16.2 Bouwregels
16.2.1 Algemeen
Voor het bouwen gelden in het algemeen de volgende regels:
-
a. bestaande bebouwing, welke krachtens een bouwvergunning is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht.
-
b. er mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten behoeve van de op grond van 16.1.1en 16.1.2 toegelaten functies.
-
c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-rijksmonument' en de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-gemeentelijk monument' geldt het bepaalde in 34.3.
-
d. ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' mag niet worden gebouwd.
16.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. Indien geen bouwvlak is aangegeven, geldt het bestemmingsvlak als zodanig.
-
b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 m, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven.
-
c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven.
-
d. het bebouwingspercentage binnen het bouwvlak mag 100 bedragen, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven.
16.2.3 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
a. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.
-
b. per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één bedrijfswoning toegestaan, tenzij door middel van (een) aanduiding(en) een ander maximum is aangegeven. Indien tussen bestemmingsvlakken de figuuraanduiding 'relatie' is aangegeven, worden deze bestemmingsvlakken aangemerkt als één bestemmingsvlak. De gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. Indien geen bouwvlak is aangegeven, geldt het bestemmingsvlak als zodanig.
-
c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 m, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven.
-
d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven.
-
e. het bebouwingspercentage binnen het bouwvlak mag 100 bedragen, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven.
-
f. de inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m³, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven.
16.2.4 Bouwwerken van algemeen nut
Voor het bouwen van bouwwerken van algemeen nut gelden de volgende regels:
-
a. bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht.
-
b. de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5 m.
-
c. de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50 m².
16.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen.
-
b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 3 m bedragen, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven.
-
c. ter plaatse van de aanduidingen 'manege' en 'specifieke vorm van sport-rijbak' mogen mogen rijbakken voor paarden worden gebouwd, met dien verstande dat:
-
1. de bouwhoogte van de desbetreffende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 2 m, met uitzondering van lichtmasten, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 10 m, en
-
2. de inwendige oppervlakte van een rijbak niet meer mag bedragen dan 800 m2 en de buitenwerkse oppervlakte niet meer mag bedragen dan 875 m².
16.6 Ontheffing van de gebruiksregels
16.6.1 Ontheffing buitenschoolse kinderopvang bij sportcomplexen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedureregels in 39.1, ontheffing verlenen van het bepaalde in 16.5.1 ten behoeve van buitenschoolse kinderopvang bij sportcomplexen, onder de navolgende voorwaarden:
-
a. de ruimte voor buitenschoolse opvang dient ondergeschikt te zijn aan de bestaande en binnen de bestemming nog mogelijk te realiseren bebouwing ten behoeve van de betreffende sportvereniging/club op het sportcomplex;
-
b. de onbebouwde gronden, welke deel uitmaken van het sportcomplex, mogen tevens gebruikt worden als speelterrein behorende bij de buitenschoolse kinderopvang;
-
c. de realisering van de ruimte voor buitenschoolse opvang moet verder aanvaardbaar zijn op grond van landschappelijke en mogelijk nog andere van belang zijnde stedenbouwkundige aspecten, alsmede milieuaspecten, zoals externe veiligheid.
16.6.2 Ontheffing afhankelijke woonruimte (mantelzorgregeling)
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedureregels in 39.1, ontheffing te verlenen van het bepaalde in 16.5.1 ten behoeve van het gebruik van aan- of uitbouwen of bijgebouwen bij een bedrijfswoning als afhankelijke woonruimte, mits:
-
a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit oogpunt van mantelzorg en
-
b. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake aan- en uitbouwen en bijgebouwen wordt ingepast en daarnaast in elk geval maximaal 80 m² beslaat en
-
c. de aanvrager een overeenkomst met de gemeente Tilburg afsluit, waaruit blijkt dat de aanvrager - en zijn rechtverkijgenden - zich verplicht(en) de mantelzorgruimte niet afgesplitst van de woning aan derden te verkopen en waarin ter zake een kwalitatieve verplichting wordt gevestigd als bedoeld in artikel 6 : 252 van het Burgelijk Wetboek, met daaraan gekoppeld een boetebeding en
-
d. de aanvrager in die overeenkomst voorts verklaart, dat als de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen, het gebruik van het (vrijstaand) bijgebouw als afhankelijke woonruimte wordt beëindigd en
-
e. het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van belangen van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven.