Plan: | Hoge Hoek |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0855.BSP2009045-e001 |
Centraal plangebied
Om inzicht te verkrijgen in de archeologische verwachtingswaarde van het plangebied zijn een viertal onderzoeken uitgevoerd welke als separate bijage zijn toegevoegd. Voor het zuidelijk deel van het plangebied zijn door ArcheoPro een tweetal onderzoeken uitgevoerd, te weten:
In aanvulling op de beide onderzoeken is voor dit zuidelijke deel van het plangebied door Past2Present-ArcheoLogic een notitie opgesteld waarin het advies ten aanzien van de archeologische verwachtingswaarde is verwoord. Deze notitie ´past2present-archeologic notitie - 88´, is eveneens als separate bijlage toegevoegd.
Past2Present-ArcheoLogic adviseert dat archeologisch vervolgonderzoek niet noodzakelijk is, omdat de bodem binnen het plangebied tot grote diepte verstoord is. Tijdens de uitvoering van de geplande werkzaamheden hoeft geen rekening te gehouden te worden met de aanwezigheid van archeologische waarden.
Selectiebesluit
Inmiddels is door het bevoegd gezag (de gemeente Tilburg) het selectiebesluit afgegeven waarin de gemeente aangeeft de conclusies en aanbevelingen uit de beide onderzoeksrapporten en de notitie te onderschrijven. Het Selectiebesluit, d.d. 20 juni 2007 is als bijlage aan dit bestemmingsplan toegevoegd.
Noordelijk plangebied (en gedeeltelijk oostelijk t.p.v. tuinen Molenstraat)
In aanvulling op de hiervoor genoemde onderzoeken is door ArcheoPro in een later stadium eveneens een archeologisch onderzoek verricht ter plaatse van het meest noordelijk deel van het plangebied. Deze locatie maakte aanvankelijk geen onderdeel uit het plangebied. Echter, als gevolg van de extra ruimte eisen voortkomend uit de waterparagraaf, is door ArcheoPro een Inventariserend Veldonderzoek Overig (IVO-O) met bureaustudie uitgevoerd. De conclusies uit dit onderzoek zijn opgenomen in de rapportage ´ArcheoPro Archeologisch rapport Nr 9105´, d.d. 12 december 2009, met kenmerk (ISBN) 1569-7363.
Op basis van de bureaustudie is gebleken dat voor het plangebied hooguit een middelhoge verwachting geldt voor resten uit perioden voorafgaande aan de IJzertijd terwijl voor resten vanaf de IJzertijd, een hoge verwachting geldt.
Tijdens het IVO-O zijn binnen het plangebied zo'n 25 boringen gezet. Uit het onderzoek blijkt dat de bodem binnen het plangebied nagenoeg overal verstoord is. Slechts ter plaatse van een tweetal boringen zijn nog resten van de oorspronkelijke podzolbodem met bovenliggend esdek aangetroffen.
In verband met de sterke verstoring van de bodem en het volledig ontbreken van archeologische indicatoren, geven de resultaten van het onderzoek geen aanleiding om archeologisch vervolgonderzoek te adviseren. Evenmin zijn tijdens het onderzoek archeologische resten aangetroffen waarmee tijdens de verdere planvorming of bij de uitvoering van de geplande werkzaamheden rekening zou moeten worden gehouden.
In het voorliggend geval geldt dat indien toch archeologische materialen en/of sporen aangetroffen worden, deze gemeld dienen te worden bij de gemeente Tilburg, conform Monumentenwet 1988, laatste wijzing van 1 september 2007, paragraaf 7, artikel 53 en verder.
Inmiddels heeft de senior beleidsarcheoloog van de gemeente Tilburg d.d. 17 februari 2010 aangegeven in te kunnen stemmen met de inhoud en conclusie van het onderzoek. Nader onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.
Zuidelijk plangebied
Voor het meest zuidelijke deel van het plangebied is door Becker & Van de Graaf B.V. een archeologisch onderzoek uitgevoerd in verband met de geplande (her)ontwikkeling van het plangebied aan de Raadhuisstraat in Berkel-Enschot, gemeente Tilburg. De resultaten uit dit onderzoek zijn vastgelegd in de rapportage ´De Zomerkoning, Berkel-Enschot Gemeente Tilburg´ , d.d. december 2009, kenmerk (ISBN) 978-90-8996-337-6. Dit onderzoeksrapport is als separate bijlage aan dit bestemmingsplan toegevoegd.
Op basis van het bureauonderzoek worden in het plangebied vondsten en sporen vanaf het Laat Paleolithicum tot aan de Nieuwe tijd verwacht. Onder een plaggendek kunnen sporen en vondsten vanaf het Laat Paleolithicum tot aan de Late Middeleeuwen voorkomen. Hier doorheen kunnen vanaf maaiveld sporen uit de Nieuwe tijd gegraven zijn zoals waterputten, kelders en funderingen. De bodem kan in de 20e eeuw zijn verstoord bij landbouwactiviteiten en het aanleggen van drainage.
Het booronderzoek heeft aangetoond dat het plangebied in het verleden vermoedelijk weinig aantrekkelijk was voor bewoning. De aangetroffen beekdalbodem en leemlagen duiden op een relatief lage ligging en slechte ontwatering. De verwachte enkeerdgrond is niet (meer) aanwezig. De bodem is tot tenminste 80 cm –mv omgewerkt, waardoor de kans op het aantreffen van archeologische waarden in situ zeer klein is. Op basis van de resultaten van het inventariserend veldonderzoek wordt geadviseerd om geen archeologisch vervolgonderzoek uit te laten voeren.