Plan: | Buitengebied Zuidwest |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0855.BSP2008024-e001 |
Ondergrond
Tilburg ligt binnen de Roerdalslenk (vroeger de Centrale Slenk genoemd), een ten opzichte van de omgeving gedaald gebied. Dit is circa 200 miljoen jaar geleden ontstaan als gevolg van breuken in de aardkorst. Gedurende honderdduizenden jaren hebben de Rijn en de Maas hier lagen zand en grind afgezet, met een totale dikte van vele tientallen meters. Boven op de riviersedimenten ligt een pakket dekzand met een gemiddelde dikte van 5 tot 10 meter. Het bestaat uit fijnkorrelige wind- en beekafzettingen en veen. Globaal neemt de hoogte van het terrein zowel van noord naar zuid als van west naar oost af. Het microreliëf wordt niet alleen bepaald door de oorspronkelijke beekdalen en fossiele resten van rivierduintjes, maar ook door vroegere menselijke activiteiten zoals het plaatselijk ophogen van akkers en het steken van turf.
De hogerliggende delen van het gebied zijn al vele eeuwen in gebruik als landbouwgrond. In de beekdalen, die vanouds in gebruik zijn als weide, komen beekafzetting en veen voor.
In het plangebied zijn jonge zandontginningen (open), oude zandontginningen (besloten), beekdalsystemen en bos te vinden.
Het plangebied maakt deel uit van het stroomgebied van De Donge. De Donge bestaat uit enige beken met namen als de Leij en de Oude Leij. De Oude Leij loopt in het oosten van het plangebied terwijl aan de westzijde de Hultense Leij loopt. Beide stromen in noordelijke richting af.
De globale stromingsrichting van het ondiepe grondwater in dit systeem is zuid-noord gericht. Binnen dit hoofdsysteem zijn deelsystemen aan te wijzen. Deze 'deelwatersystemen' zijn als volgt te beschrijven: neerslagoverschot zijgt weg in een infiltratiegebied en stroomt deels als ondiep grondwater tot het weer aan de oppervlakte komt in een kwelgebied. In de 'intermediaire gebieden' tussen de inzijg- en kwelgebieden wordt het neerslagoverschot vaak door sloten naar het kwelgebied gevoerd. Met elkaar samenhangende en elkaar beïnvloedende inzijg- en kwelgebieden behoren tot hetzelfde deelwatersysteem. Het plangebied is bijna geheel een infiltratiegebied.
Landschap
Het landschap van het plangebied wordt gekenmerkt door een stelsel van hoger gelegen gebieden en lagere gronden met beekdalen. Op de hoger gelegen gronden is vooral bos te vinden.
De lager gelegen gronden bestaan uit het beekdal van de Donge (de Oude Leij en de Hultense Leij). In landschappelijk opzicht is ook de zone langs de waterloop De Blaak van belang.
De agrarische gebieden bevinden zich voornamelijk in het westen van het plangebied. Deze gebieden zijn open van karakter en worden visueel begrensd door de bosgebieden en andere beplantingen, zoals beplanting langs wegen.
Natuur en ecologie
Algemeen
Binnen het plangebied is sprake van kenmerkende natuurdoeltypen en planten- en diersoorten. Deze worden bepaald door de combinatie van bodem, waterhuishouding, landschap en (agrarisch) grondgebruik. Ook spelen de ligging in (boven)regionaal verband, het klimaat en de ouderdom van de ecosystemen een belangrijke rol.
Het overgrote deel van het bestemmingsplangebied bestaat uit bos- / natuurgebied. Deze gebieden vormen een schakel in de verbinding tussen de gebieden bovenstrooms langs de Oude Leij en de Hultensche Leij, te weten de Regte Heide & Riels Laag, en de gebieden benedenstrooms, zoals De Rekken.
