direct naar inhoud van Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch Bedrijf
Plan: Buitengebied West
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2008023-e001

Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Functie

De voor ´Agrarisch - Agrarisch Bedrijf´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden agrarische bedrijven, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. intensieve veehouderij tevens intensieve veehouderijen zijn toegestaan.
  • b. één bedrijfswoning per agrarische bedrijf.
  • c. productiegebonden detailhandel, waarbij de totale gezamenlijke verkoopvloeroppervlakte per agrarisch bedrijf niet meer mag bedragen dan 100 m²;
  • d. bouwwerken van algemeen nut.

4.1.2 Aanduidingen

Ter plaatse van de aanduiding:

  • a. specifieke vorm van agrarisch - educatie;
  • b. specifieke vorm van agrarisch - rijbak;
  • c. specifieke vorm van agrarisch-paardenhouderij;

zijn de voor ´Agrarisch - Agrarisch Bedrijf´ aangewezen gronden mede bestemd voor de daarbij weergegeven functie(s), waarbij geldt dat de oppervlakte die mag worden gebruikt voor educatieve voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - educatie' niet meer dan 100 m2 mag bedragen.

Ter plaatse van de aanduiding Agrarisch-paardenhouderij zijn de voor Agrarisch-Agrarisch Bedrijf aangewezen gronden uitsluitend bestemd voor een paardenhouderij.

4.1.3 Bijbehorende voorzieningen

De voor ´Agrarisch - Agrarisch Bedrijf´ aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  • a. parkeer-, stallings- en verkeersvoorzieningen;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. tuinen en erven;
  • f. objecten voor beeldende kunst;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

voor zover deze behoren bij en ondergeschikt zijn aan de onder 4.1.1 genoemde functies.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
  • a. Bestaande bebouwing welke krachtens een bouwvergunning is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht.
  • b. Per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan, indien tussen bestemmingsvlakken de aanduiding 'relatie' is aangegeven worden deze bestemmingsvlakken aangemerkt als één bestemmingsvlak.
  • c. Het bestemmingsvlak mag volledig worden bebouwd. Ondergeschikte delen van een bouwwerk mogen het bestemmingsvlak overschrijden.
  • d. Er mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van reële agrarische bedrijven worden gebouwd.
  • e. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - rijbak' mogen geen gebouwen worden gebouwd.

4.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
  • b. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.
  • c. In aanvulling op het bepaalde onder a en b geldt voor intensieve veehouderijen die liggen binnen de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' dat de bebouwing uit niet meer dan 1 bouwlaag met kap mag bestaan.
  • d. De oppervlakte aan teeltondersteunende kassen mag niet meer bedragen dan 5.000 m2 , waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 m.

4.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3.
  • b. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.
  • c. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.
4.2.4 Bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. Bijgebouwen dienen op een afstand van tenminste 2 m van de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning worden gebouwd.
  • b. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 75 m2.
  • c. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • d. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
  • e. De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 30 m.

4.2.5 Bouwwerken van algemeen nut

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht;
  • b. de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5 m;
  • c. de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50 m².

4.2.6 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de hoogte vóór de voorgevelroolijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
  • b. De hoogte van torensilo's en voedersilo's mag niet meer bedragen dan 12 m.
  • c. De hoogte van mestsilo's mag niet meer bedragen dan 6 m.
  • d. De hoogte van sleufsilo's mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
  • e. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - rijbak' mag, met uitzondering van lichtmasten, niet meer dan 2 m bedragen. De bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 8 m.
  • f. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedureregels in 27.1nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken geen gebouw zijde ten behoeve van:
    • 1. een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de brandveiligheid;
    • 5. de milieusituatie;
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  • b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.

4.4 Ontheffing van de bouwregels
4.4.1 Ontheffingsmogelijkheden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met inachtneming van de procedureregels in artikel 27.1 en de ontheffingsvoorwaarden in 4.4.2 ontheffing te verlenen van:

a. het bepaalde in 4.2.3 onder b voor de goothoogte tot een hoogte van maximaal 8 m;

b.het bepaalde in 4.2.6 onder a voor de hoogte en situering van erfafscheidingen tot een hoogte van maximaal 3 m;

c.het bepaalde in 4.2.2 voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en silo's met een hogere goothoogte tot maximaal 10 m en een hogere bouwhoogte tot maximaal 14 m, indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.

d. het bepaalde in 4.2.4 voor het bouwen van een bijgebouw op een afstand van meer dan 30 m van de bedrijfswoning indien dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.

4.4.2 Ontheffingsvoorwaarden

De in artikel 4.4.1 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits:

  • a. de bebouwingskarakteristiek van de straat niet onevenredig wordt geschaad;
  • b. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt;
  • c. de brandveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. de milieusituatie niet onevenredig wordt aangetast;
  • e. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • g. de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • h. vanuit stedenbouwkundig oogpunt in beginsel rekening wordt gehouden met eventuele zichthoeken vanuit belendende percelen.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming ´Agrarisch´, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken anders dan genoemd in artikel 4.1;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor zelfstandige kantoren of zelfstandige kantoorruimten;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • d. het splitsen van een bedrijfswoning in twee of meer zelfstandige woonruimten.
  • e. het storten van puin en afvalstoffen, tenzij deze ter realisering en/of handhaving van de bestemming is;
  • f. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, tenzij deze ter realisering en/of handhaving van de bestemming is;
  • g. opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan, tenzij deze handhaving van de bestemming is;
  • h. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.

