direct naar inhoud van 8.6 Bodem
Plan: Hoge Hoek
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2009045-e001

8.6 Bodem

In het belang van de bescherming van het milieu zijn, ten einde de bodem te beschermen, regels gesteld in de Wet bodembescherming (Wbb). De wet is van toepassing op bestemmingsplannen die nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken zoals bijvoorbeeld stedelijke uitleggebieden, stedelijke herstructurering of herontwikkelingsopgaven, waarbij het gebruikelijk is om in de toelichting nader in te gaan op eventuele verontreinigingsituaties op basis van een uitvoerig bodemonderzoek.

Om de kwaliteit van de bodem binnen het plangebied vast te stellen zijn een drietal verkennende bodemonderzoeken verricht. Hierbij is onderzocht in hoeverre de bodem is verontreinigd met stoffen die schadelijk kunnen zijn voor de volksgezondheid of voor het milieu in het algemeen.

De rapportages van deze bodemonderzoeken zijn als separate bijlagen aan dit bestemmingsplan toegevoegd. Het betreft de navolgende rapportages:

  • Verkennend milieukundig bodemonderzoek plangebied Berkel-Enschot, , AGEL adviseurs, kenmerk 20060434 d.d. 5 april 2007;
  • Verkennend en aanvullend Bodemonderzoek Raadhuisstraat 1 - 3 te Berkel-Enschot, AGEL adviseurs, kenmerk 20090041 d.d. 15 april 2009;
  • Verkennend Bodemonderzoek Hoge Hoek Berkel-Enschot Deelgebied noord, kenmerk 20060434-01 Definitief 01, d.d.2 december 2009.

8.6.1 Deelgebied Noord

Verkennend Bodemonderzoek Hoge Hoek Berkel-Enschot Deelgebied noord (en gedeeltelijk oostelijk t.p.v. tuinen Molenstraat), kenmerk 20060434-01 Definitief 01, d.d.2 december 2009.

In opdracht van Novaform Vastgoedontwikkelaars is door AGEL adviseurs een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd voor het noordelijk deel van het plangebied. Het onderzoeksrapport, met kenmerk 20060434-01 Definitief 01, is als separate bijlage aan deze toelichting toegevoegd.

Op basis van de resultaten van het vooronderzoek wordt de onderzoekslocatie aangemerkt als een, voor bodemverontreiniging, grootschalig onverdachte locatie. Tijdens de uitvoering van het veldwerk zijn er geen asbestverdachte materialen op of in de onderzochte bodem aangetroffen.

In de boven- en ondergrond zijn aangaande de onderzochte stoffen geen verhoogde gehalten aangetoond. In het onderzochte grondwater overschrijden diverse zware metalen de streefwaarden. Deze licht verhoogde gehalten aan zware metalen betreffen op basis van uit de regio bekende grondwatergegevens hoogstwaarschijnlijk verhoogde achtergrondwaarden ten gevolge van diffuse bodemverontreiniging. Er zijn geen aanwijsbare bronlocaties aangetroffen.

Conclusie

Op basis van de resultaten van het verkennend bodemonderzoek zijn er vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen bezwaren met betrekking tot de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling van de locatie te verwachten. De gemeente Tilburg kan instemmen met de resultaten van het onderzoek. Aanvullend dient echter de bovenondergrond van een deel van de locatie onderzocht te worden op verontreiniging als gevolg van het toepassen van bestrijdingsmiddelen. Dit aanvullend onderzoek heeft plaatsgevonden en wordt in de onderstaande beschreven briefrapportage nader toegelicht.

Briefrapportage aanvullend bodemonderzoek Molenstraat 59 te Berkel-Enschot t.b.v. verkennend bodemonderzoek Hoge Hoek deelgebied Noord, AGEL adviseurs, kenmerk 10-1834-20060434-01/CB/wb

Ter plaatse van de onderzoekslocatie is in 2009 ten behoeve van een voorgenomen bestemmingsplanwijziging een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn beschreven in de rapportage 'Verkennend Bodemonderzoek Hoge Hoek Berkel-Enschot deelgebied Noord (AGEL adviseurs, kenmerk 20060434-01 d.d. 2 december 2009'. De rapportage is ter beoordeling ingediend bij de gemeente Tilburg.

