direct naar inhoud van 9.3 Zienswijzen en ambtshalve aanpassingen
Plan: Buitengebied West
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2008023-e001

9.3 Zienswijzen en ambtshalve aanpassingen

Zakelijke weergave van de ingediende zienswijzen:

Marlo Doomen, e-mailadres: marlodoomen@hotmail.com , Tilburg, per e-mail verzonden 21 juni 2009.

Aangevoerd wordt dat het gebied en de gronden van de TWM een grote natuurwaarde hebben. Zo ook de twee vennen in het gebied. Verder maakt ze zich zorgen over de nieuwe plannen voor het buitengebied west/Kaaistoep en over de plannen om het gebied toegankelijk te maken voor fietsers en wandelaars. Zij wil er geen wandelpark met sportvoorzieningen. Verder is zij tegen de plannen om de golfbaan en hockeyclub uit te breiden.

Standpunt gemeente: deze zienswijze is niet ontvankelijk aangezien deze te laat is ingediend.

Ten overvloede wordt nog opgemerkt dat de gronden van de TWM en het gebied De Kaaistoep buiten het plangebied "Buitengebied West" vallen. Zo ook de golfbaan en een eventuele uitbreidingslocatie hiervoor en de locatie van de hockeyclub aan de Bredaseweg. Wat betreft de plannen om het gebied (meer) toegankelijk te maken voor fietsers en wandelaars wordt opgemerkt dat deze plannen zich nog in een prematuur stadium bevinden dat deze niet zijn opgenomen in het onderhavige bestemmingsplan.

Conclusie: de ingediende zienswijze is niet ontvankelijk.

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant, Postbus 90151, 5200 MC ´s-Hertogenbosch, per brief verzonden 18 juni 2009

De provincie geeft aan dat aan een 12-tal voormalige agrarische bedrijven de bestemming "wonen-buitengebied" is gegeven. Volgens haar streven naar ontstening van het buitengebied dienen de bijbehorende bedrijfsgebouwen gesloopt te worden. Dit is bij de panden Hultenseweg 8, 15, 27, 35 en 40 en Schoorweg 6, 8 en 10 en Hultenseweg 71 en 78 en Nieuwe Lijn 2 en 6 niet gebeurd. De overtollige bebouwing is onder het overgangsrecht gebracht. Het feit dat dit bij 8 panden is gebeurd vanwege het toekomstige bedrijventerrein Wijkevoort acht de provincie niet terecht omdat de realisatie een te onzekere factor is. Om deze reden acht de provincie de woonbestemming niet aanvaardbaar en verwacht zij een aanpassing van het plan.

Standpunt gemeente: in de toelichting van het ontwerp-bestemmingsplan is inderdaad aangegeven dat voor wat betreft de voormalige agrarische bedrijven, die vallen binnen de zoeklocatie van het toekomstige bedrijventerrein Wijkevoort, gekozen is om deze te bestemmen als "Wonen-Buitengebied" en de overtollige (bedrijfs)bebouwing onder overgangsrecht te brengen. Het gaat hierbij om de panden Hultenseweg 8, 15, 27, 35 en 40 en Schoorstraat 6, 8 en 10. Het pand Hultenseweg 15 is inmiddels ook aangekocht door de gemeente. Hierdoor zijn al deze panden, met uitzondering van Hultenseweg 35, eigendom zijn van de gemeente of Tilburgse Waterleiding Maatschappij. De onderhandelingen over aankoop van het pand Hultenseweg 35 lopen nog. Nu de provincie heeft aangegeven dat zij de realisering van bedrijventerrein Wijkevoort een te onzekere factor vindt, om nu reeds de overtollige bedrijfsbebouwing onder het overgangsrecht te brengen, is besloten de 8 panden vooralsnog hun agrarische bestemming (Agrarisch -Agrarisch Bedrijf) te laten behouden in afwachting van de nieuwe toekomstige ontwikkeling van het gebied.

De panden Hultenseweg 71 en 78 en Nieuwe Lijn 2 en 6 vallen buiten het zoekgebied van het toekomstige bedrijventerrein Wijkevoort. Voor het pand Hultenseweg 71 geldt dat hier 3 bijgebouwen staan van in totaal 176 m2. Omdat 75 m2 is toegestaan op basis van de bijgebouwenregeling resteren 101 m2 die ten onrechte onder overgangsrecht zijn gebracht. Voor wat betreft het pand Hultenseweg 78 gaat het om 485 m2. Wat betreft het pand Nieuwe Lijn 6 gaat het om 286 m2. En wat betreft het pand Nieuwe Lijn 2 gaat het om 101 m2 en een MIP-schuur van 509 m2. Al deze bijgebouwen zijn ten onrechte onder het overgangsrecht gebracht en zullen positief bestemd worden op basis van de Beleidsnota "Buitengebied in Ontwikkeling" waarin is aangegeven dat hergebruik van VAB`s (Voormalige Agrarisch Bedrijven) in het buitengebied ten behoeve van statische opslag onder een aantal voorwaarden is toegestaan, buiten de locaties waarvan de agrarische bestemming kan worden gehandhaafd voor de opvang van te verplaatsen agrarische bedrijven. In de Toelichting van het ontwerp-bestemmingsplan is al vrij uitvoerig aangegeven waarom het gebied niet beschikt voor de opvang van te verplaatsen bedrijven. Daarnaast kan gemeld worden dat dit voor de betreffende locaties ook niet mogelijk is vanwege de ligging van burgerwoningen in de directe nabijheid. Ook is voor de betreffende locaties geen gebruik gemaakt van de Rbv en de regeling "Ruimte-voor-Ruimte". Tot slot voldoen de drie locaties aan de voorwaarden: er wordt geen afbreuk gedaan aan de natuurlijke-, landschappelijke- en cultuurhistorisch waardevolle kwaliteiten en het hergebruik gaat gepaard met een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, de VAB is niet gelegen in de GHS- natuur. De opslag zal niet ten dienste staan van een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf, er zal alleen opslag van naar hun aard statische goederen worden toegestaan, de opslag blijft beperkt tot maximaal 1000 m2. Er zal geen buitenopslag worden toegestaan. De effecten op de mobiliteit zullen beperkt zijn. Detailhandel wordt uitgesloten. De overige bedrijfsbebouwing zonder cultuurhistorische waarden wordt gesloopt.

