Plan: | Buitengebied De Zandleij 2012 |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0855.BSP2010020-e001 |
Het ontwerpbestemmingsplan heeft, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), gedurende zes weken ter inzage gelegen, te weten van 8 oktober tot en met 19 november 2012. Tijdens deze periode zijn er 25 zienswijzen ingediend. Deze worden hieronder zakelijk weergegeven, met daarbij het uiteindelijke standpunt van het gemeentebestuur ten aanzien van die zienswijzen.
N.B: in verband met de toepassing van de Wet bescherming persoonsgegevens zijn de zienswijzen van natuurlijke personen geanonimiseerd weergegeven (zulks o.a. n.a.v. een bericht van de VNG van 2 oktober 2009).
Zienswijze 1
Waalwijkseweg 18 staat ten onrechte als bedrijfswoning op de verbeelding van het bestemmingsplan. De woning is indertijd gebouwd als tweede bedrijfswoning, maar is door onvoorziene familieomstandigheden al sinds 23 november 2003 niet langer als zodanig in gebruik. In verband met de inmiddels door het parlement geloodste en op 23 oktober 2012 in het Staatsblad (Staatsblad 2012, nr. 493) gepubliceerde Wet plattelandswoningen verzoekt indiener aan genoemde woning de status van plattelandswoning toe te kennen.
Standpunt gemeentebestuur
Inmiddels is duidelijk dat de Wet plattelandswoningen in werking is getreden op 1 januari 2013. Ten tijde van de indiening en ontvangst van de zienswijze was dit nog niet het geval. De situatie m.b.t. derdebelanghebbenden is helder. Aan het verzoek kan derhalve worden medegewerkt, mits leges worden betaald voor een planherziening op aanvraag en een planschadeverhaalsovereenkomst wordt getekend. Indiener heeft zich hiermee bij email van 10 januari 2013 akkoord verklaard. De tweede bedrijfswoning blijft als bedrijfswoning bestemd, maar wordt daarnaast tevens aangeduid als plattelandswoning. In de regels is opgenomen dat dit betekent dat de woning ook als burgerwoning mag fungeren en dat voornoemde wet op deze woning van toepassing is. Hierdoor wordt het naastgelegen agrarische bedrijf niet in zijn mogelijkheden beperkt.
Conclusie: de zienswijze is gegrond, het plan is in bovenstaande zin aangepast.
Zienswijze 2
In het ontwerpbestemmingsplan is ten aanzien van glastuinbouwbedrijven opgenomen dat deze naar maximaal 3 hectare netto glas mogen groeien, voor zover het bouwvlak voorzien is van de aanduiding 'glastuinbouw'. Aangezien het bouwvlak aan Kuil 27A een omvang heeft van circa 2,2 hectare, is doorgroei naar deze maximale oppervlakte niet mogelijk op de desbetreffende locatie. De wens om deze doorgroei te kunnen realiseren is wel aanwezig bij het bedrijf. Daarvoor is het noodzakelijk dat de mogelijkheid wordt geboden om door te kunnen groeien naar 3 hectare netto glas. Dit is ook conform het provinciaal beleid (Verordening ruimte 2012) mogelijk. In het ontwerpbestemmingsplan ontbreekt een wijzigingsbevoegdheid of afwijkingsmogelijkheid die het mogelijk maakt om de aanduiding 'glastuinbouw' te vergroten naar 3 hectare. Indiener verzoekt om deze mogelijkheid in het plan op te nemen.
Standpunt gemeentebestuur
Er zijn geen redenen om niet aan het verzoek mee te werken, e.e.a. past binnen provinciaal beleid en ook gemeentelijk beleid staat niet aan een dergelijke mogelijkheid in de weg. Gelet op de aard van de zaak ligt een wijzigingsbevoegdheid (onder relevante voorwaarden, zoals landschappelijke inpassing/kwaliteitsverbetering landschap) meer voor de hand dan een afwijkingsmogelijkheid. Het gaat feitelijk immers om de mogelijkheid om omvangrijke gebouwen op te richten waar dat eerst binnen het bouwblok niet mogelijk was, dan wel om bouwblokvergroting.
Conclusie: de zienswijze is gegrond, het plan is in bovenstaande zin aangepast.
Zienswijze 3
De bestemming van de gronden aan het Kuilpad, ter hoogte van Akkerdistel 10, is agrarisch. Er worden hobbymatig paarden en pony's gehouden en er is een open mestopslag zonder bodem en afdekvoorzieningen (en grenzend aan een houten schuurtje). De mestopslag is gelegen binnen 25 meter van de grens bebouwde kom van Udenhout. In de zomer bij warme dagen, afhankelijk van de windrichting, is er stankoverlast binnen de bebouwde kom, vooral bij de bewoners van de Akkerdistel. Voor agrarisch gebruik zijn de van toepassing zijnde regels duidelijk. Wat echter bij hobbygebruik, indien 7 tot 10 paarden c.q. pony's op een perceel worden gehouden? Welke regelgeving is voor hobbygebruik van toepassing? Het ontwerpbestemmingsplan geeft daar geen enkele richting cq duidelijkheid over.
Standpunt gemeentebestuur
Het is juist dat het bestemmingsplan in expliciete zin niets regelt over hobbymatig gebruik van agrarische gronden. Evenmin wordt expliciet iets geregeld voor bedrijfsmatig gebruik van agrarische gronden. Gronden met de bestemming 'Agrarisch' zijn blijkens de planregels bestemd voor 'agrarische bodemexploitatie'. Regels voor mestopslagen worden niet opgenomen in een bestemmingsplan. Waaraan een mestopslag moet voldoen, wordt geregeld via het milieuspoor. In die zin is de zienswijze dan ook ongegrond. Qua milieuregels hoeft voor de mestopslag niet voldaan te worden aan de regels voor agrarische bedrijven. O.a. aan de hand van een bezichtiging van de situatie ter plaatse op 11 januari 2013 is geoordeeld dat sprake is van hobbymatige activiteiten. Dit laat echter onverlet dat geen onevenredige hinder mag worden veroorzaakt. Dit is ook aan de indiener van de zienswijze uitgelegd. Met hem is afgesproken dat hij in het zomerseizoen, zodra er sprake is van klachten, contact opneemt met de gemeente, die dan op zo kort mogelijke termijn de situatie zal beoordelen en eventueel handelend op zal treden op basis van APV, Activiteitenbesluit of andere regelgeving.
