Plan: | Buitengebied De Groene Zoom 2012 |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0855.BSP2008025-e001 |
In het plangebied spelen verschillende natuur- en wateraspecten een rol van betekenis. Een groot deel van deze aspecten ligt in het verlengde van de landschappelijke onderlegger. Genoemde aspecten hebben een sterke relatie met het natuur- en waterbeleid. In deze paragraaf wordt voorliggend ruimtelijk beleid afgewogen in relatie tot de natuur- en wateraspecten ofwel omgevingsaspecten.
Ruimtelijke plannen moeten expliciet rekening houden met aanwezige natuurwaarden. Deze waarden zijn als zodanig vastgelegd in Europees beleid, rijksbeleid en provinciaal beleid. Hieronder wordt aangegeven hoe er in dit plan rekening is gehouden met ecologische structuren, belangrijke gebieden en belangrijke soorten.
De beschikbare informatie van de provincie (provinciaal landschapsonderzoek) en terreinbeherende instanties wordt /is actief betrokken bij dit plan.
Bescherming ecologische structuren (Ecologische Hoofdstructuur, EHS)
Het natuurbeleid van rijk en provincie is actief benut voor dit plan. Actuele natuur- en landschapswaarden worden als zodanig beschermd. De provinciale zoneringen van de (Interim)structuurvisie en de Verordening ruimte vormen hiervoor de leidraad (zie systematiek gebiedsbestemmingen). Bescherming van deze waarden geschiedt via een gerichte gebiedsbestemming. De EHS is in de gebiedsbestemmingen verwerkt. Voor het plangebied zijn dit de bosgebiedjes aan de westzijde. Daarnaast is ook een regeling opgenomen voor de gewenste ecologische verbindingszones in de westkant van het plangebied.
Bescherming gebieden (Natura 2000, NB Wet)
In het plangebied is een klein deel van het Natura 2000-gebied de Leemkuilen gelegen. De gebiedenbescherming is primair geregeld via de Natuurbeschermingswet 1998. De reeds beschermde natuurmonumenten en de Natura 2000-gebieden worden via deze wet beschermd. De Natura 2000-gebieden genieten een bijzondere bescherming. Artikel 7.2a Wm schrijft voor dat wanneer een plan voorziet in activiteiten waarvan op voorhand niet is uit te sluiten dat deze significante gevolgen kunnen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van nabijgelegen Natura2000-gebieden een passende beoordeling ex artikel 19f lid 1 Natuurbeschermingswet (Nbw 1998) opgesteld moet worden. Voor de vraag of het onderhavige plan nieuwe ontwikkelingen of activiteiten mogelijk maakt die tot significante gevolgen leiden voor Natura-2000-gebieden waardoor een passende beoordeling nodig is wordt verwezen naar paragraaf 4.7.1.
Bescherming soorten (Flora- en faunawet)
De soortenbescherming is primair geregeld via de Flora- en faunawet. Deze wet voorziet in de bescherming van in het wild voorkomende inheemse plant- en diersoorten. Deze wet kent een algemene zorgplicht met verbodsbepalingen, afwijkingsmogelijkheden en gedragscodes. Voor beschermde soorten is behoud van hun leefgebied van levensbelang. De bescherming van soorten vindt waar nodig plaats via aanduidingen bij de verschillende gebiedsbestemmingen.
Verder wordt bij ontheffingen en wijzigingen als nadere eis opgenomen dat er geen negatieve effecten mogen zijn op beschermde NB-wet gebieden dan wel op beschermde planten en dieren.
Compensatie tbv bestemmingsplan Den Bogerd
Ten noorden van Udenhout wordt een nieuw bestemmingsplan voorbereid, Den Bogerd genaamd. Dit bestemmingsplan regelt de bouw van 380 woningen en de aanleg van een randweg.
Bij de ontwikkeling van Den Bogerd moet in verband met de aanwezigheid van EHS rekening gehouden worden met een bufferzone van 50 meter ten opzichte van stedelijke ontwikkelingen. Omdat de bufferzone (bosrandzone voor het beschermen van het leefgebied van bosvogels) in het bestemmingsplan slechts 15 meter is (parkgebied) dienen de resterende 35 meter gecompenseerd te worden.