Conclusie: de ingediende zienswijze is gegrond.

Aangevoerd wordt dat het loonbedrijf aan de Keizersakker 12 een zeer forse uitbreiding heeft gekregen. De provincie hanteert voor agrarisch verwante bedrijven een uitbreidingspercentage van 25%. Zij acht de voorgenomen uitbreiding van 400% te groot, temeer omdat daarbij geen enkele ruimtelijke afweging is gedaan en bovendien wordt de ruimtelijke kwaliteit in het buitengebied niet verhoogd.

Standpunt gemeente: : Ingevolge het geldende bestemmingsplan is het perceel bestemd als “Agrarisch technisch hulpbedrijf (loonploeg- en loondorsbedrijf, landbouwmechanisatie-bedrijf)” met een bestemmingsvlak/ bouwvlak van ongeveer 6733,5m2 voor bedrijfsgebouwen en ten hoogste één bedrijfswoning.

Ingevolge het ontwerp-bestemmingsplan was het perceel bestemd als “Loonwerkbedrijf”, had het bedrijf een bestemmingsvlak gekregen van 16.557 m2 met daarin twee bouwvlakken van in totaal 2617 m2.

Het bestemmingsvlak was derhalve ongeveer 2,5 keer zo groot geworden en het bebouwingsvlak daarentegen was met meer dan de helft verkleind. Bij de bepaling van het bestemmingsvlak was uitgegaan van de bestaande situatie in de veronderstelling dat het hier om ging om een reeds tientallen jaren bestaande illegale situatie waartegen nooit was opgetreden en waartegen opgetreden ook niet meer mogelijk zou zijn. Zo ook bij de bepaling van het bouwvlak. Nader onderzoek heeft aangetoond dat de illegale uitbreidingen met name de laatste 10 jaar hebben plaatsgevonden en dat optreden hiertegen nog wel mogelijk is.

De Paraplunota Ruimtelijke Ordening staat loonwerkbedrijven een uitbreidingsmogelijkheid toe van maximaal 25% van het bestemmingsvlak dan wel van maximaal 25% van het toegestane bebouwingsoppervlak. Omdat in het geldende bestemmingsplan het bestemmingsvlak gelijk was aan bebouwingsoppervlak is ervoor gekozen om in de onderhavige situatie het bestemmingsvlak/bouwvlak zoals geregeld in bestemmingsplan Buitengebied" van Gilze en Rijen aan de oostzijde een uitbreiding te geven van 25%. Hierbij zal conform dit geldende bestemmingsplan worden opgenomen dat een strook van 5 meter rond het bestemmingsvlak niet mag worden bebouwd. Ten behoeve van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de geboden uitbreiding zal deze strook rond de uitbreiding de bestemming "Groen" krijgen.

Conclusie: de ingediende zienswijze is gegrond.

Aangevoerd wordt dat ingevolge artikel 3..4 ontheffing verleend kan worden voor schuilgelegenheden voor vee buiten een bouwblok. Uit oogpunt van concentratie acht de provincie het noodzakelijk dat schuilgelegenheden in de buurt van hoofdbebouwing wordt opgericht.

Standpunt gemeente: de ontheffingsmogelijkheid van artikel 3.4 zal geschrapt worden uit de regels aangezien de noodzaak hiertoe ontbreekt bij de agrarische bedrijven die gronden hebben in dit gebied.

Conclusie: de ingediende zienswijze is gegrond.

Aangevoerd wordt dat de generieke en directe mogelijkheid om lichtmasten bij rijbakken op te richten tot een hoogte van 12 meter leidt tot aantasting van de ruimtelijke kwaliteit.

Standpunt gemeente: wat betreft de lichtmasten die mogelijk zijn bij de rijbak die valt binnen de bestemming "Agrarisch" wordt opgemerkt dat de zienswijze gegrond is vanwege de ligging van deze rijbak ten oosten van het Wijkermeer tussen de strook "Natuur" aan de oostzijde van het Wijkermeer en het bosgebied ten noorden van het Wijkermeer. De mogelijkheid tot het oprichten van lichtmasten bij deze rijbak c.q. bestemming "Agrarisch" zal dan ook worden geschrapt.

Wat betreft de lichtmasten die vallen binnen de bestemming "Agrarisch-Agrarisch Bedrijf" en "Wonen-Buitengebied" is geen sprake van aantasting van de ruimtelijke kwaliteit. Immers de rijbakken vallen binnen een bedrijfs- dan wel woonbestemming. Bij de bedrijfsbestemming mogen binnen het bouwvlak ook torensilo's en voedersilo's tot een hoogte van 12 meter worden opgericht. Wel zal de hoogte van de lichtmasten worden teruggebracht tot 8 meter omdat het hier gaat om hobbymatige activiteiten.

Conclusie: de ingediende zienswijze is gegrond.

Aangevoerd wordt dat rond de oevers van het Wijkermeer zich gebieden bevinden met de hoofdfunctie Natuur. De provincie acht het noodzakelijk dat hier een natuurbestemming op wordt gelegd.

Standpunt gemeente: het bestemmingsplan zal zodanig worden aangepast dat de betreffende gebieden een natuurbestemming krijgen

Conclusie: de ingediende zienswijze is gegrond.

Ministerie van Defensie, Dienst vastgoed Defensie, Directie Zuid, Afdeling ROM, sectie RO/JBV, Postbus 412, 5000 AK Tilburg, per brief binnengekomen op 17 juni 2009

Aangevoerd wordt dat de zone voor het grondgebonden dB(A) geluid van de vliegbasis niet op de verbeelding en in de regels is opgenomen.

Standpunt gemeente: het grondgebonden geluid is alsnog geregeld in het onderhavige bestemmingsplan. Artikel 22.4 is hiertoe geschrapt. Hiervoor in de plaats wordt het volgende opgenomen.