De bossen in het plangebied bestaan voornamelijk uit een afwisseling van naaldbos, loofbos (met name berken-zomereikenbos) en gemengd bos. In het bosgebied de Blaak en het Schaapsgoor liggen ook heiderestanten, bloemrijke graslanden en akkers. In dit gebied komen diverse algemene soorten voor, zoals vleermuizen, grote bonte specht en brede wespenorchis. Bekend is dat in dit gebied vaste verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn, zoals bijvoorbeeld in het pompstation aan de Gilzerbaan. Ten gunste van beschermde planten- en diersoorten wordt in deze bossen gestreefd naar een verdere ontwikkeling van een diversiteit aan natuurdoeltypen en open ruimten (in de vorm van graslanden, akkers, heideveldjes en ruigten), geleidelijke overgangen van bos naar open ruimte en een poelenstructuur in de nabijheid van het Bels lijntje. De geleidelijke overgangen en open ruimte zijn voorzien om de interne ecologische verbindingen te verbeteren en er wordt daarom gestreefd deze langs het Bels lijntje, de Gilzerbaan, de Oude Rielse baan en de zuidzijde van het bos naar de Kaaistoep te realiseren. Daarnaast wordt omvorming van de structuurarme bestaande bostypen in structuurrijke berken-zomereikenbossen nagestreefd.
De hoogste natuurwaarden zijn te vinden in het beekdal van de Oude Leij en in de natuurgebieden de Kaaistoep en de Sijsten. Natuurvriendelijke flauwe oevers van de Oude Leij bieden een leefgebied voor een grote verscheidenheid aan moerasgebonden soorten zoals amfibieën, diverse vleermuissoorten, libellen en moerasvegetatie. Juist ten noorden van de Gilzerbaan is de Oude Leij begin 2009 door middel van een vistrap passeerbaar gemaakt, zodat diverse vissoorten richting het Riels laag kunnen optrekken om daar te paaien. Daarnaast is de directe omgeving natuurvriendelijk ingericht met nieuwe poelen en struweelvegetaties. Verder komen in het Leijbos langs de Oude Leij diverse bostypen voor (naaldhout en loofhout) met plaatselijk wintereiken-beukenbos. Bijzondere soorten die bekend zijn in de omgeving van de Leij zijn bijvoorbeeld de weidebeekjuffer, de poelkikker, de heikikker, de kleine watersalamander, de levendbarende hagedis, het bermpje, de riviergrondel, de ijsvogel, de groene specht en de grote bonte specht. Ten gunste van beschermde planten- en diersoorten wordt in de bossen gestreefd naar een verdere ontwikkeling van open ruimten (in de vorm van graslanden, akkers, heideveldjes en ruigten), geleidelijke overgangen van bos naar open ruimten en een poelenstructuur in de nabijheid van de Oude Leij. Tevens staan behoud en met name uitbreiding van berken-zomereikenbos en wintereiken-beukenbos, alsmede de ontwikkeling van elzen-eikenbos in de directe omgeving van de Oude Leij voorop. Voor de Oude Leij zelf wordt de ontwikkeling van een beek met schoon, zwak tot snel stromend water met 'natuurvriendelijke' oevers en processen nagestreefd, zodat deze functioneert als natte ecologische verbindingszone voor water- en oeverplanten, vogels, vissen, libellen en macrofauna.
Ten zuiden van de bossen van het Schaapsgoor en ten noorden van de A58 ligt de Kaaistoep. Dit is een voormalig landbouwgebied, dat na herinrichting nu beheerd wordt als natuurgebied met een kleinschalig landschap en een grote diversiteit aan natuurdoeltypen. De flora en fauna van de Kaaistoep zijn zeer goed gedocumenteerd door de KNNV-afdeling Tilburg, die hier al 15 jaar onderzoek doen. Op de voormalige landbouwgronden zijn bloemrijke graslanden ontwikkeld met sint-janskruid, avondkoekoeksbloem, zandblauwtje, maar ook blauwe knoop, vlottende bies, biezenknoppen, tormentil en stijf havikskruid. Hier zijn bijzondere amfibieën en reptielen te vinden zoals de vinpootsalamander, heikikker en levendbarende hagedis, onder andere door de aanwezigheid van de waterloop de Blaak en de vele gegraven poelen. Langs deze wateren zijn ook bijzondere soorten als moerashertshooi en kleine zonnedauw. Daarnaast zijn hier waarnemingen bekend van de Californische rivierkreeft (een exoot) en het bermpje in de Oude Leij. Verder broeden in de graslanden, de houtsingels en struwelen vogels als roodborsttapuit, blauwborst, geelgors, boomleeuwerik en patrijs. In dit gebied wordt gestreefd naar het behoud en ontwikkeling van een kleinschalig landschap met poelen, moeras, akkers, vochtig schraalgrasland, bloemrijk grasland, houtsingels, bos en hakhout.