Compensatie vindt deels plaats in bestemmingsplan Den Bogerd zelf en deels op een perceel aan de Rauwbrakenweg. Dit perceel ligt in het onderhavige bestemmingsplan en krijgt de bestemming "Bos" met de gebiedsaanduiding "overig toegevoegde ehs". Dit ter versteviging van de bestaande bosstructuur in de omgeving
Onderstaand wordt een uitgebreidere motivatie gegeven waarom op het perceel bos aangelegd dient te worden. Verder is een kaartje bijgevoegd met de locatie van het perceel.
Momenteel bestaat het compensatieperceel nabij de Rauwbrakenweg uit landbouwgrond met nauwelijks enige natuurwaarde. De bodem bestaat volgens de Bodemkaart van Nederland uit hoge zwarte enkeerdgrond die leemrijk is. De grondwaterstand is door de intensieve landbouw de laatste tientallen jaren zeer waarschijnlijk gedaald naar grondwatertrap VII, hetgeen betekent dat het grondwater ook in de winter niet hoger komt dan maximaal 80 centimeter onder het maaiveld. De bodemkaart geeft nog een grondwatertrap VI aan, waarbij het grondwater in de winter stijgt tot 40-80 centimeter onder het maaiveld. Op het compensatieperceel kunnen in principe diverse natuurtypen van een (tamelijk) voedselrijk milieu worden ontwikkeld, zoals bloemrijk grasland, ruigte, struweel en loofbos.
Ter versteviging van de bestaande bosstructuur in de omgeving van het compensatieperceel is het wenselijk om op de compensatieperceel bos te ontwikkelen. Op de nevenstaande kaart is naast de bestaande bosstructuur het nieuwe bos aangegeven op het compensatieperceel. Op de ambitiekaart van het Natuurbeheerplan Noord-Brabant is voor de bestaande bossen in de omgeving van het compensatieperceel het beheertype Droog of Vochtig bos met productie aangegeven. Uitgaande van de (potentiële) grondwaterstand zou voor het nieuwe bos het beheertype Vochtig bos met productie gelden. Het beheertype bestaat uit loofbossen waarin diverse boomsoorten voorkomen, zoals populier, es, esdoorn, beuk, haagbeuk, eik, iep en els. Dit bostype is de productievariant van het haag-beuken- en essenbos en beek- en rivierbegeleidend bos.
Uitgaande van de boom- en struiksamenstelling van de bestaande bossen in de omgeving van het nieuwe bos is de zomereik de dominerende boomsoort. Aanplant van de zomereik is dan ook noodzakelijk om een snelle(re) bosontwikkeling te kunnen realiseren. De overige (lokaal) kenmerkende boom- en struiksoorten zullen zich zeer waarschijnlijk spontaan vestigen, hierbij gaat het om de gewone esdoorn, ruwe berk, beuk, gewone es en in de struiklaag wilde lijsterbes, sporkehout, eenstijlige meidoorn, hulst en gewone braam. Op zeer lange termijn zullen zich in de kruidlaag kenmerkende bos- en zoomplanten ontwikkelen, zoals de gewone salomonszegel, brede wespenorchis, grote muur, valse salie, dubbelloof, wijfjesvaren en smalle stekelvaren.
Het nieuwe bos kan evenals de bestaande bossen in de omgeving een broedplaats worden voor ondermeer de groene en grote bonte specht, boomklever, boomkruiper, grauwe vliegenvanger en gekraagde roodstaart. Daarnaast zijn de bosranden op lange termijn waardevolle foerageergebieden voor vleermuizen, zoals de gewone dwergvleermuis en laatvlieger.
Een alternatief voor de ontwikkeling van bos kan de ontwikkeling van ruigte en struweel zijn. Deze combinatie van natuurtypen is vooral van belang voor bepaalde vogelsoorten (roodborsttapuit, grasmus, patrijs), dagvlinders en kleine zoogdieren. In de omgeving van de compensatieperceel zijn gebiedjes met ruigte en struweel niet of nauwelijks aanwezig
Bestaand watersysteem
Gebiedskenmerken
Het plangebied ligt in het noordoosten van Tilburg en heeft een oppervlakte van ongeveer 495 ha, ligt in hoofdlijnen tussen Tilburg, Berkel-Enschot en Udenhout en is voornamelijk in agrarisch gebruik.