Artikel 22.2 Geluidszone.

Artikel 22.2.1 Geluidszone Luchtvaart

In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2, geldt ter plaatse van de gebiedsaanduiding Geluidszone dat voor het oprichten van bebouwing voldaan moet worden aan het Besluit van 18 december 2008, houdende wijziging van de Wet luchtvaart inzake vernieuwing van de regelgeving voor burgerluchthavens en militaire luchthavens en de decentralisatie van bevoegdheden voor burgerluchthavens naar het provinciaal bestuur, van toepassing is, uitsluitend voor wat betreft het gebied zoals dat is aangegeven op Bijlage 5 Geluidszone-luchtvaart-kaart bij de regels.

Artikel 22.2.1 Geluidszone grondgebonden geluid vliegbasis

In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2, geldt ter plaatse van de gebiedsaanduiding Geluidszone dat op basis van de Wet geluidhinder geen nieuwe bouwwerken mogen worden opgericht ten behoeve van geluidgevoelige functies, uitsluitend voor wat betreft het gebied zoals dat is aangegeven op Bijlage 6 Geluidszone-grondgebonden geluid vliegbasis-kaart bij de regels.

De artikelen 22.5 tot en met 22.8 worden vernummerd naar artikel 22.3 tot en met 22.6.

Conclusie: de ingediende zienswijze is gegrond.

Aangevoerd wordt dat de luchtvaartgebonden Ke geluidzone correct is opgenomen op de verbeelding maar niet opgesplitst is in de verschillende zoneringen (35-40, 40-45 en 45-50Ke). Verder wordt in artikel 22.4 een verwijzing naar een kaart waarop deze verschillende zoneringen wel inzichtelijk zijn gemaakt gemist.

Standpunt gemeente: De Geluidzone-Luchtvaart wordt op de verbeelding geregeld via de gebiedsaanduiding "Geluidszone" en via de nieuwe c.q. aangepaste regel 22.2.1 nader geregeld in Bijlage 5 Geluidszone-luchtvaart-kaart. Op deze kaart zijn de Ke-zones aangegeven.

Conclusie: de ingediende zienswijze is gegrond.

In artikel 1.25 en 2.4 van de inleidende regels is de bouwhoogte van bouwwerken nader gedefinieerd. Hierin zijn ondergeschikte bouwonderdelen uitgezonderd terwijl deze wel degelijk invloed kunnen hebben op de verschillende luchtvaartverkeerszones. De definitie dient hierop aangepast te worden.

Standpunt gemeente: de definities van de artikelen 1.25 en 2.4 worden aangevuld met de zin: Deze uitzondering geldt niet voor die ondergeschikte bouwonderdelen binnen de gebiedsaanduidingen luchtvaartverkeerszone-ihcs, luchtvaart-verkeerszone-funnel en luchtvaartverkeerszone -ils tenzij het Ministerie van Defensie schriftelijk heeft aangegeven dat zij hiertegen geen bezwaar hebben.

Conclusie: de ingediende zienswijze is gegrond.

In de artikelen 22.1, 22.2 en 22.3 van de bestemmingsregels wordt gesproken over een afwijking van het bepaalde onder hoofdstuk 2. Deze bepaling dient ook steeds betrekking te hebben op artikel 23 van de regels omdat hierin een ontheffingsbevoegdheid is geregeld voor onder andere de hoogte van bebouwing. Een ontheffing is alleen mogelijk indien dit niet conflicteert met de luchtvaartverkeerszones.

Standpunt gemeente: alleen artikel 23 lid 1, 3 en 4 regelen ontheffingen voor bouwhoogtes. Deze leden zullen dan ook aangevuld worden met de voorwaarde dat de ontheffing slechts verleend zal worden indien het Ministerie van Defensie schriftelijk heeft aangegeven dat zij hiertegen geen bezwaar hebben.

Conclusie: de ingediende zienswijze is gegrond.

In de artikelen 22.1, 22.2 en 22.3 van de bestemmingsregels dient duidelijk aangegeven te worden dat de hoogtes gerelateerd zijn aan het NAP.

Standpunt gemeente: in artikel 22.1(artikel 22.1.1na vaststelling) wordt de bouwhoogte van 56 meter gewijzigd in 56 meter +NAP.Artikel 22.2 (artikel 22.1.2 na vaststelling) verwijst naar de Luchtvaartverkeerszone-funnel-kaart. Op deze kaart zullen bij de hoogtes +NAP worden aangegeven.Artikel 22.3 (artikel 22.1.3 na vaststelling) verwijst naar de Luchtvaartverkeerszone-ils-kaart. Op deze kaart zullen bij de hoogtes +NAP worden aangegeven.

Conclusie: de ingediende zienswijze is gegrond.

In het plangebied zijn een groot aantal bomen aanwezig, met name in het noordelijke gedeelte (Het Blok-Hulten). Deze bomen kunnen op den duur de invliegfunnel van de vliegbasis penetreren, waardoor er een gevaarlijke situatie kan ontstaan. Verzocht wordt hiervoor een bepaling of beheermaatregel op te nemen in de bestemmingsplanregels.

Standpunt gemeente: In het bestemmingsplan wordt enkel binnen de bestemming "Bos" (Het Blok-Hulten) en "Groen" het vellen of rooien van bos en/of het verwijderen van houtopstanden geregeld. Binnen de andere bestemmingen wordt niets over geregeld ten aanzien van de kap van bomen. Derhalve ook geen beperkingen of belemmeringen. Dit laat onverlet dat vanuit andere gemeentelijke, provinciale of rijksregelingen er wel belemmeringen zijn tegen de kap. Deze kunnen niet via het bestemmingsplan opzij worden gezet. Binnen de bestemming “Bos”en “Groen”is voor de kap van bos en/of houtopstanden een aanlegvergunning vereist. De artikelen 7.6.3 en 9.6.3 geven een beperkende voorwaarde voor het verlenen van deze aanlegvergunning. Deze artikelen zijn als volgt aangevuld: "Deze beperking geldt niet binnen het gebied dat op Bijlage 3 Luchtvaartverkeerszone-funnel-kaart bij de regels is aangegeven, indien het Ministerie van Defensie aantoont dat het betreffende bos en/ of houtopstand een gevaar vormt voor het luchtvaartverkeer van vliegveld Gilze en Rijen."

