4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Functie
De voor ´Gemengd - 1´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
a. bedrijven, die zijn genoemd in de bij dit plan gevoegde Staat van
Bedrijfsactiviteiten-functiemenging onder de categorieën A en B met uitzondering van:
-
1. bedrijven, vallend onder artikel 41 van de Wet geluidhinder,
-
2. bedrijven, die aan te merken zijn als een risicovolle inrichting;
-
b. opslagen en installaties, die zijn genoemd in de bij dit plan gevoegde Staat van
Bedrijfsactiviteiten-opslagen en installaties onder de categorieën 1 en 2 met uitzondering van:
-
1. opslagen en installaties, vallend onder artikel 41 van de Wet geluidhinder,
-
2. opslagen en installaties binnen een risicovolle inrichting;
-
c. de op het tijdstip van tervisielegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan bestaande bedrijven, opslagen en installaties, die vallen in een hogere dan de in het bestemmingsvlak maximaal toelaatbaar geachte categorie;
-
d. kantoren tot maximaal 250 m² bruto vloeroppervlak per zelfstandige eenheid met een maximum van 700 m² bruto vloeroppervlak per bestemmingsvlak;
-
e. maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat in dit geval tot maatschappelijke voorzieningen niet worden gerekend de zogenaamde 'andere gezondheidszorggebouwen', zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en de daarop gebaseerde uitvoeringsregelingen;
-
f. recreatie;
-
g. sport;
-
h. dienstverlening;
-
i. wonen, gestapeld en grondgebonden met dien verstande dat:
-
1. bij gestapelde bouw op de begane grond tenminste 50% van de totale vloeroppervlakte met één of meerdere van de onder a t/m h bedoelde functies dient te worden gerealiseerd;
-
2. bij gestapelde bouw de verdiepingen een woonfunctie moeten hebben;
-
3. bij gestapelde nieuwbouw parkeren plaats dient te vinden op eigen terrein in het bouwvlak onder straatpeil-niveau;
-
j. bouwwerken van algemeen nut;
met dien verstande dat de maximale omvang per functionele eenheid, niet zijnde kantoren, 1000 m2 bruto vloeroppervlak bedraagt.
4.1.2 Aanduidingen
-
a. Ter plaatse van de aanduiding:
-
1. ´detailhandel´;
-
2. ´horeca van categorie 1´;
-
3. ´onderdoorgang´;
zijn de voor ´Gemengd - 1´ aangewezen gronden, althans op de eerste bovengrondse bouwlaag, mede bestemd voor de desbetreffende functie(s).
-
b. Ter plaatse van de aanduiding:
-
1. ´nutsvoorziening´;
-
2. ´erf´;
zijn de voor ´Gemengd - 1´ aangewezen gronden mede bestemd voor de desbetreffende functie(s).
4.1.3 Bijbehorende voorzieningen
De voor ´Gemengd - 1´ aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:
-
a. kantines en restauratieve voorzieningen;
-
b. parkeer-, stallings- en verkeersvoorzieningen;
-
c. groen- en speelvoorzieningen;
-
d. aan-, uitbouwen en bijgebouwen;
-
e. tuinen, erven en (speel)terreinen;
-
f. objecten voor beeldende kunst;
-
g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
voor zover deze behoren bij en ondergeschikt zijn aan de onder 4.1.1 en 4.1.2 genoemde functies.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
Bestaande bebouwing welke krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht.
4.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
a. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. Indien geen bouwvlak is aangegeven, geldt het bestemmingsvlak als zodanig.
-
b. in afwijking van het bepaalde onder a. mogen ondergeschikte delen van een bouwwerk, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, het bouwvlak overschrijden.
-
c. ten minste 80% van de voorgevel van een hoofdgebouw moet in de voorgevelrooilijn worden gebouwd.
-
d. het bebouwingspercentage mag 100 bedragen, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven.
-
e. bebouwing, gelegen achter een bouwdiepte van 12 m en binnen een afstand van 5 m uit de zijdelingse perceelsgrens, mag in maximaal één bouwlaag worden opgericht, tenzij op het belendende perceel langs de zijdelingse perceelsgrens reeds bebouwing in meerdere bouwlagen aanwezig is over een grotere diepte dan 12 m.
