Plan: | Buitengebied Zuidwest |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0855.BSP2008024-e001 |
Hergebruik van vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing
Algemeen
In dit bestemmingsplan vindt voor wat betreft hergebruik van vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing aansluiting plaats op de beleidsmatige keuzes zoals deze zijn gemaakt in overige reeds bestaande bestemmingsplannen voor het buitengebied van Tilburg (zoals bijvoorbeeld bestemmingsplan De Zandleij).
Als algemene uitgangspunten voor hergebruik van vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing geldt het volgende:
Ten aanzien van de hergebruiksmogelijkheden geldt steeds als uitgangspunt dat in eerste instantie agrarisch hergebruik gewenst is. De agrarische sector kan sturing geven aan deze hergebruiksmogelijkheden via bijvoorbeeld het Landbouwontwikkelingsplan. Het bestemmingsplan is ten aanzien van hergebruik bepalend voor de vraag of een bestemmingswijziging nodig is. Zo niet, dan gaat het om nevenactiviteiten. De mogelijkheden voor niet-agrarisch hergebruik komen in deze paragraaf aan de orde.
Beleid en criteria
Naast de aan het begin van deze paragraaf genoemde algemene uitgangspunten geldt voor alle vormen van hergebruik:
De mogelijkheid tot hergebruik van vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing voor agrarisch verwante en andere functies, is op beperkte schaal in dit bestemmingsplan opgenomen, in de vorm van wijzigingsbevoegdheden ten behoeve van agrarisch technische hulpbedrijven en/of agrarisch verwante bedrijven, maatschappelijke voorzieningen, recreatieve voorzieningen en paardenhouderijen.
In het plangebied wordt, indien sanering redelijkerwijs niet kan worden verlangd of agrarisch hergebruik niet haalbaar is, hergebruik als burgerwoning (met op zeer beperkte schaal eventueel daaraan gekoppeld bepaalde andere functies) middels een wijzigingsbevoegdheid met randvoorwaarden eveneens toegestaan, mits substantiële vermindering plaatsvindt van bedrijfsgebouwen, zodat er een 'normale' maat wordt verkregen en vermindering van de verstening plaatsvindt. Ten aanzien van burgerwoningen is een verruiming van de maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen opgenomen bij substantiële sloop van voormalige agrarische bedrijfsbebouwing. Dit betekent in concreto dat 10% van de te slopen oppervlakte mag worden teruggebouwd, bovenop de reguliere 75m². Dus als iemand 500 m² aan vrijstaande voormalige agrarische bijgebouwen sloopt, mag hij uiteindelijk 75 + 50 m² = 125 m² aan bijgebouwen overhouden, zulks tot een maximum van 200 m². Ook is het mogelijk sloop van voormalige agrarische bebouwing in te zetten voor vergroting van de maximale inhoud van een woning in het buitengebied (600 m³). Tot aan een maximum van 750 m³ mag in ruil voor sloop 10% van de gesloopte inhoud extra woninginhoud worden toegevoegd. Bovenstaande verruimingen zijn alleen mogelijk onder voorwaarde dat de te slopen bebouwing geen cultuurhistorische waarde vertegenwoordigt. Het is niet mogelijk om de premie ten aanzien van bijgebouwen en de woning beide te gebruiken. Wel kan een deel van de gesloopte oppervlakte voor de vergroting van de woning en een ander deel voor de oppervlakte bijgebouwen benut worden. In ieder geval geldt dat het om een eenmalige bonus gaat en dat alle overtollige bebouwing bij voorkeur voorafgaand aan de verruiming of in ieder geval binnen zeer korte termijn daarna afgebroken moet worden. De regeling geldt niet voor recreatiewoningen.
Boerderijsplitsing wordt via een wijzigingsbevoegdheid alleen toegestaan voor voor het buitengebied kenmerkende boerderijen. Hierbij geldt onder meer als voorwaarde dat het bestaande architectonische karakter van de boerderij en de daaraan verbonden cultuurhistorische waarden niet worden aangetast. Evenmin mag het gaan om een woonboerderij, die gelegen is op gronden binnen de gebiedsaanduiding 'geluidzone-luchtvaart'.
