Enschotsebaan-Zuid (woningbouw)
Status: | vastgesteld |
Identificatie: | NL.IMRO.0855.BSP2018025-e001 |
Plantype: | bestemmingsplan |
Regels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlage(n).
1.2 plan:
Het bestemmingsplan 'Enschotsebaan-Zuid (woningbouw)' met identificatienummer NL.IMRO.0855.BSP2018025-e001 van de gemeente Tilburg.
1.3 aan huis verbonden beroep
Die beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw, die kunnen worden beschouwd als 'aan-huis-verbonden', waarbij:
degene die de activiteit uitvoert, tevens de bewoner is van de woning;
geen sprake is van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige beroepsvestigingen;
voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;
de beroepsuitoefening naar omvang ondergeschikt is aan het wonen, d.w.z. niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning (inclusief aan-, uit en/of bijgebouw) en totaal niet meer dan 80m² in beslag neemt;
de beroepsuitoefening in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt is aan de woning en de woonomgeving;
geen detailhandel plaatsvindt, anders dan in ter plaatse vervaardigde goederen;
op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt.
1.4 aanbouw
Een gebouw, dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.5 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 achtergevelrooilijn
De achterste, niet naar het openbaar gebied toegekeerde lijn die het bouwvlak begrenst.
1.8 afhankelijke woonruimte
Een aanbouw of bijgebouw, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
1.9 ambachtelijk bedrijf
Een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen.
1.10 Arbeidsmigrant
Een (EU)burger die zich op basis van economische motieven tijdelijk in Tilburg vestigt om werk (voor laagopgeleiden) te verrichten.
1.11 autoreparatiebedrijf
Inrichting waar personenauto's worden gerepareerd en waar in beperkte mate ook auto's kunnen worden verkocht als ondergeschikte nevenactiviteit. Het betreft een autoreparatiebedrijf niet zijnde een officiële automerkendealer.
1.12 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
Het percentage dat per bouwperceel bepaalt hoeveel procent van dat bouwperceel - binnen het aangegeven bouwvlak - ten hoogste mag worden bebouwd.
1.13 bebouwingspercentage
Het percentage dat per bouwperceel bepaalt hoeveel procent van dat bouwperceel - binnen het aangegeven bouwvlak - ten hoogste mag worden bebouwd.
1.14 bed & breakfast
Een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting, al dan niet met de mogelijkheid van ontbijt, kortstondig met een maximum van twee weken.
Hieronder wordt niet verstaan huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), tijdelijke huisvesting van personen in de vorm van het verstrekken van logies aan arbeidsmigranten, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van beschermd/begeleid wonen.
1.15 bedrijfsgebouw
Een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.
1.16 bedrijfsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op onder andere consumentverzorging, welke geheel of overwegend door middel van handwerk plaatsvinden.
1.17 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo)
De totale oppervlakte van de ruimten binnen de bebouwing die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden-beroep of bedrijf, c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.
1.18 bedrijfswoning
Een woning behorend bij en onlosmakelijk verbonden met een op hetzelfde bouwperceel gelegen bedrijf, bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon die verantwoordelijk is voor de bedrijfsmatige activiteiten in dat bedrijf, dan wel die activiteiten uitvoert.
1.19 bedrijven
Het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten die liggen op het vlak van industrie, groothandel met eventueel bijbehorende ondergeschikte showroom, ambacht, nijverheid, productie, distributie, logistiek, vervoer, opslag, reparatie (waaronder autoreparatiebedrijven al dan niet met bijbehorende en ondergeschikte showroom), e.d., alsmede brandweerkazerne. Detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van autohandel in combinatie met een autoreparatiebedrijf.
Tevens worden hiertoe gerekend bijbehorende kantoorruimten en installaties.
Niet tot bedrijven worden gerekend: kantoren, horeca, prostitutie inrichting, (perifere) detailhandel, nutsvoorzieningen, tank- en servicestations, autowasplaatsen, dienstverlening, recreatie, sport, agrarisch bedrijf, maatschappelijke instellingen en bedrijfspompen, zijnde pompen die zijn bedoeld voor de eigen brandstoffenvoorziening met uitzondering van bedrijfspompen behorende bij transportbedrijven.
(Bedrijf is de technische eenheid van onderneming, met dit laatste begrip is de economische eenheid bedoeld).
1.20 belemmeringenstrook
Strook grond waarin leidingen liggen welke privaatrechtelijk is vastgelegd en gereserveerd is voor werkzaamheden van de leidingexploitant.
1.21 beperkt kwetsbaar object
Object zoals omschreven in het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer'.
1.22 beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw
Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig en ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied.
1.23 beschermwaardige boom
Boom, die ingevolge het Tilburgse bomenbeleid is aangewezen als monumentale boom, boom met een ecowaarde of boom met een hoofdwaarde en die is weergegeven op de bij dit plan gevoegde Boomwaardekaart.
1.24 bestaand
Bij bouwwerken:
Bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestonden of in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften.
1.25 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.26 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.27 bijgebouw
Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.28 bijzonder kwetsbaar object
Kwetsbare objecten waarbij de aanwezige personen zichzelf moeilijk kunnen redden tijdens een incident, zoals basisscholen, ziekenhuizen en verzorgingscentra zoals omschreven in de Beleidsvisie externe veiligheid Tilburg ('veilig en verantwoord ontwikkelen').
1.29 bouwblok
Door openbare ruimte omsloten geheel van percelen (al dan niet -reeds- bebouwd), dat te beschouwen is als een stedenbouwkundige eenheid.
1.30 bouwen
Het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.31 bouwgrens
1.32 bouwlaag
Een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkant van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten niet meer dan 1,5m in hoogte verschillen, zulks met uitzondering van een onderbouw of zolder.
1.33 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.34 bouwperceelgrens
Een grens van een bouwperceel.
1.35 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.36 bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.37 bouwwerken van algemeen nut
Bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen.
1.38 bruto vloeroppervlakte (b.v.o.)
De som van de buitenwerks en horizontaal gemeten oppervlakten van de inpandige vloeren - horizontale vlakken ter plaatse van trappen, hellingen en vides met een oppervlakte tot en met 4m² daaronder begrepen - voorzover de ruimten waarbinnen de vloeren zich bevinden een grotere inwendige hoogte hebben dan 1,5m.
1.39 calamiteit
Gehele of gedeeltelijke vernieling van een bouwwerk door overmacht: brand, overstroming, terroristische en/of oorlogshandelingen, aardbeving e.d.
1.40 carport
Een aangebouwde of vrijstaand bijgebouw, bestaande uit een (semi) gesloten dakconstructie, ondersteund door palen of kolommen bedoeld voor het stallen van één of meerdere (motor)voertuig(en), met maximaal twee gesloten wanden; de wanden van de bebouwing waartegen wordt aangebouwd kunnen als ondersteuningsconstructie fungeren.
1.41 dagrecreatie
Een vorm van recreëren die zich beperkt tot één dag (zonder overnachting, niet gericht op nachtverblijf), dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld kamperen e.d. waarbij men zich voor meerdere dagen van huis begeeft.
1.42 dagrecreatieve voorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van dagrecreatief (zie dagrecreatie) (mede)gebruik van gronden, zoals (niet limitatief) wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie, zulks in de vorm van (niet limitatief) aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden, banken e.d.
1.43 dakhelling
Hoek die gevormd wordt door een schuin dakvlak en een horizontaal vlak die elkaar snijden op de goothoogte.
1.44 detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkten. Tevens dient onder detailhandel te worden verstaan additionele horeca als bijbehorende voorziening.
Uitgezonderd zijn: postorderbedrijven, internetbedrijven e.d.
1.45 detailhandel perifeer
Detailhandel welke behoort tot specifieke hierna genoemde branches:
detailhandel in brandbare en/of gevaarlijke stoffen;
detailhandel in motorvoertuigen met een minimale bruto verkoopvloeroppervlak van 1.000m2;
detailhandel in keukens met een minimale bruto verkoopvloeroppervlak van 1.000m2;
bouwmarkten / doe het zelf met een minimale bruto verkoopvloeroppervlak van 1.000m2;
detailhandel in sanitair met een minimale bruto verkoopvloeroppervlak van 1.000m2;
detailhandel in bruin- en witgoed (electra) met een minimale bruto verkoopvloeroppervlak van 1.000m2;
detailhandel in woninginrichting met een minimale bruto verkoopvloeroppervlak van 1.000m2;
detailhandel in sport en speelgoed met een minimale bruto verkoopvloeroppervlak van 1.000m2;
tuincentra met een minimale bruto verkoopvloeroppervlak van 1.000m2;
automotive / fietsen met minimale bruto verkoopvloeroppervlak van 1.000m2.
1.46 dienstverlening
Het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van detailhandel en seksinrichtingen.
1.47 dove gevel
een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33dB onderscheidenlijk 35dB, alsmede
een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.
1.48 erf
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels per bouwperceel aan- en/of uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.49 erker
Transparante, ondiepe uitbouw van een gebouw vóór de voorgevel, niet zijnde een entree.
1.50 evenement
Een activiteit in de openlucht dan wel in al dan niet (deels) tijdelijke onderkomens, gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor informerende, educatieve, sportieve, toeristisch-recreatieve, commerciële, sociale, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden, alsmede kermissen, braderieën, snuffelmarkten, rommelmarkten, straatfeesten en festivals of daarmee te vergelijken activiteiten.
1.51 functionele eenheid
Hieronder wordt verstaan:
een samenstel van activiteiten dat, gelet op de aard en de organisatie van die activiteiten alsmede op de plaats waar die activiteiten worden verricht, als een eenheid moet worden beschouwd;
het complex van bebouwde en onbebouwde gronden waarop de hiervoor bedoelde activiteiten worden verricht.
1.52 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.53 geluidgevoelige objecten
Gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.
1.54 geluidsscherm
Geluidwerende voorziening van hard materiaal (beton, glas e.d.).
1.55 geprojecteerd kwetsbaar object
Nog niet aanwezig kwetsbaar object dat op grond van het voor het betrokken gebied geldende bestemmingsplan toelaatbaar is.
1.56 gestapelde woning
Een woning, onderdeel uitmakende van een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en uit twee of meer bouwlagen bestaat, of waarbij (een deel van) de eerste bouwlaag van het gebouw voor andere met de betreffende bestemming in overeenstemming zijnde doeleinden wordt gebruikt.
1.57 groenvoorzieningen
Het geheel van voorzieningen en activiteiten t.b.v. groenaanleg zoals buurt-, wijk- en stadsparken met bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, waterpartijen, waterberging, watergangen en sloten, speelplaatsen, speel- en trapveldjes waaronder Cruijf-courts, bruggen en andere kunstwerken, straatmeubilair e.d., alsmede voorzieningen ter ondersteuning van de verkeersregulering en de verkeersveiligheid.
1.58 grondgebonden woning
Een met de grond verbonden woning bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, daaronder begrepen beroep aan huis, met een zelfstandige ontsluiting op de begane grond en niet zijnde een gestapelde woning.
1.59 hogere grenswaarde
Een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.
1.60 hoofdgebouw of hoofdbebouwing
Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.61 hoogspanningslijn
Een leiding of kabel met een nominale elektrische spanning van 1000 volt of meer.
1.62 huishouden
Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijk huishouden voeren. Met een huishouden wordt gelijk gesteld:
de huisvesting van maximaal 5 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur);
tijdelijke huisvesting in de vorm van logies aan maximaal 5 arbeidsmigranten;
de huisvesting van maximaal 12 personen met een lichamelijke of verstandelijke beperking, een psychiatrisch ziektebeeld of psychosociale problemen dan wel de huisvesting van maximaal 12 personen die tijdelijke opvang behoeven, al dan niet met inbegrip van begeleiding en toezicht, dit alles gericht op zelfstandige bewoning.
1.63 kantoor
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccommodatie.
1.64 kortstondig
Aansluitende tijdsperiode van maximaal 12 uur.
1.65 kwetsbaar object
Object zoals omschreven in het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer'.
1.66 langzaam verkeer
Voetgangers- en (snor/brom)fietsverkeer.
