direct naar inhoud van Artikel 3 Centrum
Plan: Centrum Zuid 2008, 2e herziening (Piusplein 26-30)
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2011001-e001

Artikel 3 Centrum

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Functies

De voor ´Centrum´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel uitsluitend op de begane grond;
  • b. bedrijfsactiviteiten die zijn genoemd in Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten-functiemengingonder de categorieën A en B, met uitzondering van:
    • 1. bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder jo. artikel 2.4. van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer van de Wet Milieubeheer;
    • 2. risicovolle inrichting;

met dien verstande dat de bedrijfsactiviteiten uitsluitend op de begane grond zijn toegestaan.

  • c. kantoren tot maximaal 250 m² bruto vloeroppervlak per zelfstandige eenheid met een maximum van 700 m² bruto vloeroppervlak per bestemmingsvlak uitsluitend op de begane grond;
  • d. maatschappelijke voorzieningen uitsluitend op de begane grond met dien verstande dat in dit geval tot maatschappelijke voorzieningen niet worden gerekend de zogenaamde 'andere gezondheidszorggebouwen' (blijkens hun constructie en inrichting bestemd voor doeleinden van medische verpleging, verzorging of behandeling dan wel van medisch onderzoek) zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en de daarop gebaseerde uitvoeringsregelingen;
  • e. recreatie uitsluitend op de begane grond;
  • f. sport uitsluitend op de begane grond;
  • g. dienstverlening uitsluitend op de begane grond;
  • h. wonen in gestapelde woningen uitsluitend op de verdieping;
  • i. bed & breakfast tot maximaal 2 kamers;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage', een ondergrondse parkeergarage;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' uitsluitend een onderdoorgang met een minimale hoogte van 5,8 m;
  • l. bouwwerken van algemeen nut.
3.1.2 Bijbehorende voorzieningen

De voor ´Centrum´ aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  • a. parkeer-, stallings- en verkeersvoorzieningen;
  • b. groen- en speelvoorzieningen;
  • c. kantines / restauratieve voorzieningen;
  • d. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • e. tuinen en erven;
  • f. objecten voor beeldende kunst;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

voor zover deze behoren bij, en ondergeschikt zijn aan de onder 3.1.1 genoemde functies.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Hogere grenswaarden

Bij het realiseren van de toegelaten geluidgevoelige objecten moet worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde volgens de Wet geluidhinder dan wel aan de van toepassing zijnde vastgestelde hogere grenswaarde (Bijlage 2 bij de regels) en de daarin opgenomen voorwaarden.

3.2.2 Algemeen

Bestaande bebouwing welke krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht.

3.2.3 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen ondergeschikte delen van een bouwwerk, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, het bouwvlak overschrijden;
  • c. ten minste 80% van de voorgevel van een gebouw moet in de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
  • d. het bebouwingspercentage mag 100 bedragen;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan met de maatvoeringsaanduiding is aangegeven;
  • f. het bouwen van ondergrondse bouwwerken is toegestaan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 5.1.
3.2.4 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uit maximaal één bouwlaag bestaan;
  • c. ten aanzien van de hoogte:
    • 1. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen met een platte afdekking mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de hoofdbebouwing vermeerderd met een dakconstructie van maximaal 0,5 m, met een maximale totale hoogte van 4,5 m;
    • 2. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen met een platte afdekking mag ten hoogste 3 m bedragen;
    • 3. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een schuine kap mag ten hoogste 3 m bedragen en de bouwhoogte ten hoogste 4,5 m waarbij de dakhelling maximaal 45° mag bedragen. Deze afschuining geldt niet:
      • in die gevallen waarbij op het naastgelegen perceel in de perceelscheiding al een gebouw met een zelfde of hogere hoogte aanwezig is dan wel gelijktijdig wordt opgericht,
      • ten aanzien van topgevels.
3.2.5 Bouwwerken van algemeen nut

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht met uitzondering van de gronden gelegen voor de (verlengde) voorgevelrooilijn;
  • b. de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5 m;
  • c. de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50 m².
3.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag in het bouwvlak niet meer dan 3 m en bedragen.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
    • 1. een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de brandveiligheid;
    • 5. de milieusituatie;
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  • b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
  • c. de vorm, afmetingen en plaatsing van de bebouwing boven een hoogte van 10 m boven het straatpeil in een strook ter diepte van 3 m achter de voorgevelrooilijn in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld;
  • d. de vorm, de afmetingen en de plaatsing van de derde bouwlaag boven een hoogte van 6 m boven het straatpeil indien de maximale hoogte niet meer bedraagt dan 10 m, zulks in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwen in het bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de voorwaarden in 3.4.3, omgevingsvergunning te verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 3.2.3 onder c, voor zover dit het stedenbouwkundige beeld ter plaatse ten goede komt.