Door de gemeente Tilburg is na beoordeling van de genoemde rapportage aangegeven dat de gegevens met betrekking tot de gehanteerde onderzoeksopzet ter plaatse van het perceel behorend bij Molenstraat 59 (Tilburg, sectie B nummer 4047 ged.) in verband met het (voormalige) gebruik van bestrijdingsmiddelen ontoereikend is. Hiertoe dient het betreffende gedeelte van het perceel aanvullend verkennend te worden onderzocht. Het betreffende aanvullende bodemonderzoek is als bijlage toegevoegd aan het voorliggend bestemmingsplan

Het doel van het aanvullend verkennend bodemonderzoek is vaststellen of er ter plaatse van het deel van de locatie Molenstraat 59 te Berkel-Enschot, dat in gebruik is als boomgaard en dat tevens tot het plangebied behoort, sprake is van een bodemverontreiniging als gevolg van het gebruik van bestrijdingsmiddelen.

Op basis van het aanvullend onderzoek wordt geconcludeerd dat:

  • In de grond komen verhoogde gehalten aan EOX voor die zeer waarschijnlijk het gevolg zijn van het (voormalige) gebruik van bestrijdingsmiddelen op de locatie;
  • Na een targetanalyse is vastgesteld dat met uitzondering van twee PCB's en de OCB's 4,4 DDE en 4,4, DDT geen individuele componenten verhoogd zijn aangetoond. Voor PCB's wordt de achtergrondwaarde overschreden. Voor OCB's is dit niet het geval. De individuele parameters aan chloorfenolen en chloorbenzenen zijn kleiner dan de detectiegrens;
  • De resultaten van het onderzoek geven geen aanleiding tot het verrichten van een nader onderzoek naar de ernst en omvang van de aangetoonde (lichte) verontreiniging.

De licht verhoogde gehalten aan PCB's vormen bij het huidige en voorgenomen gebruik van de locatie geen risico voor de volksgezondheid en/of het milieu. Bij eventuele afvoer van grond naar buiten de onderzoekslocatie dient rekening gehouden te worden met beperkingen voor hergebruik. Deze grond is in principe geschikt voor de functie industrie. Voor hergebruik van grond elders gelden restricties en kan een partijkeuring conform het besluit Bodemkwaliteit van toepassing zijn.

8.6.2 Bodem: deelgebied Zuid

Verkennend milieukundig bodemonderzoek plangebied Berkel-Enschot, AGEL adviseurs, kenmerk 20060434 d.d. 5 april 2007

In opdracht van Novaform Vastgoedontwikkelaars is door AGEL adviseurs een verkennend bodemonderzoek verricht op het zuidelijk deel van het voorliggend plangebied en heeft tot doel het, middels een steekproef, vaststellen van de kwaliteit van de bodem.

Op basis van dit onderzoek is gebleken dat in de bovengrond van de onderzochte parameters van het NEN-pakket is alleen minerale olie boven de streefwaarde aangetroffen. De overschrijding is hier echter gering. De oorzaak van het licht verhoogde gehalte aan minerale olie is niet eenduidig te verklaren. Het criterium voor nader onderzoek wordt niet overschreden.

In de ondergrond geven de gemeten gehalten van de onderzochte parameters van het NEN-pakket geen overschrijdingen van de streefwaarde te zien.

Van de onderzochte parameters van het NEN-pakket grondwater overschrijdt zink in één peilbuis de interventiewaarde. Na herbemonstering en analyse is de concentratie nog boven de interventiewaarde, echter wel aanzienlijk minder. Tevens overschrijdt de concentratie zink in vier andere peilbuizen de tussenwaarde. Na herbemonstering en analyse zijn de concentraties beneden de tussenwaarde, maar wel nog boven de streefwaarde. Tevens worden de metalen cadmium, nikkel, chroom en zink aangetroffen in een concentratie boven de streefwaarde.