1.67 logies
Het gedurende een relatief kort tijdsbestek verstrekken van verblijf aan personen, die hun hoofdverblijf elders hebben.
1.68 maatschappelijke voorzieningen
Hieronder worden verstaan:
medische of paramedische voorzieningen, zoals ziekenhuis, kliniek, gezondheidscentrum, centrum voor dagbehandeling, consultatiebureau e.d.;
welzijnsvoorzieningen, zoals verzorgingstehuis, verpleeghuis, inrichtingen voor mensen met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking , tehuis voor daklozen e.d.;
educatieve en sociaal-culturele voorzieningen, zoals basis-, voortgezet en wetenschappelijk onderwijs, beroepsonderwijs, kunstonderwijs, volksuniversiteit, cursuscentrum, onderwijsinstituten t.b.v. specifiek onderwijs, bibliotheken e.d.;
voorzieningen t.b.v. kinderopvang zoals kindercrèche, peuterspeelzaal, speelterrein, kinderdagverblijf en (naschoolse) kinderopvangcentrum, al dan niet commercieel;
openbare en bijzondere instellingen waaronder overheidsinstellingen zoals stadskantoren, politiekantoor e.d. met uitzondering van brandweerkazerne;
maatschappelijke voorzieningen zoals buurt- en clubhuis, wijkcentrum (o.a. Multi Functionele Accommodatie), sociëteit e.d.
1.69 maatvoeringsvlak
Een deel van een bestemmingsvlak dat van een ander maatvoeringsvlak wordt gescheiden door een maatvoeringsvlakgrens. Maatvoeringsvlakken onderscheiden zich door een met de maatvoeringsaanduiding aangegeven afwijking in goot-, bouwhoogte, dakhelling en/of bebouwingspercentage.
1.70 mantelzorg
Mantelzorg is langdurige, intensieve niet georganiseerde zorg, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een zorgvrager door een of meer leden uit diens omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie.
1.71 monumentale boom
Een boom die is opgenomen in de gemeentelijke lijst van monumentale bomen, zoals die geldt op het moment van het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan.
1.72 nokrichting
Hoogste gedeelte van een dak met hellende vlakken, t.w. waar beide vlakken elkander snijden.
1.73 nutsvoorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties t.b.v. gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.
1.74 onbebouwd erf
Dat deel van het perceel, dat geen bouwvlak of erf betreft.
1.75 onderbouw
Een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant is gelegen tussen peil en maximaal 1,20m boven peil.
1.76 ondergeschikte delen van een bouwwerk
Bouwdelen die ondergeschikt zijn aan de hoofdmassa van het desbetreffende bouwwerk, zoals overstekende daken, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, trappen en trappenhuizen, liftkappen en lifthuizen, luchtbehandelings-/ventilatieinstallatie, bordessen, funderingen, goten, hijsinrichtingen, gevelreclames, gevelisolatie (al dan niet met bijbehorende ommanteling), draagconstructies e.d. Hieronder worden in elk geval niet verstaan entrees, erkers en ondergrondse bouwwerken.
1.77 onderkomen
Voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen, kampeermiddelen, loodsen, keten en andere soortgelijke verblijfsmiddelen.
1.78 onzelfstandige wooneenheid/eenheden
Een (complex van) woonruimte(n) waarbij men wezenlijke voorzieningen, zijnde keuken, badkamer en toilet, gemeenschappelijk moet gebruiken en waarvan de deur van het privévertrek uitkomt op een gemeenschappelijke (verkeers)ruimte.
1.79 openlucht- en sportieve recreatie
Het geheel van voorzieningen en activiteiten t.b.v. dag-, verblijfs- en sportieve recreatie, die geheel of grotendeels in de openlucht plaatsvindt, zoals een trim-/fitnessparcours, een jongerenhangplek e.d.
1.80 overig bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.81 overkapping
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak, ondersteund door palen of kolommen, eventueel maximaal aan twee zijden omsloten door wanden, die niet tot de constructie behoren.
1.82 pand
De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.83 peil (straatpeil)
Hieronder wordt verstaan:
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de straat grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
1.84 perceel
Een aaneengesloten stuk grond met kadastrale aanduiding.
1.85 plangrens
Een weergegeven lijn die de grens van het plan: aanduidt.
1.86 productiegebonden detailhandel
Detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
1.87 recreatief medegebruik en evenementen
Hieronder wordt verstaan:
incidenteel, kortstondig gebruik (enkele dagen) van complexen / voorzieningen t.b.v. evenement zoals rommelmarkten, antiek-, huishoud-, en computerbeurzen, tentoonstellingen, bedrijvencontactdagen e.d., mits men in het bezit is van een evenementenvergunning;
incidenteel -jaarlijks- gebruik gedurende een aantal dagen van stadsparken t.b.v. zomeractiviteiten, -spelen, theater, festival e.d.
1.88 religieuze instellingen
Voorzieningen van kerkelijke, religieuze of levensbeschouwelijke aard, zoals kerken, gebedsruimten, kloosters e.d. met inbegrip van (een) bij een klooster behorende begraafplaats(en).
1.89 rijstrook
Gemarkeerd gedeelte van de rijweg dat voldoende plaats biedt aan een enkele rij motorvoertuigen op meer dan twee wielen met uitzondering van in- en uitvoegstroken, voorsorteerstroken en fietspaden.
1.90 risicovolle inrichting
een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
een AMvB-inrichting waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer regels gelden met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden bij de opslag en/ of het gebruik van gevaarlijke stoffen;
bedrijven waarvan de aantoonbare PR10-6/jaar contour is gelegen buiten de inrichtingsgrens.
1.91 ruimtelijke ontwikkelingen
Bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten waarvoor op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht een omgevingsvergunning is vereist.
1.92 speelvoorzieningen
Voorzieningen ten dienste van sport en spel.
1.93 sport
Het geheel van voorzieningen t.b.v. sportbeoefening, zoals: ijsbaan/-hal, (openlucht)zwembad, sportvelden, atletiekbaan, basketbalveld, handbalveld, jeu de boulesbaan, tennisbaan/-complex, sporthal, alsmede bijbehorende bebouwing zoals kleedruimten, clubhuis / verenigingsgebouw, opslagruimten, technische ruimten e.d.
1.94 straatpeil
1.95 uitbouw
Een gebouw, dat als vergroting van een bestaande ruimte is/wordt gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.96 verblijfsvoorzieningen
Besloten ruimten, bestemd voor het verblijven van mensen.
1.97 verkeer- en vervoersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer
Hieronder wordt verstaan het (openbaar) wegverkeers- en wegvervoersgebied waarbij de nadruk ligt op de gebiedsontsluitingsfunctie voor gemotoriseerd en langzaam verkeer met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier hoofdverzamelwegen, verzamelwegen en wijkstraten.
1.98 verkeersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer en verblijf
Hieronder wordt verstaan het openbaar wegverkeers- en verblijfsgebied waarbij de nadruk ligt op de erftoegangsfunctie (geleider van het bestemmingsverkeer) voor gemotoriseerd en langzaam verkeer en/of de verblijfsfunctie voor voetgangers met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier buurtstraten, woonstraten, woonerven, winkelerven en voetgangersgebied inclusief bijbehorende kunstwerken.
1.99 verkooppunt motorbrandstoffen
Een brandstofverkooppunt met één of meerdere tappunten, al dan niet voorzien van een reparatiewerkplaats en/of een autowasplaats met bijbehorende kiosk / serviceshop (met een verkoopvloeroppervlak van maximaal 100m2), luifels, opslag van motorbrandstoffen e.d.
1.100 verkoopvloeroppervlak
De oppervlakte van de geheel of grotendeels voor publiek toegankelijke ruimte die is bestemd en feitelijk ingericht voor de verkoop van goederen, waaronder begrepen showroom, uitstallingsruime, kassa's e.d. met uitzondering van magazijn, opslagruimte, kantoor e.d.
1.101 voorgevelrooilijn
De naar het openbaar gebied toegekeerde lijn, die het bouwvlak begrenst en aansluit aan het onbebouwd erf c.q. openbaar gebied.
1.102 water en waterhuishoudkundige voorzieningen
Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn t.b.v. een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan worden gedacht aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten e.d.
1.103 weg
Alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, waaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.
1.104 wet geluidhinder
De wet van 16 februari 1979, Staatsblad 99 (1979), houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder.
1.105 wet milieubeheer
De wet zoals geplaatst in Staatsblad 551 (1992). Deze wet is in werking getreden op 1 maart 1993.
1.106 wonen
Hieronder wordt verstaan:
het geheel van aan huis gebonden activiteiten van huishoudens die plaatsvinden in al dan niet gestapelde woningen, zelfstandige wooneenheden e.d. ten dienste van het verblijven door mensen. Niet tot wonen behoort het verblijf in recreatieve dagverblijven;
huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), tijdelijke huisvesting van personen in de vorm van het verstrekken van logies aan arbeidsmigranten, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van beschermd/begeleid wonen, alsmede bijbehorende gemeenschappelijke voorzieningen (en ruimten) c.q. verzorgingsfaciliteiten;
beroepsactiviteiten die kunnen worden beschouwd als 'aan huis verbonden beroep', zijnde beroepsactiviteiten van tenminste één bewoner, plaatsvindend in de betrokken woning en/of bijbehorend bijgebouw.
1.107 woning
Een (gedeelte van een) gebouw dat krachtens zijn indeling geschikt en bedoeld is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen een aan huis verbonden beroep.
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 De dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 De goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 De inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 De oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 Afstand tot zijdelingse perceelgrens
Tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Functie
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
bedrijven die zijn genoemd in de bij dit plan gevoegde Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten onder de categorieën 1 en 2, met uitzondering van:
inrichtingen als bedoeld in artikel 41 Wet geluidhinder jo. onderdeel D van Bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht met dien verstande dat de maximaal toegestane hindercategorie per bestemmingsvlak op de verbeelding is aangegeven;
risicovolle inrichtingen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
bouwwerken van algemeen nut.
3.1.2 Aanduidingen
Ter plaatse van de aanduiding:
bedrijfswoning (bw)
zijn de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden uitsluitend bestemd voor de daarbij weergegeven functie.
3.1.3 Bijbehorende voorzieningen
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:
kantines en restauratieve voorzieningen;
kantoorruimten, zijnde maximaal 20% van het bedrijfsvloeroppervlakte;
productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen zijnde maximaal 20% van de bedrijfsvloeroppervlakte met een maximum van 50m²;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
parkeer-, stallings- en verkeersvoorzieningen;
aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
tuinen en erven;
objecten voor beeldende kunst;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
voor zover deze behoren bij en ondergeschikt zijn aan één van de onder 3.1 genoemde functies.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
Bestaande bebouwing welke krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht;
naast de in deze bestemming opgenomen regels gelden tevens de algemene regels, zoals opgenomen in Hoofdstuk 3 van deze planregels.
3.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
in afwijking van het bepaalde onder 1. mogen ondergeschikte delen van een bouwwerk, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, het bouwvlak overschrijden;
het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan het met de maatvoeringsaanduiding aangegeven maximum;
de bouw- en/of goothoogte mag niet meer bedragen dan het met de maatvoeringsaanduiding aangegeven maximum.
3.2.3 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd, indien en voor zover de gronden zijn voorzien van de aanduiding 'bedrijfswoning';
het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één per bedrijf bedragen;
voor niet inpandige bedrijfswoningen geldt het volgende:
bedrijfswoningen dienen binnen het bouwvlak met de aanduiding 'bedrijfswoning' worden gebouwd;
het bebouwingspercentage binnen het bouwvlak mag 100% bedragen, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven;
de maximale bouwhoogte bedraagt 10m, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven.
3.2.4 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van tenminste 2m van de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning worden gebouwd;
de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 75m2;
de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3m;
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5m;
de afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 30m.
3.2.5 Bouwwerken van algemeen nut
Voor het bouwen van bouwwerken van algemeen nut gelden de volgende regels:
bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht;
de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5m;
de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50m².