-
f. de maximale bouwhoogte bedraagt 15 m, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven. In elk geval geldt dat:
-
1. de bouwhoogte in een strook ter breedte van 5 m langs de zijdelingse perceelscheidingen niet meer mag bedragen dan de randhoogte in de voorgevelrooilijn van de bebouwing op het naastgelegen perceel, vermeerderd met 6 m;
-
2. deze hoogte minimaal 10 m bedraagt;
-
3. bebouwing op het belendende perceel binnen een afstand van ten hoogste 5 m van de zijdelingse perceelscheiding in beschouwing wordt genomen.
-
g. de maximale goothoogte in de voor- en achtergevelrooilijn is gelijk aan de maximale bouwhoogte, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven.
4.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:
-
a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak, in het erf en ter plaatse van de aanduiding ´bijgebouwen´ worden gebouwd.
-
b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uit maximaal één bouwlaag bestaan.
-
c. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen in het erf mag per (bouw)perceel niet meer bedragen dan:
-
1. 20 m2 indien de oppervlakte van het erf 50 m2 of minder bedraagt;
-
2. 40% van het oppervlak van het erf met een maximum van 60 m2, indien de oppervlakte van het erf meer dan 50 m2 en niet meer dan 500 m2 bedraagt;
-
3. 80 m2 indien de oppervlakte van het erf meer dan 500 m2 en niet meer dan 1000 m2 bedraagt;
-
4. 100 m2 indien de oppervlakte van het erf meer dan 1000 m2 bedraagt;
tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven of de aanduiding 'bijgebouwen' een grotere maximumoppervlakte met zich brengt.
-
d. ten aanzien van de hoogte:
-
1. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen met een platte afdekking mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de hoofdbebouwing vermeerderd met een dakconstructie van maximaal 0,5 m, met een maximale totale hoogte van 4,5 m, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven.
-
2. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen met een platte afdekking mag ten hoogste 3 m bedragen, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven.
-
3. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een schuine kap mag ten hoogste 3 m bedragen en de bouwhoogte ten hoogste 4,5 m, waarbij de dakhelling maximaal 45° mag bedragen, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven. Deze afschuining geldt niet:
- in die gevallen, waarbij op het naastgelegen perceel in de perceelscheiding al een gebouw met een zelfde of hogere hoogte aanwezig is, dan wel gelijktijdig wordt opgericht;
- ten aanzien van topgevels.
4.2.4 Bouwwerken van algemeen nut
Voor het bouwen van bouwwerken van algemeen nut gelden de volgende regels:
-
a. bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht, met uitzondering van de gronden gelegen voor de (verlengde) voorgevelrooilijn.
-
b. de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5 m, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven.
-
c. de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50 m², tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven.
4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen in het onbebouwd erf niet meer dan 1 m mag bedragen.
-
b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag in het bouwvlak en in het erf niet meer dan 3 m en in het onbebouwd erf niet meer dan 1 m bedragen.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwen in het bouwvlak
Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 4.4.4, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:
-
a. het bepaalde in 4.2.2 onder c, voor zover dit het stedenbouwkundige beeld ter plaatse ten goede komt;
-
b. het bepaalde in 4.2.2 onder e voor bebouwing in meerdere bouwlagen in de strook van 5 m langs de zijdelingse perceelscheiding tot een bouwdiepte van maximaal 15 m met inachtneming van het bepaalde in 4.2.2 onder d;
-
c. het bepaalde in 4.2.2 onder g ten behoeve van:
-
1. de goothoogte van hoofdgebouwen in de achtergevelrooilijn, onder voorwaarde dat de goothoogte niet meer mag bedragen dan eenmaal de helft van de afstand tot de tegenoverliggende achtergevelrooilijn in hetzelfde bouwblok, vermeerderd met 1 m, met een maximum van 15 m. Bij het ontbreken van een tegenoverliggende achtergevelrooilijn geldt een maximum van 15 m;
-
2. de goothoogte van hoofdgebouwen in de voorgevelrooilijn, onder voorwaarde dat de goothoogte niet meer mag bedragen dan eenmaal de afstand tot de tegenoverliggende voorgevelrooilijn, vermeerderd met 1 m, met een maximum van 15 m. Bij het ontbreken van een tegenoverliggende voorgevelrooilijn geldt een maximum van 15 m.