Conclusie: de zienswijze is ongegrond.
Zienswijze 4
Kuil 25A is niet geheel juist geïnventariseerd aangaande het gebruik. Sinds de splitsing van het perceel (waarschijnlijk in 1999) is al sprake van een burgerwoning in het buitengebied. In het nu voorliggende plan is dan ook terecht een woonbestemming opgenomen. Het bestemmingsvlak heeft echter niet de juiste afmetingen. Op deze wijze komt de inrit naar het perceel buiten het bestemmingsvlak te liggen alsmede de parkeerruimte en het zwembad. Daar de bovenstaande onderdelen geen agrarische functie hebben en de woonbestemming anders niet vanaf de openbare weg te benaderen is vraagt indiener om het bestemmingsvlak hierop aan te passen. Ter verduidelijking zijn een luchtfoto en foto's van het perceel toegevoegd waarop duidelijk te zien is dat er een "voetpad" van het parkeerterrein naar het zuidwesten loopt. Dit zou volgens indiener de splitsing moeten zijn tussen de agrarische gronden en de woonbestemming. De westelijk van dit pad gelegen gronden zijn inclusief het zwembad ingericht als (achter)tuin. De gronden oostelijk van dit pad zijn weide/grasland.
Standpunt gemeentebestuur
Kuil 25A is juist geïnventariseerd. In het voorgaande bestemmingsplan De Zandleij, 1e herziening had het perceel de bestemming 'agrarisch verwant bedrijf'. Dat is inmiddels veranderd in de bestemming 'Wonen-Buitengebied'. Hierbij is de omvang van het bestemmingsvlak ongewijzigd gebleven, hetgeen al vrij ongebruikelijk is. Normaliter wordt het bestemmingsvlak van een agrarisch (verwant) bedrijf verkleind indien de bestemming wijzigt in 'Wonen-Buitengebied'. In casu is dit ongemoeid gebleven. Dat naastgelegen agrarische gronden de facto bij de tuin zijn getrokken, hoeft door de gemeente niet te worden gehonoreerd met een vergroting van het bestemmingsvlak. Zie verder ook de beantwoording van de zienswijze van de provincie i.r.t. de omvang van bestemmingsvlakken 'Wonen-Buitengebied' in het algemeen.
Conclusie: de zienswijze is ongegrond.
Zienswijze 5
Tussen de percelen sectie E, nr. 3373 en sectie E, nr. 382 staat in het digitale plan op ruimtelijkeplannen.nl "Brandsesteeg" vermeld, maar het voorste stuk is gewoon kavelpad. Het pad tussen Groenstraat 96 en 98 heet "Winkelsesteeg", i.t.t. tot het ook daar vermelde "Brandsesteeg". Daarnaast is het perceel sectie B, nr. 2842 bestemd voor Wonen (als tuin bij Groenstraat 117), maar dit is gewoon landbouwgrond en deze wordt ook zo gebruikt.
Standpunt gemeentebestuur
De beide opmerkingen aangaande de ondergrond en naamgeving worden naar ons oordeel terecht gemaakt. Probleem is echter dat de ondergrond die op www.ruimtelijkeplannen.nl gebruikt wordt, afkomstig is van het Kadaster, namelijk de TOP10NL. De website zegt er zelf over: De topografische ondergrond op ruimtelijkeplannen.nl is afkomstig uit de Basisregistratie Topografie (BRT). Deze digitale topografische kaarten zijn niet altijd up-to-date en zijn met name geschikt voor de oriëntatie. Hoewel dit deel van de zienswijze gegrond is, ligt het niet in het vermogen van de gemeente om dit spoedig aan te passen. Voor de goede orde wijzen wij erop dat de ondergrond op zichzelf niet juridisch bindend is. Ook het tweede deel van de zienswijze, de opmerking aangaande het perceel sectie B, nr. 2842, is gegrond, blijkens de luchtfoto van 2012. Dit perceel krijgt een agrarische bestemming.
Conclusie: de zienswijze is gegrond, het plan is in bovenstaande zin aangepast.
Zienswijze 6
De zienswijze is ingetrokken bij brief d.d. 25 januari 2013, omdat indienster een aanvraag zal indienen voor een herziening van het bestemmingsplan in een aparte procedure.
Deze keuze is gemaakt nadat er een gesprek met de wethouder Economie heeft plaatsgevonden en er een positief antwoord op een principeverzoek is ontvangen, waarin de uitbreidingsmogelijkheden voor de camping zijn aangegeven, alsmede de voorwaarden waaraan moet worden voldaan. Indienster heeft verzocht om de raad wel in kennis te stellen van haar zienswijze.
Kort weergegeven komt de zienswijze op het volgende neer:
Indienster geeft aan dat de bestemmingsplanregeling voor de camping Cambiance aan de Oude Bosschebaan achterhaald is, gebaseerd is op het nu vigerende bestemmingsplan De Zandleij van 2002 en voorbij gaat aan een in 2001 afgegeven exploitatievergunning, aan de feitelijke situatie en aan de plannen van de Cambiance tot herstructurering.
Cambiance wil dat het agrarische perceel langs de Schoorstraat kampeerterrein wordt. Zo ook het perceel dat wordt omsloten door de Schoorstraat, de Oude Bosschebaan en het fietspad. Een perceel ten oosten van de Oude Bosschebaan dient bestemd te worden voor toeristisch kamperen en een ander perceel voor dagrecreatie. Verder dienen het kantoor/ receptie, het restaurant, het zwembad , de bedrijfswoning en de speelvoorzieningen geregeld te worden. Het aantal recreatieve nachtverblijven dient 400 te bedragen. In de regels dient bepaald te worden dat een stacaravan niet als gebouw aangemerkt dient te worden maar als bouwwerk. Verder dient opgenomen te worden dat stacaravans en bijgebouwen niet bij het te bebouwen oppervlak meegerekend moeten worden. De voorzieningen mogen ook door andere dagrecreanten dan campinggasten gebruikt worden. In het gebied Schoorstraat, Oude Bosschebaan, fietspad dient een wijzigingsbevoegdheid opgenomen te worden voor 75 recreatiewoningen. Het fietspad aan de noordzijde moet apart bestemd worden. Het valt nu binnen de bestemming Recreatie. En de functie-aanduiding intensieve veehouderij dient geschrapt te worden van het bedrijf Schoorstraat 53. Niet gemotiveerd wordt waarom dit laatste gewenst is.