3.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 3m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen in het onbebouwd erf niet meer dan 2m mag bedragen;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag in het bouwvlak en in het erf niet meer dan 15m en in het onbebouwd erf niet meer dan 2m bedragen.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
de verkeersveiligheid;
de sociale veiligheid;
de brandveiligheid;
de milieusituatie;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in elk geval gerekend:
het gebruik van gronden en bouwwerken anders dan genoemd in 3.1;
het gebruik van gronden en bouwwerken als geluidshinderlijke inrichting als bedoeld in artikel 41 Wet geluidhinder jo. onderdeel D van Bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht of risicovolle inrichting;
het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning, met uitzondering van gronden met de aanduiding 'bedrijfswoning' ten behoeve van een bedrijf als bedoeld in het bepaalde in artikel 3.1.2;
het gebruik van gronden en bouwwerken voor zelfstandige kantoren of zelfstandige kantoorruimten, anders dan bedoeld in 3.1.3 sub 2;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan bedoeld in 3.1.3 sub 3;
voor de uitoefening van enige tak van handel inclusief detailhandel, anders dan volgens het bepaalde in 3.1;
het splitsen van een bedrijfswoning in twee of meer zelfstandige woonruimten;
het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.
3.4.2 Binnenplans afwijken t.b.v. milieucategorie
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:
het bepaalde in 3.1 sub 1 voor het de uitoefening van een bedrijf of een activiteit die niet voorkomt in de tot het plan behorende Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten, maar die naar aard en invloed op de omgeving overeenkomt met de toegelaten milieucategorieën;
het bepaalde in 3.1 voor de uitoefening van een bedrijf of activiteit die/dat in Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten is vermeld in de categorie 2 en die/dat vanwege de hinder en de omvang niet in een woonomgeving past;
de uitoefening van een activiteit die in de Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten is vermeld in een categorie die niet is toegestaan op het betreffende perceel, tot maximaal één hogere categorie dan is weergegeven voor dat perceel, mits door of namens de aanvrager of andere betrokkenen gemotiveerd wordt onderbouwd dat:
de activiteit naar aard en omvang passend is in de omgeving;
de activiteit uit milieutechnisch oogpunt inpasbaar is;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt.
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Functies
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
groenvoorzieningen;
speelvoorzieningen;
openlucht- en sportieve recreatie;
recreatief medegebruik en evenementen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
geluidwerende voorzieningen;
voorzieningen ten dienste van de verblijfsfunctie;
fiets- en voetpaden;
parkeer- en stallingsvoorzieningen;
in- en uitritconstructies ten behoeve van (bestaande) in-/uitritten;
objecten voor beeldende kunst;
bouwwerken van algemeen nut.
4.1.2 Aanduidingen
Ter plaatse van de aanduiding 'parkeren uitgesloten' mogen binnen de voor 'Groen' aangewezen gronden geen parkeerplaatsen worden aangelegd.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
Voor het bouwen gelden in het algemeen de volgende regels:
bestaande bebouwing, welke krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht;
op de gronden binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de op grond van 4.1.1 en 4.1.2. toegelaten functies, en met dien verstande dat:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan 1m, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven;
de hoogte van kunstwerken en voorzieningen ten behoeve van de geleding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan hiervoor op aantoonbare wijze noodzakelijk is;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer mag bedragen dan 5m, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven;
naast de in deze bestemming opgenomen regels gelden tevens de algemene regels, zoals opgenomen in Hoofdstuk 3 van deze planregels.
4.2.2 Ondergronds bouwen
Op de gronden binnen deze bestemming mag niet ondergronds worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken ten behoeve van water en waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen met betrekking tot afvalverwerking.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
de ruimtelijke of landschappelijk inpassing;
de verkeersveiligheid;
de sociale veiligheid;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 4.4.4, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in onder 4.2.1.2 voor de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die naar hun aard en functie toelaatbaar zijn binnen de bestemming zoals reclametoestellen, draagconstructies voor reclame, zend- en ontvangstinrichtingen, sirenes, abri's, objecten voor beeldende kunst, lichtmasten e.d.
4.4.2 Binnenplans afwijken t.b.v. overschrijding van de voorgevelrooilijn vanuit aangrenzende bestemmingsvlakken
Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 4.4.4, omgevingsvergunning verlenen voor de overschrijding van de voorgevelrooilijn van een bouwvlak in een aangrenzend bestemmingsvlak voor:
ondergeschikte delen van een bouwwerk;
bouwwerken welke binnen het aangrenzende bestemmingsvlak middels omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken t.b.v. bouwen in het onbebouwd erf zijn toegestaan;
met dien verstande dat:
niet lager wordt gebouwd dan 4,2 m boven de hoogte van de rijweg, fiets- en voetpaden, parkeer- en stallingsvoorzieningen, in- en uitritconstructies ten behoeve van (bestaande) in-/uitritten, met inbegrip van een strook van 0,5m breedte ter weerszijden van voorgaande opsomming;
niet lager wordt gebouwd dan 2,2 m boven de hoogte van een ander deel van de weg, fiets- en voetpaden, parkeer- en stallingsvoorzieningen, in- en uitritconstructies ten behoeve van (bestaande) in-/uitritten, en voor zover de veiligheid van de gebruikers van de weg niet in gevaar komt;
sub 1 en 2 niet geldt voor gevelisolatie (al dan niet met bijbehorende ommanteling).
4.4.3 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwwerken van algemeen nut
Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 4.4.4 , omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 4.2.1.2 voor het bouwen van bouwwerken van algemeen nut met dien verstande dat:
bouwwerken van algemeen nut binnen het gehele bestemmingsvlak mogen worden opgericht;
de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5m;
de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50m².
4.4.4 Voorwaarden
Omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels kan slechts worden verleend indien:
het stedenbouwkundige beeld niet onevenredig wordt geschaad;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden beperkt;
de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in elk geval gerekend:
het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning.
4.5.2 Toegestaan afwijkend gebruik
Incidenteel - op basis van een daartoe verleende evenementenvergunning - van de bestemming groen afwijkend gebruik t.b.v. zomeractiviteiten, spelen, theater, festival, kermis e.d. is toegestaan.
Artikel 5 Maatschappelijk
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Functies
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
maatschappelijke voorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
bouwwerken van algemeen nut;
Daar waar de geluidbelasting hoger is dan 48/53dB mogen geen andere geluidsgevoelige gebouwen / geluidsgevoelige terreinen worden gerealiseerd
5.1.2 Bijbehorende voorzieningen
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:
kantines en restauratieve voorzieningen;
parkeer-, stallings- en verkeersvoorzieningen;
groen- en speelvoorzieningen;
aan-, uitbouwen en bijgebouwen;
tuinen, erven en (speel)terreinen;
objecten voor beeldende kunst;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
voor zover deze behoren bij en ondergeschikt zijn aan één van de onder genoemde functies.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
Bestaande bebouwing welke krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht;
naast de in deze bestemming opgenomen regels gelden tevens de algemene regels, zoals opgenomen in Hoofdstuk 3 van deze planregels.
5.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
in afwijking van het bepaalde onder a. mogen ondergeschikte delen van een bouwwerk, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, het bouwvlak overschrijden;
de goot- en bouwhoogte binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan het met de maatvoeringsaanduiding aangegeven maximum;
Ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'aantal bouwlagen' is het maximaal toegestane aantal bouwlagen opgenomen.
5.2.3 Bouwwerken van algemeen nut
Voor het bouwen van bouwwerken van algemeen nut gelden de volgende regels:
bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht;
de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5m;
de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50m².
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen in het onbebouwd erf niet meer dan 1m mag bedragen;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag:
in het bouwvlak en in het erf maximaal 5m bedragen met dien verstande dat:
de hoogte in de perceelsgrens maximaal 3m mag bedragen,
de bouwhoogte van 5m gerealiseerd mag worden op minimaal 1m uit de perceelsgrens,
de afschuiningshoek in de perceelsgrens mag maximaal 45o bedragen.
Het bepaalde onder I, II en III geldt niet voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde die zijn aangebouwd aan het hoofdgebouw en gesitueerd zijn binnen 4m van het hoofdgebouw;
in het onbebouwd erf maximaal 1m bedragen.
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van:
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
de verkeersveiligheid;
de sociale veiligheid;
de brandveiligheid;
de milieusituatie;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in elk geval gerekend:
het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning met uitzondering van bewoning zoals omschreven binnen de begripsbepaling maatschappelijke voorzieningen;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel of bedrijvigheid;
het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
het gebruik van gronden en bouwwerken voor zelfstandige kantoren of zelfstandige kantoorruimten.
Artikel 6 Verkeer - Verblijf
6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Functies
De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
verkeersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer en verblijf, waarbij het aantal rijstroken niet meer dan 2 bedraagt;
groenvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
speelvoorzieningen;
bouwwerken van algemeen nut.
6.1.2 Bijbehorende voorzieningen
De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:
voorzieningen ter verbetering van het microklimaat (geluidhinder, windhinder, regen e.d.) waaronder wallen, schermen, luifelconstructies e.d.;
sanisettes, (wekelijkse) markten, standplaatsen voor kramen, alsmede voor incidentele activiteiten en evenementen, zoals kermis, circus, (sport)evenementen, rommelmarkten, braderieën, buurtfeesten, fancy fairs, festivals, stadspromotionele activiteiten (bv. Tilburg culinair, winterpark / kerstmarkt) e.d.;
in-/uitritten, hellingbanen ten behoeve van ondergrondse parkeergarages en/of fietsenstallingen e.d. met bijbehorende kunstwerken, afscheidingen, overkappingen e.d.;
objecten voor beeldende kunst, reclametoestellen, draagconstructies voor reclame;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
voor zover deze ondergeschikt zijn aan de onder genoemde functies.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen
Bestaande bebouwing welke krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht;
op de gronden binnen deze bestemming mag niet ondergronds worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken ten behoeve van water en waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen met betrekking tot afvalverwerking;
naast de in deze bestemming opgenomen regels gelden tevens de algemene regels, zoals opgenomen in Hoofdstuk 3 van deze planregels.
6.2.2 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, uitgezonderd op grond van de bouwregels toegelaten gebouwen van algemeen nut.
6.2.3 Bouwwerken van algemeen nut
Voor het bouwen van bouwwerken van algemeen nut gelden de volgende regels:
bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht;
de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5m;
de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50m².
6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten behoeve van de op grond van toegelaten functies;
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 15m, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven;
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag echter niet meer dan 2m bedragen.
6.2.5 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
een goede landschappelijke inpassing;
de verkeersveiligheid;
de sociale veiligheid;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in , omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:
het bepaalde in voor de hoogte van erf- en terreinafscheidingen, zulks tot een hoogte van maximaal 3m;
het bepaalde in 6.2.4 voor de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zulks tot een hoogte van maximaal 30m.
6.3.2 Binnenplans afwijken t.b.v. overschrijding van de voorgevelrooilijn vanuit aangrenzende bestemmingsvlakken
Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in , omgevingsvergunning verlenen voor de overschrijding van de voorgevelrooilijn van een bouwvlak in een aangrenzend bestemmingsvlak voor:
ondergeschikte delen van een bouwwerk;
bouwwerken welke binnen het aangrenzende bestemmingsvlak middels omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken t.b.v. bouwen in het onbebouwd erf zijn toegestaan;
met dien verstande dat:
niet lager wordt gebouwd dan 4,2m boven de hoogte van de rijweg, met inbegrip van een strook van 0,5m breedte ter weerszijden van die rijweg;
niet lager wordt gebouwd dan 2,2m boven de hoogte van een ander deel van de weg en voor zover de veiligheid van de gebruikers van de weg niet in gevaar komt;
sub 1 en 2 niet geldt voor gevelisolatie (al dan niet met bijbehorende ommanteling).
6.3.3 Voorwaarden
Omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels kan slechts worden verleend indien:
het stedenbouwkundige beeld niet onevenredig wordt geschaad;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden beperkt;
de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in elk geval gerekend:
het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning.
Artikel 7 Water
7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Functies
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
waterberging;
water ten behoeve van de waterhuishouding;
de bescherming, het beheer en het onderhoud van watergangen;
recreatief medegebruik.
7.1.2 Bijbehorende voorzieningen
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
objecten voor beeldende kunst,
evenementen,
voor zover deze ondergeschikt zijn aan de onder 7.1.1 genoemde functies.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen
Bestaande bebouwing welke krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht;
naast de in deze bestemming opgenomen regels gelden tevens de algemene regels, zoals opgenomen in Hoofdstuk 3 van deze planregels.
7.2.2 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten behoeve van de op grond van 7.1 toegelaten functies;
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 15m, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven;
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2m bedragen.
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
de verkeersveiligheid;
de sociale veiligheid;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.
7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 7.4.3, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:
het bepaalde in 7.2.3 voor de hoogte van erf- en terreinafscheidingen, zulks tot een hoogte van maximaal 3m;
het bepaalde in 7.2.3 voor de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zulks tot een hoogte van maximaal 30m.
7.4.2 Binnenplans afwijken t.b.v. overschrijding van de voorgevelrooilijn vanuit aangrenzende bestemmingsvlakken
Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de de voorwaarden in 7.4.3, omgevingsvergunning verlenen voor de overschrijding van de voorgevelrooilijn van een bouwvlak in een aangrenzend bestemmingsvlak voor:
ondergeschikte delen van een bouwwerk;
bouwwerken welke binnen het aangrenzende bestemmingsvlak middels omgevingsvergunning voor het voor binnenplans afwijken t.b.v. bouwen in het onbebouwd erf zijn toegestaan;
met dien verstande dat:
niet lager wordt gebouwd dan 4,2m boven de hoogte van de rijweg, met inbegrip van een strook van 0,5m breedte ter weerszijden van die rijweg;
niet lager wordt gebouwd dan 2,2m boven de hoogte van een ander deel van de weg en voor zover de veiligheid van de gebruikers van de weg niet in gevaar komt;
bouwwerken ten behoeve van gevelrenovatie het aangrenzende bestemmingsvlak met maximaal 0.10m mogen overschrijden.
7.4.3 Voorwaarden
Omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels kan slechts worden verleend indien:
het stedenbouwkundige beeld niet onevenredig wordt geschaad;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden beperkt;
de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast.
7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in elk geval gerekend:
het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning.
Artikel 8 Wonen
8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1.1 Functie
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen, met dien verstande dat er sprake is van grondgebonden woningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
bouwwerken van algemeen nut.
8.1.2 Aanduidingen
Ter plaatse van de aanduiding 'erf' zijn de voor 'Wonen' aangewezen gronden mede bestemd voor de weergegeven functie;
8.1.3 Bijbehorende voorzieningen
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:
aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
tuinen en erven;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
parkeer-, stallings- en verkeersvoorzieningen;
groen- en speelvoorzieningen;
objecten voor beeldende kunst;
een beroepsmatige activiteit als een aan huis verbonden beroep;
bed & breakfast tot maximaal 2 kamers;
voor zover deze voorzieningen behoren bij en ondergeschikt zijn aan de onder 8.1.1 en 8.1.2 genoemde functies.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen
Bestaande bebouwing welke krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht.
Naast de in deze bestemming opgenomen regels gelden tevens de algemene regels, zoals opgenomen in Hoofdstuk 3 van deze planregels.
8.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende algemene regels:
hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
in afwijking van het bepaalde onder a. mogen ondergeschikte delen van een bouwwerk, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, het bouwvlak overschrijden;
ten minste 40% van de voorgevel van het hoofdgebouw moet in de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
het bebouwingspercentage mag 100% bedragen, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven;
de maximale bouwhoogte bedraagt 10m, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven;
8.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:
aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'erf' worden gebouwd, met dien verstande dat wanneer deze bouwwerken binnen het bouwvlak worden gebouwd, de afstand tot de (verlengde) voorgevel van het hoofdgebouw minimaal 3 m moet bedragen;
aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uit maximaal 1 bouwlaag bestaan;
de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag ter plaatse van de aanduiding 'erf' niet meer dan bedragen dan:
20 m2 indien de oppervlakte van het erf 50 m2 of minder bedraagt;
40% van het oppervlak van het erf met een maximum van 60 m2, indien de oppervlakte van het erf meer dan 50 m2 en niet meer dan 500 m2 bedraagt.
80 m2 indien de oppervlakte van het erf meer dan 500 m2 en niet meer dan 900 m2 bedraagt;
150 m2 indien de oppervlakte van het erf meer dan 900 m2 bedraagt;
ten aanzien van de hoogte;
de bouwhoogte van aan- en uitbouwen met een platte afdekking mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de hoofdbebouwing vermeerderd met een dakconstructie van maximaal 0,5 m, met een maximale totale hoogte van 4,5 m;
de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen met een platte afdekking mag ten hoogste 3 m bedragen;
de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een schuine kap mag al dan niet in de perceelsgrens ten hoogste 3 m bedragen, de bouwhoogte ten hoogste 4,5 m waarbij de dakhelling maximaal 45° mag bedragen, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven. Deze afschuining geldt niet:
in die gevallen waarbij op het naastgelegen perceel in de perceelscheiding al een gebouw met een zelfde of hogere hoogte aanwezig is dan wel gelijktijdig wordt opgericht,
ten aanzien van topgevels;
indien sprake is van het bouwen van een garage dient er een minimale opstelruimte van 5 x 2,5m voor een garage aanwezig te zijn.
8.2.4 Bouwwerken van algemeen nut
Voor het bouwen van bouwwerken van algemeen nut gelden de volgende regels:
bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht;
de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5m;
de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50m².
8.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen in het onbebouwd erf niet meer dan 1m mag bedragen;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag:
in het bouwvlak en in het erf maximaal 5m bedragen met dien verstande dat;
I de hoogte in de perceelsgrens maximaal 3m mag bedragen,
II de bouwhoogte van 5m gerealiseerd mag worden op minimaal 1m uit de perceelsgrens,
III de afschuiningshoek in de perceelsgrens mag maximaal 45o bedragen.
Het bepaalde onder I, II en III geldt niet voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde die zijn aangebouwd aan het hoofdgebouw en gesitueerd zijn binnen 4m van het hoofdgebouw;
in het onbebouwd erf maximaal 1m bedragen.
8.2.6 Voorwaardelijke verplichting in verband met bouwen twee vrijstaande woningen Akelei
De twee vrijstaande woningen tegenover Akelei 7 tot en met 13 mogen uitsluitend gebouwd worden nadat de (voormalige) bedrijfshal (circa 20 x 23 meter) welke op het perceel is gesitueerd, is verwijderd.
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
de verkeersveiligheid;
de sociale veiligheid;
de brandveiligheid;
de milieusituatie;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
parkeergelegenheid op eigen terrein;
werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.
de vorm, de afmetingen en de plaatsing van de derde bouwlaag boven een hoogte van 6m boven het straatpeil in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld.
8.4 Afwijken van de bouwregels
8.4.1 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwen in het bouwvlak
Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 8.4.4, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:
het bepaalde in 8.2.2 onder c, voor zover dit het stedenbouwkundige beeld ter plaatse ten goede komt.
Daarnaast zijn de in 8.4.2 en 8.4.3 genoemde mogelijkheden voor binnenplans afwijken van overeenkomstige toepassing binnen het bouwvlak.
8.4.2 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwen ter plaatse van de aanduiding 'erf '
Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 8.4.4, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:
het bepaalde in 8.2.3 voor het bouwen van afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg met inachtneming van het bepaalde in 8.6.1, met dien verstande dat 15m2 aaneengesloten onbebouwd terrein op het bouwperceel aanwezig blijft met een maximum van:
80m2 mits de oppervlakte van het erf kleiner is dan 500m2;
100m2 mits de oppervlakte van het erf groter is dan 500m2 en indien de volledige woonfunctie (woon-/eetkamer, keuken, badkamer, slaapkamer) op de begane grond wordt gesitueerd;
het bepaalde in 8.2.3 ten behoeve van de minimale opstelruimte van 5 x 2,5m vóór de garagebox mits de parkeerruimte elders op het eigen terrein wordt gerealiseerd of het perceel gelegen is aan een interne ontsluitingsweg;
het bepaalde in 8.2.5 sub b voor de opgenomen maximumhoogte voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zulks tot een hoogte van maximaal 5m, voor antennes die van de voet af gemeten een hoogte hebben van meer dan 5m, respectievelijk antennes, voor zover gelegen achter een woning of een ander gebouw, met een doorsnede groter dan 2m en een hoogte van meer dan 3m, gemeten vanaf het aansluitend terrein.
daarnaast zijn de in 8.4.3 genoemde mogelijkheden voor binnenplans afwijken van overeenkomstige toepassing in het erf.
8.4.3 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwen in het onbebouwd erf
Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 8.4.4, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:
het bepaalde in 8.2.3 voor het bouwen van entrees, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, zulks met inachtneming van het bepaalde in artikel 16;
het bepaalde in 8.2.3 voor ondergrondse bouwwerken, zoals kelders en kelderingangen, mits de bovenzijde daarvan niet hoger gelegen is dan het straatpeil;
het bepaalde in 8.2.3 voor erkers met dien verstande dat:
op de begane grond:
de breedte maximaal 2/3 deel van de breedte van de voorgevel bedraagt;
de diepte maximaal 1,5m bedraagt;
de hoogte één bouwlaag of maximaal 3m betreft;
de uitbouw transparant moet worden uitgevoerd;
op de perceelscheiding dan wel op maximaal 2m uit de perceelscheiding sprake kan zijn van een ondoorzichtige wand;
de in 8.2.5 opgenomen maximumhoogte van erfafscheidingen, bij bijzondere in stedenbouwkundig opzicht afwijkende situaties, zulks tot een hoogte van maximaal 2m;
het bepaalde in 8.2.5 voor de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zulks tot een hoogte van maximaal 5m;
het bepaalde in 8.2.5 voor vlaggenmasten, zulks tot een hoogte van maximaal 10m;
ondergeschikte delen van een bouwwerk.
8.4.4 Voorwaarden
Omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels kan slechts worden verleend indien:
de bebouwingskarakteristiek van de straat niet onevenredig wordt geschaad;
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
de brandveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
de milieusituatie niet onevenredig wordt aangetast;
de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond;
vanuit stedenbouwkundig oogpunt in beginsel rekening wordt gehouden met eventuele zichthoeken vanuit belendende percelen.
8.5 Specifieke gebruiksregels
8.5.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in elk geval gerekend:
het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen, waaronder garageboxen als zelfstandige woning;
het gebruik van een woning voor de huisvesting van meer dan 5 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur) anders dan toegelaten op grond van artikel 8.1.1. en 8.1.2.;
de uitoefening van enige tak van handel, nijverheid of dienstverlening daaronder begrepen detailhandel, ambachtelijk of industrieel bedrijf anders dan toegelaten op grond van artikel 8.1;
het gebruik van gronden en bouwwerken als geluidshinderlijke inrichting of risicovolle inrichting;
het splitsen van een (grondgebonden) woning in twee of meer zelfstandige woonruimten;
het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
het gebruik van gronden en bouwwerken voor zelfstandige kantoren of zelfstandige kantoorruimten.
8.6 Afwijken van de gebruiksregels
8.6.1 Binnenplans afwijken t.b.v. onzelfstandige wooneenheden
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 8.5.1 sub 2 ten behoeve van het maximaal aantal gehuisveste personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur) - in een woning - indien:
de betreffende woning zodanig is gesitueerd dat bewoning door meer dan 5 personen in onzelfstandige wooneenheid/eenheden aanvaardbaar is, dit in relatie tot omliggende woningen;
voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor de bewoners van de betreffende woning;
aannemelijk is dat op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt.
8.6.2 Binnenplans afwijken t.b.v. bedrijfsmatige activiteiten
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 8.5.1 ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten, zoals genoemd in milieucategorie 1 en 2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in de bij de regels behorende Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten, in de woning en/of bijgebouw(en) met dien verstande dat:
degene die de activiteit uitoefent, tevens de bewoner is van de woning;
de bedrijfsuitoefening in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt is aan de woning en de woonomgeving;
geen omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid welke op grond van artikel 2.1, lid 1, onder e. van de Wabo vergunningplichtig is, tenzij het betreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden wel verantwoord is;
geen sprake is van ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe omgeving aanwezige beroepsvestigingen;
op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt;
voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;
geen detailhandel plaatsvindt, anders dan in ter plaatse vervaardigde goederen;
maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn, met een maximum van 80m2.