Conclusie: de ingediende zienswijze is deels gegrond en deels ongegrond.

ARAG-rechtsbijstand, dhr. W. Hilbink, Postbus 230, 3830 AE Leusden, namens de heer C. Akkermans, Klein Tilburg 3 te Tilburg per fax binnengekomen 18 juni 2009 en per brief binnengekomen 22 juni 2009. Dezelfde reactie is door de heer Akkermans, Klein Tilburg 3 te Tilburg ook via mail verzonden op 18 juni 2009.

Aangevoerd wordt dat door de hondentrainingschool en hondenkennel aan Klein Tilburg 4 op zeer korte afstand van de woning Klein Tilburg 3 een ernstige aantasting van het woongenot zal ontstaan.

Standpunt gemeente: De belangrijkste aspecten die tot aantasting van het woongenot kunnen leiden zijn: geluid en indirecte geluidhinder (door bestemmingsverkeer/aankomende vertrekkende bezoekers met honden), geurhinder, lichthinder, luchtkwaliteit. Al deze aspecten zijn in het kader van de milieuvergunning gewogen en in het kort wordt ingegaan op de conclusies.

Ten aanzien van geluid wordt opgemerkt dat de woning Klein Tilburg 3 zich op een afstand van ongeveer 41 meter van de grens van de inrichting van Klein Tilburg 4 bevindt. Uit het bij de milieuvergunning behorende geluidrapport blijkt dat er in de representatieve bedrijfssituatie aan de gestelde normeringen kan worden voldaan.

Ten aanzien van de indirecte hinder ( geluidbelasting bij woningen in de omgeving van het bedrijf, veroorzaakt door verkeer op de openbare weg dat op weg is naar of afkomstig is van de inrichting) wordt opgemerkt dat uit de akoestische rapportage blijkt dat de geluidbijdrage als gevolg van de verkeersaantrekkende werking ruim voldoet aan de voorkeursgrenswaarde. Daarnaast zijn in de milieuvergunning voorschriften opgenomen die beperkingen opleggen in het uitvoeren van werkzaamheden gedurende bepaalde dagen en tijden, alsmede de wijze van handelen binnen de inrichting.

Ten aanzien van geur(hinder) afkomstig van honden wordt opgemerkt dat de milieuaanvraag voldoet aan de eisen zoals gesteld in de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' en de Wet Geurhinder en Veehouderij. Voor geurhinder behoeft niet te worden gevreesd.

Ten aanzien van lichthinder wordt opgemerkt dat de verlichting geen belemmering vormt voor vergunningverlening. Aan de afstandsnormen wordt voldaan. In de voorschriften zijn nochtans bepalingen opgenomen ten aanzien van het gebruik van de installatie en een norm voor de maximale lichtsterkte op de gevel van woningen van derden.

Ten aanzien van luchtkwaliteit wordt opgemerkt dat het voldoende aannemelijk is dat de luchtkwaliteit in de nabije omgeving van het bedrijf door de aangevraagde activiteiten niet verslechtert.

De conclusie is dan ook dat er geen ernstige aantasting van het woongenot ontstaat.

Conclusie: de ingediende zienswijze is ongegrond.

Aangevoerd wordt dat juist het gebruik van het hondentrainingscentrum de meeste overlast geeft. Dit is een functie die niet thuis hoort op een locatie op korte afstand van woningen en die niet kan worden aangemerkt als een agrarisch verwant bedrijf. In de begrippenbepalingen van de Paraplunota wordt enkel gesproken over een hondenkennel, geen hondentraining.

Standpunt gemeente: voor wat de overlast betreft wordt verwezen naar het bovenstaande en de milieuvergunning. Daaruit blijkt dat de overlast acceptabel is en dat voldaan kan worden aan alle afstandsnormen. Wat betreft de begripsomschrijving van agrarisch verwant bedrijf wordt opgemerkt dat de Paraplunota onder een agrarisch verwant bedrijf een bedrijf of instelling verstaat gericht op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren of de toepassing van andere landbouwkundige methoden. Als voorbeelden worden genoemd: dierenkliniek, dierenasiels, hondenkennels. Deze voorbeelden zijn niet uitputtend bedoeld. De hondentraining past qua uitstraling, mogelijke overlast en (milieu)gevolgen naar de omgeving binnen de voorbeelden van dierenasiel, hondenkennel en dierenkliniek.

Conclusie: de ingediende zienswijze is ongegrond.

Aangevoerd wordt dat de stelling dat het hier gaat om een kernrandzone onjuist is. Het betreft een overwegend agrarisch gebied met weinig bebouwing.

Standpunt gemeente: Op basis van de Paraplunota ruimtelijke ordening van de provincie Noord-Brabant kunnen agrarisch verwante bedrijven zich vestigen op een voormalige agrarische bedrijfslocatie in het buitengebied. Hierbij worden een aantal voorwaarden genoemd. Dat hierbij sprake moet zijn van een kernrandzone wordt niet genoemd. Deze zinsnede is dan ook ten onrechte in de Toelichting opgenomen. Aan de in de Paraplunota gestelde voorwaarden wordt voldaan. Hoofdstuk 5.3 "Detailbestemmingen" onder het kopje "Bedrijf" van de Toelichting zal hierop worden aangepast c.q. aangevuld.

Conclusie: de ingediende zienswijze is ongegrond.

Aangevoerd wordt dat de ontwikkeling niet past in de beleidsnota "Buitengebied in Ontwikkeling" waar weliswaar ruimte wordt geboden voor nieuwe ontwikkelingen maar die moeten passen in de aard, schaal en het karakter van het landelijke gebied en daarvan is hier geen sprake.