Cambiance wil verder de horeca, blijkens de voorgestelde voorschriften, verbreden tot niet alleen de campinggasten maar tot algemeen toegankelijke, niet-bijbehorende en ondergeschikte horeca. Gevraagd wordt daarom om horeca tot maximaal 300m² met een buitenterras van maximaal 140m². Ook de overige voorzieningen wil reclamante voor eenieder open stellen.
Ten overvloede standpunt gemeentebestuur n.a.v. de ingetrokken zienswijze:
De herstructureringsplannen van Cambiance zijn al langer bekend bij de gemeente. Van beide zijden is hier met wisselende intensiteit aan gewerkt. De afgelopen twee jaar heeft de portefeuillehouder Economie, met ambtelijke ondersteuning, zich zeer intensief met de plannen van Cambiance bezig gehouden. Na veel overleg, waarbij verzoeken van reclamante niet altijd duidelijk waren en nog al eens wijzigden, heeft dit geresulteerd in een integrale (globale) beoordeling van de plannen. Bij brief van 12 december 2012 heeft reclamante een reactie op haar (principe)verzoek ontvangen. Deze brief is bij het intrekkingsverzoek gevoegd. Er kan nu een formeel verzoek voor herziening van het bestemmingsplan worden ingediend. De verwachting is dat aan de meeste wensen van reclamante in principe tegemoet kan worden gekomen, zij het dat bij een aantal zaken dit pas kan na nader onderzoek, burgerparticipatie etc.
Conclusie: de zienswijze is ingetrokken.
Zienswijze 7
De zienswijze richt zich tegen de nieuw op te richten woning bij Kuil 5 te Udenhout.
Standpunt gemeentebestuur
Deze woning wordt juridisch-planologisch mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan De Zandleij, 7e herziening. Om verwarring en rechtsbeschermingsproblemen te voorkomen is besloten het plangebied van dat plan alsnog buiten het plangebied van het voorliggende beheerplan te houden. De zienswijze is ambtshalve aangemerkt als zienswijze tegen het plan De Zandleij, 7e herziening.
Conclusie: de zienswijze wordt buiten behandeling gelaten en aangemerkt als zienswijze tegen het plan De Zandleij, 7e herziening. Het plangebied van dat plan wordt buiten het plangebied van het voorliggende beheerplan gelaten.
Zienswijze 8
In het ontwerpplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen tbv een beperkte ontwikkeling op Landgoed De Strijdhoef (artikel 28.4 Wro-zone wijzigingsgebied 1). Het ontwikkelplan van de Strijdhoef bestaat uit meerdere onderdelen, o.a. landschappelijke verbeteringen, landschappen van allure en beperkte vastgoed herontwikkeling. Met name voor het vastgoed (herontwikkeling van een U-vormige hoeve) is besloten deze ontwikkeling te koppelen aan een wijzigingsbevoegdheid. Indiener constateert dat de werkzaamheden met betrekking tot de parkeerplaats onderdeel zijn geworden van de wijzigingsbevoegdheid. Deze werkzaamheden bestaan uit het verplaatsen van de parkeerplaats vanuit de laan naar het erf. Hierdoor kan de laan landschappelijk worden hersteld en versterkt en wordt de nieuwe parkeerplaats aan het oog onttrokken door de aanwezige haag om het erf. Indiener is van mening dat deze werkzaamheden alleen maar leiden tot grote landschappelijke meerwaarden die in dit bestemmingsplan rechtstreeks mogelijk moeten worden gemaakt. Verzocht wordt dan ook de parkeerplaats ter plekke van het bouwvlak rechtstreeks mogelijk te maken en het plan hierop aan te passen.
Standpunt gemeentebestuur
Ter plaatse van een bouwvlak achten wij het realiseren van (bijbehorende) parkeergelegenheid uiteraard ook mogelijk. Als het meerdere is toegestaan (gebouwen), mag het mindere ook (verharding). Hier komt nog bij dat e.e.a. aantoonbaar ten goede komt aan het aanzicht van de laan.
Conclusie: de zienswijze is gegrond, het plan is in bovenstaande zin aangepast.
Zienswijze 9
Indiener begrijpt dat het bestemmingsplan zoals dit nu voorligt, vastlegt wat de situatie nu is en wat de mogelijkheden eventueel zijn als men een andere bestemming aan gronden wil geven. Met betrekking tot de huidige situatie aan Schoorstraat 47 zou indiener graag de functie-aanduiding 'opslag' conform artikel 4.1.2. toegevoegd zien omdat dit overeen komt met de huidige situatie.
Standpunt gemeentebestuur
Het bestemmingsplan legt de huidige juridische situatie opnieuw vast, niet automatisch de gehele bestaande feitelijke situatie. Schoorstraat 47 heeft de bestemming Agrarisch-Agrarisch Bedrijf. Opslag van statische goederen is onder omstandigheden mogelijk als nevenactiviteit, zie hiervoor artikel 4.5.2. Hiervoor is wel een planologisch besluit nodig, te weten een omgevingsvergunning met binnenplanse afwijking. In de onderhavige situatie kunnen wij op dit moment niet beoordelen of die afwijkingsvergunning zonder problemen verleend kan worden. Indiener wordt aangeraden een principeverzoek in te dienen, bij een akkoord gevolgd door een aanvraag om vergunning. Hiervoor zullen overigens leges verschuldigd zijn.
Conclusie: de zienswijze is ongegrond.
Zienswijze 11 (ZLTO)
1. Betreurd wordt dat ervoor gekozen is geen wijzigingsbevoegdheden op te nemen ten behoeve van agrarische bouwvlakken, maar dergelijke bouwblokvergrotingen via reguliere (postzegel)planherzieningen te laten verlopen. Dit vooral in relatie tot procedurekosten en doorlooptijd.
2. In een aantal delen van het plangebied is bomenteelt hoger dan 2 meter uitgesloten. Indienster mist hiervan een onderbouwing. Bovendien komt e.e.a. niet duidelijk terug op de plankaarten. Gevraagd wordt deze aanduiding te verwijderen.
