deze parkeernota gedurende de planperiode wordt gewijzigd dient te worden voldaan aan de desbetreffende wijzigingen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 15 Overgangsrecht

 

15.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;

  2. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  3. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;

  4. het bevoegd gezag kan eenmalig omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%;

  5. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.

15.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;

  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;

  3. indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;

  4. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Theresia-Loven-Besterd 2016, 5e herziening (Zuid-Oosterstraat 22a-23)'.