Recreatie en overige nevenactiviteiten
Hierbij gaat het voornamelijk om de toelaatbaarheid van de diverse vormen van dag- en verblijfsrecreatie in bestaande bebouwing. Het beleid van de gemeente Tilburg is met name gericht op het bieden van gebiedsgerichte ontwikkelingsmogelijkheden en het bieden van mogelijkheden in vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen in het buitengebied (onder voorwaarden).
Kadernota Toerisme en Recreatie 2003-2010, 'De Tilburgse Ervaring'
In deze kadernota verwoordt de gemeente haar beleid en ambities met betrekking tot toerisme en recreatie. In de kadernota wordt onder meer de noodzaak aangegeven voor het opstellen van een beleidsplan buitengebied voor economische ontwikkeling door onder andere toerisme en recreatie. De inhoud van deze kadernota heeft geen directe gevolgen voor dit bestemmingsplan.
Beleid en criteria
Hierna wordt eerst een aantal algemene beleidsuitspraken gedaan. Vervolgens wordt het beleid voor de diverse vormen van dag- en verblijfsrecreatie beschreven met daarbij de eventuele doorvertaling in dit bestemmingsplan.
Algemeen
Als algemene uitgangspunten voor recreatieve ontwikkelingen geldt:
Dagrecreatieve voorzieningen
De zomerhuisjes in het plangebied, voorzover legaal aanwezig, zijn aangemerkt als dagrecreatieve voorzieningen. Deze mogen niet worden vergroot, zowel in oppervlakte als hoogte. Tevens is permanente bewoning niet toegestaan, met uitzondering van enkele locaties ten aanzien waarvan de rechter anders heeft bepaald. De voorzieningen mogen wel geheel of gedeeltelijk worden vernieuwd, waarbij ook van materiaal mag worden gewisseld.
Hergebruik bebouwing voor recreatie
Functieverandering naar dag- of verblijfsrecreatie is in het plangebied mogelijk gemaakt via een wijzigingsbevoegdheid, zij het op beperkte schaal (max. 400 m²). Daarnaast moet worden voldaan aan de reeds hierboven genoemde voorwaarden.
Kamperen
Gebouwde recreatieaccommodaties en reguliere kampeerterreinen voor meer dan 10 kampeermiddelen komen in het plangebied niet voor en worden ook niet toegestaan om extra verstening te voorkomen. Kleinschalig kamperen bij de boer wordt in dit plangebied mogelijk gemaakt onder voorwaarden via ontheffing. Deze zijn als volgt:
Het bestemmingsplan staat verenigingskamperen op eigen terrein, natuurkamperen, vrij kamperen, kamperen voor eigen gebruik en groepskamperen niet toe in het plangebied.
Recreatieve en overige nevenactiviteiten
Bij agrarische bedrijven worden via een ontheffing op beperkte schaal recreatieve en overige nevenactiviteiten toegestaan. Het moet hierbij gaan om één van de volgende functies:
Bij nevenactiviteiten gelden de volgende randvoorwaarden:
Bij agrarische bedrijven geldt op grond van de regels van het bestemmingsplan naast het bovenstaande een directe mogelijkheid om bed&breakfast te realiseren, tot aan maximaal 5 units met een maximale gezamenlijke oppervlakte van 200 m². Hiervoor is dus geen ontheffing vereist. Bij 'Wonen - Buitengebied' worden dergelijke activiteiten niet toegestaan. Hier is onder omstandigheden wel statische opslag binnen bestaande bebouwing (voormalige agrarische bebouwing) mogelijk tot 50% met een maximum van 1000 m2. Hetzelfde geldt voor 'kleinschalige, niet zakelijke dienstverlening' (onder omstandigheden toegestaan tot 400 m²).
Verkoop aan huis (ondergeschikte productiegebonden detailhandel) is in het hele plangebied toegestaan bij het 'agrarisch bedrijf' als ondergeschikte activiteit bij de agrarische bedrijfsvoering, waarbij niet meer dan 100 m² bedrijfsvloeroppervlakte voor de verkoop mag worden gebruikt.