De oorzaak van de verhoogde gehaltes van de metalen is naar alle waarschijnlijkheid het gevolg van een verhoogde achtergrondwaarde. De betreffende metalen worden vaker zonder aanwijsbare bron in het grondwater aangetoond. Bij het eerder uitgevoerde bodemonderzoek, op het nabij gelegen perceel Donatusstraat 13/15/17 en het onderzoek dat in opdracht van de NS is uitgevoerd (zie paragraaf 2.2), zijn dezelfde metalen in het grondwater verhoogd aangetroffen.

Conclusie

De aangetoonde gehaltes van de rapportage geven geen aanleiding tot het uitvoeren van een nader onderzoek. Door de gemeente Tilburg is echter aangegeven dat op grond van de historische gegevens er mogelijk aantal verdachte locties binnen het plangebied is gelegen. Middels een aanvullend dossier- en eventueel veld- en laboratoriumonderzoek zal het onderzoek hierop geactualiseerd dienen te worden. Dit aanvullend onderzoek heeft plaatsgevonden en wordt in het onderstaande beschreven aanvullend onderzoek nader toegelicht.

Aanvullend historisch onderzoek Hoge Hoek te Berkel-Enschot, AGEL adviseurs, kenmerk 20060434-01 D01, d.d. 15 juli 2010

In opdracht van Novaform heeft AGEL adviseurs een aanvullend historisch onderzoek uitgevoerd ter plaatse van het plangebied 'Hoge Hoek' te Berkel–Enschot. De onderzoeksresultaten zijn opgenomen in de rapportage 'Aanvullend historisch onderzoek Hoge Hoek te Berkel-Enschot' d.d. 15 juli 2010 met kenmerk 20060434-01 D01.

De aanleiding voor het uitvoeren van een aanvullend historisch onderzoek vormt de notitie van de gemeente Tilburg d.d. 10 augustus 2007 waarin het bodemonderzoek op het zuidelijk deel beoordeeld is en het uitgevoerde historisch onderzoek als onvolledig is beoordeeld.

Het aanvullend historisch onderzoek heeft als doel de hiaten in het uitgevoerde historisch onderzoek voor het zuidelijk deel in 2007. Voor de in 2009 uitgevoerde onderzoeken is eerder een volledig onderzoek uitgevoerd en als volledig beoordeeld.

Op basis van het aanvullend onderzoek zullen de nieuwe aanvullende (historische) gegevens de reeds eerder in 2007 onderzoekshypothese toetsen. Naar aanleiding van het aanvullend historisch onderzoek zal de noodzaak tot een eventueel aanvullend bodemonderzoek bepaald worden.

Op basis van het historisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse van de Hoekse 5 te Berkel-Enschot, perceel 2968 in het verleden een ondergrondse tank heeft gelegen. Deze is conform KIWA eisen in 1999 gesaneerd. Tijdens de sanering zijn geen bodemverontreinigingen aangetroffen. Derhalve wordt ook geen aanvullend onderzoek noodzakelijk geacht en is de KIWA certificering afdoende om vast te kunnen stellen dat er geen milieuhygiënische bodemverontreiniging verwacht kan worden.

De vermelding van de voormalige brandstofhandel (opgemerkt in de notitie van de gemeente Tilburg) kan niet worden geverifieerd. Deze gegevens zijn tijdens het huidige en voormalige onderzoek niet aangetroffen binnen de archieven van de gemeente Tilburg. Vermoedelijk betreffen de voormalige ondergrondse tank ter plaatse van Hoekske 5 te Berkel-Enschot en de vermelde brandstofhandel dezelfde activiteit.

Op basis van het onderhavige aanvullend historisch onderzoek blijkt dat ter plaatse van de onderzoeklocatie “Hoge Hoek” te Berkel-Enschot enkele verdachtmakingen nog niet zijn onderzocht op het voorkomen van een mogelijke verontreiniging. Het betreffen de onderstaande verdachtmakingen:

  • Niet gespecificeerde demping met locatienummer 155540 ter plaatse van kadastraal perceel B 3936;
  • Niet gespecificeerde demping met locatienummer 156471 ter plaatse van kadastraal perceel B 3936;
  • Niet gespecificeerde demping met locatienummer 155539 ter plaatse van kadastraal perceel B 3936.