-
d. de in 4.4.2 en 4.4.3 genoemde mogelijkheden voor binnenplans afwijken zijn van overeenkomstige toepassing in het bouwvlak.
4.4.2 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwen in het erf
Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 4.4.4, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:
-
a. het bepaalde in 4.2.3 onder c voor het bouwen van afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg, zulks met inachtneming van het bepaalde in 4.6.1 en met dien verstande dat ten minste 15 m2 aaneengesloten onbebouwd terrein op het bouwperceel aanwezig blijft, waarbij de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen in het erf wordt gemaximeerd op:
-
1. 80 m2, indien de oppervlakte van het erf kleiner is dan 500 m2;
-
2. 100 m2, indien de oppervlakte van het erf groter is dan 500 m2 en de volledige woonfunctie (woon-/eetkamer, keuken, badkamer, slaapkamer) op de begane grond wordt gesitueerd;
-
b. het bepaalde in 4.2.3 onder c en d ten behoeve van een hoger bebouwingspercentage en afwijkende goot- en bouwhoogten voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij andere gebouwen dan woningen (niet zijnde bedrijfswoningen), met dien verstande dat:
-
1. het bebouwingspercentage 100 mag bedragen;
-
2. het bouwperceel moet blijven voldoen aan het bepaalde in 18.7;
-
3. bijgebouwen met een maximale bouwhoogte van 6 m in maximaal één bouwlaag zonder dakhelling mogen worden gerealiseerd, mits dit voor de bedrijfsvoering noodzakelijk is;
-
c. het bepaalde in 4.2.5 ten behoeve van een afwijkende hoogte voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot een maximale hoogte van 10 m;
-
d. de in 4.4.3 genoemde mogelijkheden voor binnenplans afwijken zijn van overeenkomstige toepassing in het erf.
4.4.3 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwen in het onbebouwd erf
Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 4.4.4, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:
-
a. het bepaalde in 4.2.3 voor het bouwen van entrees, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, zulks met inachtneming van het bepaalde in artikel 18;
-
b. het bepaalde in 4.2.3 voor ondergrondse bouwwerken, zoals kelders en kelderingangen, mits de bovenzijde daarvan niet hoger gelegen is dan het straatpeil;
-
c. het bepaalde in 4.2.3 voor erkers met dien verstande dat:
-
1. op de begane grond:
- de breedte maximaal 2/3 deel van de breedte van de voorgevel bedraagt,
- de diepte maximaal 1,5 m bedraagt,
- de hoogte één bouwlaag betreft of maximaal 3 m;
-
2. de uitbouw transparant moet worden uitgevoerd;
-
3. op de perceelscheiding dan wel op maximaal 2 m uit de perceelscheiding sprake kan zijn van een ondoorzichtige wand;
-
d. de in 4.2.5 opgenomen maximumhoogte van erfafscheidingen, bij bijzondere in stedenbouwkundig opzicht afwijkende situaties, zulks tot een hoogte van maximaal 3 m;
-
e. het bepaalde in 4.2.5 voor de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zulks tot een hoogte van maximaal 5 m;
-
f. het bepaalde in 4.2.5 voor vlaggenmasten, zulks tot een hoogte van maximaal 10 m.
4.4.4 Voorwaarden
Omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels kan slechts worden verleend indien:
-
a. de bebouwingskarakteristiek van de straat niet onevenredig wordt geschaad;
-
b. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt;
-
c. de brandveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
-
d. de milieusituatie niet onevenredig wordt aangetast;
-
e. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
-
f. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
-
g. de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond;
-
h. rekening wordt gehouden met eventuele zichthoeken vanuit belendende percelen.