Teeltondersteunende voorzieningen
Het gebruik van TOV is van belang voor verlenging van het seizoen, een meer gelijkmatige arbeidsverdeling en terugdringing van het gebruik van bestrijdingsmiddelen. Het kan consequenties hebben voor perceelsgebonden natuur- en landschapswaarden. De toelaatbaarheid van deze voorzieningen moet worden afgewogen op basis van natuurlijke, landschappelijke en agrarische motieven.
Permanente voorzieningen zijn volgens de provinciale beleidsnota enkel toegestaan op het agrarisch bouwblok.
Volgens de provinciale beleidsnota zijn tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen (folies, wandelkappen, hagelnetten e.d.) toegestaan buiten het bouwblok en binnen de bestemming 'Agrarisch' rechtstreeks toelaatbaar. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 2,5 ha binnen de bestemming 'Agrarisch'. Binnen de gebiedsbestemmingen 'Bos' en 'Natuur' zijn tijdelijke TOV uitgesloten.
Teeltondersteunende kassen (permanente teeltondersteunende voorzieningen; TOK) zijn ondersteunende voorzieningen die een onderdeel zijn van de totale agrarische bedrijfsvoering van een vollegrondskwekerij of boomkwekerij. Ze worden gebruikt om de bedrijfsvoering te optimaliseren en om in te spelen op de toename van eisen van marktpartijen en de exportgerichtheid van de tuinbouwsector. Onder een kas wordt verstaan een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dat dient voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden. Schuurkassen en permanente tunnel- of boogkassen ( > 1,5 m) worden beschouwd als een kas. TOK zijn volgens dit bestemmingsplan uitsluitend toegestaan binnen het agrarisch bouwblok bij agrarische bedrijven tot een maximale oppervlakte van 5.000 m² en dit slechts voor zover het gaat om bedrijven, die niet binnen de GHS zijn gelegen. Omdat binnen het plangebied geen glastuinbouw voorkomt, is de bouw van meer dan 5.000 m² aan TOK binnen agrarisch bouwblokken niet mogelijk.
Agrarische bouwvlakken
De gemeente Tilburg wil voor bestaande agrarische bedrijven bij de bouwbloktoekenning maatwerk leveren zodat bedrijven voldoende ruimte hebben voor de agrarische bedrijfsvoering en -ontwikkeling binnen de planperiode. De in het plangebied aanwezige bedrijfsmatige agrarische activiteiten zijn daartoe in de bestemming Agrarisch-Agrarisch Bedrijf opgenomen.
De gemeente streeft in het algemeen naar zuinig ruimtegebruik, efficiënte benutting van bouwblokken en het voorkomen van verstening van het buitengebied. Door te werken met actuele luchtfoto's, topografische en kadastrale ondergronden heeft de gemeente zeer zorgvuldig de bouwblokken begrensd.
Voor elk agrarisch bedrijf is de omvang en vorm van het bouwblok bepaald. Hiervoor zijn de volgende aanknopingspunten gehanteerd:
Nieuw- of hervestiging van agrarische bedrijven wordt mede vanwege de ligging van het plangebied nabij de stad, de aanwezige natuurwaarden en de gedeeltelijke omkadering door het tangentstelsel in het plangebied niet toegestaan.
Uitbreiding bouwvlakken
De ruimte voor uitbreiding van toegekende bouwvlakken hangt voor agrarische bedrijven, niet zijnde intensieve veehouderijbedrijven, met name af van de aard en de ligging van het bedrijf volgens de kaders van het Interimstructuurvisie/Paraplunota. Voor intensieve veehouderij gelden de kaders van het Reconstructieplan Meierij (de integrale zonering).
Bouwvlakuitbreidingen worden via een wijzigingsbevoegdheid geregeld. Grondgebonden agrarische bedrijven in het plangebied mogen uitbreiden tot een omvang van 1,5 ha, terwijl, indien het bestaande bestemmingsvlak reeds meer bedraagt dan 1,5 ha, dit bestemmingsvlak mag worden vergroot met maximaal 20%. In/nabij een ecologische verbindingszone (EVZ) is uitbreiding toegestaan als het functioneren van deze EVZ niet belemmerd wordt.