Artikel 9 Wonen - werken
9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1 Functie
De voor 'Wonen - werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen, al dan niet in combinatie met:
de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten zoals bedoeld in artikel 1.16;
bedrijvigheid die is genoemd in bijlage 1 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' onder de categorie 1, met uitzondering van inrichtingen als bedoeld in 41 Wet geluidhinder, met dien verstande dat er sprake is van grondgebonden gebouwen;
kantoren tot maximaal 250 m2 b.v.o';
maatschappelijke instellingen;
recreatie en sport zoals is genoemd in bijlage 3 'Richtafstanden sport en recreatie' onder categorie 1;
zorg- en dienstverlening (zakelijk en persoonlijk)
met dien verstande dat de voor deze bestemming aangewezen bouwpercelen minimaal 750 m2 en maximaal 3.500 m2 bedragen;
parkeer-, stallings- en verkeersvoorzieningen;
groen-, water- en speelvoorzieningen;
bouwwerken van algemeen nut.
9.1.2 Aanduidingen
Ter plaatse van de aanduiding 'erf' zijn de voor 'Wonen – werken' aangewezen gronden mede bestemd voor de weergegeven functie;
Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' zijn de voor 'Wonen – werken' aangewezen gronden mede aangewezen voor de weergegeven functie.
9.1.3 Bijbehorende voorzieningen
De voor 'Wonen - werken' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:
aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
tuinen en erven;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
objecten voor beeldende kunst;
werken ten behoeve van nutsvoorzieningen;
voor zover deze voorzieningen behoren bij en ondergeschikt zijn aan één van de onder 9.1.1 genoemde functies.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen
Bestaande bebouwing welke krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht.
Naast de in deze bestemming opgenomen regels gelden tevens de algemene regels, zoals opgenomen in Hoofdstuk 3 van deze planregels.
9.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende algemene bepalingen:
hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd, met uitzondering van bouwvlakken welke zijn aangeduid als 'bijgebouwen', waar geen hoofdgebouwen zijn toegestaan';
als hoofdgebouw mogen uitsluitend woningen worden gebouwd;
het aantal woningen mag niet meer dan één per bouwperceel bedragen;
woningen mogen een inhoud hebben van maximaal 750 m3;
ten aanzien van de bouwdiepte:
de bouwdiepte in het bouwperceel bedraagt 15 m gemeten vanaf de voorgevel;
de afstand van de achtergevel tot de achterste perceelgrens dient minimaal 10 m te bedragen;
de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens dient minimaal 5 m te bedragen;
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan het op de verbeelding aangegeven maximum;
het bouwen van ondergrondse bouwwerken is toegestaan.
9.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten behoeve van wonen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten behoeve van wonen
gelden de volgende bepalingen:
aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen niet vóór 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uit maximaal 1 bouwlaag bestaan;
ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' bedraagt het bebouwingspercentage 100 en is de toegestane goot- en bouwhoogte met een maatvoeringsaanduiding weergegeven;
de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen op het bouwperceel mag niet meer bedragen dan 40% van de oppervlakte van het onbebouwde gedeelte van het bouwperceel, dat is gelegen 3 meter achter de voorgevel van de woning, tot een maximum van 60m2. Dit geldt niet voor gronden die zijn aangeduid als bijgebouwen.;
ten aanzien van de hoogte:
de bouwhoogte van aan- en uitbouwen met een platte afdekking mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de hoofdbebouwing vermeerderd met een dakconstructie van maximaal 0,5 m, met een maximale totale hoogte van 4,5 m;
de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen met een platte afdekking mag ten hoogste 3 m bedragen;
de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een schuine kap mag ten hoogste 3 m bedragen, de bouwhoogte ten hoogste 4,5 m waarbij de dakhelling maximaal 45° mag bedragen. Deze afschuining geldt niet:
in die gevallen waarbij op het naastgelegen perceel in de perceelscheiding al een gebouw met een zelfde of hogere hoogte aanwezig is dan wel gelijktijdig wordt opgericht.
9.2.4 Bouwwerken van algemeen nut
Voor het bouwen van bouwwerken van algemeen nut gelden de volgende regels:
bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht;
de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5m;
de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50m².
9.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen in het onbebouwd erf niet meer dan 1 m mag bedragen;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag in het bouwvlak en in het erf niet meer dan 3 m en in het onbebouwd erf niet meer dan 1 m bedragen;
(openlucht) zwembaden, vijvers en daarmee gelijk te stellen bij een tuin behorende voorzieningen mogen uitsluitend in het bouwvlak en het erf worden opgericht, met dien verstande dat de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 40% van het erf en de hoogte niet meer mag bedragen dan 0,5 m.
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
de verkeersveiligheid;
de sociale veiligheid;
de brandveiligheid;
de milieusituatie;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen ten behoeve van:
de brandveiligheid;
de milieusituatie;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
9.4 Specifieke gebruiksregels
9.4.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in elk geval gerekend:
het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen, waaronder garageboxen als zelfstandige woning;
het gebruik van een woning voor de huisvesting van meer dan 5 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur) anders dan toegelaten op grond van 9.1.1 en 9.1.2;
de uitoefening van enige tak van handel, nijverheid of dienstverlening daaronder begrepen detailhandel, ambachtelijk of industrieel bedrijf anders dan toegelaten op grond van 9.1;
het gebruik van gronden en bouwwerken als geluidshinderlijke inrichting of risicovolle inrichting;
het splitsen van een (grondgebonden) woning in twee of meer zelfstandige woonruimten;
het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
het gebruik van gronden en bouwwerken voor zelfstandige kantoren of zelfstandige kantoorruimten.
9.5 Afwijken van de gebruiksregels
9.5.1 Binnenplans afwijken t.b.v. onzelfstandige wooneenheden
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 9.4.1 sub 2 ten behoeve van het maximaal aantal gehuisveste personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur) - in een woning - indien:
de betreffende woning zodanig is gesitueerd dat bewoning door meer dan 5 personen in onzelfstandige wooneenheid/eenheden aanvaardbaar is, dit in relatie tot omliggende woningen;
voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor de bewoners van de betreffende woning;
aannemelijk is dat op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt.
9.5.2 Binnenplans afwijken t.b.v. bedrijfsmatige activiteiten
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 9.1.1 ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten, zoals genoemd in milieucategorie 1 en 2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in de bij de regels behorende Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten , in de woning en/of bijgebouw(en) met dien verstande dat:
degene die de activiteit uitoefent, tevens de bewoner is van de woning;
de bedrijfsuitoefening in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt is aan de woning en de woonomgeving;
geen omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid welke op grond van artikel 2.1, lid 1, onder e. van de Wabo vergunningplichtig is, tenzij het betreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden wel verantwoord is;
geen sprake is van ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe omgeving aanwezige beroepsvestigingen;
op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt;
voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;
geen detailhandel plaatsvindt, anders dan in ter plaatse vervaardigde goederen;
maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn, met een maximum van 80m2.
Artikel 10 Woongebied
10.1 Bestemmingsomschrijving
10.1.1 Functie
De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Wonen;
woningtypen, met dien verstande dat er sprake is van grondgebonden woningen:
aaneengeschakeld (maximaal 6 woningen aaneengeschakeld);
geschakeld;
half - vrijstaand;
vrijstaand;
patiowoning.
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
objecten voor beeldende kunst;
groen- en speelvoorzieningen;
parkeervoorzieningen;
toegangs- en (gebieds)ontsluitingswegen, verblijfsgebied en langzaamverkeersroutes;
geluidwerende voorzieningen;
bouwwerken van algemeen nut.
10.1.2 Aanduidingen
Ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is het maximum aantal toegestane woningen weergegeven binnen het bouwvlak;
10.1.3 Bijbehorende voorzieningen
De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:
aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
tuinen en erven;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
bed & breakfast tot maximaal 2 kamers;
een beroepsmatige activiteit als een aan huis verbonden beroep;
voor zover deze voorzieningen behoren bij en ondergeschikt zijn aan de onder 10.1.1 genoemde functies.
10.1.4 Hogere grenswaarden
Bij het realiseren van de toegelaten bestemming en/of functies moet worden voldaan aan de van toepassing zijnde vastgestelde hogere grenswaarde (Bijlage ..) en de daarin opgenomen voorwaarden.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen
Naast de in deze bestemming opgenomen regels gelden tevens de algemene regels, zoals opgenomen in Hoofdstuk 3 van deze planregels.
10.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende algemene regels:
per bestemmingsvlak mag niet meer dan het met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' weergegeven aantal woningen worden gebouwd;
gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
hoofdgebouwen dienen in de voorgevelrooilijn of ten hoogste 6 m achter de voorgevelrooilijn te worden gebouwd, met dien verstande dat:
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – bebouwingsfront' (sba-bf) de situering van de voorgevel van het hoofdgebouw minimaal 1 meter afwijkt van de situering van de voorgevel van het hoofdgebouw van het aangrenzende bouwperceel;
het bepaalde onder 1 is niet van toepassing voor zover de hoofdgebouwen van aaneengeschakelde, geschakelde, of half – vrijstaande hoofdgebouwen direct aangrenzend worden aaneengebouwd;
de diepte van het hoofdgebouw van grondgebonden woningen, mag maximaal 12m bedragen, gemeten vanaf de voorgevel, met uitzondering van patiowoningen, die de maximale bouwdiepte van 12 meter mogen overschrijden over de volledige diepte van het bouwperceel, waarbij het maximale bebouwingspercentage van het bouwperceel 85 bedraagt.
in afwijking van het bepaalde onder 5 mogen ondergeschikte delen van een bouwwerk achter de 12 meter lijn worden gerealiseerd;
de goot- en bouwhoogte binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan het met de maatvoeringsaanduiding aangegeven maximum;
de dakhelling van een hoofdgebouw mag niet meer dan 65° en niet minder dan 35º bedragen;
de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens dient bij vrijstaande woningen aan beide zijden minimaal 3 m te bedragen; bij twee onder een kap woningen dient de afstand tot de zijdelingsperceelsgrens één zijde minimaal 3 m en aan de andere zijde minimaal 1 m te bedragen.
10.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:
aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en in het erf worden gebouwd, met dien verstande dat wanneer deze bouwwerken binnen het bouwvlak worden gebouwd, de afstand tot de (verlengde) voorgevel van het hoofdgebouw minimaal 3m moet bedragen;
onverminderd het bepaalde onder a mogen bijbehorende bouwwerken niet worden gebouwd aan de naar het openbaar gebied gekeerde zijkant, daaronder begrepen het verlengde daarvan, van het hoofdgebouw;
aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uit maximaal 1 bouwlaag bestaan;
tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven, mag de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen in het erf niet meer dan bedragen dan:
20m2 indien de oppervlakte van het erf 50m2 of minder bedraagt;
40% van het oppervlak van het erf met een maximum van 60m2, indien de oppervlakte van het erf meer dan 50m2 en niet meer dan 500m2 bedraagt;
80m2 indien de oppervlakte van het erf meer dan 500m2 en niet meer dan 900m2 bedraagt;
150m2 indien de oppervlakte van het erf meer dan 900m2 bedraagt;
ten aanzien van de hoogte:
de bouwhoogte van aan- en uitbouwen met een platte afdekking mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de hoofdbebouwing vermeerderd met een dakconstructie van maximaal 0,5m, met een maximale totale hoogte van 4,5m;
de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen met een platte afdekking mag ten hoogste 3m bedragen;
de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een schuine kap mag ten hoogste 3m bedragen en de bouwhoogte ten hoogste 4,5m waarbij de dakhelling maximaal 45° mag bedragen, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven. Deze afschuining geldt niet:
in die gevallen waarbij op het naastgelegen perceel in de perceelscheiding al een gebouw met een zelfde of hogere hoogte aanwezig is dan wel gelijktijdig wordt opgericht;
ten aanzien van topgevels;
10.2.4 Bouwwerken van algemeen nut
Voor het bouwen van bouwwerken van algemeen nut gelden de volgende regels:
bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht;
de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5m;
de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50m².
