direct naar inhoud van 4.1 Stedenbouwkundige aspecten en welstand
Plan: Udenhout beschermd dorpsgezicht
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2008017-e001

4.1 Stedenbouwkundige aspecten en welstand

4.1.1 Stedenbouw

Op 15 juni 2009 heeft de gemeenteraad de dorpskern van Udenhout aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Dit is gedaan om de waarden van de kern van Udenhout te beschermen. De belangrijkste uitgangspunten daarbij zijn kleinschaligheid (dorps) en een ruimtelijke kwaliteit (in stedenbouw, straatbeeld, ruimtelijke inrichting, architectuur, detaillering) die past binnen of aansluit op de omschreven cultuurhistorische waarden en kwaliteiten. Essentieel is dat bij planontwikkeling nadrukkelijk met die elementen rekening wordt gehouden. In paragraaf 4.1.2. en paragraaf 4.2.2 wordt hier nader op ingegaan.

Een belangrijk stedenbouwkundig kenmerk van de dorpskern van Udenhout is de openheid tussen de afzonderlijk gebouwen. Om deze openheid zo veel mogelijk te behouden is er in dit bestemmingsplan voor gekozen om het erf, waarop gebouwd mag worden, in breedte te beperken. En wel zo dat langs de perceelsgrenzen, daar waar nog geen bebouwing staat, zoveel als mogelijk de open 'zijerven' behouden blijven. Per perceel blijft overigens altijd nog voldoende ruimte voor aan- en bijgebouwen.

In het plangebied bevinden zich vooral langs de Groenstraat en de Slimstraat zeer diepe, open percelen waardoor het karakter van de oorspronkelijke boshoevennederzetting nog goed bewaard is gebleven. Om dit typisch beeld te kunnen behouden is voor het achterste gedeelte van de diepe percelen een speciaal bouwregime opgenomen, aangegeven door een maatvoeringsaanduiding op de verbeelding. In dit gedeelte van het perceel mag niet meer dan 5% van de oppervlakte bebouwd worden en uitsluitend met een maximale goothoogte van 3 m en een maximale bouwhoogte van 4,5 m. Hierbij wordt overigens de lijn van het voorheen geldende bestemmingsplan voortgezet, waarin voor erven twee bouwregimes golden: erf I en erf II. Voor erf II (achterste gedeelte van diepe tuinen) golden eveneens zeer beperkte bebouwingsmogelijkheden.

4.1.2 Welstand

Bouwplannen moeten worden getoetst aan ´redelijke eisen van welstand´. Naast het bestemmingsplan is het welstandsbeleid een middel om de ruimtelijke kwaliteit van de publieke omgeving te waarborgen bij de vele bouwplannen die in de stad worden gerealiseerd. Sinds 1 juli 2004 moet iedere gemeente de gehanteerde welstandscriteria vastleggen in een Welstandsnota, die door de raad moet worden vastgesteld. In Tilburg is dat in juni 2004 gebeurd, onder de titel ´Welstandsnota 2004. Meer aandacht waar dat moet, meer vrijheid waar dat kan´. De Welstandsnota is gewijzigd op 1 oktober 2010.

De Welstandsnota heeft een duidelijke relatie met de bestemmingsplannen. Het bestemmingsplan beschrijft naast de toegelaten functies in stedenbouwkundige termen de toegestane bouwmassa´s in een gebied en de plaats waar deze mogen worden gebouwd. Een bestemmingsplan heeft veelal als doel het beheren van de bestaande situatie en biedt soms ruime mogelijkheden voor veranderingen aan de bouwmassa´s. Het is de taak van welstand dat bij veranderingen de verschijning van de bouwmassa´s passend is en blijft in de omgeving. De Welstandsnota verdeelt de gemeente hierbij op basis van de opbouw en ontstaansgeschiedenis in tien verschillende soorten gebieden, met ieder hun eigen gebiedsgerichte criteria. Daarbij maakt de Welstandsnota onderscheid in drie niveaus, afgestemd op functie en karakter van de omgeving. Het zwaarste niveau heeft betrekking op de belangrijke stedelijke elementen. Het lichtste, welstandsvrije niveau op delen van bedrijventerrein en terreinen die nauwelijks of geen relatie met het openbaar gebied hebben. De meeste beheergebieden kennen het gemiddelde niveau; een voldoende kwaliteit is hier de norm. Daarnaast kent de Welstandsnota uniforme ´loketcriteria´ voor een aantal veelvoorkomende kleine licht-vergunningsplichtige bouwwerken.