Intensieve veehouderijbedrijven in extensiveringsgebied mogen enkel uitbreiden in het kader van dierwelzijn (max. 15%). Intensieve veehouderijbedrijven in verwevingsgebied mogen uitbreiden tot 1,5 ha via wijziging (of tot meer in het kader van wettelijke eisen inzake dierenwelzijn). Op duurzame projectlocaties en duurzame locaties in verwevingsgebieden mogen deze bedrijven uitbreiden tot maximaal 2,5 ha (via een buitenplanse procedure). Bij het toepassen van deze procedure zal moeten worden aangetoond dat de betreffende locatie een duurzame locatie is.
Cultuurhistorie en archeologie
In deze paragraaf is een uitsnede opgenomen van de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW-kaart) (2006) van de provincie Noord-Brabant. Hierna volgen afzonderlijk de aspecten cultuurhistorie en archeologie.
Cultuurhistorie
Algemeen
Om de cultuurhistorische waarden van het gebied duidelijk in beeld te brengen worden vier aspecten uitgewerkt:
Afhankelijk van hun belang en de beschikbare informatie worden deze aspecten nader belicht. Tevens wordt aangegeven welke aspecten onder enige vorm van beschermende wet- en regelgeving vallen.
Zuidwest
Naar aanleiding van de herziening van het beheerbestemmingsplan Buitengebied Zuidwest (verder plangebied genoemd) is door Fontys-BILAN in 2008 een cultuurhistorisch en archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is deel van een reeks onderzoeken die kadert in de globale herziening van de beheersbestemmingsplannen van de gemeente. In de volgende paragraaf wordt volstaan met een globale beschrijving. Voor gedetailleerde informatie wordt verwezen naar het desbetreffende rapport van BILAN.
Het plangebied ligt in het zuidwesten van de gemeente Tilburg dat vroeger bestond uit woeste (heide-) gronden, doorsneden door het beekdal van de Donge. In het oosten ligt het moerassige gebied van De Blaak, 't Kolkven en het Rietven dat grenst aan enkele opduikingen waaronder 't Geregt en een uitloper van de hoge gronden ten oosten van De Warande. Dit gebied gaat naar het westen over in de woeste gronden van De Rielsche en Hultensche Heide. De heide wordt doorsneden door het soms zeer brede en drassige beekdal van de Donge. In het uiterste westen ligt het bouwland van de gehuchten Klein Tilburg en Hulten. Ten noorden van het plangebied loopt de nagenoeg kaarsrechte Bredaseweg of Rijksweg die via de Maasbrug en de Maasdyk het beekdal van de Donge oversteekt. Dwars door het plangebied loopt van oost naar west de Gilzerbaan die eveneens de Donge oversteekt via een overgang die bekend stond als de Lievevoorts Vonder.
Het gebied was in het verleden grotendeels onontgonnen en onderdeel van de gemeint. Langs de Donge lagen enkele beemden, waaronder de Brik Polders en de Blood Beemden, die in bezit waren van particulieren. In het westen lag het bouwland van Hulten en Klein Tilburg.
De exacte ouderdom van deze nederzettingen is niet bekend, maar een ontstaan in de (vroege) Middeleeuwen wordt verondersteld. Hulten wordt reeds in de dertiende eeuw vermeld, Klein Tilburg aan het einde van de vijftiende eeuw. Overigens zijn er aanwijzingen dat het gebied al eerder werd bewoond gezien de vondst van Merovingisch aardewerk bij Hulten.
In het plangebied zien we met name in het oostelijke deel soms grillige hoogteverschillen met als hoogste punt 15m +NAP, omgeven door een aantal vennen. Het toponiem Blaak verwijst ook naar de moerassige situatie ter plaatse.
Het westelijke deel van het plangebied maakte vroeger deel uit van een moeilijk te doorkuisen, woest en soms drassig gebied. De van oudsher belangrijkste route in het plangebied was de Gilzerbaan. Over de ouderdom is niets bekend, hoewel delen van de route al in de Middeleeuwen werden vermeld. De weg liep vanaf Berkdijk in een rechte lijn over de heide naar de gehuchten Lage en Hoge Vossenberg onder Klein Tilburg. De overige routes door het plangebied waren meestal onbenaamde zandpaden die hoofdzakelijk van zuid naar noord liepen over de oevers van de Donge en de Hultensche Leij.