10.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen in het onbebouwd erf niet meer dan 1m mag bedragen;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag:
in het bouwvlak en in het erf maximaal 5m bedragen met dien verstande dat:
de hoogte in de perceelsgrens maximaal 3m mag bedragen;
de bouwhoogte van 5m gerealiseerd mag worden op minimaal 1m uit de perceelsgrens;
de afschuiningshoek in de perceelsgrens mag maximaal 45º bedragen;
het bepaalde onder 2 geldt niet voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde die zijn aangebouwd aan het hoofdgebouw en gesitueerd zijn binnen 4m van het hoofdgebouw;
in het onbebouwd erf maximaal 1m bedragen.
de hoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde als geluidwerende voorziening mogen ten hoogste 3m bedragen.
10.2.6 Voorwaardelijke verplichting waterberging
Woningen mogen uitsluitend in gebruik worden genomen indien op gronden met de bestemmingen Groen of Water voorzien is in de aanleg van een waterberging van ten minste 60 liter per vierkante meter verhard oppervlak (60 mm). De waterberging dient duurzaam in stand gehouden te worden.
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het gestelde onder a indien realisatie van de waterberging redelijkerwijs niet mogelijk is.
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
de verkeersveiligheid;
de sociale veiligheid;
de brandveiligheid;
de milieusituatie;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
parkeergelegenheid op eigen terrein;
werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
de vorm, de afmetingen en de plaatsing van de derde bouwlaag boven een hoogte van 6m boven het straatpeil in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld.
10.4 Afwijken van de bouwregels
10.4.1 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwen in het bouwvlak
Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 10.4.5, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 10.2.2 met betrekking tot de met een maatvoeringsaanduiding aangegeven maximale goothoogte, zulks tot een hoogte van maximaal 10m;
10.4.2 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwen in het erf
Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 10.4.5, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:
het bepaalde in 10.2 voor het bouwen van afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg met inachtneming van het bepaalde in 10.6.1, met dien verstande dat 15m2 aaneengesloten onbebouwd terrein op het bouwperceel aanwezig blijft met een maximum van:
80m2 mits de oppervlakte van het erf kleiner is dan 500m2;
100m2 mits de oppervlakte van het erf groter is dan 500m2 en indien de volledige woonfunctie (woon-/eetkamer, keuken, badkamer, slaapkamer) op de begane grond wordt gesitueerd;
het bepaalde in 10.2 ten behoeve van de minimale opstelruimte van 5 x 2,5m vóór de garagebox mits de parkeerruimte elders op het eigen terrein wordt gerealiseerd of het perceel gelegen is aan een interne ontsluitingsweg;
10.4.3 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwen in het onbebouwd erf
Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 10.4.5, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:
het bepaalde in 10.2 voor erkers met dien verstande dat:
op de begane grond:
de breedte maximaal 2/3 deel van de breedte van de voorgevel bedraagt;
de diepte maximaal 1,5m bedraagt;
de hoogte één bouwlaag of maximaal 3m betreft;
de uitbouw transparant moet worden uitgevoerd;
op de perceelscheiding dan wel op maximaal 2m uit de perceelscheiding sprake kan zijn van een ondoorzichtige wand;
de in 10.2.5 opgenomen maximumhoogte van erfafscheidingen, bij bijzondere in stedenbouwkundig opzicht afwijkende situaties, zulks tot een hoogte van maximaal 2m;
het bepaalde in 10.2.5 voor de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zulks tot een hoogte van maximaal 5m;
het bepaalde in 10.2.5 voor vlaggenmasten, zulks tot een hoogte van maximaal 10m;
ondergeschikte delen van een bouwwerk.
10.4.4 Binnenplans afwijken t.b.v. maximaal woningaantal:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de voorwaarden in 10.4.5 omgevingsvergunning te verlenen voor het binnenplans afwijken, mits:
de nieuw op te richten woningen voldoen aan het bepaalde in artikel 10.2
per bestemmingsvlak niet meer woningen dan 10% extra woningen worden opgericht dan ter plaatse van de aanduiding ´maximum aantal wooneenheden´ is aangegeven, waarbij het aantal woningen vanaf 0,5 naar boven wordt afgerond;
de nieuw op te richten woningen voldoen aan de bij of krachtens de Wet geluidhinder gestelde eisen;
voldaan wordt aan de gemeentelijke eisen ten aanzien van de opvang en berging van hemelwater, zoals die gelden ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
indien voorzien kan worden in voldoende parkeervoorzieningen.
de gronden niet zijn gelegen in het gebied waar het hogere waardenbesluit voor van toepassing is.
10.4.5 Voorwaarden
Omgevingsvergunningen als bedoeld onder 10.4.1, 10.4.2, 10.4.3 en 10.4.4 worden slechts verleend indien:
de bebouwingskarakteristiek van de straat niet onevenredig wordt geschaad;
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
de brandveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
de milieusituatie niet onevenredig wordt aangetast;
de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond;
vanuit stedenbouwkundig oogpunt in beginsel rekening wordt gehouden met eventuele zichthoeken vanuit belendende percelen.
10.5 Specifieke gebruiksregels
10.5.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in elk geval gerekend:
het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen, waaronder garageboxen als zelfstandige woning;
het gebruik van een woning voor de huisvesting van meer dan 5 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur) anders dan toegelaten op grond van 10.1.1 en 10.1.2;
de uitoefening van enige tak van handel, nijverheid of dienstverlening daaronder begrepen detailhandel, ambachtelijk of industrieel bedrijf anders dan toegelaten op grond van 10.1;
het gebruik van gronden en bouwwerken als geluidshinderlijke inrichting of risicovolle inrichting;
het splitsen van een (grondgebonden) woning in twee of meer zelfstandige woonruimten;
het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
het gebruik van gronden en bouwwerken voor zelfstandige kantoren of zelfstandige kantoorruimten.
10.6 Afwijken van de gebruiksregels
10.6.1 Binnenplans afwijken t.b.v. onzelfstandige wooneenheden
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 10.5.1 sub 2 ten behoeve van het maximaal aantal gehuisveste personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur) - in een woning - indien:
de betreffende woning zodanig is gesitueerd dat bewoning door meer dan 5 personen in onzelfstandige wooneenheid/eenheden aanvaardbaar is, dit in relatie tot omliggende woningen;
voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor de bewoners van de betreffende woning;
aannemelijk is dat op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt.
10.6.2 Binnenplans afwijken t.b.v. bedrijfsmatige activiteiten
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 10.5.1 ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten, zoals genoemd in milieucategorie 1 en 2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in de bij de regels behorende Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten , in de woning en/of bijgebouw(en) met dien verstande dat:
degene die de activiteit uitoefent, tevens de bewoner is van de woning;
de bedrijfsuitoefening in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt is aan de woning en de woonomgeving;
geen omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid welke op grond van artikel 2.1, lid 1, onder e. van de Wabo vergunningplichtig is, tenzij het betreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden wel verantwoord is;
geen sprake is van ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe omgeving aanwezige beroepsvestigingen;
op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt;
voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;
geen detailhandel plaatsvindt, anders dan in ter plaatse vervaardigde goederen;
maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn, met een maximum van 80m2.
10.6.3 Binnenplans afwijken aantal kamers t.b.v. bed & breakfast
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 10.1.3 onder 4 ten behoeve van het toestaan van bed & breakfast in maximaal 4 kamers.
Artikel 11 Leiding - Hoogspanning
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanning (dubbelbestemming)' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) (basisbestemmingen), tevens bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van een ondergrondse 10kV hoogspanningsleiding, ten behoeve van het transport van elektriciteit en een belemmeringenstrook van 2,5m aan weerszijden van de as van deze leiding.
11.2 Bouwregels
Waar een basisbestemming, aangegeven op de verbeelding, samenvalt met een dubbelbestemming, geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. Voor het bouwen geldt dat in afwijking van hetgeen wordt bepaald door de onderliggende basisbestemming(en), binnen de weergegeven dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning (dubbelbestemming)' begrepen gronden uitsluitend bouwwerken mogen worden opgericht die zijn bestemd voor de aanleg en instandhouding van de desbetreffende hoofdtransportleiding.
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.3.1 Binnenplans afwijken
Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 11.3.2, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de bouwregels in 11.2 en toestaan dat bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende basisbestemmingen worden gebouwd.
11.3.2 Voorwaarden
Omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels kan slechts worden verleend indien:
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.4.1 Werken en werkzaamheden
Het is op de voor de dubbelbestemming aangewezen gronden verboden zonder een schriftelijke vergunning van het bevoegde gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
het aanbrengen van diepwortelende en/of hoogopgaande beplanting of bomen, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
het ophogen en egaliseren, bodemverlaging of afgraven of anderszins wijzigen in maaiveld of weghoogte;
het in de grond brengen van voorwerpen;
het aanbrengen van gesloten verhardingen;
het verrichten van grondroeractiviteiten, bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
diepploegen;
het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
11.4.2 Uitzonderingen
Het onder 11.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden verleend is dan wel in uitvoering waren;
welke betrekking hebben op normale onderhoudswerkzaamheden van geringe omvang, gericht op en noodzakelijk voor het gebruik overeenkomstig de dubbelbestemming of basisbestemming;
andere werken en/of werkzaamheden noodzakelijk in het kader van het onderhoud of beheer van de aanwezige leiding.
11.4.3 Voorwaarden voor verlenen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
De onder 11.4.1 vermelde vergunning wordt slechts verleend, indien door de genoemde werken en/of werkzaamheden geen veiligheidsrisico's ontstaan en de betreffende leiding niet wordt aangetast. Dienaangaande vraagt het bevoegd gezag advies aan de betreffende leidingbeheerder.
11.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning (dubbelbestemming)' wordt verwijderd indien:
de desbetreffende leiding gesaneerd is/wordt, dan wel uit nader onderzoek is gebleken dat de desbetreffende leiding buiten werking is gesteld;
de leidingbeheerder heeft aangegeven dat de leiding wordt verwijderd dan wel buiten werking is gesteld.
Artikel 12 Leiding - Hoogspanningsverbinding
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding (dubbelbestemming)' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) (basisbestemmingen), tevens bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van een bovengrondse 150 kV hoogspanningsverbinding, met bijbehorende voorzieningen ten behoeve van het transport van elektriciteit en een belemmeringenstrook van 17,5 m ter weerszijden van de as van de 150 kV - hoogspanningsverbinding.
12.2 Bouwregels
Waar een basisbestemming, aangegeven op de verbeelding, samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. Voor het bouwen geldt dat:
in afwijking van hetgeen wordt bepaald door de onderliggende basisbestemming(en), binnen de weergegeven dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding (dubbelbestemming)' begrepen gronden uitsluitend bouwwerken mogen worden opgericht die zijn bestemd voor de aanleg en instandhouding van de desbetreffende hoofdtransportleiding;
de maximale bouwhoogte van hoogspanningsmasten niet meer mag bedragen dan 60m.
12.3 Afwijken van de bouwregels
12.3.1 Binnenplans afwijken
Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 12.3.2, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de bouwregels in 12.2 en toestaan dat bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende basisbestemmingen worden gebouwd.
12.3.2 Voorwaarden
Omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels kan slechts worden verleend indien:
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.4.1 Werken en werkzaamheden
Het is op de voor de dubbelbestemming aangewezen gronden verboden zonder een schriftelijke vergunning van het bevoegde gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
het aanbrengen van en of rooien van diepwortelende en/of hoogopgaande beplanting of bomen, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
het ophogen en egaliseren, bodemverlaging of afgraven of anderszins wijzigen in maaiveld of weghoogte;
het in de grond brengen van voorwerpen;
het aanbrengen van gesloten verhardingen;
het verrichten van grondroeractiviteiten, bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
diepploegen;
het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
12.4.2 Uitzonderingen
Het onder 12.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden verleend is dan wel in uitvoering waren;
welke betrekking hebben op normale onderhoudswerkzaamheden van geringe omvang, gericht op en noodzakelijk voor het gebruik overeenkomstig de dubbelbestemming of basisbestemming;
andere werken en/of werkzaamheden noodzakelijk in het kader van het onderhoud of beheer van de aanwezige leiding.
