direct naar inhoud van Artikel 6 Bedrijf
Plan: Buitengebied Landgoederenzone Bredaseweg
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2008026-e001

Artikel 6 Bedrijf

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Functie

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor de in 6.1.2 genoemde functies alsmede voor:

  • a. bijbehorende en ondergeschikte kantines;
  • b. bijbehorende en ondergeschikte kantoorruimten;
  • c. bijbehorende en ondergeschikte parkeer-, stallings- en verkeersvoorzieningen;
  • d. bijbehorende en ondergeschikte tuinen en erven;
  • e. bijbehorende en ondergeschikte groenvoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. bouwwerken van algemeen nut.
6.1.2 Aanduidingen

Ter plaatse van de aanduiding 'opslag' zijn de voor Bedrijf aangewezen gronden uitsluitend bestemd voor de opslag van materialen ten behoeve van het onderhoud van wegen, voor het stallen van wegenonderhoudsapparatuur, voor bijbehorende gebouwen en bouwwerken die geen gebouw zijn.

Ter plaatse van de aanduiding antennemast zijn de voor Bedrijf aangewezen gronden mede bestemd voor de plaatsing van een vakwerkmast.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Bestaande bebouwing, welke krachtens een bouwvergunning is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht.

6.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één bedrijf toegestaan. Gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. Indien geen bouwvlak is aangegeven, geldt het bestemmingsvlak als zodanig.
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. mogen ondergeschikte delen van een bouwwerk, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, het bouwvlak overschrijden.
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven.
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven.
  • e. het bebouwingspercentage binnen het bouwvlak mag 30 bedragen.
6.2.3 Bouwwerken van algemeen nut

Voor het bouwen van bouwwerken van algemeen nut gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht.
  • b. de maximale bouwhoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5 m.
  • c. de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50 m².
6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten behoeve van de op grond van 6.1.1 toegelaten functies en de op grond van 6.1.2 Aanduidingen toegelaten aanduidingen.
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 3 m bedragen, met uitzondering van hetgeen is bepaald in 6.1.2, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn niet meer dan 2 m mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag in het bouwvlak niet meer dan 15 m en voor de voorgevelrooilijn niet meer dan 2 m bedragen, met uitzondering van de gronden met de aanduiding antennemast. Voor het bouwen van een vakwerkmast geldt een maximale hoogte van 40 meter.
6.2.5 Ondergronds bouwen

Op de gronden binnen deze bestemming mag ondergronds worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. op plaatsen waar hoofd- en bijgebouwen zijn of gelijktijdig worden gebouwd, eveneens ondergronds mag worden gebouwd, en daarnaast direct aansluitend in- en uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken mogen worden gebouwd en
  • b. de verticale diepte niet meer mag bedragen dan 3,5 m.
6.3 Nadere eisen
6.3.1 Mogelijkheden tot stellen nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedureregels in 24.1, nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van:
    • 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de brandveiligheid;
    • 5. de milieusituatie;
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  • b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.
6.4 Ontheffing van de bouwregels
6.4.1 Ontheffingsmogelijkheden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met inachtneming van de procedureregels in 24.1 en de ontheffingsvoorwaarden in 6.4.2 ontheffing te verlenen van:

  • a. het bepaalde in 6.2.4 met betrekking tot de bouwhoogte en situering van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn, zulks tot een bouwhoogte van maximaal 3 m.
  • b. het bepaalde in 6.2.4 met betrekking tot de bouwhoogte en situering van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zulks tot een bouwhoogte van maximaal 30 m binnen het bouwvlak en tot een bouwhoogte van maximaal 10 m voor de voorgevelrooilijn voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die naar hun aard en bestemming ter plaatse toelaatbaar zijn.
6.4.2 Ontheffingsvoorwaarden

De in artikel 6.1.1 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits:

  • a. dit vanuit het oogpunt van de bedrijfsvoering, de bedrijfspresentatie, de constructie of verschijning van het gebouw of de aard van het bedrijf noodzakelijk is;
  • b. de bebouwingskarakteristiek van de straat niet onevenredig wordt geschaad;
  • c. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt;
  • d. de brandveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • e. de milieusituatie niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • g. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • h. de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond.
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming 'Bedrijf', wordt in elk geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken als geluidshinderlijke inrichting of risicovolle inrichting;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning, toegelaten bedrijswoningen uitgezonderd;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor zelfstandige kantoren of zelfstandige kantoorruimten;
  • d. voor de uitoefening van enige tak van handel, inclusief detailhandel;
  • e. het splitsen van een bedrijfswoning in twee of meer zelfstandige woonruimten;
  • f. het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
  • g. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.