De Bredaseweg, die langs de noordgrens van het plangebied loopt, werd aangelegd in 1826, deels op oudere tracés. Belangrijk waren ook de oversteekplaatsen over de Donge. Dit zijn vaak (zeer) oude schakels in doorgaande routes. Het betreft de vroegere Maasdijk in de Bredasweg, de Lievevoorts Vonder in de Gilzerbaan en de Kei Stoep in het huidige Siptenpad in het zuiden van het plangebied. In het oosten van het plangebied liep een deel van het tracé van het Bels Lijntje, de spoorweg van Tilburg naar Turnhout.
Tot ver in de twintigste eeuw bleef een deel van het plangebied bestaan uit heidegronden die vanaf de negentiende eeuw werden aangeplant met naaldbossen en/of werden ontwaterd door de aanleg van een slotenstelsel. De vennen in het plangebied (Blaak, Rietven, Kolkven) werden na 1900 in snel tempo gedempt en omgewerkt tot weide- of akkergrond.
Langs de Bredaseweg werden vanaf de achttiende eeuw door particulieren landgoederen aangelegd met een recreatieve functie. Behalve wat verspreide bebouwing op deze landgoederen vinden we in het plangebied ook het complex van de Tilburgsche Waterleiding Maatschappij.
Archeologie (bodemarchief)
Het plangebied heeft op de Indicatieve Kaart Archeologische waarden (IKAW) grotendeels een middelhoge verwachting. Deze geldt voor het beekdal van de Donge, een groot deel van het gebied ten oosten daarvan en voor een klein deel ten zuiden van de Gilzerbaan. Alleen tussen de Donge en de westgrens van het plangebied en ten zuidwesten van de Gilzerbaan geldt een lage trefkans. In het uiterste westen ligt ter hoogte van Klein Tilburg een klein gebied met een hoge verwachting.
Het oostelijke deel van het plangebied heeft op de Archeologische Waarschuwingskaart van Tilburg (ARWATI) een hoge verwachting. Hetzelfde geldt voor een geïsoleerde verhoging (duinvaaggrond) in het zuiden van het plangebied. Het overige deel heeft op de ARWATI een middelhoge verwachting, het beekdal van de Donge een basis verwachting.
Om deze verwachting nader te kunnen specificeren is in het uitgevoerde onderzoek vertrokken vanuit de reconstructie van het prestedelijke landschap, die in nauwe relatie staat tot de bewoningsgeschiedenis.
Belangrijk onderdeel hierbij is het hanteren van een lagenbenadering. De verschillende landschappelijke lagen zijn reliëf, water, bodem en wegenpatroon. Deze aspecten werden aangevuld met onder andere archeologische waarnemingen, bekende historische bebouwing en toponymisch onderzoek om een overzicht te krijgen van de historische bewoning en het type landschapsgebruik. De landschapsreconstructie werd gekoppeld aan bekende nederzettingspatronen uit diverse perioden. Op deze manier werd uitspraak gedaan over locaties die gunstig kunnen zijn geweest voor (pre)historische bewoning.
Net als andere stadsdelen van Tilburg voldoet het plangebied aan een aantal historisch-landschappelijke criteria dat kansen biedt aan vroege bewoning of deze althans doet vermoeden. Het gaat hierbij om elementen zoals de nabijheid van water, de afwisseling van reliëf (met name het voorkomen van hoger gelegen locaties), de bodemgesteldheid en de voormalige aanwezigheid van oude structuren die een aanduiding kunnen zijn van oude bewoningspatronen.
De archeologische verwachting, zoals aangeduid op de IKAW en ARWATI, is op basis van het uitgevoerde cultuurhistorisch en archeologisch onderzoek nader toegespitst en weergegeven in een verwachtingskaart.
