direct naar inhoud van 5.3 Externe veiligheid
Plan: Koolhoven Buiten 2011
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2010017-e001

5.3 Externe veiligheid

5.3.1 Inleiding

Externe veiligheid heeft betrekking op de risico's die mensen lopen ten gevolge van mogelijke ongelukken met gevaarlijke stoffen bij bedrijven en transportverbindingen (wegen, spoorwegen en waterwegen) en buisleidingen. Omdat de gevolgen van een ongeluk met gevaarlijke stoffen groot kunnen zijn, zijn de aanvaardbare risico's vastgelegd in diverse besluiten en regelingen. De belangrijkste zijn:

Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van 2004 (sindsdien enkele keren aangepast);

Circulaire " Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen" (cRvgs), dec 2009;

Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), 1 januari 2011;

Binnen de beleidskaders voor deze drie typen risicobronnen staan altijd twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen. Hieronder worden beide begrippen verder uitgewerkt.

5.3.2 Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico is de kans dat iemand die zich op een bepaalde plaats bevindt, komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven door een lijn op een kaart die de punten met een gelijk risico met elkaar verbindt (zogeheten risicocontour). Het rijk heeft als maatgevende risicocontour de kans op overlijden van 10-6 per jaar gegeven (indien een persoon zich gedurende een jaar binnen deze contour bevindt is de kans op overlijden groter dan één op een miljoen jaar). Het plaatsgebonden risico 10-6 is voor ruimtelijke objecten en bestemmingen vertaald naar grenswaarden en richtwaarden.

De wetgeving is erop gericht om voor bestaande situaties geen personen in kwetsbare objecten (zoals woningen, scholen, ziekenhuizen en grote kantoren) en zo min mogelijk personen in beperkt kwetsbare objecten (zoals kleine kantoren en sportcomplexen) bloot te stellen aan een plaatsgebonden risico dat hoger is dan 10-6 per jaar.

Nieuwe ontwikkelingen van kwetsbare objecten binnen de risicocontour van 10-6 per jaar zijn niet toegestaan. Nieuwe ontwikkelingen van beperkt kwetsbare objecten zijn ongewenst, maar wel toegestaan indien gemotiveerd kan worden waarom dit noodzakelijk is. Daarnaast dient aangetoond te worden dat afdoende maatregelen worden genomen om de risico's en de gevolgen van een eventueel ongeval te beperken.

5.3.3 Groepsrisico

Het groepsrisico is een maat voor de kans dat een bepaald aantal mensen overlijdt als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De hoogte van het groepsrisico hangt af van:

  • de kans op een ongeval;
  • het effect van het ongeval;
  • het aantal personen dat in de omgeving van de bron (inrichting of transportroute) verblijft;
  • de mate waarin de personen in de omgeving beschermd zijn tegen de gevolgen van een ongeluk.

Het groepsrisico kan worden weergegeven in een grafiek met op de horizontale as het aantal dodelijke slachtoffers en op de verticale as de kans per jaar op tenminste dat aantal slachtoffers. Het groepsrisico wordt bepaald binnen het zogenaamde invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Hoe meer personen per hectare in het invloedsgebied aanwezig zijn, hoe groter het aantal (potentiële) slachtoffers is, en hoe hoger het groepsrisico.

Bij het opstellen van een bestemmingsplan, waarvan het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van een risicobron, geldt een verantwoordingsplicht.

5.3.4 Inrichtingen

In het voorliggende plan zijn risicovolle bedrijven en opslagvoorzieningen binnen het plangebied uitgesloten. Buiten het plangebied zijn geen bedrijven of opslagvoorzieningen aanwezig met een risicocontour die van invloed is op het plangebied.

5.3.5 Buisleidingen

Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van buisleidingen binnen of rondom het plangebied.

5.3.6 Transport van gevaarlijke stoffen

Het niet-leidinggebonden transport van gevaarlijke stoffen in Tilburg vindt plaats over de weg, per spoor en over het Wilhelminakanaal.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg

Door de gemeente Tilburg worden over verschillende wegen gevaarlijke stoffen vervoerd. Uit de Inventarisatie vervoer gevaarlijke stoffen, die is opgesteld door Royal Haskoning in april 2008, blijkt dat op dit deel van de Bredaseweg geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Dit wegvak is daarmee niet relevant voor dit plangebied.

Vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor

Door de gemeente Tilburg loopt de spoorlijn Breda - Tilburg - Eindhoven/´s-Hertogenbosch. Hierover worden o.a. brandbare gassen en brandbare vloeistoffen vervoerd.