12.4.3 Voorwaarden voor verlenen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
De onder 12.4.1 vermelde vergunning wordt slechts verleend, indien door de genoemde werken en/of werkzaamheden geen veiligheidsrisico's ontstaan en de betreffende leiding niet wordt aangetast. Dienaangaande vraagt het bevoegd gezag schriftelijk advies aan de betreffende leidingbeheerder.
12.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' wordt verwijderd indien:
de desbetreffende leiding gesaneerd is/wordt, dan wel uit nader onderzoek is gebleken dat de desbetreffende leiding buiten werking is gesteld;
de leidingbeheerder heeft aangegeven dat de leiding wordt verwijderd dan wel buiten werking is gesteld.
Artikel 13 Waarde - Archeologie
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie (dubbelbestemming)' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) (basisbestemmingen), mede bestemd voor bescherming van en onderzoek naar aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Bouwen ten behoeve van de bestemming
Op en in de gronden als bedoeld in 13.1 mogen bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd.
13.2.2 Bouwen ten behoeve van de andere bestemmingen
Waar een basisbestemming, aangegeven op de verbeelding, samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde van de dubbelbestemming;
op en in de gronden als bedoeld in 13.1 mag ten behoeve van de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) (basisbestemmingen), met inachtneming van de daarvoor geldende regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betreft:
vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing op de bestaande plaats, waarbij de oppervlakte op of onder peil niet wordt vergroot, of;
een bouwwerk dat wordt gebouwd zonder graaf- of heiwerkzaamheden die dieper gaan dan 0,5 m onder peil, of;
een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 30 m2;
op en in de gronden als bedoeld in 13.1 mag ten behoeve van de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) (basisbestemmingen), met inachtneming van de daarvoor geldende regels, een bouwwerk met een oppervlakte van meer dan 30m2 en waarbij sprake is van graaf- en/of heiwerkzaamheden die dieper gaan dan 0,5m onder peil uitsluitend worden gebouwd, indien:
de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld, en;
de aanwezige archeologische waarden, gelet op het onder 1 bedoelde rapport, door het bouwen niet wezenlijk worden aangetast;
ter voorkoming van mogelijke schade kan 1 of meer van de volgende verplichtingen aan de vergunning worden verbonden:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
de verplichting tot het doen van opgravingen;
de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
13.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken en de inrichting en het gebruik van de gronden voor zover de gronden zijn aangewezen voor 'Waarde - Archeologie' (dubbelbestemming), indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.4.1 Werken en werkzaamheden
Behoudens het bepaalde in 13.4.2, is het verboden op of in de in 13.1 bedoelde gronden zonder een schriftelijke vergunning van het bevoegde gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren, over een oppervlakte van 30m² of meer, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemming(en):
het uitvoeren van grondbewerkingen waartoe worden gerekend het (af)graven, woelen, mengen, diep- ploegen, egaliseren, ontginnen, heiwerkzaamheden en aanleggen van drainage dieper dan 0,5m onder peil;
het aanleggen, vergraven, verruimen van sloten, vijvers en andere wateren;
het aanleggen of rooien van diepwortelende beplantingen/bomen of bos/boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
13.4.2 Uitzonderingen
Het in 13.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden:
die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan dan wel krachtens een reeds verleende vergunning;
die het normale beheer en onderhoud betreffen;
in het kader van het uitvoeren van een bouwplan als bedoeld in 13.2.2;
in het kader van het uitvoeren van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige.
13.4.3 Voorwaarden verlenen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
De in 13.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien:
de aanvrager van de vergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegde gezag in voldoende mate is vastgesteld, en;
de aanwezige archeologische waarden, gelet op het onder a bedoelde rapport, door het verrichten van die werken en werkzaamheden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad;
met dien verstande dat ter voorkoming van mogelijke schade 1 of meer van de volgende verplichtingen aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden kunnen worden verbonden:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de aanwezige archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
de verplichting tot het doen van opgravingen, en/of;
de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij vergunn ing te stellen kwalificaties.
13.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie (dubbelbestemming)' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van archeologisch onderzoek, daartoe aanleiding geeft.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 14 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 15 Algemene bouwregels
15.1 Ondergrondse bouwwerken
15.1.1 Situering
Tenzij dit elders in de regels is uitgesloten of beperkt, is ondergronds bouwen binnen een bestemmingsvlak toegestaan met dien verstande dat:
100% van het bouwvlak mag worden aangewend voor ondergrondse bouwwerken;
maximaal 40% van het erf mag worden aangewend voor ondergrondse bouwwerken;
het onbebouwd erf niet mag worden aangewend voor ondergrondse bouwwerken;
ondergrondse bouwwerken dienen te worden gebouwd onder het maaiveld en aan de straatzijde onder het straatpeil;
openluchtzwembaden, vijvers en daarmee gelijk te stellen bij een tuin behorende voorzieningen mogen in het bouwvlak en (on)bebouwd erf worden opgericht met dien verstande dat de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50% van het erf en de hoogte niet meer mag bedragen dan 0,5m.
15.1.2 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 15.1.1 ten behoeve van:
het voor 100% ondergronds bebouwen van het erf;
ondergronds bouwen in het onbebouwd erf;
ondergronds bouwen boven het straatpeil.
15.1.3 Voorwaarden
Omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels kan worden verleend mits dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van:
het woon- en leefklimaat en de milieukwaliteit;
de verkeers-, brand-, sociale en externe veiligheid;
de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
de waterhuishouding, de natuurwaarden en de archeologische waarden.
15.1.4 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de maximale bouwdiepte voor ondergrondse bouwwerken.
15.2 Hoofdtoegang woningen
15.2.1 Situering
De hoofdtoegang van grondgebonden woningen, bovenwoningen en een complex van gestapelde woningen dient in de voor- of zijgevel van het gebouw te worden gesitueerd.
15.2.2 Binnenplans afwijken
Het bevoegd gezag kan, indien er geen sprake is van grondgebonden woningen, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 15.2.1, mits:
situering als bedoeld in 15.2.1 op redelijke en aantoonbare wijze niet mogelijk is;
een andere situering van de hoofdtoegang op redelijke wijze aansluiting vindt bij het openbaar gebied, waarbij de afstand tot het openbaar gebied niet meer mag bedragen dan 30m;
de brandveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond.
15.3 Onbebouwd terrein bij gebouwen
15.3.1 Onbebouwd terrein bij woningen
Bij een woning moet - gelet op de kwaliteit van de woonomgeving, zowel bezien vanuit de woning als vanuit de belendende percelen en de omgeving - een onbebouwd terrein aanwezig zijn dat tenminste een strook grond omvat die over de volle breedte van het gebouw aansluit aan de achtergevel en een diepte heeft van - gemeten vanaf het verst achterwaarts gelegen deel van het hoofdgebouw inclusief een eventuele aanbouw - tenminste 5m.
15.3.2 Onbebouwd terrein bij overige gebouwen
Achter een gebouw, waarvan geen deel tot woning anders dan als bedrijfswoning is bestemd, moet een bij het gebouw behorend onbebouwd gedeelte van het bouwperceel aanwezig zijn ter diepte van tenminste 2m achter het verst achterwaarts gelegen deel van het gebouw en wel over de volle breedte daarvan.
15.3.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:
het bepaalde in 15.3.1, voor wat de aanwezigheid van het onbebouwd terrein betreft, indien andere functies dan wonen in het bestemmingsvlak zijn toegestaan en de eerste bouwlaag niet voor bewoning gebruikt wordt;
het bepaalde in 15.3.1, indien een gunstige andere indeling van het bouwperceel aanwezig is en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt;
het bepaalde in 15.3.1 indien sprake is van patiobungalows;
het bepaalde in 15.3.1 indien het plan voorziet in een gezamenlijke (binnen)tuin van voldoende grootte;
het bepaalde in 15.3.2, indien dit geen beletsel vormt voor de bestemming van het gebouw en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt.
15.4 Ruimte tussen bouwwerken
15.4.1 Begrenzing perceelsgrenzen
Wanneer de zijdelingse begrenzing van een bouwwerk niet in de zijdelingse grens van het bouwperceel wordt gebouwd, moet het bouwwerk zodanig zijn gelegen dat de ruimte tussen dit bouwwerk en de zijdelingse grens van het bouwperceel over de breedte van 1m met een minimale hoogte van 2,2m vrij toegankelijk is. Bebouwing van ondergeschikte aard wordt hierbij buiten beschouwing gelaten.
15.4.2 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 15.4.1, indien voldoende mogelijkheid aanwezig is voor reiniging en onderhoud van de vrij te laten ruimte.
15.5 Bouwen in nabijheid van beschermwaardige bomen
15.5.1 Bebouwingsafstand
De afstand van enig bouwwerk tot het hart van een op de bij dit plan gevoegde Boomwaardekaart weergegeven boom bedraagt ten minste 15m.
15.5.2 Toegestane bebouwing
Het bepaalde in 15.5.1 is niet van toepassing indien:
binnen de genoemde afstand van 15m reeds bebouwing voorkomt en na sloop van deze bestaande bebouwing nieuwe bebouwing wordt opgericht met een zelfde afstand tot de boom en een zelfde goot- en bouwhoogte, mits daarbij zodanige maatregelen te worden getroffen, dat de betrokken houtopstand / boom niet wordt geschaad;
een omgevingsvergunning is verleend voor het kappen van de boom;
de boom om andere, van overmacht getuigende redenen reeds eerder is geveld, dan wel door een calamiteit teniet is gegaan.
15.5.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 15.5.1, indien zodanige maatregelen worden getroffen dat het voortbestaan van de betrokken houtopstand / boom wordt gewaarborgd. Als voorwaarde voor deze omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag een bomeneffectanalyse (BEA) van een onafhankelijk boomtechnisch adviesbureau eisen. Deze analyse wordt in elk geval vereist indien:
er sprake is van een 'monumentale boom';
er gegronde vermoedens bestaan dat het bouwwerk of de bouwwerkzaamheden het voortbestaan van de betreffende boom of houtopstand / boom in gevaar kunnen brengen.
Artikel 16 Algemene gebruiksregels
16.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming
Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig de bestemming.
Artikel 17 Algemene aanduidingsregels
17.1 Algemene aanduidingsregels: geluidzone – industrie
In afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie' de volgende regels:
Voor het bouwen geldt dat geen nieuwe bouwwerken mogen worden gebouwd ten behoeve van geluidsgevoelige bestemmingen zoals bedoeld in 'Wet geluidhinder' en 'Besluit geluidhinder', met uitzondering van: ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw, in generlei opzicht wordt vergroot of veranderd; onder verbouwen wordt hier verstaan het bouwkundig veranderen van (een deel) van het gebouw en/of (een van) de daartoe behorende gevels; onder nieuwbouw wordt hier verstaan het geheel of nagenoeg geheel vernieuwen van een gebouw, waarbij de situering, bouwhoogte en bouwmassa geheel of nagenoeg geheel overeenkomen met het gesloopte gebouw; de bouw van een bijgebouw bij een woning of de uitbreiding van een bestaande geluidsgevoelige functie conform de in de basisbestemming voorgeschreven bebouwingsregeling;
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in dit lid, onder a., indien:
is, of kan worden voldaan aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder, of indien;
ontheffing van de voorkeursgrenswaarde is verleend;
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat de gebiedsaanduiding 'geluidszone - industrie' opgeheven wordt indien de bron van de geluidszone is opgehouden te bestaan.
17.2 wetgevingszone - wijzigingsgebied
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduidingen 'Wetgevingszone - wijzigingsgebied 1' en 'Wetgevingszone - wijzigingsgebied 2' de dubbelbestemming 'Leiding – Hoogspanningsverbinding' te verwijderen en bestemming 'Groen' te wijzigen in de bestemming 'Woongebied' met de aanduiding 'bouwvlak' overeenkomstig de bepalingen uit artikel 10, met dien verstande dat:
In afwijking van artikel 10.1.2 onder a ter plaatse van de aanduiding 'wijzigingsgebied 1' het aantal woningen maximaal 1 bedraagt;
In afwijking van artikel 10.1.2 onder a ter plaatse van de aanduiding 'wijzigingsgebied 2' het aantal woningen maximaal 1 bedraagt;
de bestaande hoogspanningsleiding is verwijderd.