3.4.2 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwen in het onbebouwd erf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de voorwaarden in 3.4.3, omgevingsvergunning te verlenen voor het binnenplans afwijken van:

  • a. het bepaalde in 3.2.6, voor de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die naar hun aard en bestemming op een onbebouwd erf toelaatbaar zijn, met een maximum van 5 m;
  • b. het bepaalde in 3.2.6 voor vlaggenmasten in het onbebouwd erf tot een hoogte van maximaal 10 m.
  • c. het bepaalde in 3.2.3, voor bouwwerken ten behoeve van gevelrenovatie met een maximum van 0,30 m;
  • d. het bepaalde in 3.2.4 voor ondergrondse bouwwerken, zoals kelders en kelderingangen mits de bovenzijde daarvan niet hoger gelegen is dan het straatpeil;
  • e. het bepaalde in 3.2.3 onder a., voor balkons en galerijen van maximaal 1,5 m diepte;
  • f. het bepaalde in 3.2.3 onder a., voor trappenhuizen, buitentrappen en liftschachten en hijsinrichtingen;
  • g. het bepaalde in 3.2.3 onder a., voor reclametoestellen en draagconstructies voor reclames.
3.4.3 Voorwaarden

Omgevingsvergunningen als bedoeld in 3.4.1 en 3.4.2 worden slechts verleend indien:

  • a. de bebouwingskarakteristiek van de straat niet onevenredig wordt geschaad;
  • b. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt;
  • c. de brandveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. de milieusituatie niet onevenredig wordt aangetast;
  • e. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • g. de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • h. vanuit stedenbouwkundig oogpunt in beginsel rekening worden gehouden met eventuele zichthoeken vanuit belendende percelen.

3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming ´Centrum´, wordt in elk geval gerekend:

  • a. het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • b. het gebruik van een woning voor de huisvesting van meer dan 5 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur};
  • c. het storten van puin en afvalstoffen, tenzij deze ter realisering en/of handhaving van de bestemming is;
  • d. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, tenzij deze ter realisering en/of handhaving van de bestemming is.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Binnenplans afwijken m.b.t. functiemenging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd omgevingsvergunning te verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 3.1.1 onder h met betrekking tot de verplichting tot functiemenging op de begane grond, indien uit marktonderzoek blijkt die functiemenging niet realiseerbaar is.

3.6.2 Binnenplans afwijken t.b.v. onzelfstandige wooneenheden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd omgevingsvergunning te verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 3.5.1 sub b ten behoeve van het maximaal aantal gehuisveste personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur) - in een woning - indien:

  • a. de betreffende woning zodanig is gesitueerd dat bewoning door meer dan 5 personen in onzelfstandige wooneenheden aanvaardbaar is, dit in relatie tot omliggende woningen;
  • b. voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor de bewoners van de betreffende woning;
  • c. aannemelijk is dat op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt.
3.6.3 Binnenplans afwijken aantal kamers t.b.v. bed & breakfast

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd omgevingsvergunning te verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 3.1.1 onder i tot het verlenen van bed & breakfast in maximaal 4 kamers.

3.6.4 Binnenplans afwijken t.b.v. meest doelmatig gebruik

Burgemeester en wethouders verlenen omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 3.5.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming ´Centrum´ wijzigen -zodanig dat een aanduiding ´horeca van categorie 1´ wordt toegevoegd- in de navolgende gevallen:
    • 1. indien zich binnen een straal van 500 m van het beoogde vestigingspunt geen horeca-inrichtingen van de categorie 1, 2 of 3 bevinden en mits geen sprake is van strijd met rijks-, provinciaal, dan wel gemeentelijk beleid;
  • b. Burgemeester en wethouders verklaren op de gewijzigde bestemming de regels van het plan van overeenkomstige toepassing.