3. Binnen de bestemming 'Agrarisch' is het mogelijk om tot 2,5 ha tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen te gebruiken. Ervan uitgaande dat deze voorzieningen tijdelijk worden gebruikt om de teeltomstandigheden te verbeteren (folies etc.), is dit beperkt. Gevraagd wordt om dit te verruimen. Hetzelfde geldt voor de bestemming 'Agrarisch met waarden', waar via afwijking tot 1,5 ha tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen gebruikt kunnen worden.
4. Het aanleggen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden' (artikel 5.3.1) via een afwijking is mogelijk, mits een positieve bijdrage wordt geleverd aan bescherming en ontwikkeling van landschappelijke en ecologische waarden. Dit is volgens indienster heel moeilijk aan te tonen en te realiseren, gevraagd wordt wat hiermee wordt bedoeld.
5. In artikel 5 (Agrarisch met waarden) is voor een aantal werken en werkzaamheden die dieper gaan dan 0,4 meter een omgevingsvergunning nodig. Reclamante vraagt om eenduidig beleid en verzoekt de gemeente deze 0,4 meter te verruimen naar 0,6 meter, in overeenstemming met de regels inzake de dubbelbestemming Waarde - Archeologie (artikel 21). Door historische activiteiten is de bodem op de meeste plaatsen al dieper geroerd dan 0,4 meter. Bovendien sluit 0,6 meter beter aan op regulier agrarisch gebruik. Volgens artikel 21 is daarnaast het aanleggen of verwijderen van bomen omgevingsvergunningplichtig. Wat Is de reden dat hier geen bewerkingsdiepte van 60 centimeter wordt aangehouden? E.e.a. brengt kosten en administratieve lasten met zich voor boomtelers. Verzocht wordt om ook hier een bewerkingsdiepte van 60 cm aan te houden.
Standpunt gemeentebestuur
1.Wij hebben de wijzigingsbevoegdheden voor bouwblokvergrotingen uit het plan verwijderd, omdat het plan anders m.e.r.-plichtig zou worden. Onze bereidwilligheid om onder voorwaarden aan bouwblokvergrotingen mee te werken en de criteria die wij daarbij hanteren, zijn echter onveranderd gebleven. Dat een reguliere planherziening in de praktijk soms (niet altijd) duurder uitpakt dan een wijzigingsplan is juist. Sprake van het 'afwentelen' van extra kosten op ondernemers is er echter niet. Wij achten het zinvoller en zuiverder om een eventuele m.e.r.-procedure te voeren naar aanleiding van een concreet verzoek om bouwblokvergroting van een individuele ondernemer, dan naar aanleiding van een generieke regeling (wijzigingsbevoegdheid) in een bestemmingsplan.
2.Boomteelt (hoger dan 2 meter) wordt slechts uitgesloten op gronden die
a. zich bevinden in het zogenaamd 'centraal landschap' tussen Noord - , Oost - , Zuid - en Westkamer en
b. in gemeentelijk eigendom zijn.
Voor alle zekerheid is een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid opgenomen onder 3.5 en 5.5. De reden voor e.e.a. is gelegen in de Structuurvisie Noordoost (zie ook onderdeel 3.4.2 van de toelichting). Het is de bedoeling dat het centraal landschap een open karakter behoudt. Op de verbeelding staat e.e.a. aangegeven met de daartoe ingevolge de SVBP aangewezen lettercode met een begrenzing. Daarin heeft de gemeente geen keus. Hoe dan ook gaat het niet om particuliere gronden en is afwijken mogelijk.
3.De genoemde maximumoppervlakten voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen per bedrijf zijn de volgens de Tilburgse bestemmingsplansystematiek de maxima voor realisering via een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid. Boven de genoemde maxima menen wij dat sprake is van een dermate omvangrijke ontwikkeling, met mogelijk bijv. ingrijpende gevolgen voor het aanzien van landschap, dat een zwaardere procedure wenselijk is. Het is derhalve niet onmogelijk te komen tot grotere oppervlakten.
4.Op grond van artikel 6.4 lid 1 van de provinciale Verordening ruimte 2012 moeten bouwblokvergrotingen in de zogenaamde 'groenblauwe mantel' (= gebied tussen EHS en stedelijk of agrarisch gebied in; deze gronden hebben in de regel de bestemming 'Agrarisch met waarden') inderdaad een bijdrage leveren aan 'de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken'. Wat hieronder verstaan moet worden c.q. door de provincie en de rechter geaccepteerd wordt, zal in de praktijk moeten blijken.
5. Tilburg hanteert in het gehele buitengebied standaard 40 cm, dus ook in Moerenburg, Zuidwest et cetera. Vergelijkend onderzoek heeft enige tijd geleden uitgewezen dat dit niet ongebruikelijk is. Wij zien op dit moment geen aanleiding om de standaardregels op dit punt tussentijds aan te passen (voor het onderhavige plangebied), vooral omdat het onder artikel 5 gaat om gronden met bepaalde waarden en vanwege de nabijheid van natte natuurparel De Brand. Bij werkzaamheden dieper dan 40 cm zal een vergunning aangevraagd moeten worden. Het plan maakt werkzaamheden dieper dan 40 cm binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden' dus niet onmogelijk, maar bouwt voor werkzaamheden dieper dan 40 cm wel een toetsmoment in. Binnen de bestemming 'Waarde-Archeologie' is slechts aanlegvergunningplichtig het aanleggen of rooien van diepwortelende beplantingen/bomen of bos/boomgaard waarbij stobben worden verwijderd. Ook hier geldt dat het gaat om zorgvuldig afgewogen standaardregels, die in andere gemeenten nog wel eens strenger zijn (zie bijvoorbeeld de gemeente Loon op Zand), en dat het slechts gaat om een ingebouwd toetsmoment, niet om een absoluut verbod.
Conclusie: de zienswijze is ongegrond.
Zienswijze 12
De zienswijze richt zich tegen de nieuw op te richten woning bij Kuil 5 te Udenhout.
Standpunt gemeentebestuur
Deze woning wordt juridisch-planologisch mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan De Zandleij, 7e herziening. Om verwarring en rechtsbeschermingsproblemen te voorkomen is besloten het plangebied van dat plan alsnog buiten het plangebied van het voorliggende beheerplan te houden. De zienswijze is ambtshalve aangemerkt als zienswijze tegen het plan De Zandleij, 7e herziening.