Artikel 18 Algemene afwijkingsregels
18.1 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van maten
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de in het plan genoemde maten en afmetingen met ten hoogste 10%. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:
de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
voldaan is aan de volgende voorwaarden:
de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet cumulatief worden gebruikt;
de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet tot gevolg hebben dat een nieuwe bouwlaag ontstaat.
18.2 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van grenzen
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de planregels ten behoeve van het in geringe mate afwijken van een vastgesteld onderdeel van een grens van een bouwvlak, bestemmingsvlak, functie-aanduidingsvlak of maatvoeringsvlak, indien bij het definitief ontwerp, bij definitieve uitmeting e.d. blijkt dat enige geringe afwijking in het belang van een bebouwing of inrichting is. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:
de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
18.3 Binnenplans afwijken t.b.v. overschrijdingen van de toegelaten bouwhoogten
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van utiliteitsvoorzieningen;
18.4 Binnenplans afwijken t.b.v. parkeer- en stallingsvoorzieningen
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van parkeer- en stallingsvoorzieningen met bijbehorende bovengrondse bouwwerken zoals in- en uitritten, in- en uitgangen, trappenhuizen, liften, hellingbanen, bewakings- /portiersloges e.d., onder de volgende voorwaarden:
de maximale oppervlakte van de bijbehorende bovengrondse bouwwerken mag 30m2 bedragen;
de maximale hoogte van de bijbehorende bovengrondse bouwwerken mag 4,5m bedragen.
18.5 Binnenplans afwijken t.b.v. aan-huis-verbonden beroep
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan voor wat betreft de voorwaarden, zoals beschreven in de begripsregels, waaronder overeenkomstig de desbetreffende bestemmingsomschrijving een aan huis verbonden beroep is toegelaten, indien door de aard van de werkzaamheden het beroep niet of bezwaarlijk anders dan aan huis of op de betreffende locatie kan worden uitgeoefend.
18.6 Binnenplans afwijken t.b.v. evenementen
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van incidenteel en kortstondig afwijkend gebruik van particuliere percelen / bebouwing voor het plaatsen van tijdelijke onderkomens zoals (feest)tenten, kiosken e.d. ten behoeve van festiviteiten met een openbaar karakter (muziekfestival, zeskamp, sportwedstrijd, show/voorstelling, tentoonstelling, beurs, markt, e.d.) voor de duur van een aantal (aaneengesloten) dagen (over het algemeen 3 á 4), met dien verstande dat aan deze omgevingsvergunning voorwaarden kunnen worden verbonden ter beperking van onaanvaardbare overlast van de (woon)omgeving, onder meer voor wat betreft parkeren, geluidhinder, situering van tijdelijke onderkomens e.d.
18.7 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwwerken van algemeen nut
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de bouwregels, opgenomen in de bestemmingsregels in Hoofdstuk 2, ten behoeve van het bouwen van bouwwerken van algemeen nut, met dien verstande dat:
de oppervlakte niet meer dan 50m² mag bedragen.
Artikel 19 Algemene wijzigingsregels
19.1 Wijzigingsbevoegdheid reconstructie, herverkaveling of renovatie
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van:
de reconstructie of herverkaveling van een (deel van een) bouwblok met in het ongerede geraakte, al dan niet complexgewijze bebouwing waarvan de functie wordt beëindigd;
de reconstructie van een (deel van een) bouwblok waarbij de functie geheel of grotendeels wordt gehandhaafd, maar (infra-) structuur, ontsluiting, verkaveling e.d. worden aangepast;
de reconstructie, herverkaveling of renovatie van een gebouw of een bouwblok waarbij nieuwe rooilijnen kunnen worden weergegeven;
de ontsluiting of herverkaveling van het gebied ten einde nieuwe bestemmingen 'Verkeer' of 'Verkeer - Verblijf' projecteren;
de herverkaveling van het gebied of om tot een optimale verkaveling te komen, door aangrenzende bestemmingen voor openbaar gebied ('Verkeer', 'Verkeer - Verblijf' e.d.) geheel of deels om te zetten in een nieuw te realiseren bestemming binnen die herverkaveling, of deze bestemmingen geheel of deels elders in de nieuwe verkaveling onder te brengen;
er mag geen sprake zijn van functiewijzigingen welke in strijd zijn met rijks-, provinciaal dan wel gemeentelijk beleid;
na wijziging zijn de regels van het bestemmingsplan hierop van toepassing.
19.2 Wijzigingsbevoegdheid verwijderen aanduidingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, zodanig dat een weergegeven aanduiding wordt verwijderd indien de binnen deze aanduiding toegelaten functie is beeindigd en wordt omgezet in een binnen het ter plaatse geldende bestemmingsvlak toegelaten functie.
19.3 Wijzigingsbevoegdheid uitwisseling van aanduidingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een weergegeven aanduiding te wijzigen in een andere aanduiding, met dien verstande dat:
de ingevolge de aanduiding ter plaatse geldende maximaal toelaatbare milieucategorie voor functies of activiteiten uit de Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten niet mag worden overschreden;
19.4 Wijzigingsbevoegdheid broedplaatsfunctie
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de vestiging van de functies bedrijf, kantoor, maatschappelijk, recreatie, sport of dienstverlening binnen het bestemmingsvlak 'Wonen', met dien verstande dat:
uitsluitend sprake mag zijn van een activiteit die is vermeld in de categorieën 1 of 2 van de bijgevoegde Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten;
de omvang van de functie ten hoogste 200m2 bruto vloeroppervlak mag bedragen;
geen sprake mag zijn van activiteiten die worden verricht in de nachtperiode (van 22:00uur tot 07:00uur);
geen sprake mag zijn van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige andere functies dan wonen;
in voldoende mate wordt voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;
geen sprake mag zijn van buitenopslag;
geen sprake mag zijn van functiewijzigingen welke in strijd zijn met rijks-, provinciaal dan wel gemeentelijk beleid.
19.5 Wijzigingsbevoegdheid bestemmingsvlakgrenzen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:
de in het plan begrepen bestemmingen die grenzen aan gronden met de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' (V-VB) te wijzigen voor de indeling van gronden zoals ten behoeve van een herinrichting, een asverschuiving, herinrichting kruispunten, aanleg (mini)rotondes e.d., met dien verstande dat:
de bestemmingen mogen worden gewijzigd voor een verschuiving van de bestemmingsgrenzen van maximaal 25m;
de verwerkelijking van de in het plan begrepen bestemmingen gewaarborgd dient te blijven, dat wil zeggen dat de bestemmingen door de wijzigingen niet onevenredig mogen worden aangetast;
bestemmingsgrenzen te wijzigen indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt noodzakelijk is voor zover zulks het belang van een goede ruimtelijk ordening van het plan niet schaadt en zodanig dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.
19.6 Wijzigingsbevoegdheid bouwwerken van algemeen nut
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen, dat bouwwerken van algemeen nut met een groter oppervlak dan 50m2 kunnen worden gebouwd, zulks tot een maximale oppervlakte van 100 m2.
Artikel 20 Algemene procedureregels
Op het stellen van nadere eisen op grond van enige bepaling van de regels van dit bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.
Artikel 21 Overige regels
21.1 Algemene regels inzake nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
de aard en omvang van kantines, restauratieve voorzieningen e.d. die ondersteunend zijn voor (openlucht-)sport en recreatie en maatschappelijke voorzieningen teneinde de ondergeschiktheid van die voorzieningen veilig te stellen en/of ter bescherming van de woonfunctie en/of ter voorkoming van een onevenredige aantasting van andere functies in de omgeving;
de bereikbaarheid van gebouwen vanuit en de situering van de hoofdentree van gebouwen ten opzichte van de openbare ruimte;
de situering en afmetingen van groenvoorzieningen;
de situering en afmetingen van parkeergelegenheid, ook op eigen terrein;
de situering van toegangswegen en -paden tot gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en open erven.
21.2 Algemene regels inzake omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.2.1 Werken en werkzaamheden nabij beschermwaardige bomen
Het is verboden zonder een schriftelijke vergunning van het bevoegde gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren binnen een afstand van 15m tot het hart van een op de bij dit plan gevoegde Boomwaardekaart weergegeven boom:
het ontgronden, bodem verlagen of afgraven, ophogen, verdichten, verplaatsen, afgraven of egaliseren van grond, inclusief het graven van sleuven en het leggen van (ondergrondse) leidingen;
het wijzigen van het grondwaterpeil;
het verrichten van werken of werkzaamheden die beschadigingen van wortels, stam of kroon van de betrokken boom tot gevolg kunnen hebben.
21.2.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in 21.2.1 is niet van toepassing indien:
een omgevingsvergunning is verleend voor het kappen van de boom;
de houtopstand om andere, van overmacht getuigende redenen reeds eerder is geveld, danwel door een calamiteit teniet is gegaan;
het gaat om werken en werkzaamheden die het normale onderhoud of beheer betreffen;
het gaat om werken en werkzaamheden van ondergeschikte betekenis.
21.2.3 Toelaatbaarheid
De werken en werkzaamheden als bedoeld in 21.2.1 zijn slechts toelaatbaar indien door de uitvoering van de werken of werkzaamheden of door de gevolgen daarvan geen onherstelbare schade aan de betrokken boom toegebracht wordt. Het bevoegd gezag is bevoegd om:
voorwaarden te verbinden aan de in 21.2.1 bedoelde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, ter vermindering of ter voorkoming van schade die de in 21.2.1 genoemde werken of werkzaamheden of de gevolgen daarvan aan de betrokken boom zouden kunnen toebrengen. Onder schade wordt tevens begrepen een vermindering of verslechtering van groeimogelijkheden;
ten behoeve van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden voor de onder 21.2.1 genoemde werken/werkzaamheden een BEA- onderzoek (= bomeneffectanalyse) van een onafhankelijk boomtechnisch adviesbureau te eisen.
21.3 Parkeerregeling
21.3.1 Parkeren
De gronden mogen enkel worden gebruikt onder voorwaarde dat ten behoeve van het parkeren of stallen van (motor)voertuigen in, op of onder het gebouw dan wel op het onbebouwde terrein dat bij het gebouw hoort, in voldoende mate parkeergelegenheid aanwezig is, zoals neergelegd in de op 14 november 2017 door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde nota 'parkeernormen Tilburg 2017'
het bevoegd gezag kan slechts een omgevingsvergunning verlenen voor de activiteiten bouwen en/of gebruiken van gronden en/of de activiteit handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening, indien bij aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, zoals neergelegd in de nota 'Parkeernormen Tilburg 2017'. Indien deze parkeernota gedurende de planperiode wordt gewijzigd dient te worden voldaan aan de gewijzigde parkeernormen en rekenmethode.
De onder a. bedoelde plaatsen voor het stallen van voertuigen moeten afmetingen hebben die afgestemd zijn op gangbare (motor)voertuigen, zoals neergelegd in de nota 'Parkeernormen Tilburg 2017'. Indien deze parkeernota gedurende de planperiode wordt gewijzigd dient te worden voldaan aan de desbetreffende wijzigingen.
21.3.2 Laden en lossen
Indien de bestemming van een bouwwerk of een terrein aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen moet zijn verzekerd, dat op eigen terrein wordt voorzien in voldoende ruimte voor laden en lossen, zoals neergelegd in de CROW Kennisbank in ASVV 2012.
21.3.3 Afwijken van de regels
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van artikel 21.3.1 en 21.3.2 indien:
op andere wijze in de nodige laad- of losruimte wordt voorzien;.
wordt voldaan aan de voorwaarden en vrijstellingsregels zoals neergelegd in de nota 'Parkeernormen Tilburg 2017'. Indien deze parkeernota gedurende de planperiode wordt gewijzigd dient te worden voldaan aan de desbetreffende wijzigingen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 22 Overgangsrecht
22.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
het bevoegd gezag kan eenmalig omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%;
het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.
22.2 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 23 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: