direct naar inhoud van 4.4 Milieuaspecten
Plan: Buitengebied Zuidwest
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2008024-e001

4.4 Milieuaspecten

Het ruimtelijk beleid en milieubeleid hebben raakvlakken. Kwaliteiten, waarden en functies hangen samen met het fysieke milieu (bodem, water, lucht). Het milieu stelt enerzijds randvoorwaarden aan de ruimtelijke ordening. De milieukwaliteit kan anderzijds verbeterd worden door ruimtelijke ordening.

Milieuzonering

Bij de toekenning van functies is zoveel mogelijk rekening gehouden met de milieukwaliteit op basis van de volgende milieuaspecten: geluid, hinderlijke bedrijvigheid, externe veiligheid, luchtkwaliteit, geur/stank en locaties met bodemverontreiniging/oude stortplaatsen.

NB: Er is niet direct gekeken naar de milieuaspecten verzuring, vermesting, verspreiding en verstoring, omdat hier separaat generiek beleid voor geldt.

NB: een aantal beschermingsgebieden (bodembescherming, grondwaterbescherming, stilte) worden beschermd via de Provinciale Milieuverordening. Deze gebieden behoeven niet dubbel beschermd te worden in het bestemmingsplan.

Zonering is een belangrijke methode om functies, waarden en kwaliteiten te ordenen. Er is vooral gekeken naar de aanwezigheid van milieuzonering(en) die ruimtelijk relevant zijn voor functieveranderingen in het bestemmingsplan in de vorm van het toevoegen van woon- en/of verblijfsfuncties. Denk hierbij aan bedrijven en milieuzonering en aan milieuzones voor geluidhinder wegverkeer, railverkeer, vliegtuiglawaai en industrielawaai. Ruimtelijk relevante milieuzones zijn als zodanig vastgelegd op de plankaart. Zo zijn geluidscontouren welke over het plangebied zijn gelegen, opgenomen op de plankaart. Bij dit plan behoort voorts een Staat van Bedrijfsactiviteiten.

Bedrijvigheid

Ter plaatse van Gilzerbaan 495 vindt opslag van ballonnen voor ballonvaart en propaan plaats, waarbij tevens een vulpunt aanwezig is. In de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering wordt voor de opslag van propaan een richtafstand genoemd van 50 meter tot de uiterste situering van een gevel van een nabijgelegen woning. Hieraan wordt ten aanzien van de woning aan Gilzerbaan 450 op enkele meters na voldaan. De opslag van propaan en het vullen van flessen met propaan moeten voldoen aan de interne afstanden die worden genoemd in PGS 23 en 15. In verband met de veiligheid moeten overeenkomstig artikel 3.28 van het Activiteitenbesluit een opslagtank met propaan, het vulpunt van een opslagtank met propaan en de opstelplaats van de tankwagen tot aan een buiten de inrichting gelegen kwetsbaar object voldoen aan een afstandsmaat van 25 meter. Aan deze afstandsmaat wordt (ruim) voldaan, reden waarom de geringe afwijking van de richtafstand van 50 meter wordt geaccepteerd.

Geluid

De Wet Geluidhinder bepaalt vereiste zoneringen voor geluid. Deze wet is onlangs herzien en bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidhinder door onder meer industrie, wegverkeer, spoorwegverkeer en vliegverkeer. De wet richt zich onder andere op de bescherming van de burger in zijn woonomgeving en bevat bijvoorbeeld normen voor de maximale geluidsbelasting op de gevel van een huis.

De Wet Geluidhinder stelt eisen m.b.t. de toegestane geluidbelasting op geluidgevoelige objecten zoals woningen. In de wet wordt per bron een regeling gegeven. Snelwegen en autowegen hebben bijvoorbeeld een zone van 400 m en doorgaande wegen een zone van 250 meter vanuit de as van de weg.

Externe Veiligheid

Algemeen

Externe veiligheid betreft het risico dat is verbonden aan activiteiten met gevaarlijke stoffen voor niet bij de activiteit betrokken personen. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het voorkomen en beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en van risicovol transport (onder andere van gevaarlijke stoffen). Het gaat daarbij om de bescherming van individuele burgers en groepen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen of omstandigheden. Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon (onafgebroken aanwezig en onbeschermd) op een bepaalde plaats overlijdt als gevolg van een calamiteit met een inrichting of een transportmodaliteit. In een nieuwe situatie mag deze kans maximaal 10-6 zijn (1 op 1.000.000). Dit is reeds wettelijk vastgelegd. Het GR bestaat uit de cumulatieve kans per jaar dat een groep van een bepaalde omvang overlijdt als gevolg van een calamiteit met een inrichting of een transportmodaliteit. Bij een toename van het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht indien sprake is van een ruimtelijk besluit. Risicobronnen kunnen onderscheiden worden in risicovolle inrichtingen (onder andere l.p.g.-tankstations) en transport van gevaarlijke stoffen over water, weg, spoor en door leidingen. Bij een toename van de risico's doordat er meer personen in de nabijheid van een risicobron aanwezig zullen zijn, zal er op een verantwoorde wijze invulling gegeven worden aan de hiervoor geldende verantwoordingsplicht.

Risicovolle inrichtingen

Voor inrichtingen die vallen onder het besluit externe veilgiheid inrichtingen, moet bij ruimtelijke besluiten waarbij door mogelijke bouwinitiatieven het groepsrisico toeneemt een verantwoording worden opgegesteld.

Er zijn in het plangebied geen bedrijven aanwezig die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen. De mogelijkheid voor het vestigen van een dergelijk bedrijf is in dit plangebied uitgesloten.

Vervoer gevaarlijke stoffen

Binnen het plangebied of in de nabijheid daarvan zijn de volgende risicovolle transportroutes en leidingen gelegen:

  • Rijksweg A58;
  • Bredaseweg (onderdeel route gevaarlijke stoffen);
  • Spoorlijn Tilburg - Gilze-Rijen;
  • Een tweetal regionale aardgastransportleidingen.

Er worden in het plan binnen de invloedsgebieden geen ontwikkelingen met nieuwe kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten mogelijk gemaakt. Derhalve worden er geen belemmeringen verwacht.

De risico's die worden veroorzaakt door het wegtransport hangen met name af van het aantal transporten met gevaarlijke stoffen en de kans op een ongeluk. Met name over de spoorlijn en de rijksweg A58 vindt transport van (gevaarlijke) stoffen plaats. Voor deze (spoor)wegdelen geldt een verhoogd risico. Het plan voorziet echter niet in nieuwe kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten binnen de 10-6-contour. Daarnaast zullen geen nieuwe ontwikkelingen binnen het invloedsgebied van bovengenoemde rijksweg of spoorlijn mogelijk worden gemaakt. Het groepsrisico zal derhalve niet toenemen.

Leidingen

Op dit moment is de Rijksoverheid bezig de circulaire "Zonering langs hogedruk aardgasleidingen" uit 1984 te vervangen door een nieuwe AMvB Buisleidingen. Het concept van dit besluit is gepubliceerd in augustus 2009. Tilburg anticipeert op advies van het Ministerie van VROM op deze wetswijziging.

In het plangebied is een tweetal 40 bar regionale (12 inch en 4 inch) aardgastransportleidingen van de Gasunie aanwezig (Z-528-03 en Z-528-04). Deze zijn, inclusief een belemmeringenstrook van vier meter aan weerszijden van de as van deze leidingen, op de plankaart weergegeven door middel van de (dubbel)bestemming Leiding-Gas.

Leidingnr.   Diameter   Ontwerpdruk   Belemmeringen strook  
Z-528-03   12"   40 bar   4 meter weerszijden  
Z-528-04   4"   40 bar   4 meter weerszijden  

Plaatsgebonden risicocontour:

De plaatsgebonden risicocontour van 10-6 is een grenswaarde. Binnen deze contour mogen zich geen kwetsbare bestemmingen bevinden. Voor beperkt kwetsbare bestemmingen geldt een genuanceerder beleid. Hiervoor is deze contour een richtwaarde. Tussen de 10-5 en 10-6 -contour mogen zich gemotiveerd beperkt kwetsbare bestemmingen bevinden. In casu ligt de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 op 0 meter van de leidingen.

Groepsrisico:

In tegenstelling tot een berekening van het plaatsgebonden risico, dat enkel een eigenschap is van de leiding, is het groepsrisico juist een eigenschap van de leiding én de omgeving van die leiding. Naarmate de groep mogelijke slachtoffers groter wordt, moet de kans op zo'n ongeval kleiner zijn. De normen voor het groepsrisico weerspiegelen geen grenswaarde maar een oriënterende waarde. Dit houdt in dat bij de beoordeling van het groepsrisico het lokaal en regionaal bevoegd gezag de mogelijkheid geboden wordt om gemotiveerd van de oriënterende waarde af te wijken. Wanneer we uitgaan van het nieuwe externe veiligheidsbeleid komen we tot de volgende veiligheidsafstanden:

Leidingnr. Z-528-03 => 1% letaliteitsgrens = 140 m, 100% letaliteitsgrens = 70 m.

Leidingnr. Z-528-04 => 1% letaliteitsgrens = 45 m, 100% letaliteitsgrens = 30 m.

Toelichting 1% letaliteitsqrens (9,8 kW/m2-contour'):

De 1% is de uiterste grens waarbinnen beïnvloeding van het GR mogelijk is. Dit kan door een toename van bebouwing inclusief bewoning, maar ook door bijvoorbeeld een wijziging van een bestaande bestemming in een nieuwe waardoor meer bemensing mogelijk is. Bijv. een oud pakhuis wordt omgebouwd tot een appartementencomplex, dus toename bewoning.

Toelichting 100% letaliteitqrens (35 kW/m2-contour):

Binnen de 100% afstand is de invloed van de leiding zodanig groot dat binnen deze afstand geen overleving mogelijk is. Toename van bebouwing en bewoning binnen deze afstand draagt sterk bij aan een verhoging van het GR.

Binnen 140 meter c.q. 45 meter uit de binnen het plangebied gelegen leidingen worden geen bouwinitatieven mogelijk gemaakt, het groepsrisico zal daarom niet toenemen.

Conclusie

Vanuit het oogpunt van externe veiligheid is een verantwoording van het groepsrisico niet nodig.

Luchtkwaliteit

De wet van 11 oktober 2007 tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) is op 15 november 2007 in werking getreden. Het plan moet voldoen aan de eisen die daarin neergelegd zijn.

In de op het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' gebaseerde 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn categorieën van gevallen genoemd die in elk geval als 'niet in betekenende mate' (nibm) worden aangemerkt. Voor deze categorieën staat namelijk vast dat zij 'niet in betekenende mate' bijdragen, en hoeft er geen onderzoek verricht te worden.

In het bestemmingsplan worden geen relevante ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Derhalve hoeft geen onderzoek naar luchtkwaliteit plaats te vinden.

Geurhinder

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt vanaf 1 januari 2007 het toetsingskader voor de milieuvergunning, als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. Deze wet geeft normen voor de geurbelasting op een geurgevoelig object. De uitwerking van geurbeleid op basis van de wet Geurhinder en veehouderij (Wgv) vindt eigenstandig plaats. De Wgv biedt gemeenten de mogelijkheid om binnen bepaalde grenzen af te wijken van de standaard geurnormen zoals gesteld in deze Wet. De afwijkende normen worden dan in een gemeentelijke verordening vastgelegd. De gemeente Tilburg heeft geen geurverordening.

Vliegbasis Gilze-Rijen

Geluidzone-Luchtvaart

Het plangebied bevindt zich gedeeltelijk binnen de geluidzone van de vliegbasis Gilze Rijen. De zone is aangegeven op de verbeelding. Binnen de zones bedraagt de geluidbelasting als gevolg van het luchtvaartverkeer meer dan 35 respectievelijk 45 Kosteneenheden. In verband met het vliegverkeer zal voor zo ver dit betrekking heeft op het plangebied binnen de 35 Kosteneenheden (KE) geluidscontour vliegverkeer aan de bepalingen van het Besluit Geluidsbelasting Grote Luchtvaart voldaan moeten worden. Dit betekent onder andere dat tussen de 35 en 45 KE-geluidscontour slechts zeer beperkt nieuwbouw van (bedrijfs)woningen of boerderijsplitsing mogelijk is en dat tussen de 45 en 65 KE-geluidscontour slechts onder voorwaarden vervangende nieuwbouw van (bedrijfs)woningen mogelijk is. Het plan voorziet echter niet in de realisering van geluidsgevoelige objecten binnen de geluidzone, zodat in zoverre geen rekening behoeft te worden gehouden met de geluidszones.

De geluidszones zijn vastgesteld bij de aanwijzing van het luchtvaartterrein op grond van de Luchtvaartwet. In zoverre heeft het opnemen van de geluidszones op de verbeelding ook geen gevolgen voor bestaande geluidsgevoelige objecten in het gebied.

Invliegfunnel

Het plangebied is deels gelegen binnen de zogenaamde funnel van de vliegbasis Gilze-Rijen; dit is een obstakelvrij start-en landingsvlak met zijkanten dat ten behoeve van de vliegverkeersveiligheid is vastgesteld. In het Tweede Structuurschema Militaire Terreinen (SMT-2) is opgenomen dat in het gebied van de funnel geen objecten mogen worden opgericht die hoger zijn dan de maximaal toelaatbare hoogte, uitgedrukt in meters boven NAP.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2008024-e001_0013.jpg"

Figuur: invliegfunnel

Instrumental Landing system (ILS)

De vliegbasis Gilze-Rijen beschikt over een Instrument Landing System (ILS). Het ILS is bedoeld voor het nauwkeuriger uitvoeren van naderingen door vliegverkeer, ook onder slechte weersomstandigheden. Voor het goed functioneren van het ILS is het noodzakelijk dat in een gebied, het verstoringsgebied, rondom de start- en landingsbaan geen verstoring optreedt. Dit gebied bestaat uit meerdere vlakken met daarbij behorende hoogtes, zowel horizontaal als oplopend. Een object dat beneden de betreffende hoogte blijft zal geen verstoring op het ILS opleveren en zou toelaatbaar kunnen zijn. Een object dat hoger is dan de (zonder meer toelaatbare) betreffende hoogte moet worden getoetst op eventuele verstoringseffecten. Om dit te borgen zijn de maximum toelaatbare hoogtes, uitgedrukt in meters boven NAP, opgenomen op een kaart bij het bestemmingsplan. Hieraan kan een door B&W te verstrekken ontheffing worden gekoppeld ten behoeve van een hogere bouwhoogte onder de voorwaarde dat de werking van het ILS niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed. Voorafgaand aan het verlenen van de ontheffing dient schriftelijk advies te zijn ingewonnen bij de beheerder (DVD, Directie Zuid, Postbus 412, 5000 AK Tilburg) van het betrokken ILS.

Inner Horizontal en Conical Surface (IHCS)

Inner horizontal en Conical Surface (IHCS): Het plangebied is gelegen binnen de zogenaamde Inner Horizontal Surface en Conical Surface (IHCS) van de vliegbasis Gilze-Rijen; dit gebied is vastgesteld ten behoeve van de vliegverkeersveiligheid. In het Tweede Structuurschema Militaire Terreinen (SMT-2) is opgenomen dat, conform de ICAO-normen, rondom de gehele luchthaven een obstakelvrij vlak van 45 m boven NAP hoog is gelegen met een straal van 4 km rond de landingsdrempels, dat overgaat in een conisch vlak met een helling van 5% tot 145 m over een afstand van 2 km.

Tenslotte

Wet- en regelgeving op het terrein van RO en milieu hebben ieder hun eigen toepassingsgebied. Wat in het kader van milieubeleid geregeld is, wordt in dit plan niet nogmaals geregeld. Overlap wordt niet wenselijk geacht en is daarnaast ook niet altijd mogelijk. In het bestemmingsplan zullen dan ook geen aanvullende milieuregels worden opgenomen.