Een algemeen onderwerp van welstandszorg is de waarborging van het kwaliteitsonderscheid tussen de hoofdstructuur enerzijds en de overige gebieden anderzijds: diversiteit voortkomend uit gegroeide lintbebouwing tegenover eenheid en samenhang in ontworpen (woon)buurten. Planologisch worden in de lintbebouwde hoofdstructuur meer mogelijkheden geboden dan daarbuiten. Dit wordt gelegitimeerd vanuit het grotere belang van die straten voor de stad en het individuele karakter van de bebouwing. Hierdoor zijn grote contrasten denkbaar tussen buurpanden. Welstandscriteria kunnen die niet geheel ondervangen. Daarom is ook in planologische zin afstemming tussen buurpanden noodzakelijk ten aanzien van bouwhoogte en bouwdiepte. Nadere eisen kunnen hierin voorzien, waarbij in bepaalde mate overgangszones kunnen worden afgedwongen boven 9 m hoogte en 12 m diepte. Deze overgangszones hebben tot doel om ruimtelijke conflicten in bestaande situaties te verzachten. De algemene doelstelling blijft om de stedelijke veranderings- en verdichtingsdynamiek mogelijk te houden.

De dorpskern Udenhout

In Tilburg zijn enkele gebieden van een zodanige cultuurhistorische betekenis dat daaraan op grond van de gemeentelijke monumentenverordening de status van beschermd stadsgezicht is gegeven. Het gaat om "De oude Heikant", "Goirkestraat", "Wilhelminapark", "Heuvel-St.Josephstraat" en "Nieuwlandstraat-Oude Markt". In juni 2009 is het assenkruis Udenhout aangewezen als gemeentelijk beschermd dorpsgezicht. In een beschermd stads- of dorpsgezicht zijn de stedenbouwkundige structuur, de parcellering, de monumenten, de beeldbepalende panden en de specifieke inrichtingselementen maatgevend voor de cultuurhistorische waarden van de gebieden. Deze zijn in de afzonderlijke redengevende omschrijving van de beschermde gebieden vastgelegd. Daaraan dienen dan ook de gebiedsgerichte welstandscriteria te worden ontleend. Vooralsnog gelden de algemene criteria en de criteria voor de lintbebouwing (hoofdstructuur en secundair). Voor zover het gaat om neutrale en beeldverstorende panden en terreinen in beschermde stads- dorpsgezichten zal in het kader van de welstandstoets bij nieuwe initiatieven nadrukkelijk de relatie met de cultuurhistorisch waardevolle elementen mede bepalend zijn. Daarbij zij vermeld dat inpassing van nieuwe panden met een moderne architectuur in de oude structuur zeer goed mogelijk is, mits deze moderne inpassingen gebaseerd zijn op de cultuurhistorische kenmerken.

De welstandstoets wordt -qua zwaarte- afgestemd op functie en karakter van de omgeving. Daarbij worden drie niveaus onderscheiden. In de Groenstraat, de Slimstraat, de Kreitenmolenstraat en de Schoorstraat geldt het hoogste toetsingsniveau 1. Binnen de deelgebieden van niveau 1 is tenminste een goede architectonische kwaliteit van alle nieuwbouwplannen vereist. Alle vijf algemene welstandscriteria, zoals genoemd in de Welstandsnota, zijn hier van toepassing. Bij grotere verbouwplannen zijn de criteria b t/m e van belang. Kleinere verbouwplannen kunnen vallen onder niveau 2.

Belangrijk voor het beschermd dorpsgezicht Udenhout zijn de loketcriteria zoals die zijn vastgelegd in de Welstandsnota. Deze loketcriteria zijn nodig omdat, met de inwerkingtreding van de Wabo, de verhouding tussen monumentenvergunning en bouwvergunning wijzigt voor niet-monumenten in door de gemeente aangewezen beschermde stads- en dorpsgezichten.

Voor de gedetailleerde regeling wordt verwezen naar de Welstandsnota.