Ten westen van de Oude Leij en tussen de golfbaan en de Kaaistoep ligt het natuurgebied de Sijsten. Het betreft een bosgebied met een rationele verkaveling, dat dateert uit de vorige eeuw. In het westelijk deel komen stuifduinen voor. Hier komen soorten als bosdroogbloem, dwergviltkruid, heidespurrie, pilzegge, tandjesgras, buizerd, havik, zwarte specht, grote bonte specht en groene specht voor. Ten aanzien van dit bosgebied wordt gestreefd naar behoud en optimalisering van het boslandschap, structuurverrijking van de bestaande bossen en ontwikkeling van geleidelijke overgangszones van het bos naar de heide en ontwikkeling van droge tot vochtige heidevegetaties ten behoeve van dagvlinders, vleermuizen, heideplanten en bos- en struweelvogels. Binnen het bosgebied is een grotendeels vergrast heidegebied aanwezig. Dit is een restant van de vroeger uitgestrekte heidevelden. Bijzondere plantensoorten die hier voorkomen zijn veenbies, klein warkruid, borstelgras, klokjesgentiaan en hondsviooltje. Hier wordt gestreefd naar behoud en herstel van droge tot natte heide- en heischrale graslandvegetaties ten behoeve van typische en zeldzame heideplanten en dagvlindersoorten en ook naar zandverstuivingen. Tevens wordt gestreefd naar behoud dan wel ontwikkeling van structuurrijke heide ten behoeve van dagvlinders en vogels.
De natuurwaarden van de Hultensche Leij zijn beperkt door de huidige landbouwkundige inrichting. Gestreefd wordt deze waterloop te ontwikkelen als een beek met schoon, zwak stromend water met natuurvriendelijke oevers, zodat deze gaat functioneren als een natte ecologische verbindingszone ten behoeve van planten, dagvlinders, libellen, amfibieën, vissen en vogels.
Het agrarische gebied ten westen van de Oude Leij rondom Klein Tilburg is een open, grootschalig en relatief intensief beheerd agrarisch cultuurlandschap. Dit gebied is daardoor met name van belang voor vogels van graslanden, akkers en droge ruigten, zoals kievit, scholekster, kwartel, gele kwikstaart, kneu, patrijs en veldleeuwerik en aan boerenerven gebonden vogels als boerenzwaluw, steenuil en zwarte roodstaart. De beplantingen langs de wegen en de Oude Leij/Donge zijn van belang voor diverse soorten vleermuizen, zoals de gewone dwergvleermuis, de laatvlieger, de watervleermuis en de rosse vleermuis.
Tot slot wordt gestreefd naar de realisatie van een ecologische verbindingszone ten zuiden van de Bredaseweg tussen de bossen van de landgoederenzone en het bosgebied het Blok. Dit is een droge ecologische verbindingszone met stapstenen die ook geschikt moeten zijn voor soorten van natte omstandigheden, zoals de kamsalamander.
Ecologische Hoofdstructuur
Binnen de grenzen van het bestemmingsplan Buitengebied Zuidwest is veel bos- en natuurgebied aanwezig, dat deel uitmaakt van de Ecologische Hoofdstructuur. Deze EHS dient als natuur bestemd en beschermd te worden. De provincie Noord-Brabant heeft voor haar grondgebied de EHS gedetailleerd uitgewerkt in de natuurgebiedsplannen. Op basis van de kaarten uit deze natuurgebiedsplannen dient de bestemming van natuur in het bestemmingsplan te worden overgenomen.
Ecologische verbindingszones
In het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied Zuidwest zijn meerdere ecologische verbindingszones (EVZ) voorzien en deels gerealiseerd. Dit zijn:
In het bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt dat deze verbindingszones worden gerealiseerd. Voor het ruimtebeslag van de eerstgenoemde drie EVZ´s wordt verwezen naar bijlage 3 bij deze plantoelichting.