Deze verwachting geeft echter een historische situatie weer, waarbij geen rekening is gehouden met moderne en submoderne verstoringen waarmee de urbanisatie van het plangebied in de twintigste eeuw gepaard is gegaan. Aanvankelijk was deze beperkt tot de aanleg van het complex van de Tilburgsche Waterleiding Maatschappij en het Bels Lijntje. In het zuidwesten van het plangebied werd de golfbaan Prise d'Eau aangelegd. Het grootste deel van het plangebied bestaat echter nog steeds uit bossen, weilanden en akkers en zal dan ook weinig tot geen verstoring kennen.
In de figuur zijn de verwachtings- en de verstoringskaart samengevoegd tot een kaart, waarin onderscheid wordt gemaakt in terreinen met geen tot lage archeologische verwachting, terreinen met middelhoge tot hoge archeologische verwachting en archeologisch waardevolle terreinen (o.a. archeologische monumenten).
In het bestemmingsplan Zuidwest liggen geen terreinen van bijzondere archeologische trefkans of waarde, waarvoor wordt aanbevolen om deze als primaire bestemming archeologie te geven en waarbij voor wijzigingen aan de bestemming een aanlegvergunning vereist is.
Figuur: archeologie
Objecten en structuren
Objecten
In het plangebied bevindt zich op grond van de gemeentelijke monumentenverordening één beschermd monument. De bebouwing uit de periode 1850 – 1940 is geïnventariseerd in het Monumenten Inventarisatie Project (MIP)2. Deze bebouwing heeft geen formeel beschermde status maar komt wel voor op de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord-Brabant en wordt daar ook als waardevol beschouwd. In het plangebied bevinden zich echter geen MIP-panden. Voor de architectuur en stedenbouw uit de periode na de Tweede Wereldoorlog dient onderzoek uit 20053 als basis, maar ook hierin komen geen objecten voor die zijn gesitueerd in het plangebied.
De volgende waardevolle en/of kenmerkende objecten bevinden zich in het plangebied (zie figuur):
Gemeentelijke monumenten:
Figuur: objecten
Structuren
Uit het BILAN-rapport blijkt dat het plangebied tot ver in de twintigste eeuw doorkruist werd door een aantal wegen en paden, dat mogelijk teruggaat op een zeer oud padenpatroon. Een deel van dit netwerk is verloren gegaan, maar het tracé van enkele van deze oude wegen en paden is echter nog deels herkenbaar in het huidige wegenpatroon:
Volgens de Cultuurhistorische Waardenkaart Noord-Brabant bevinden zich in het gebied de volgende historisch geografisch waardevolle lijnen met de waardering 'redelijk hoog':
Richtlijnen en voorwaarden
Archeologie
De resultaten van het archeologisch inventariserend bureauonderzoek met inbegrip van de indicatieve periodenkaart van het plangebied, vormen, in combinatie met de vigerende verwachtingskaart(en) en de bekende archeologische waarnemingen, de basis voor advisering en toetsing betreffende archeologische waarden en eventueel vooronderzoek bij ruimtelijke ontwikkelingen en met name vrijstellings- en andere voor archeologie van toepassing zijnde vergunningsprocedures op een bepaalde locatie. Zeker indien het bodemarchief van een bepaald terrein (vermoedelijk) nog niet verstoord is, is nader onderzoek naar eventuele archeologische sporen en vondsten aan de orde (zie eerste afbeelding).
Cultuurhistorie
De beschermde monumenten en gebieden (rijks- en gemeentelijke monumenten en beschermde stadsgezichten) vallen onder separate besluitvormingsprocedures, met name de Monumentenwet 1988 en de Monumentenverordening gemeente Tilburg. In geval van wijziging van bestemmingen van percelen waarop deze wet- en regelgeving van toepassing is, zal de cultuurhistorische waarde een afwegingsfactor zijn.
De cultuurhistorisch waardevolle objecten en structuren, zoals opgenomen in het MIP (en niet voorzien van een geautoriseerde status (rijks- of gemeentelijk monument)) en die uit de naoorlogse periode (wederopbouw), hebben geen officieel beschermde status. Desondanks dient in eventuele planontwikkeling rekening gehouden te worden met deze elementen, waarbij gestreefd dient te worden naar behoud. Hergebruik verdient de voorkeur boven sloop en vervangende nieuwbouw. Overigens zijn in het plangebied geen MIP-objecten aanwezig.