Standpunt gemeente: het bedrijfis mogelijk op basis van de voorwaarden zoals deze zijn gesteld in de Paraplunota ruimtelijke ordening van de provincie Noord-Brabant. In die zin is het niet meer noodzakelijk om te toetsen aan de beleidsnota "Buitengebied in Ontwikkeling" dat een verruiming van het hergebruik van voormalige agrarische bedrijfslocaties toestaat voor recreatieve voorzieningen, opslagactiviteiten en hergebruik van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing voor wonen.

Conclusie: de ingediende zienswijze is ongegrond.

De ZLTO Hart van Brabant, dhr. C. Fonken, Broekstraat 2a, 5018 TD Tilburg

De ZLTO pleit voor vergroting van het bouwblok groter dan 1,5 ha op te nemen via een wijzigingsbevoegdheid. Conform het Reconstructieplan geldt geen bovenmaat voor grondgebonden bedrijven in de AHS.

Standpunt gemeente: in het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegd-heid opgenomen voor een vergroting tot 1,5 ha dan wel maximaal 15% van het bestaande bouwblok indien dit reeds groter is dan 1,5 ha. Voor vergrotingen boven de 1,5 ha dient derhalve een bestemmingsplanprocedure gevoerd te worden. Dit betekent dus niet dat een verdere vergroting boven de 1,5 ha niet mogelijk is. Het betekent wel dat voor de verdere vergrotingen een nieuw afwegingsmoment ontstaat waarbij ook rekening gehouden kan worden met ligging, economisch perspectief, toekomstplannen voor het gebied etc.

Conclusie: de ingediende zienswijze is ongegrond.

De ZLTO pleit voor het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid voor uitbreiding van intensieve bedrijven tot 2,5 ha op duurzame locaties in verwevingsgebieden. In het bestemmingsplan is uitbreiding groter dan 1,5 ha alleen mogelijk via een bestemmingsplanherziening.

Standpunt gemeente: op basis van het Reconstructieplan mogen intensieve veehouderijen in verwevingsgebieden inderdaad uitbreiden tot maximaal 2,5 ha indien er sprake is van een duurzame locatie. Het Reconstructieplan geeft echter niet aan dat dit dient te gebeuren via een wijzigingsbevoegdheid. In het onderhavige bestemmingsplan is ervoor gekozen om uitbreidingen tot 1,5 ha mogelijk te maken via een wijzigingsbevoegdheid, zonder dat hiervoor een formele duurzaamheidstoets wordt verricht omdat de vereisten die het bestemmingsplan stelt aan deze uitbreidingen voldoende waarborgen biedt zowel vanuit milieu-oogpunt als vanuit ruimtelijk oogpunt. Voor uitbreidingen groter dan 1,5 ha is een formele duurzaamheidstoets noodzakelijk en daarom is ervoor gekozen om deze uitbreidingen mogelijk te maken via een bestemmingsplanherziening.

Conclusie: de ingediende zienswijze is ongegrond.

De ZLTO geeft aan dat ten onrechte een maat van 15% is opgenomen voor vergrotingen ten behoeve van dierenwelzijn.

Standpunt gemeente: de maat van 15% is opgenomen om de wijzigingsbevoegdheid te begrenzen. Het is derhalve nadrukkelijk niet de bedoeling wanneer de uitbreiding ten behoeve van dierenwelzijn groter is dan 15% van het bestemmingsvlak er geen medewerking wordt verleend. Er is dan enkel sprake van een bestemmingsplanherziening en niet van een wijzigingsbevoegdheid.

Conclusie: de ingediende zienswijze is ongegrond.

De ZLTO vindt het vreemd dat de gemeente boven een bepaalde grens de keuze maakt voor een andere procedure, evenals bij bouwblokvergroting op duurzame locaties en bouwblokvergroting voor grondgebonden sectoren. De procedure zelf is niet bepalend of vergroting ten behoeve van dierenwelzijn al dan niet is toegestaan en tot welke maat. Conform het reconstructie geldt voor vergroting van dierenwelzijn geen bovenmaat. De ZLTO pleit ervoor dat de gemeente in het bestemmingsplan aansluit op de gemaakte afspraken en vergroting van dierenwelzijn mogelijk maakt via een wijzigingsbevoegdheid ongeacht de omvang van de vergroting.

Standpunt gemeente: verwezen wordt naar de bovenstaande twee punten.

Conclusie: de ingediende zienswijze is ongegrond.

De ZLTO geeft aan dat de in het bestemmingsplan opgenomen maximale maat voor dag- en verblijfsrecreatie van 200 m2 te beperkend is en verzoeken om deze oppervlakte alsnog te verruimen tot 500 m2.

Standpunt gemeente: het staat de gemeente vrij om bij toegestane nevenactiviteiten bij een agrarisch bedrijf zelf een passende maximale maatvoering te bepalen. Voor dag- en verblijfsrecreatie is gekozen voor een maximale maat van 200 m2

Conclusie: de ingediende zienswijze is ongegrond.

De ZLTO verzoekt om de oppervlaktemaat van een buiten rijbak op te rekken van 800 m2 naar 1200 m2.

Standpunt gemeente: de rijbakken in het plangebied zijn alle bedoeld voor particulier hobbymatig gebruik en voor die gevallen voldoet de maatvoering.

Conclusie: de ingediende zienswijze is ongegrond.

De ZLTO verzoekt aan te geven dat bij tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen men niet gebonden is aan de maximale maat van 2,5 ha. Dit is een aanscherping van de provinciale nota. Verzocht wordt om de tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen niet alleen direct aansluitend aan een agrarisch bouwblok te regelen maar ook op zgn. veldkavels.

Standpunt gemeente: De beleidsnota TOV geeft deze maximale maat inderdaad niet aan. Echter de nota geeft wel aan dat een gemeente dit anders kan reguleren. In dit geval is ervoor gekozen om, vanwege de ligging van het gebied, binnen het tangentenstelsel, met de toekomstige plannen voor bedrijventerrein Wijkevoort en grenzend aan het zoekgebied voor de Groene Kamer de tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen te reguleren via situering en maatvoering.

Conclusie: de ingediende zienswijze is ongegrond.

Vermeer, architecten bv namens de heer Fr. Thielen, Hultenseweg 79, 5032 PH Tilburg, per brief binnengekomen 5 juni 2009.