Deze verdachtmakingen zijn conform het protocol blauwsloten van de gemeente Tilburg onderzocht. Het aanvullend bodemonderzoek heeft plaatsgevonden en wordt in onderstaande tekst nader toegelicht.

Aanvullend Bodemonderzoek Hoge Hoek te Berkel Enschot (vml. gedempte sloten), AGEL adviseurs, kenmerk 20060434-01 D01 d.d. 17 september 2010

In opdracht van Novaform heeft AGEL adviseurs een aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van enkele gedempte sloten binnen het plangebied 'Hoge Hoek' te Berkel–Enschot. Het onderzoek is als Bijlage 19 bij deze toelichting gevoegd. Het aanvullend onderzoek heeft als doel inzicht te krijgen in de actuele milieuhygiënische kwaliteit van de bodem en daarmee vast te stellen of er op de locatie verontreinigende stoffen in de bodem ten gevolge van voormalige slootdempingen aanwezig zijn.

Op basis van de resultaten van het aanvullend historisch bodemonderzoek d.d. juli 2010 is gebleken dat drie voormalige slootdempingen niet voldoende zijn onderzocht. Deze locaties worden aangemerkt als een voor bodem verontreiniging verdachte locatie en dienen conform het protocol "Onderzoek naar Blauwsloten, voormalige slootdempingen, d.d. 2004 opgesteld door de gemeente Tilburg" onderzocht te worden.

Tijdens de uitvoering van het veldwerk zijn geen zintuiglijk afwijkingen aangetroffen die duiden op de aanwezigheid van een voormalige slootdemping. De bodemopbouw blijkt niet afwijkend te zijn van de algehele bodemopbouw van het omringende gebied.

Uit de resultaten van het aanvullend bodemonderzoek ter plaatse van de vermoedelijke liggingen van de gedempte sloten blijkt dat er geen aanleiding is tot het uitvoeren van analytisch onderzoek. Ter plaatse van de vermoedelijke ligging van de gedempte sloot zijn geen afwijkingen aangetroffen die aanleiding geven tot het uitvoeren van nader onderzoek. Vermoedelijk zijn de voormalige sloten met gebiedseigen materiaal gedempt, waardoor er geen zintuiglijke afwijkingen zijn aangetroffen. Door intensief gebruik van de locatie als akker/weiland zijn er ook geen afwijkingen in bodemopbouw aangetroffen.

Op basis van de resultaten van het aanvullend bodemonderzoek zijn er geen belemmeringen in het beoogde gebruik en toekomstige ontwikkelingen van de locatie.

Verkennend en aanvullend Bodemonderzoek Raadhuisstraat 1 - 3 te Berkel-Enschot, AGEL adviseurs, kenmerk 20090041 d.d. 15 april 2009

In opdracht van de heer G.J. Robben heeft AGEL adviseurs een verkennend en aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van de locatie aan de Raadhuisstraat 1 en 3 te Berkel-Enschot. De locatie betreft twee woonhuizen met aangrenzend erf en een tuindersbedrijf voor aardbeienteelt en heeft een oppervlakte van circa 6.950 m².

Aansluitend op het verkennend bodemonderzoek zijn in verband met aangetoonde verontreinigingen ter plaatse van de tuinderskas, in overleg met de opdrachtgever, twee aanvullende fasen aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd.

Tijdens de uitvoering van het veldwerk zijn bij enkele boringen sporen met puin in de boven- en ondergrond aangetroffen. Nabij het puinpad zijn lichte tot sterke bijmengingen met puin waargenomen. Er zijn tijdens het onderzoek geen op asbest verdachte materialen aangetroffen.

In de boven- en ondergrond zijn geen verhoogde gehaltes aangetoond. In het grondwater zijn de metalen barium en zink licht verhoogd aangetoond. De overige geanalyseerde parameters in zowel grond als grondwater zijn niet verhoogd aangetroffen.

