direct naar inhoud van Artikel 5 Algemene bouwregels
Plan: Centrum Zuid 2008, 2e herziening (Piusplein 26-30)
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2011001-e001

Artikel 5 Algemene bouwregels

5.1 Ondergrondse bouwwerken
5.1.1 Situering

Tenzij dit elders in de regels is uitgesloten, is ondergronds bouwen binnen een bestemmingsvlak toegestaan met dien verstande dat:

  • a. 100% van het bestemmingsvlak mag worden aangewend voor ondergrondse bouwwerken;
  • b. ondergrondse bouwwerken dienen te worden gebouwd onder het maaiveld en aan de straatzijde onder het straatpeil.

en mits dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van:

  • 1. het woon- en leefklimaat en de milieukwaliteit;
  • 2. de verkeers-, sociale-, brand. en externe veiligheid;
  • 3. de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • 4. de waterhuishouding, natuurwaarden en de archeologische waarden.
5.1.2 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd omgevingsvergunning te verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 5.1.1 voor:

  • a. ondergronds bouwen boven het straatpeil.
5.1.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de maximale bouwdiepte voor ondergrondse bouwwerken.

5.2 Hoofdtoegang woningen
5.2.1 Situering

De hoofdtoegang van een complex van gestapelde woningen dient in de voor- of zijgevel van het gebouw te worden gesitueerd.

5.2.2 Binnenplans afwijken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien er geen sprake is van grondgebonden woningen, omgevingsvergunning te verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 5.2.1, mits:

  • a. situering als bedoeld in 5.2.1 op redelijke en aantoonbare wijze niet mogelijk is;
  • b. een andere situering van de hoofdtoegang op redelijke wijze aansluiting vindt bij het openbaar gebied, waarbij de afstand tot het openbaar gebied niet meer mag bedragen dan 30 m;
  • c. de brandveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • e. de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond.

5.3 Ruimte tussen bouwwerken
5.3.1 Begrenzing perceelsgrenzen

Wanneer de zijdelingse begrenzing van een bouwwerk niet in de zijdelingse grens van het bouwperceel wordt gebouwd, moet het bouwwerk zodanig zijn gelegen dat de ruimte tussen dit bouwwerk en de zijdelingse grens van het bouwperceel over de breedte van 1 m met een minimale hoogte van 2,2 m vrij toegankelijk is. Bebouwing van ondergeschikte aard wordt hierbij buiten beschouwing gelaten.

5.3.2 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd omgevingsvergunning te verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 5.3.1, indien voldoende mogelijkheid aanwezig is voor reiniging en onderhoud van de vrij te laten ruimte.

5.4 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De regels van de Bouwverordening ten aanzien van de onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. de bereikbaarheid van de gebouwen voor wegverkeer;
  • b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • c. de parkeergelegenheid en de laad- en losmogelijkheden.