Vermeer architecten bv voert met betrekking tot het perceel Hultenseweg 79 aan dat op basis van het voorgaande bestemmingsplan er sprake was van een ontwikkelingsruimte en dat het bedrijf nu op slot wordt gezet door het geen ontwikkelingsruimte meer te bieden. Hiertegen wordt bezwaar gemaakt. Gevraagd wordt om een ontwikkelingsruimte van 450 m2 tbv hooi en stro-opslag en voor een onderkomen van enkele paarden. Op een kaart is aangegeven waar de ontwikkelingsruimte gewenst wordt.

Standpunt gemeente:

Op basis van het geldende bestemmingsplan "Buitengebied Gilze en Rijen" mocht er op het perceel (groot 7500 m2) voor 2625m2 aan bebouwing worden opgericht, inclusief woning en bijgebouwen. De woning en bijgebouwen waren begin 2006 395 m2 groot.

Op basis van de op 7 maart 2006 vastgestelde ruimtelijke onderbouwing in het kader van de artikel 19 WRO-procedure mocht er maximaal 2565 m2, inclusief woning en bijgebouwen op het perceel worden gebouwd. Op basis van deze procedure is bouwvergunning verleend voor een loods, inclusief wasplaats en kantoren van ca. 2170 m2.

Thans wordt een uitbreiding van 450 m2 gevraagd ten behoeve van hooi en stro-opslag en een onderkomen voor enkele paarden. In totaal zou er dan 3005m2 bebouwing op het perceel gebouwd worden. Ten opzichte van het geldende bestemmingsplan is dit een uitbreiding van ongeveer 15% (2625 m2 plus 450 m2). Deze uitbreiding is conform provinciaal beleid voor dit soort bedrijven.

Conclusie:

De ingediende zienswijze is gegrond.

Advocaat W.J. Bosma van AKD Prinsen, Van Wijmen N.V., namens Firma Gebr. Van Broekhoven, Van Broekhoven Grondwerken bv, de heer A.J.M. van Broekhoven en de heer C.P.A.M. van Broekhoven, Keizersakker 12, 5032 PM Tilburg alsmede de heer J.G.M. van Broekhoven Hultenseweg 62, 5032 PJ Tilburg.

Aangevoerd wordt dat de heren Van Broekhoven een agrarisch (gerelateerd) bedrijf hebben dat de laatste jaren sterk in omvang is gegroeid en ze willen het bedrijf verder uitbreiden. Het onderhavige bestemmingsplan voorziet niet of nauwelijks in uitbreidingsmogelijkheden hoewel zij reeds vanaf 1998 hierover overleg voeren met de gemeente. Hiertoe hebben zij een concreet inpassingsplan gemaakt waarin de noodzaak van de toekomstige uitbreiding, de concrete plannen en wensen zijn beschreven. Het gaat om een uitbreiding in noordwestelijke richting. Echter dit heeft niet geresulteerd in een bestemming bedrijfsdoeleinden. In het ontwerp-bestemmingsplan zijn de betreffende gronden als agrarische doeleinden bestemd. Uitbreiding van het bedrijf is een absolute noodzaak. Verplaatsing van het bedrijf is geen optie omdat de clientéle in de directe omgeving is gevestigd. Verder worden een aantal voordelen opgesomd van de uitbreiding: minder vervoersbewegingen doordat de bedrijfsvoering aan de locatie Hultenseweg 62 gestaakt zou kunnen worden, revitalisering van het bedrijf aan de Keizersakker 12 en overdekte opslag. Verder wordt verzocht om een nieuwe, betere ontsluiting van het bedrijf aan de noordzijde van de Keizersakker 12. Geconcludeerd wordt dat er bedrijfseconomische, ruimtelijke,landschappelijke, verkeerskundige en milieukundige overwegingen bestaan om planologisch medewerking te verlenen aan de gevraagde uitbreiding als omschreven in het bijgevoegde inpassingsplan. Verzocht wordt dan ook om het bestemmingsplan zodanig aan te passen dat het inpassingsplan gerealiseerd kan worden dan wel het plan zodanig aan te passen dat ruimte geboden wordt de bedrijfsvoering aan de Keizersakker 12 uit te breiden.

Standpunt gemeente: verwezen wordt naar de reactie van de gemeente op punt 2 van de ingediende zienswijze van de provincie.

Conclusie: de ingediende zienswijze is deels gegrond en deels ongegrond.

De heer P. Wouters, Bleukweg 15, 5032 PN Tilburg, per brief binnengekomen 16 juni 2009

1. De heer Wouters voert aan dat de in de toelichting omschreven standpunten met betrekking tot de aanleg van Wijkevoort en De Groene Kamer erg voorbarig zijn.

Standpunt gemeente: in de Toelichting wordt duidelijk aangegeven dat het zowel bij Landgoed De Groene Kamer als bij bedrijventerrein Wijkevoort gaat om toekomstige plannen. Bij Wijkevoort wordt ook herhaaldelijk gesproken over "zoekgebied Wijkevoort". De toekomstige plannen zijn dan ook op geen enkele wijze verwerkt in het bestemmingsplan "Buitengebied-West". Voor beide plannen zullen, indien zij concreet worden, te zijner tijd planologische procedures worden gevoerd.

Conclusie: de ingediende zienswijze is ongegrond.

2. De heer Wouters verzoekt het bestemmingsplan in overeenstemming te brengen met de regels van de Reconstructie en niet beperkter of zwaarder te zijn.

Standpunt gemeente: het bestemmingsplan is in overeenstemming met de regels van de Reconstructie en niet beperkter of zwaarder dan daarin aangegeven.

Conclusie: de ingediende zienswijze is ongegrond.

3. De heer Wouters geeft aan dat zijn bedrijf wel degelijk in aanmerking komt voor een duurzame locatie en hij maakt dan ook bezwaar tegen de opmerking hierover.