Het maaiveld loopt globaal af van circa 12,00+ in de zuidwestelijke hoek, tot circa 9,00+ in de noordoostelijke grens. De bestaande wegen en bebouwing liggen over het algemeen iets hoger dan het omliggende terrein. De bestaande stedelijke gebieden liggen gelijk of enkele tientallen centimeters hoger dan het plangebied. Het terrein loopt globaal af naar het noordoosten.
Bodemopbouw
De geohydrologisch opbouw bestaat uit:
Uit diverse bodemkundig-hydrologisch onderzoeken blijkt de deklaag in het plangebied te bestaan uit een toplaag van hoofdzakelijk sterk lemig zand, met een dikte van 0,5 à 1,5 m. Daaronder is veelal sterk lemig zand tot zandige leem aangetroffen tot 2,0 à 3,0 m onder het maaiveld. Onder deze leemlaag komt zeer tot matig fijn, matig leemarm zand voor. Uit diepboringen blijkt dat op nog grotere diepten de zandgrofheid toeneemt en het leemgehalte verder afneemt. In uitzonderingsgevallen is zelfs grind aangetroffen.
Grondwater
Globaal stroomt het grondwater van de deklaag in de noordoostelijke richting. De gemiddeld hoogste grondwaterstanden variëren van 11,50+ in langs de stadsrand van Tilburg tot 8,0+ langs de Van Ginnekenweg. De gemiddelde grondwaterstanden variëren in deze referentiepunten respectievelijk tussen 10,75+ en 8,25+. De ontwatering is globaal beschouwd voldoende voor het huidige gebruik. Daar waar onvoldoende ontwateringdiepte in de loop van de jaren is geconstateerd, heeft men het terrein partieel opgehoogd. De aanwezigheid van storende lagen vergroot de kans op schijngrondwaterspiegels: door de opbouw en structuur van de bodem stagneert de stroom van hemelwater richting het grondwater.
Buiten het plangebied bevinden zich twee gebieden waar het watersysteem een aparte status heeft gekregen: ten oosten van Udenhout de Leemkuilen en ten noorden van Udenhout de Brand. Om deze natte natuurgebieden te beschermen zijn attentie- en Keurbeschermingsgebieden vastgesteld. Het noordoostelijke deel van de Groene Zoom is aangemerkt deels als attentie en deels als keurbeschermingsgebied. Hiervoor geld antiverdrogingsbeleid, waarbij dat de hydrologische omstandigheden niet verslechterd mogen worden. Daarom zijn in de Verordening Ruimte deze gebieden ook beschermd. Voor dit bestemmingsplan is dat een klein deel attentiegebied EHS en Groen Blauwe mantel. De Verordening geeft aan welke regels er doorwerken in het bestemmingsplan (o.a. mbt tot drainage en verhardingen).
Figuur 1. Attentie- (geel) en Keurbeschermingsgebieden (lichtgroen)
Oppervlaktewater
Het plangebied bevindt zich net ten noorden van de waterscheiding tussen het stroomgebied van de Voorste Stroom en de Zandleij. Het Waterschap De Dommel is verantwoordelijk voor het beheer van zowel de kwantiteit als de kwaliteit van het oppervlaktewater in het gebied.
Het oppervlaktewater stroomt voornamelijk in drie watergangenstelsels en bijhorend detailafwatering:
Het betreft watervoerende watergangen met een sterk seizoengebonden regime. In de zomer valt het merendeel ervan droog en in de winter zorgen ze voor de ont- en afwatering van omliggende terreinen. Stroomafwaarts meer naar het noordoosten komen al deze watergangen samen bij de Zandleij.
Gekoppeld aan de regionale afwatering is de stedelijke afwatering van aangrenzende stedelijke gebieden.
Gebied + Invulling | Bruto Opp. |
Stedelijk watersysteem | Afwatering | |
Loven Noord I | B | 20 ha | Duurzaam VGS | ZL9 |
Berkel-Enschot | W+B | 255 ha 28 ha |
Meng. Riolering (V)GS |
ZL9, ZL20 |
Udenhout | W+B | 216 ha 21 ha |
Meng. riolering (V)GS |
ZL10, ZL11, ZL16, ZL23 |
Tabel 1. Overzicht stedelijke gebieden. B (Bedrijven); W (Wonen);
Figuur 2. Regionaal afwateringssysteem
Riolering
In het plangebied ligt vrijwel alleen riolering in de bebouwde delen. Alleen in de uiterste zuidwest hoek van het plangebied ligt een stukje transportpersleiding van het waterschap De Dommel. De verspreide bebouwing buiten de stedelijke kernen is gerioleerd door middel van drukriolering.