Conclusie: de zienswijze wordt buiten behandeling gelaten en aangemerkt als zienswijze tegen het plan De Zandleij, 7e herziening. Het plangebied van dat plan wordt buiten het plangebied van het voorliggende beheerplan gelaten.
Zienswijze 13
Verzocht wordt in verband met een gewenste ontwikkeling aan de Kreitenmolenstraat (stedelijk gebied, niet begrepen in het nu voorliggende bestemmingsplan) de vestiging van een tweede bedrijf binnen de bedrijfsbestemming aan Houtsestraat 117-119 mogelijk te maken.
Standpunt gemeentebestuur
Indiener heeft dit verzoek tevens als (onderdeel van) een principeverzoek bij het gemeentebestuur neergelegd. Vast staat dat voor medewerking provinciale instemming nodig is, dat het in de zienswijze geformuleerde verzoek nauw samenhangt met de gewenste ontwikkeling aan de Kreitenmolenstraat en dat het geheel als 'complex' is aan te merken. De zienswijzenprocedure is niet de aangewezen weg voor behandeling van het verzoek van indiener. In die zin is de zienswijze ongegrond.
Conclusie: de zienswijze is ongegrond.
Zienswijze 14
De zienswijze richt zich tegen de nieuw op te richten woning bij Kuil 5 te Udenhout.
Standpunt gemeentebestuur
Deze woning wordt juridisch-planologisch mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan De Zandleij, 7e herziening. Om verwarring en rechtsbeschermingsproblemen te voorkomen is besloten het plangebied van dat plan alsnog buiten het plangebied van het voorliggende beheerplan te houden. De zienswijze is ambtshalve aangemerkt als zienswijze tegen het plan De Zandleij, 7e herziening.
Conclusie: de zienswijze wordt buiten behandeling gelaten en aangemerkt als zienswijze tegen het plan De Zandleij, 7e herziening. Het plangebied van dat plan wordt buiten het plangebied van het voorliggende beheerplan gelaten.
Zienswijze 15
In regelonderdeel 4.2.2 sub b van de bouwregels is opgenomen dat de afstand van gebouwen tot de (zijdelingse) bouwperceelsgrenzen minimaal 5 meter dient te bedragen. Uit de gehanteerde begripsbepaling van 'bouwperceelgrens', blijkt dat hiermee de grens van een bouwperceel bedoeld wordt. 'Bouwperceel' is vervolgens gedefinieerd als een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. Gezien deze laatste begripsbepaling lijkt het derhalve dat het bouwperceel gelijk wordt gesteld aan het bestemmingsvlak/bouwvlak. Dit betekent dat er op 5 meter binnen de grens van het bestemmingsvlak niet gebouwd mag worden. De bouwruimte van het bestemmingsvlak wordt daarmee onnodig (en ongewenst) verkleind. Bovendien ontstaat hierdoor de onwenselijke situatie dat de aanwezige bebouwing, welke is gerealiseerd met rechtmatig verkregen bouwvergunningen, binnen deze 5 meter onder het overgangsrecht komt te vallen. Vaste jurisprudentie geeft aan dat legaal aanwezige bebouwing niet zonder meer onder het overgangsrecht mag komen te vallen. Op het bedrijf aan Molenhoefstraat 15 is legaal gerealiseerde bebouwing binnen deze afstand van 5 meter tot de grens van het bestemmingsvlak gesitueerd. Indiener verzoekt derhalve de regels omtrent de minimale afstand tot de bouwperceelgrens te verwijderen of te wijzigen, zodat de aanwezige bebouwing binnen deze 5 meter niet onder het overgangsrecht komt te vallen en de bouwruimte binnen het bouwvlak niet ingeperkt wordt.
Standpunt gemeentebestuur
Dat bestaande bebouwing door de bedoelde bouwregel onder het overgangsrecht zou komen te vallen, is onjuist. Zie hiervoor regelonderdeel 4.2.1 sub a. Dat de bouwregel in kwestie een beperking met zich brengt voor nieuw op te richten gebouwen is op zich juist. Deze regel geldt echter reeds sinds jaar en dag, en was in het plan De Zandleij, 1e herziening terug te vinden in artikel 2.13, lid B1, onderdeel 2, sub f. De regel strekt tot bescherming van de belangen van 'buren' in de ruime zin des woords. Wij benadrukken dat van de regel - na beoordeling - binnenplans kan worden afgeweken o.g.v. regelonderdeel 4.3.1.
Conclusie: de zienswijze is ongegrond.
Zienswijze 16
Indiener verzoekt ten aanzien van het agrarische bedrijf aan Kuil 31 een containerveld en opslag van statische goederen (in bestaande bebouwing) mogelijk te maken.
Standpunt gemeentebestuur
Indiener heeft m.b.t. dezelfde zaken tevens een vergunningaanvraag ingediend. Het containerveld is in dit geval vergunningvrij en kan derhalve worden meegenomen in het voorliggende plan. De opslag van statische goederen is inmiddels via een aanvullende binnenplanse afwijkingsvergunning mogelijk gemaakt. Ook die activiteit is derhalve meegenomen.
Conclusie: de zienswijze is gegrond, het plan is in bovenstaande zin aangepast.
Zienswijze 17 (Vereniging Natuurmonumenten)
1. Met de vaststelling van de Provinciale Verordening Stikstof en Natura 2000 is de doelstelling bepaald om de ammoniakdepositie vanuit de landbouw terug te brengen, zodat het meest kwetsbare habitattype opnieuw ontwikkelingskansen krijgen. Dit beleid dient ook te worden vervat in het beleid voor de toekenning van de bouwvlakken van agrarische bedrijven. Wij gaan er in dit verband ook vanuit dat bij de vaststelling van de agrarische bouwvlakken er rekening is gehouden met deze ontwikkeling alsmede met het feit dat veel van de agrarische bedrijven zijn gelegen in het verwevingsgebied.
2. Zoals u bekend is, is verdroging, naast vermesting en verzuring, een van de grote natuurproblemen in Brabant. Wij zijn blij met het feit dat u in de gebruiksvoorschriften aangeeft dat er een verbod geldt op (boom)teelt hoger dan 2 m. Gelet op de in het gebied aanwezige landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden verzoekt Natuurmonumenten u dit gebruiksverbod uit te breiden naar een algemeen verbod op sier- en boomteelt.
3. Het onderhavige plan is conserverend van aard. Met de recreatie-inrichting Cambiance aan de Oude Bosschebaan hebben wij een aantal gesprekken gevoerd over mogelijke uitbreiding. Hierbij hebben wij aangegeven dat wij met de huidige ontsluiting van het bedrijf niet kunnen instemmen met een ontwikkeling van het bedrijf in de richting van horeca. Goede horeca heeft een grote verkeersaantrekkende werking en uitbreiding van het horecagedeelte bij Cambiance op de huidige locatie betekent een potentieel verkeersprobleem en een nieuwe toegang tot de duinen vlak naast de "voordeur". Voorts hebben wij in deze gesprekken aangegeven dat wij geen voorstander zijn van het groepskamperen en het bedrijf ook niet zullen faciliteren door middel van het afgeven van extra ontheffingen voor groepsactiviteiten in het donker. Verder hebben wij binnen bestaande marges geen problemen met meer flexibiliteit ten behoeve van de bedrijfsvoering (middelen, locaties, aantallen).
4. Wij vragen in het onderhavige gebied aandacht voor de bepalingen van het overgangsrecht. Graag vernemen wij van u of in het kader van het plan een inventarisatie is verricht naar strijdig gebruik. Mocht dit niet het geval zijn, dan verzoeken wij u om een inventarisatie alsnog te verrichten en het aanwezige strijdige gebruik te wraken.
Standpunt gemeentebestuur
In algemene zin onderschrijven wij de belangen waar de Vereniging Natuurmonumenten op wijst.
1. Ten aanzien van het toewijzen van bouwvlakken is in dit beheerbestemmingsplan simpelweg uitgegaan van de bestaande juridische werkelijkheid. Daarnaast wijzen wij erop dat het plan geen wijzigingsbevoegdheden voor bouwblokvergrotingen kent. Die zullen indien aangevraagd plaats moeten hebben door het volgen van een reguliere procedure inzake planherziening, eventueel aangevuld met een m.e.r.-procedure, waarbij alle relevante milieuaspecten aan bod komen.
2. Van een algemeen verbod op boomteelt kan geen sprake zijn, zulks zou ook in strijd zijn met bestaande rechten op basis van vigerende bestemmingsplannen. Het onderhavige bestemmingsplan is niet gericht op ontwikkelingen, ook niet indien die beperkend van aard zijn.
3. Zie de beantwoording van de zienswijze met volgnummer 6. Het voorliggende plan is niet gericht op meer ontwikkelingsruimte voor Cambiance en legt ook hier slechts de bestaande juridisch-planologische situatie vast.
4. Ten aanzien van strijdig gebruik wordt doorlopend onderzoek verricht, soms op initiatief van de gemeente, soms aan de hand van meldingen van belanghebbenden. Het wraken van strijdig gebruik is niet nodig, omdat het overgangsrecht zodanig is geformuleerd dat alleen bestaand legaal gebruik eronder kan vallen.
Conclusie: de zienswijze is deels gegrond, deels ongegrond en leidt niet tot aanpassing van het plan.
Zienswijze 18
Indiener verzoekt om een bedrijfsbestemming voor Waalwijkseweg 8, onder verwijzing naar een eerder principeverzoek en de Verordening ruimte van de provincie.
Standpunt gemeentebestuur
De locatie is te zien als een VAB-vestiging in de zin van artikel 11.6 Verordening ruimte. Dit betekent dat onder voorwaarden niet-agrarische ruimtelijke ontwikkelingen kunnen worden toegelaten. Een bedrijfsverzamelgebouw, zoals aangevraagd in het aangehaalde principeverzoek, valt hier echter niet onder, omdat één van de voorwaarden (lid 1, onderdeel d) luidt dat de beoogde ontwikkeling niet mag leiden tot twee of meer zelfstandige bedrijven ter plaatse. Het is onder omstandigheden denkbaar dat het perceel in kwestie een bedrijfsbestemming krijgt. Hier zijn dan echter wel een uitgewerkt verzoek, betaling van leges, een planschadeverhaalsovereenkomst en burgerparticipatie voor nodig. In de onderhavige planprocedure kan dit niet meer geregeld worden.
Conclusie: de zienswijze is ongegrond.
Zienswijze 19
1. Ten aanzien van het agrarische bedrijf aan Loonse Molenstraat 2 vallen enkele bestaande/vergunde bouwwerken buiten het bestemmingsvlak Agrarisch-Agrarisch Bedrijf. Verzocht wordt de vorm van dit bestemmingsvlak te veranderen, zodat alle bouwwerken erbinnen vallen.
2. In regelonderdeel 4.2.2 sub b van de bouwregels is opgenomen dat de afstand van gebouwen tot de (zijdelingse) bouwperceelsgrenzen minimaal 5 meter dient te bedragen. Uit de gehanteerde begripsbepaling van 'bouwperceelgrens', blijkt dat hiermee de grens van een bouwperceel bedoeld wordt. 'Bouwperceel' is vervolgens gedefinieerd als een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. Gezien deze laatste begripsbepaling lijkt het derhalve dat het bouwperceel gelijk wordt gesteld aan het bestemmingsvlak/bouwvlak. Dit betekent dat er op 5 meter binnen de grens van het bestemmingsvlak niet gebouwd mag worden. De bouwruimte van het bestemmingsvlak wordt daarmee onnodig (en ongewenst) verkleind. Bovendien ontstaat hierdoor de onwenselijke situatie dat de aanwezige bebouwing, welke is gerealiseerd met rechtmatig verkregen bouwvergunningen, binnen deze 5 meter onder het overgangsrecht komt te vallen. Vaste jurisprudentie geeft aan dat legaal aanwezige bebouwing niet zonder meer onder het overgangsrecht mag komen te vallen. Op het bedrijf van reclamant is legaal gerealiseerde bebouwing binnen deze afstand van 5 meter tot de grens van het bestemmingsvlak gesitueerd. Indiener verzoekt derhalve de regels omtrent de minimale afstand tot de bouwperceelgrens te verwijderen of te wijzigen, zodat de aanwezige bebouwing binnen deze 5 meter niet onder het overgangsrecht komt te vallen en de bouwruimte binnen het bouwvlak niet ingeperkt wordt.
