Plan: | Hoge Hoek |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0855.BSP2009045-e001 |
Binnen de gemeente Tilburg is een groot aantal wetten en beleidsstukken met betrekking tot natuur en groen van kracht. Beleid en wetgeving is verdeeld over rijk, provincie en gemeente.
Op rijksniveau zijn Natuurbeschermingswet 1998, Flora- en faunawet en Boswet van kracht. De Natuurbeschermingswet 1998 (vastgesteld in 2006) biedt bescherming aan gebieden met bijzondere waarden, zoals de Natura2000-gebieden. De Flora- en faunawet (2002) beschermt vrijwel alle in het wild voorkomende planten- en diersoorten (incl. de soorten, die genoemd worden in het Verdrag van Bern, de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn). In de Boswet (1961) is de kap van individuele bomen en bos buiten de bebouwde kom geregeld.
In het Streekplan van de Provincie Noord-Brabant (2002) is vorm gegeven aan de provinciale Ecologische Hoofdstructuur. In Noord-Brabant wordt deze de Groene Hoofdstructuur (GHS) genoemd. Uitgangspunt van de GHS is het bereiken van een duurzaam ecologisch netwerk door de ontwikkeling van grootschalige natuur en tussenliggende ecologische verbindingszones. Naast strikte begrenzingen, zijn op provinciaal niveau ook zoekgebieden voor de GHS aangegeven. Per gemeente wordt de begrenzing nader uitgewerkt.
Op gemeentelijk niveau zijn met name de Kadernota Groene Mal, het Groenstructuurplan Plus en de Bomenverordening van belang. In de Kadernota Groene Mal (2002) is het rijks- en provinciaal beleid uitgewerkt en zijn aanvullende regels voor natuur en ecologie binnen de gemeentegrenzen opgenomen. Voor het plangebied Hoge Hoek is de Kadernota Groene Mal niet van toepassing.
Het Groenstructuurplan Plus (1998) geeft een lange-termijnvisie op beheer en inrichting van het openbaar groen. In de Bomenverordening (2008) is de bescherming van bomen binnen de bebouwde kom van de gemeente Tilburg vastgelegd.
Door AGEL adviseurs zijn een Quickscan in het kader van de Flora- & Faunawet opgesteld, d.d. 3 april 2010. De rapportage 'Flora- & Faunaonderzoek Hoge Hoek Berkel-Enschot', met kenmerk 20060434-01 D02, is als separate bijlage aan dit bestemmingsplan toegevoegd. Binnen de quicksan is onderzocht of het plangebied onderdeel uitmaakt van een beschermd gebied en/of door de voorgestane ontwikkeling een negatieve invloed te verwachten is op de aanwezige beschermde gebieden in de omgeving. Uit de quickscan blijkt dat het plangebied niet in de nabijheid van een natuurgebied is gelegen, welke is aangewezen in het kader van de natuurbeschermingswet 1998. Tevens maakt het plangebied geen onderdeel uit van een natuurgebied- en/of beheersgebiedsplan van de provinciale Ecologische/Groene Hoofdstructuur.
Flora
Binnen het plangebied is één plantensoort aangetroffen die beschermd is krachtens de Flora en faunawet, te weten het grasklokje. Deze soort mag in zijn voortbestaan niet worden bedreigd door werkzaamheden in het kader van het inrichtingsplan. Het grasklokje is alleen waargenomen op (het talud van) de spoordijk in het westen van het plangebied en zal op die locaties niet door de toekomstig gebiedsontwikkeling worden bedreigd. Een ontheffing van de Flora- en faunawet is voor deze soort, mede vanwege het algemene voorkomen (categorie 1), niet nodig.
De vermelde beschermde brede wespenorchis is niet waargenomen binnen de plangrenzen. De dichtstbijzijnde waarneming is gelegen ten zuiden van het plangebied, ter hoogte van het klooster. Een ontheffing van de Flora- en faunawet is voor deze soort daarom dan ook niet noodzakelijk
Zoogdieren (inclusief vleermuizen)
De waargenomen zoogdiersoorten (mol, konijn) gebruiken het plangebied als vaste verblijf-, rust- of voortplantingsplaats. Omdat het hier gaat om zoogdiersoorten die in grote delen van Nederland en Brabant algemeen zijn, doet het verdwijnen van leefgebied in het plangebied geen afbreuk aan de gunstige staat van instandhouding van regionale of landelijke populaties. Ontheffing van de Flora- en faunawet (categorie 1) en/of compensatie is daarom niet noodzakelijk. Dit geldt ook voor overige beschermde zoogdieren die naar verwachting in het plangebied aanwezig zijn (huisspitsmuis, bosspitsmuis, mol, veldmuis, rosse woelmuis, bosmuis).
In het kader van de Flora- en faunawet zijn vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen beschermd. Indien de verblijfplaatsen van deze vleermuizen in het kader van de planontwikkeling worden bedreigd, is ontheffing van de Flora- en faunawet noodzakelijk, aangezien deze soorten tevens voorkomen in bijlage IV van de Habitatrichtlijn. Daarmee behoren deze soorten tot de zwaarst beschermde categorie in de Flora- en faunawet. In het plangebied zijn ten tijden van de oriënterende veldbezoeken geen verblijfsplaatsen aangetroffen. Ontheffing van de Flora- en faunawet en compensatie is op basis van huidige gegevens daarom niet noodzakelijk.
Mocht in een later stadium de aanwezigheid van deze soort wijzigen, dan dient nogmaals onderzoek te worden verricht naar de aanwezigheid conform het vleermuizenprotocol en moet ontheffing van de FF-wet worden aangevraagd en moet compensatie worden uitgewerkt.
Het plangebied maakt zeer waarschijnlijk deel uit van een fourageergebied voor vleermuizen. Het plangebied blijft deze functie behouden tijdens en na de ingreep, maar neemt door de ingreep mogelijk in kwaliteit af. Gezien de inrichting van de wijk, behoud lijnstructuren, aanplant nieuwe bomen/struiken en de ontwikkeling van een natuurlijke retentievoorziening zijn negatieve effecten op populatieniveau niet te verwachten.
Broedvogels
In het kader van de Vogelrichtlijn en de Flora- en Faunawet zijn alle vogels beschermd. Er zijn broedvogels aanwezig in het plangebied. Indien er bewoonde nesten in het broedseizoen in het plangebied aanwezig zijn vallen deze onder de reikwijdte van artikel 11 van de Flora- en faunawet en zijn beschermd. Er dient daarom gedurende de werkzaamheden rekening te worden houden met het broedseizoen van vogels.
Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Flora- en faunawet wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde.Voor het verstoren van broedende vogels wordt geen ontheffing verleend.
Overige diersoorten
Uit de inventarisatie van de overige soortgroepen (vissen, ongewervelde, amfibieën en reptielen), binnen het plangebied is naar voren gekomen dat verder geen sprake is van beschermde diersoorten. Aantasting van bijzondere overige soorten als gevolg van realisering van de planontwikkeling is dan ook niet aan de orde.