Het afvalwater van de verschillende stedelijke gebieden stroomt af tot de rioolwaterzuiveringsinstallatie Tilburg:
De eindgemalen en de zuivering zijn in beheer van waterschap De Dommel. De opvoergemalen en rioolstelsels vallen onder de zorgplicht van de gemeente.
De bestaande riolering van Berkel-Enschot en Udenhout hebben een directe invloed op de Groene Zoom. De bestaande gemengde rioolstelsels en verbeterd gescheiden stelsels hebben overstorten op de watergangen. De conventionele gescheiden rioolstelsels lozen direct op het oppervlaktewater. Tabel 2 geeft een overzicht er weer van.
Gebied | Overstort | Lozing | Frequentie | Afwatering |
Tilburg | Loven Noord | VGS | 0,1 | ZL9 |
Zwaluwenbunders | VGS | 0,1 | ZL7 | |
Berkel-Enschot | Rauwbrakenweg | Meng | 13,6 | ZL9 |
Raadhuisstraat | Meng | 8,0 | ZL9 | |
Berkelseweg via BBB | Meng | 15,3 | ZL20 | |
De Zicht | VGS | 45 | ZL20 | |
Koningsoord | GS | 0,1 | ZL8 | |
Hoge Hoek | GS | 0,1 | ZL16 | |
Udenhout | Handelweg | VGS | Nog onbekend | ZL23 |
Energieweg via BBB | Meng | Nog onbekend | ZL23 | |
Energieweg | VGS | Nog onbekend | ZL23 |
Tabel 2. Overzicht bestaande lozingen. Meng (Gemengde riolering); VGS (Verbeterd gescheiden Stelsels); BBB (BergBezinkBassin)
In de Structuurvisie Water en Riolering is vastgesteld dat in de stedelijk gebieden geen water op straat mag ontstaan bij een neerslag met een herhalingstijd van 2 jaar. De afvoer van de riolering wordt dan ook hierop afgestemd. Vooral de bestaande gemengde riolering heeft moeite om aan deze opgave te voldoen. Om dat te kunnen realiseren is de strategie gekozen om het regenwater gericht en grootschalig af te koppelen van gemengde riolering. De gekozen oppervlakten hebben een laag vervuilingprofiel en zijn bepaald aan de hand van hydraulische berekeningen.
Het regenwater wordt verzameld en getransporteerd door middel van regenwaterleidingen (Blauwe Aders) tot bergingsvoorzieningen buiten de stad (Waterparken). In het centrale landschapspark in Tilburg Noordoost wordt zo'n waterpark geprojecteerd voor de afkoppelgebieden ten noorden van de spoorweg. Voor de afkoppelgebieden van Berkel-Enschot en Udenhout wordt het regenwater aan de randen van deze kernen op een soortgelijke manier verwerkt: deels in het waterpark in het centrale landschapspark, deels langs de watergangen in nog uit te werken locaties buiten de dorpskernen.
Randvoorwaarden
Beleidskader
De laatste jaren is het inzicht gegroeid dat er, in tegenstelling tot vroeger, meer rekening gehouden moet worden met water. Het huidige beleid van het rijk, de provincie, de waterbeheerder en de gemeente is gericht op een duurzamer waterbeheer. Belangrijk in deze aanpak is het realiseren van veerkrachtige watersystemen die weer de ruimte krijgen, het niet afwentelen van knelpunten in tijd of plaats, de drietrapsstrategie 'vasthouden, bergen, afvoeren', en het reserveren van de ruimte die nodig is voor de wateropgave.