Ter plaatse van een gedempte sloot zijn de aanvullende boringen gezet. De aanwezigheid van een gedempte sloot met op bodemverontreiniging verdacht dempingsmateriaal is niet bevestigd.

Bij het onderzoek zijn in de bovengrond ter plaatse van de kas en direct buiten de kas en op 7 meter uit de kas verhoogde gehaltes aan Drins aangetoond tot boven de interventiewaarde. Ten gevolge van de gewijzigde toetsingswaarden voor Drins blijkt dat in geen van de onderzochte grondmonsters nog de tussenwaarde voor Drins wordt overschreden. Dit betekent dat de geconstateerde overschrijdingen geclassificeerd dienen te worden als ´licht verontreinigd´.

In de mengmonsters van de bovengrond en in het bemonsterde grondwater ter plaatse van de dieseltanks zijn geen verontreinigingen met mineraal olieproduct aangetoond.

In de bemonsterde licht tot sterk puinhoudende grond zijn aangaande de onderzochte parameters geen overschrijdingen aangetoond.

Conclusie

De milieuhygiënische kwaliteit van de bodem is middels op basis van dit verkennend en aanvullend onderzoek vastgelegd. De resultaten van het dit bodemonderzoek vormen geen aanleiding tot het verrichten van een nader bodemonderzoek. Door de gemeente Tilburg is echter aangegeven dat het wenselijk is om het grondwater aanvullend op het voorkomen van bestrijdingsmiddelen te onderzoeken. Het aanvullend onderzoek dient bij de ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan gereed te zijn. Dit aanvullend onderzoek heeft plaatsgevonden en wordt in de onderstaande beschreven briefrapportage nader toegelicht.

Briefrapportage aanvullende bemonstering grondwater Raadhuisstraat 1- 3 te Berkel-Enschot, AGEL adviseurs, kenmerk 10-1830-20090041-01/CB/wb, d.d. 20 juli

In aanvulling op de rapportage 'Verkennend en aanvullend Bodemonderzoek Raadhuisstraat 1 - 3 te Berkel-Enschot' (AGEL adviseurs, kenmerk 20090041 d.d. 15 april 2009), is op 20 juli 2010 een briefrapportage opgesteld in verband met het uitvoeren van aanullende bemonsteringen. Deze briefrapportage, d.d. 20 juli 2010 met kenmerk 10-1830-20090041-01/CB/wb, is als bijlage toegevoegd aan het voorliggende bestemingsplan.

Bij het eerdere onderzoek zijn in de bovengrond ter plaatse van de tuinderskas en direct hierbuiten verhoogde gehalten aan Drins (Aldrin, Dieldrin en Endrins) in de grond aangetoond tot boven de interventiewaarde zoals geldend tot 1 april 2009. Ten gevolge van de gewijzigde toetsingswaarden voor Drins is vervolgens gebleken dat in geen van de onderzochte grondmonsters nog de tussenwaarde voor Drins wordt overschreden. Dit betekent dat de aanvankelijk geconstateerde overschrijdingen van de tussenwaarde en interventiewaarde geclassificeerd dienen te worden als 'licht verontreinigd'.

Door de gemeente Tilburg is na beoordeling van de genoemde rapportage op 7 april 2010 aangegeven dat gegevens met betrekking tot de verontreinigingsituatie voor Drins in het grondwater ontbreken en dienen te worden aangevuld.

Op basis van de aanvullende bemonstering is gebleken dat in het grondwater licht verhoogde gehalten aan Drins voor komen. Samen met de resultaten van de eerder in de grond aangetoonde licht verhoogde gehalten aan Drins is er geen reden tot het verrichten van een nader onderzoek naar de ernst en omvang van de aangetoonde bodemverontreiniging.

De licht verhoogde gehalten aan Drins in grond en grondwater vormen bij het huidige en voorgenomen gebruik van de locatie geen risico voor de volksgezondheid en/of het milieu.