In de beleidsvisie externe veiligheid is vastgelegd dat, tot het moment dat het Basisnet spoor in wetgeving is vastgelegd, uitgegaan zal worden van de uitgangspunten zoals deze verwoord zijn in het beleidsdocument Koersen op veilig. Dit betekent dat tot, het van kracht worden van het Basisnet, geen objecten mogen worden opgericht binnen 29 m van het hart van de buitenste spoorlijn. Het bestemmingsplan maakt geen (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk binnen deze afstandsmaat.

Ten aanzien van het groepsrisico geldt dat hier sprake is van een initiatief binnen 300 meter van de spoorlijn. Door de ontwikkeling is sprake van een toename van het groepsrisico en is een verantwoording voor dit bestemmingsplan opgesteld.

5.3.7 Restrisico en conclusies

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de spoorlijn Tilburg - Breda. Personen in het plangebied worden aan een externe veiligheidsrisico blootgesteld, ook na maatregelen.

Vanwege de ligging van het bestemmingsplan binnen het invloedsgebied van deze risicobronnen is de verantwoordingsplicht ingevuld, zie bijlage. Hierin zijn de volgende conclusies getrokken:

  • Het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van de spoorlijn Tilburg - Breda (onderdeel Brabantroute). Uit de uitgevoerde groepsrisicoberekening blijkt een toename van het groepsrisico.
  • Ruimtelijke maatregelen zoals aanpassing van het stedenbouwkundig plan door het leggen van woonbestemmingen verder van het spoor zijn in het plan niet overwogen vanwege de ruimtelijke en landschappelijke belangen.
  • De bereikbaarheid van de spoorlijn aan de zuidzijde is voor hulpdiensten beperkt. Om hierin enigszins te kunnen voorzien zijn twee opstelplaatsen in de regels van het bestemmingsplan opgenomen en de Nortonputten vastgelegd in de overeenkomst met de initiatiefnemer, waardoor in voldoende mate in de bluswatervoorzieningen is voorzien aan de zuidzijde van de spoorlijn.
  • Aan de noordzijde van de spoorlijn kent de beschikbaarheid van bluswater met name beperkingen langs de Dalemdreef, de bereikbaarheid is ter hoogte van het Odoornpad niet optimaal vanwege de afstand en de geluidswal.
  • De zorgnorm voor aanrijdtijden door de brandweer wordt niet gehaald en zelfs fors overschreden, ook na het oostelijk doortrekken van de Koolhovenlaan.
  • Ontsluitingswegen zijn op de plankaart slechts ten dele opgenomen met een aanduiding (verkeer), waardoor deels onduidelijk is hoe de bereikbaarheid en vluchtroutes eruit gaan zien. Uit de stedenbouwkundige verkaveling blijkt dat er slechts een beperkt knelpunt is.
  • Er zijn 3 fietspaden opgenomen in het ruimtelijk plan, 1 in de noordoosthoek richting de Reeshofweg, 1 in noordwestelijk deel en 1 in zuidwestelijk deel richting beide aansluitend op de Vreeswijkstraat. Deze worden toegankelijk voor de brandweer. Hierdoor wordt de ontsluiting verbeterd.
  • Voor het noordelijke deel van het plangebied geldt dat de clusters maar via één weg te ontvluchten zijn. Dit kan ertoe lijden dat de woonclusters mogelijk niet (goed) te ontvluchten zijn bij een calamiteit.
  • Voor het zuidelijke deel van het plangebied geldt dat in de zuidelijke richting geen vluchtmogelijkheden aanwezig zijn (voor gemotoriseerd verkeer). Dit is een ongewenste veiligheidssituatie, bij een calamiteit moet eerst naar de risicobron toe gevlucht worden.Te voet is in zuidelijke richting door middel van een vlonderpad en een bestaand bospad door de Dongezone de Bredaseweg te bereiken. Hoewel deze vluchtroute wellicht niet optimaal is, is er wel een vluchtmogelijkheid aanwezig in een directe lijn tot de Bredaseweg. Voor fietsers zal in de zuidoostelijke hoek van Koolhoven West een fietsverbinding naar de Bredaseweg komen, bereikbaar via het fietspad op de grens van Koolhoven West en Koolhoven Buiten. Dat is weliswaar niet in het plangebied maar toch in de onmiddellijke nabijheid.
  • Er is geen gescheiden toegang voor hulpdiensten, waardoor de mogelijkheid ontstaat dat de hulpdiensten door vluchtende mensen hun doel niet kunnen bereiken.
  • De personen binnen het plangebied hebben grotendeels een normale mobiliteit, behalve de personen in de school inclusief kinderdagopvang.
  • De maatregelen ter optimalisatie van de schuilmogelijkheden in de gebouwen tegen de effecten van toxische calamiteiten worden aan de initiatiefnemer meegegeven.

Het gemeentebestuur is zich bewust van de beperkte toename van het groepsrisico en acht deze toename aanvaardbaar.