Standpunt gemeentebestuur
1. Naar aanleiding van een principeverzoek uit 2008 is door de gemeente reeds aangegeven dat zij het onwenselijk vindt te komen tot een bouwblok, bestaande uit drie delen. Hieraan kan worden toegevoegd dat zulks ook niet zondermeer te verenigen is met de provinciale eis van zorgvuldig ruimtegebruik en concentratie van bebouwing. De bestaande loods mag op basis van overgangsrecht gebruikt, gedeeltelijk vernieuwd of veranderd worden en hij mag zelfs eenmalig vergroot worden met ten hoogste 10% van de oppervlakte en ten hoogste 15% van de inhoud van de bebouwing. De "winst" die geboekt zou worden door om de loods een bouwblok te leggen is dat de loods volledig afgebroken mag worden en herbouwd mag worden. Echter, in de procedure m.b.t. bestemmingsplan De Zandleij (oud) is overeenstemming bereikt over het feit dat er géén bouwblok om de loods gelegd zou worden. Dit waarschijnlijk omdat het bouwblok ten westen van de Grote Steeg meer dan voldoende ruimte biedt voor uitbreidingen. Wanneer de bestaande loods volledig afgebroken moet worden kan deze dus herbouwd worden binnen het bestaande bouwblok.
De - overigens geringe - bouwblokoverschrijding t.a.v. de vanaf 2010 vergunde bebouwing wordt wel verwerkt.
2. Dat bestaande bebouwing door de bedoelde bouwregel onder het overgangsrecht zou komen te vallen, is onjuist. Zie hiervoor regelonderdeel 4.2.1 sub a. Dat de bouwregel in kwestie een beperking met zich brengt voor nieuw op te richten gebouwen is op zich juist. Deze regel geldt echter reeds sinds jaar en dag, en was in het plan De Zandleij, 1e herziening terug te vinden in artikel 2.13, lid B1, onderdeel 2, sub f. De regel strekt tot bescherming van de belangen van 'buren' in de ruime zin des woords. Wij benadrukken dat van de regel - na beoordeling - binnenplans kan worden afgeweken o.g.v. regelonderdeel 4.3.1.
Conclusie: de zienswijze is deels gegrond, deels ongegrond en het plan is in bovenstaande zin aangepast.
Zienswijze 20 (provincie)
1. In het bestemmingsplan zijn bestemmingsvlakken voor 'wonen' opgenomen, op basis van eigendomsgrenzen, ongeacht de omvang van het vlak dat hierdoor ontstaat. Ook is er daardoor niet altijd een directe relatie met het daadwerkelijke gebruik van de gronden. In het geldende plan zijn op de plankaart 'woningen' aangewezen, waarbij als erf bij een woning maximaal 1.500 m2 rondom een woning mag worden gerekend.
2. Daarnaast wordt gewezen op artikel 17.2.4 welke regeling voorziet in een rechtstreekse mogelijkheid tot het oprichten van bijgebouwen. Deze regeling voor bijgebouwen biedt een aanzienlijke verruiming van bebouwingsmogelijkheden op ten aanzien van het vigerende bestemmingsplan. Vanwege het ontbreken van de noodzakelijke kwaliteitsverbetering is het bestemmingsplan op bovengenoemde punten strijdig met artikel 2.2 Vr.
3.Door niet de maatvoering van de woonfuncties volgens het geldende bestemmingsplan als uitgangspunt te nemen voor het bestemmingsvlak, maar de eigendomsgrenzen, zijn er gronden die voorheen een gebiedsbestemming hadden nu in de vergrote bestemmingsvlakken 'Wonen' opgenomen. De uitbreiding van de woonbestemming heeft in een aantal situaties betrekking op gronden die in de Vr zijn aangeduid als EHS. In deze situaties is de EHS niet beschermd volgens artikel 4.2 Vr en is er sprake van strijdigheid met de Vr.
4. In artikel 4 'Agrarisch- Agrarisch Bedrijf' onder 4.6.7 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van de vestiging van een paardenhouderij of manege. Voor vestiging in gebieden die behoren tot de Groenblauwe mantel geldt 5000 m² als maximale omvang. Volgens artikel 11.6 Vr dient tevens te gelden dat het bedrijf niet mag behoren tot een milieucategorie 3 en hoger. Dit criterium ontbreekt in artikel 4.6.7. De wijzigingsbevoegdheid ten aanzien van de Groenblauwe mantel is daarom strijdig met artikel 11.6 Vr.
Standpunt gemeentebestuur
1 en 3. Daar waar EHS en bestemmingsvlakken Wonen-Buitengebied elkaar overlappen, is het plan aangepast in die zin dat het bestemmingsvlak Wonen-Buitengebied is verkleind. Hetzelfde geldt voor bestemmingsvlakken Wonen-Buitengebied, waarbinnen aan de hand van luchtfoto's in redelijkheid niet gezegd kan worden dat het gehele bestemmingsvlak in gebruik is als tuin, maar deels gebruikt wordt voor agrarische doeleinden of anderszins. Zie bijvoorbeeld Groenstraat 117. Bestemmingsvlakken Wonen-Buitengebied, die groter zijn dan de genoemde 1.500 m² en tevens blijkens luchtfoto's geheel in gebruik zijn voor de woonfunctie hebben wij aangepast door een bouwvlak op te nemen. N.B: uitzondering op het vorenstaande zijn plaatsen waar de provinciale EHS-besluitvlakken woonbestemmingen geheel overlappen. Zie bijvoorbeeld de bebouwing aan het oostelijk gelegen deel van de Oude Bosschebaan. Die zou in zijn geheel in de EHS liggen. Wij hebben daar uiteraard bestemmingsvlakken met bebouwingsmogelijkheden moeten handhaven. Deze zijn in voorkomend geval echter wel verkleind.
2. In het RRO van 19 december 2012 is de 'Notitie werkafspraken kwaliteitsverbetering van het landschap Hart van Brabant' besproken. Volgens die werkafspraken is het oprichten van bijgebouwen tot 200 m² binnen het bestemmingsvlak aan te merken als een activiteit, die valt in categorie 1 van de van de notitie deel uitmakende categorie-indeling, hetgeen betekent dat geen kwaliteitsverbeterende tegenprestatie vereist is. Blijkens de agenda van het RRO en de bijbehorende stukken is de gedeputeerde ambtelijk geadviseerd met dit onderdeel van de werkafspraken niet akkoord te gaan. De gedeputeerde heeft tijdens het RRO echter aangegeven op dit punt af te willen wijken van het aan hem uitgebrachte advies. Wij gaan er derhalve vanuit dat de bijgebouwenregeling uit het nu voorliggende bestemmingsplan in overeenstemming is met de met de provincie gemaakte werkafspraken.
4. Een paardenhouderij of manege behoort altijd tot milieucategorie 3. Een wijzigingsbevoegdheid met als voorwaarde dat categorie 3 niet tot de mogelijkheden behoort, is derhalve een wassen neus. Wij hebben de wijzigingsbevoegdheid geschrapt, in voorkomend geval zal e.e.a. via een separate planherziening moeten worden gerealiseerd.
Conclusie: de zienswijze is deels gegrond (onderdelen 1, 3 en 4), deels ongegrond (onderdeel 2). Het plan is in bovenstaande zin aangepast.
Zienswijze 21
Verzocht wordt de formulering van de regeling inzake Schoorstraat 22 aan te passen en tevens de verbeelding, omdat bepaalde bouwwerken niet binnen een bouwvlak zouden vallen.
Standpunt gemeentebestuur
Regeling en verbeelding zijn destijds in overleg met indiener opgesteld. De formulering van regelonderdeel 4.1.2 sub f is dat ook. De verbeelding en de daarop vermelde bouwvlakken zijn overgenomen uit de vigerende situatie. Afwijkingen op ruimtelijkeplannen.nl houden mogelijk verband met de ondergrond.
Conclusie: de zienswijze is ongegrond.
Zienswijze 22
Verzocht wordt de woonbestemming aan Molenhoefstraat 8 op te splitsen in twee delen, zodat hier twee woningen kunnen worden opgericht.
Standpunt gemeentebestuur
Het verzoek ziet op het toevoegen van woonbestemmingen aan het buitengebied, zonder dat de Ruimte-voor-Ruimte-regeling wordt toegepast of er sprake is van het herbestemmen van een voormalige agrarische bedrijfswoning. De provinciale Verordening ruimte biedt hier geen mogelijkheden toe, en indien dit wel het geval zou zijn geweest zou e.e.a. in de huidige planfase niet meer kunnen worden meegenomen.
Conclusie: de zienswijze is ongegrond.
Zienswijze 23
De zienswijze richt zich tegen de nieuw op te richten woning bij Kuil 5 te Udenhout.
Standpunt gemeentebestuur
Deze woning wordt juridisch-planologisch mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan De Zandleij, 7e herziening. Om verwarring en rechtsbeschermingsproblemen te voorkomen is besloten het plangebied van dat plan alsnog buiten het plangebied van het voorliggende beheerplan te houden. De zienswijze is ambtshalve aangemerkt als zienswijze tegen het plan De Zandleij, 7e herziening.
Conclusie: de zienswijze wordt buiten behandeling gelaten en aangemerkt als zienswijze tegen het plan De Zandleij, 7e herziening. Het plangebied van dat plan wordt buiten het plangebied van het voorliggende beheerplan gelaten.
Zienswijze 24
Aan Quirijnstokstraat 14 is een bijgebouwtje niet ingetekend. Daarnaast gaan indieners er vanuit dat onder 'aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit' (art. 17.1.1.b) in ieder geval ook educatieve activiteiten kunnen vallen.
Standpunt gemeentebestuur
Dat bedoeld bijgebouwtje, dat gewoon onder de bijgebouwenregeling valt, niet staat ingetekend heeft geen betekenis. Dit betreft slechts ondergrond en vergelijkbare situaties zijn op meerdere plaatsen binnen het plangebied te vinden, vooral aangaande wat kleinere bijgebouwtjes. Ook educatieve activiteiten kunnen inderdaad onder de genoemde regel vallen.
Conclusie: de zienswijze is gegrond, maar leidt niet tot aanpassing van het plan.
Zienswijze 25
1. Voor het plan zou een m.e.r.-procedure gevoerd moeten worden, o.a. in relatie tot de Burgemeester Bechtweg en de Noorderplas.
2. Niet alle leidingen in het plangebied zijn genoemd en juist weer gegeven op de plankaart met veiligheidszones, zoals de rioolwatertransportleiding en de toekomstige 150 kV hoogspanningsleiding. Ook om de 380 kV-hoogspanningsverbinding is geen veiligheidszone getekend (niet in de blauwe kleur).
3. In het vorige plan werden woonbestemmingen globaal aangegeven met een cirkeltje. Het circeltje stond voor een woonbestemming met 1500 m² erf. Of zoals u wilt een bouwblok van 1500 m². Indiener komt ten aanzien van Kalverstraat 37 op schaal terugmetend op ca. 1000 m² en de ligging is bepaald.
4. Op de plankaart zijn rondom Kalverstraat 37 paden aangegeven (getekend) die er niet zijn.
Standpunt gemeentebestuur
1. Met betrekking tot de Burgemeester Bechtweg is een m.e.r.-procedure gevolgd in relatie tot het bestemmingsplan waardoor de weg kon worden aangelegd (bestemmingsplannen Noordoosttangent). De Noorderplas is bestemd als water, en ook dit betreft geen ontwikkeling. Voor het overige zij verwezen naar de voortoets m.e.r., waarin gemotiveerd is aangegeven waarom geen m.e.r.-procedure nodig is.
2. De toekomstige hoogspanningsverbindingen worden in een separaat plan vervat. Dit bestemmingsplan is niet gericht op dergelijke ontwikkelingen. Voor het nieuwe 380-kV station maakt het Rijk een separaat inpassingsplan. De bestaande hoogspanningsverbindingen zijn op de gebruikelijke wijze weergegeven op de verbeelding.
3. In het vorige plan werden woningen aangegeven met een rondje, dat globaal de ligging weergaf. Dat is in het huidige SVBP-tijdperk een achterhaalde werkwijze. Het erf betrof onder het vorige plan overigens uit maximaal 1500 m². Gelet op de ligging van de woning van belanghebbende ligt het niet in de rede het bestemmingsvlak, zoals opgenomen in het ontwerp, te vergroten.
4. Hoogstwaarschijnlijk zijn de bedoelde paden kadastrale lijnen. Bij controle kunnen wij geen onterecht opgenomen paden ontdekken.
Conclusie: de zienswijze is ongegrond.