Sinds 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. De KRW stelt doelen voor een goede ecologische en chemische toestand van het oppervlakte- en grondwater in 2015. De EU stelt de normen voor prioritaire stoffen. De ecologische doelstellingen zijn regionaal vastgesteld in het stroomgebiedbeheersplan Maas. De grondwatervoorraad moet stabiel zijn en natuur gebieden mogen niet verdrogen door een te lage grondwaterstand. In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) hebben rijk, provincies, waterschappen en gemeenten afgesproken het beleid van WB21 en de KRW uit te voeren. Het NBW houdt simpel gezegd in dat de watersystemen in 2015 op orde moeten zijn wat betreft waterkwantiteit (WB21), -kwaliteit en ecologie (KRW).
Wat het regionale beleid betreft, beheert Rijkswaterstaat het Wilhelminakanaal, de provincie de strategisch grondwatervoorraden en de waterschappen het oppervlaktewater en het operationeel grondwater. Het Provinciale Waterplan 2010 - 2015 beschrijft het strategische waterbeleid. De uitvoering van de Europese KRW-doelstellingen is daarin opgenomen. Parallel aan het provinciale beleid, zoeken de waterpartners samen met de betrokken landbouw-, natuur- en andere organisaties samen naar passende oplossingen om deze KRW-doelstellingen te realiseren.
Het waterschap De Dommel heeft het Waterbeheerplan 'Krachtig Water' 2010 - 2015 vastgesteld, in dezelfde periode als het Nationale Waterplan 2010 - 2015 en het bovengenoemde Provinciale Waterplan 2010 - 2015. Het plan beschrijft de doelen en inspanningen van het waterschap, en maakt een indeling in zes thema's: droge voeten, voldoende water, natuurlijk water, schoon water, schone waterbodem en mooi water. Naast dit beheerplan beschikt het waterschap over verschillende beleidsregels en van de verordening Keur waterschap De Dommel (datum intrede 22 december 2009), die van belang is voor eventuele ontwikkelingen.
Het waterbeleid van de gemeente Tilburg is vastgelegd in de Structuurvisie Water en Riolering (SWR), met daarin opgenomen het GRP voor de periode 2010 - 2015, met een visie voor de komende 30 jaar. Bij de totstandkoming van dit beleid zijn de waterbeheerders nauw betrokken. De SWR vervangt het Waterplan (1997), het Waterstructuurplan (2002) en het Gemeentelijk Rioleringsplan (2005-2009), en werkt de nieuwe wet- en regelgeving uit, voornamelijk wat de nieuwe zorgplichten betreft voor het regen- en grondwater, en het actuele rijks-, het provinciale en het regionale beleid.
De visie hanteert de in het Waterplan (1997) vastgestelde algemene doelstellingen voor de lange termijn, gebaseerd op de duurzaamheidgedachte:
Deze visie is samengesteld op basis van bijdragen van burgers, gemeenteraad, en betrokken waterbeheerders. Uit de visie vloeit de opgave voort voor de komende jaren. Als uitwerking van de visie zijn er opgaven geformuleerd en strategische keuzes gemaakt, die gelden als randvoorwaarden voor de ruimtelijke ontwikkelingen in Tilburg. Deze randvoorwaarden geven onder andere invulling aan het water als ordenend principe.
Ten behoeve van het handhaven van de eco-hydrologische relaties met het nabijgelegen natuurgebied De Brand zijn uitgangspunten geformuleerd en vastgesteld in het rapport 'De Lekkende Stad', van februari 1997. Bij de 'Lekkende Stad' zijn de volgende specifieke uitgangspunten opgenomen:
Afwegingen
Voor alle bouwinitiatieven is het vastgestelde beleid het kader voor de afwegingen voor het watersysteem. In de Structuurvisie Water en Riolering zijn samen met de waterbeheerders deze afwegingen gedaan, en verwoord in referentiebeelden en beleidskeuzes. Het toepassen van de principes in het buitengebied, waaronder Groene Zoom is maatwerk en mede afhankelijk van de nabijheid tot de geplande verstedelijking. In principe wordt hemelwater in het buitengebied zoveel mogelijk vastgehouden waar het valt, maar in de nabijheid van een waterpark kan hiervan worden afgeweken.
Watertoets
De informatie verwerkt in deze waterparagraaf is door waterschap de Dommel getoetst op 24 augustus 2011. Aangezien het een beheerbestemmingsplan betreft heeft het waterschap geen voorlopig wateradvies afgegeven. Het advies van het waterschap in het kader van de watertoets, wordt direct verstrekt bij de terinzagelegging.