direct naar inhoud van Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch Bedrijf
Plan: Bedrijventerrein Katsbogten 2008
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2008014-e001

Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Functie

De voor ´Agrarisch - Agrarisch Bedrijf´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden agrarische bedrijven, waarbij geldt dat niet meer dan één bedrijf aanwezig mag zijn per bestemmingsvlak;
  • b. bouwwerken van algemeen nut.
4.1.2 Aanduidingen

Ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning (bw), zijn de voor ´Agrarisch - Agrarisch Bedrijf´ aangewezen gronden mede bestemd voor de daarbij weergegeven functie.

4.1.3 Bijbehorende voorzieningen

De voor ´Agrarisch - Agrarisch Bedrijf´ aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. tuinen en erven;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

voor zover deze behoren bij en ondergeschikt zijn aan de onder 4.1.1 en 4.1.2 genoemde functies.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Bestaande bebouwing welke krachtens een bouwvergunning is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht.

4.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. mogen ondergeschikte delen van een bouwwerk, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, het bouwvlak overschrijden;
  • c. het bebouwingspercentage binnen het bouwvlak mag per bouwperceel niet meer dan het weergegeven maximum bedragen;
  • d. de goothoogte en bouwhoogte binnen het bouwvlak mogen niet meer dan het weergegeven maximum bedragen;
  • e. de dakhelling mag niet minder dan 12 en niet meer dan 55 graden bedragen;
  • f. het bouwen van ondergrondse bouwwerken is toegestaan.
4.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd, indien en voor zover de gronden zijn voorzien van de aanduiding ´bedrijfswoning´;
  • b. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één per bedrijf bedragen;
  • c. bedrijfswoningen dienen binnen het weergegeven aanduidingsvlak ´bedrijfswoning´ (bw) worden gebouwd;
  • d. de inhoud mag niet meer dan 750 m3 bedragen;
  • e. de maximale goothoogte bedraagt 4 m;
  • f. de maximale bouwhoogte bedraagt 8m.
4.2.4 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. de afstand van aan-, uitbouwen en bijgebouwen tot de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning dient ten minste 3 m te bedragen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 75 m2;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m;
  • e. de afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 30 m.
4.2.5 Bouwwerken van algemeen nut

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht;
  • b. de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5 m;
  • c. de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50 m².
4.2.6 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag in het bouwvlak niet meer dan 3 m en in het onbebouwd erf niet meer dan 1 m bedragen.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedureregels in 23.1nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken geen gebouw zijde ten behoeve van:
    • 1. een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de brandveiligheid;
    • 5. de milieusituatie;
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  • b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
4.4 Ontheffing van de bouwregels
4.4.1 Ontheffingsmogelijkheden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met inachtneming van de procedureregels in artikel 23.1 en de ontheffingsvoorwaarden in 4.4.2 ontheffing te verlenen van:

  • a. het bepaalde in artikel 4.2.2 onder a voor bouwen buiten het bouwvlak ten behoeve van entrees, overstekende daken, draagconstructies van de gebouwen, luifels, (draagconstructies van) reclame, dan wel hieraan gelijk te stellen voorzieningen;
  • b. het bepaalde in artikel 4.2.2 onder d ten aanzien van de maximale bouwhoogte tot een hoogte van maximaal 10 m;
  • c. het bepaalde in 4.2.6 onder a voor de hoogte en situering van erfafscheidingen tot een hoogte van maximaal 3 m;
  • d. het bepaalde in 4.2.6 onder b voor de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een hoogte van maximaal 6 m binnen het bouwvlak en tot een hoogte van maximaal 3 m in het onbebouwd erf voor bouwwerken, geen gebouw zijnde die naar hun aard en bestemming op een onbebouwd erf toelaatbaar zijn en tevens dienstbaar zijn aan de bestemming.
4.4.2 Ontheffingsvoorwaarden

De in artikel 4.4.1 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits:

  • a. de bebouwingskarakteristiek van de straat niet onevenredig wordt geschaad;
  • b. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt;
  • c. de brandveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. de milieusituatie niet onevenredig wordt aangetast;
  • e. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • g. de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • h. vanuit stedenbouwkundig oogpunt in beginsel rekening wordt gehouden met eventuele zichthoeken vanuit belendende percelen.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming ´Agrarisch´, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken anders dan genoemd in artikel 4.1;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor zelfstandige kantoren of zelfstandige kantoorruimten;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • d. het splitsen van een bedrijfswoning in twee of meer zelfstandige woonruimten.
  • e. het storten van puin en afvalstoffen, tenzij deze ter realisering en/of handhaving van de bestemming is;
  • f. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, tenzij deze ter realisering en/of handhaving van de bestemming is;
  • g. opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan, tenzij deze handhaving van de bestemming is;
  • h. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.
4.5.2 Ontheffing voor meest doelmatig gebruik

Burgemeester en wethouders verlenen met inachtneming van de procedureregels in artikel 23.1ontheffing van het bepaalde in artikel 4.5.1 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

4.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft en indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het agrarisch bedrijf ter plaatse dient te zijn beëindigd en hergebruik voor agrarische bedrijfsdoeleinden is redelijkerwijs niet langer mogelijk;
  • b. er wordt maximaal één woning gerealiseerd;
  • c. de vestiging van de nieuwe woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • d. de nieuwe woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat;
  • e. bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing mag, ofwel 10% van de oppervlakte van de voormalige bedrijfsgebouwen worden toegevoegd aan de oppervlakte van de woning tot een maximum van 850 m³, ofwel 10% van de oppervlakte van de voormalige bedrijfsgebouwen worden toegevoegd aan de oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 200 m²;
  • f. de nieuwe woning dient te worden gerealiseerd in het aanduidingsvlak bedrijfswoning (bw).