direct naar inhoud van 7.2 Uitvoerbaarheid
Plan: Buitengebied Zuidwest
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2008024-e001

7.2 Uitvoerbaarheid

Algemeen

Voor de uitvoering van een bestemmingsplan buitengebied kan het uiterst zinvol zijn om een separaat uitvoeringsprogramma op te stellen. Dit kan aansluiten bij de projecten in het kader van een eventuele structuurvisie, reconstructieplan, eventuele landschapsontwikkelingsplan etc.

Dit planologisch kader biedt geen directe mogelijkheid om zaken actief uit te voeren in tegenstelling tot bijvoorbeeld landschapsinrichting, landinrichting en het programma beheer. Eventuele maatregelen en projecten kunnen in een uitvoeringsprogramma worden gebundeld en geordend. Voor de uitvoering van dit bestemmingsplan kun je hierbij denken aan:

  • ruimtelijke ordening; bijvoorbeeld landschappelijke inpassing nieuwe bebouwing;
  • archeologie en cultuurhistorie; bijvoorbeeld behoud en herstel van archeologische vindplaatsen en cultuurhistorische objecten en patronen;
  • natuur en landschap; bijvoorbeeld realisatie ecologische hoofdstructuur, aanleg ecologische verbindingszones, behoud/herstel streekeigen beplanting, beheer landschapselementen, zoekruimte natuurcompensatie;
  • waterhuishouding en milieu; bijvoorbeeld waterconservering en waterberging, verdrogingsbestrijding, sanering riooloverstorten, plaatsing windmolens;
  • plattelandsontwikkeling; bijvoorbeeld ondersteuning nieuwe initiatieven;
  • landbouwontwikkeling; bijvoorbeeld herverkaveling en verbetering ontsluiting, stimulering agrarisch natuur- en landschapsbeheer;
  • recreatie en toerisme; bijvoorbeeld zonering recreatie via situering voorzieningen en routing.

Voor de uitvoering van een bestemmingsplan voor het landelijk gebied kan het zinvol zijn om een separaat uitvoeringsprogramma op te stellen, eventueel met jaarplan en jaarverslag. In het onderhavige geval is hier, gelet op het conserverende karakter van het plan, niet voor gekozen.

Financiële uitvoerbaarheid

Centrale doelstelling van de Grondexploitatiewet, zoals opgenomen als afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening, is om in de situatie van particuliere grondexploitatie te komen tot een verbetering van het gemeentelijk kostenverhaal en de versterking van de gemeentelijke regie bij locatieontwikkeling. Uitgangspunt van de Grondexploitatiewet vormt een verplichting tot kostenverhaal. Dit betekent, dat een gemeente de gemaakte kosten op de particuliere grondeigenaar moet verhalen in het geval deze eigenaar tot een ontwikkeling van de gronden overgaat. De gemeente mag hier dus niet meer van afzien. Indien er sprake is van een bouwplan moeten de kosten verhaald worden op de particuliere ontwikkelaar.

De definitie van wat onder een bouwplan wordt verstaan is opgenomen in artikel 6.2.1 Bro:
a. de bouw van een of meer woningen;
b. de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen;
c. de uitbreiding van een hoofdgebouw met ten minste 1000 m² of met een of meer woningen;
d. de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
e. de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1000 m² bedraagt;
f. de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1000 m².

Deze omschrijving van het begrip 'bouwplan' is erg ruim, zodat gemeenten in veel gevallen met de bepalingen van de grondexploitatie te maken krijgen. De toepassing geldt bijvoorbeeld ook voor de bouw van een individuele woning. Deze bouwplantoets kan de vergunningverlenende afdeling verrichten. Maar er is nog een tweede toets, waardoor er in verreweg de meeste gevallen toch geen exploitatieplan gemaakt hoeft te worden. Als het verhaal van de kosten van de grondexploitatie namelijk anderszins is verzekerd en het daarnaast niet nodig is locatie-eisen of eisen m.b.t. woningbouwcategorieën te stellen, hoeft de gemeente geen exploitatieplan op te stellen.

Het voorliggende bestemmingsplan is, zoals hierboven diverse keren opgemerkt, een in hoge mate conserverend plan. In het (ontwerp)plan is op slechts één locatie een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Bro mogelijk gemaakt. Op aanvraag van de eigenaar van het perceel Reuselpad 9 wordt hier de bouw van één woning toegestaan. Op dit bouwplan is afdeling 6.4 inzake grondexploitatie van de Wro van toepassing. Op grond van deze afdeling is de gemeente verplicht over te gaan tot kostenverhaal. Aan de aanvrager zijn conform de Legesverordening legeskosten ad 5.882,75 euro in rekening gebracht, ter dekking van de plan- en apparaatskosten voor wat betreft het perceel waarop het bouwplan betrekking heeft. Daarnaast is met de aanvrager een planschade-overeenkomst gesloten, op basis waarvan eventueel uit het bouwplan voortvloeiende planschade op de aanvrager verhaald kan worden. Hiermee is voldaan aan het vereiste kostenverhaal op basis van de Wet ruimtelijke ordening.