4.6 Ontheffing van de gebruiksregels
4.6.1 Ontheffing ten behoeve van nevenactiviteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met inachtneming van de procedureregels in artikel 27.1 ontheffing te verlenen van het bepaalde in 4.5 ten behoeve van zorgboerderijen, dag- en verblijfsrecreatieve en/of statische opslag (caravanstalling) als nevenactiviteit binnen de bestemming, met dien verstande dat:

  • a. het agrarische bedrijf als zodanig blijft functioneren;
  • b. uitsluitend aanwezige bedrijfsbebouwing voor de nevenactiviteiten gebruik mag worden en daarvoor geen nieuwbouw mag plaatsvinden;
  • c. de niet-agrarische activiteit ondergeschikt blijft aan de agrarische functie, waarbij de aanwezige bedrijfsbebouwing die gebruikt wordt voor zorgboerderijen, dag- en verblijfsrecreatie maximaal 200 m² mag bedragen en voor statische opslag (caravanstalling) maximaal 50% van de aanwezige bedrijfsbebouwing tot een maximum van 1.000 m2;
  • d. er geen buitenstalling van caravans plaats vindt;
  • e. de nevenactiviteit zelf niet milieuvergunningplichtig is en milieuhygiënisch inpasbaar is;
  • f. het een beperkte verkeersaantrekkende werking heeft (bij ontsluiting passend, parkeren op eigen terrein);
  • g. er zorgvuldige landschappelijke inpassing plaatsvindt (geen visuele aantasting);
  • h. er geen onevenredige belemmering van de ontwikkeling van omliggende agrarische bedrijven plaatsvindt.
4.6.2 Ontheffing van het gebruik ten behoeve van mantelzorg
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 27.1 ontheffing verlenen van het bepaalde in 4.5.1 ten behoeve van het tijdelijk in gebruik nemen van een (vrijstaand) bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:
    • 1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
    • 2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonende en bedrijven;
    • 3. de maximale oppervlakte welke in aanmerking komt voor afhankelijke woonruimte 80 m² bedraagt. In uitzonderlijke gevallen kan deze worden vergroot tot 100 m2 mits de oppervlakte van het erf groter is dan 500 m2 en indien de volledige woonfunctie (woon-/eetkamer, keuken, badkamer, slaapkamer) op de begane grond wordt gesitueerd;
  • b. Burgemeester en wethouders trekken de ontheffing, verleend op grond van 4.6.2 in, indien de bij het verlenen van de ontheffing bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
4.6.3 Ontheffing ten behoeve van kleinschalig kamperen

Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van de procedureregels zoals bedoeld in artikel 27.1, bevoegd ontheffing te verlenen van het plan voor kleinschalig kamperen voor niet meer dan 25 kampeermiddelen, waarbij moet worden voldaan aan:

  • a. Kleinschalig kamperen uitsluitend plaats mag vinden aangrenzend aan en behorende bij de bestemmingsvlakken voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf', voor zover deze gronden de bestemming 'Agrarisch' hebben.
  • b. In totaal mag niet meer dan 0,5 ha van de gronden voor kleinschalig kamperen worden gebruikt;
  • c. Het plaatsen van stacaravans is uitgesloten;
  • d. Parkeren dient op het erf plaats te vinden;
  • e. De aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Wijziging naar wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen - Buitengebied' voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft en indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het agrarisch bedrijf ter plaatse dient te zijn beëindigd en hergebruik voor agrarische doeleinden is redelijkerwijs niet langer mogelijk;
  • b. de vestiging van de nieuwe woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • c. de nieuwe woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat;
  • d. de overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt. In afwijking van deze bepaling mag bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing, ofwel 10% van de oppervlakte van de voormalige bedrijfsgebouwen worden toegevoegd aan de oppervlakte van de woning tot een maximum van 850 m³, ofwel 10% van de oppervlakte van de voormalige bedrijfsgebouwen worden toegevoegd aan de oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 200 m².

4.7.2 Wijzigen naar recreatie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in een bestemming gericht op recreatie ten behoeve van (kleinschalige) recreatiebedrijven, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het agrarisch hergebruik is redelijkerwijze niet meer haalbaar.
  • b. het initiatief moet gelet op milieuhygiënische randvoorwaarden redelijkerwijs uitvoerbaar zijn.
  • c. er mogen geen belemmeringen ontstaan voor omliggende functies en/of voor bedrijfsvoering of bedrijfsontwikkeling van omliggende agrarische bedrijven.
  • d. er mag geen sprake zijn van het uitoefenen van een detailhandel.
  • e. in een bedrijfsplan moet zijn opgenomen dat alle overtollige bedrijfsgebouwen worden gesloopt, waarbij geldt dat de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing van:
    • 1. kleinschalig recreatiebedrijf niet meer dan 400 m2 mag bedragen, waarbij maximaal 200 m2 aan bijgebouwen bij de woning aanwezig mag zijn;
    • 2. eventuele recreatie-ondersteunende horeca-activiteiten mag niet meer dan 200 m2 van het totale oppervlak van het kleinschalige recreatiebedrijf bedragen.
  • f. De aard/vorm van het initiatief (mede gezien totale recreatieve aanbod) moet passen in de totale recreatieve structuur.
  • g. Er mag geen onevenredige vergroting plaatsvinden van de verkeersaantrekkende werking ten opzichte van de omgeving.
  • h. De economische haalbaarheid motieven/aspecten moeten zijn aangetoond.
  • i. Er dient een zorgvuldige landschappelijke inpassing plaats te vinden.