Standpunt gemeente: Of er sprake is van een duurzame locatie dient uit onderzoek te blijken. Hierbij is de integrale omgevingstoets cruciaal. Dit is nodig onder andere in verband met toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in het gebied. Voor de omgevingstoets is de handleiding duurzame locaties en duurzame projectlocaties, zoals opgenomen in bijlage 5 van de reconstructieplannen wezenlijk. Voor de beoordeling of sprake is van een duurzame (project)locatie dient dit in eerste instantie door de initiatiefnemer zelf te worden aangegeven.

Conclusie: de ingediende zienswijze is ongegrond.

4. De heer Wouters geeft aan dat de suggestie omtrent vergaande onderhandelingen m.b.t. aankoop van zijn bedrijf door De Groene Kamer zijn gestaakt vanwege financieringsproblemen bij de koper. De heer Wouters heeft daarom besloten zijn bedrijf verder te ontwikkelen en door te groeien naar een groter bedrijf.

Standpunt gemeente: deze opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen. Concrete plannen om uit te breiden kunnen ingediend worden en zullen, indien er medewerking wordt verleend, via een separate procedure worden geregeld.

Conclusie: de ingediende zienswijze is ongegrond.

Ten aanzien van het bouwblok verzoekt de heer Wouters het bouwblok zodanig te vergroten dat de mestsilo”s binnen het bouwblok vallen en de lijn aan de zuidzijde rechtdoor naar de straat door te trekken. Daarnaast verzoek hij tot het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid naar een bouwblok van 2,5 ha. Dit in verband met de plannen om aan de oostzijde een machineloods en stroberging te bouwen.

Standpunt gemeente: De bouwrechten van het bedrijf zijn gebaseerd op bestemmingsplan "Buitengebied" van Gilze en Rijen dat door de raad is vastgesteld op 14 april 1986 en onherroepelijk is geworden op 20 maart 1990. Omdat de bouwrechten niet zijn gebaseerd op het Streekplan van 1992 resp. 2002 komt het bouwblok niet in aanmerking voor een zgn. bouwblok op maat. Op basis van het Reconstructieplan komen de bouwrechten die zijn vastgelegd in het bestemmingsplan "Buitengebied" van Gilze-Rijen te vervallen. Hier wordt ter bepaling van de bouwrechten een strakke lijn om de bebouwing van de intensieve veehouderij getrokken. Een uitzondering wordt gemaakt voor aantoonbaar concrete initiatieven. Voor zover de heer Wouters deze concrete initiatieven heeft aangetoond is hiermee rekening gehouden. Echter wat de mestsilo's betreft wordt opgemerkt dat deze niet zijn gebouwd. De heer Wouters heeft ook niet aangetoond dat hij hiervoor beschikt over een bouwvergunning. De silo's kunnen dan ook geen aanleiding geven tot vergroting van het bouwblok.

De bestemmingsplangrens aan de zuidzijde kan om dezelfde redenen niet aangepast worden.

Wat betreft het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid voor een uitbreiding tot 2,5 ha wordt opgemerkt dat in het onderhavige bestemmingsplan ervoor is gekozen om de wijzigingsbevoegdheid te beperken tot 1,5 ha, zonder dat hiervoor een formele duurzaamheidstoets noodzakelijk is. Bij uitbreidingen groter dan 1,5 ha is gekozen voor een bestemmingsplanherziening omdat hiervoor een formele duurzaamheidtoets noodzakelijk is.

Conclusie: de ingediende zienswijze is ongegrond.

6. Tot slot verzoekt de heer Wouters om de maat van de rijbak te vergroten van 800 m2 naar 1200 m2 omdat in de hogere dressuurklassen wordt gereden in een bak van 20 bij 60 meter.

Standpunt gemeente: de rijbak is bedoeld voor particulier hobbymatig gebruik en voor die gevallen voldoet de maatvoering.

Conclusie: de ingediende zienswijze is ongegrond.

Dhr Havermans, Hultenseweg 96, 5125 PB Hulten, binnengekomen per brief d.d. 18 juni 2009

Dhr Havermans verzoekt om een bouwvlak op te nemen van ongeveer 40 m2 ten behoeve van een tuinhuisje, recreatiewoning en/of beveiligingswoning. De extra woonruimte heeft de heer Havermans nodig om het terrein 24 uur bemand te hebben.

Standpunt gemeente: Het voorontwerp-bestemmingsplan “Buitengebied, partiële herziening”, dat met ingang van 13 maart 09 onherroepelijk is geworden regelt de vergroting van het bestaande bouwblok. Vanwege het landschappelijke doorzicht vanuit de Hultenseweg (en dan met name vanuit de woning op perceel 103) is ervoor gekozen het bouwblok met name aan de achterzijde (noord-oostzijde) te vergroten. Ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan stond er voor 1850 m2 aan bebouwing op het perceel. Het bestemmingsplan staat op Tilburgs grondgebied een verruiming toe van 25% tot ongeveer 2350 m2. Dit terwijl het bedrijf voor het grootste deel op Gilzes grondgebied ligt. De geboden uitbreiding van 500 m2 is (nog) niet benut. Binnen het nieuwe vergrootte bouwblok is derhalve nog meer dan voldoende ruimte voor nieuw te bouwen bedrijfsruimte dan wel een tuinhuisje. Een recreatiewoning en/ of beveiligingswoning is in strijd met het provinciaal beleid dat geen nieuwe (recreatie)woningen in het buitengebied toestaat. Daarnaast zijn deze woningen niet noodzakelijk om het terrein 24 uur bemand te hebben omdat zich op het terrein al een bedrijfswoning bevindt.

Conclusie: de ingediende zienswijze is ongegrond.

Dhr. Havermans verzoekt om een geventileerde ruimte, ver weg van de bebouwing, voor de opslag van gasflessen.

Standpunt gemeente: voor de opslag van gasflessen is het niet noodzakelijk om een geventileerde ruimte te bouwen ver weg van de bebouwing. Een minimum afstand van 7,5 meter is voldoende. Daarnaast kunnen de gasflessen ook in bestaande bebouwing worden bewaard mits er sprake is van brandwerende voorzieningen. De opslag van gasflessen kan derhalve plaatsvinden binnen het bouwvlak zoals dat is aangegeven op de verbeelding.

Conclusie: de ingediende zienswijze is ongegrond.

S. .P.M.M. de Groot, Hultenseweg 5, 5032 PH Tilburg, per brief binnengekomen op 18 juni 2009.

Dhr./ mevr. De Groot verzoekt om de bomenrijen achter het pand Hultenseweg 5, evenwijdig aan de Hultenseweg en de rij die daar in noordelijke richting haaks op staat in het bestemmingsplan op te nemen als beeldbepalende bomen. Ze zijn karakteristiek voor het landschap en hebben cultuurhistorische waarde. Verder zijn een aantal bomen zeer waarschijnlijk als monumentaal aan te merken.

Standpunt gemeente: de bomen zijn onderzocht en de meeste zijn inderdaad monumentaal. Deze bomen zijn op de bij de Regels behorende Bijlage 7 Kaart Zonering monumentale en beeldbepalende bomen opgenomen als monumentale bomen en artikel 21.7 is aangevuld met een regeling voor monumentale bomen.

Conclusie: de ingediende zienswijze is gegrond.

B. Ambtshalve wijzigingen.

Nadat het ontwerp-bestemmingsplan ter inzage heeft gelegen zijn er ambtshalve ook nog een aantal omissies, aanvullingen etc. geconstateerd.

  • 11. Het pand Hultenseweg 81 is ten onrechte bestemd als "Wonen-Buitengebied" terwijl het hier feitelijke gaat om de bedrijfswoning bij het transportbedrijf en fouragehandel op nr. 79. De verbeelding (plankaart) zal hierop aangepast worden.
  • 12. Voor de bestaande schuur Prinsenhoef 12 is een maatvoeringsaanduiding en de aanduiding "opslag" op de verbeelding opgenomen omdat deze schuur in zijn bestaande omvang gehandhaafd mag blijven. Voor het perceel Prinsenhoef 12 is in 2006 een wijzigingsprocedure gevoerd waarbij is aangegeven dat de bestaande schuur niet gesloopt hoeft te worden aangezien het hier een MIP-pand betreft.
  • 13. In het kader van de inspraak heeft de heer Van Zon, Keizersakker 7 een verzoek ingediend tot vergroting van zijn bouwblok voor de bouw van een machineberging van 704 m2. De heer Van Zon heeft een edelhertenhouderij en akkerbouwbedrijf. Bij brief van 28 mei 2009 adviseert de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen positief op dit verzoek: de gevraagde loods is noodzakelijk vanuit het oogpunt van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en een vergroting van het bouwblok acht zij hiervoor noodzakelijk. Op basis van het vigerende bestemmingsplan "Buitengebied" van de gemeente Gilze en Rijen was het bouwblok niet begrensd maar aangegeven met een zeshoekig symbool. In het ontwerp-bestemmingsplan is het bouwblok begrensd aan de hand van de bestaande situatie. Dit bouwblok is wordt thans vergroot ten behoeve van de gevraagde machineberging. Aanvrager zal moeten zorgen voor een goede landschappelijke inpassing van de machineberging. Ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing is om het te vergroten deel van het bouwblok een 5 meter brede Groen-bestemming aangegeven. Nader onderzoek heeft aangetoond dat het hier gaat om een gebied met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde. Gezien de geringe omvang van het bouwplan wordt een archeologisch onderzoek niet noodzakelijk geacht.
  • 14. Omdat er geen koppeling was met de bijlage-kaarten van de verschillende Luchtvaartverkeerszones zijn de regels van artikel 22 lid 1, lid 2 en lid 3 als volgt aangepast:

Artikel 22.1 Luchtvaartverkeerszone.

Artikel 22.1.1 Luchtvaartverkeerszone-ihcs.

In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2, geldt ter plaatse van de gebiedsaanduiding Luchtvaartverkeerszone ten behoeve van de ihcs een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor een hogere bebouwing dan 56 meter +NAP in verband met het beschermingsgebied van een gedeeltelijke in- en uitvliegfunnel van vliegtuigen, uitsluitend voor wat betreft het gebied zoals dat is aangegeven op Bijlage 2 Luchtvaartverkeerszone-ihcs-kaart bij de regels.

Artikel 22.1.2 Luchtvaartverkeerszone-funnel.

In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2, geldt ter plaatse van de gebiedsaanduiding Luchtvaartverkeerszone ten behoeve van de funnel een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor een hogere bebouwing dan deze is aangegeven op Bijlage 3 Luchtvaartverkeerszone-funnel-kaart bij de regels en uitsluitend voor wat betreft het gebied zoals dat is aangegeven op Bijlage 3 Luchtvaartverkeers-zone-funnel-kaart bij de regels.

Artikel 22.1.3 Luchtvaartverkeerszone-ils.

In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2, geldt ter plaatse van de gebiedsaanduiding Luchtvaartverkeerszone, ten behoeve van de ils een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor een hogere bebouwing dan deze is aangegeven op Bijlage 4 Luchtvaart-verkeerszone-ils-kaart bij de regels en uitsluitend voor wat betreft het gebied zoals dat is aangegeven op Bijlage 4 Luchtvaartverkeerszone-ils-kaart bij de regels. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen ten behoeve van een hogere bouwhoogte onder de voorwaarde dat de werking van de ils niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed. Hiertoe dient zij voorafgaand aan de ontheffing schriftelijk advies in te winnen bij Defensie.

5. De naam van de bijlagekaart Boomwaardezoneringskaart is gewijzigd in Bijlage 7 Kaart Zonering monumentale en beeldbepalende bomen.

6. Op de legenda van de bij de Regels behorende Bijlage 7 Kaart Zonering monumentale en beeldbepalende bomen zijn de beeldbepalende en monumentale bomen opgenomen.

7. De nummering van de bijlagen is aangepast.

8. De goothoogte van de bedrijfswoningen (binnen de bestemming Agrarisch-Agrarisch bedrijf, Bedrijf en Sport) en de woningen binnen de bestemming Wonen -Buitengebied zijn aangepast van resp. 8 en 6 meter naar 4 meter met een ontheffing naar 8 meter. Dit conform de Tilburgse Standaard Buitengebiedplannen.