direct naar inhoud van Artikel 6 Bedrijf-Nutsvoorziening
Plan: Bedrijventerrein Vossenberg 2008
Status: geconsolideerde versie
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2008013-f001

Artikel 6 Bedrijf-Nutsvoorziening

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Functies

De voor ´Bedrijf-Nutsvoorziening´ aangewezen gronden zijn bestemd voor nutsvoorzieningen die zijn genoemd in Staat van Bedrijfsactiviteiten onder de categorieën 1 tot en met 5.2, met dien verstande dat inrichtingen genoemd in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en Vergunningenbesluit Milieubeheer (IVB) van 5 januari 1993 houdende aanwijzing van categorieën inrichtingen, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet Geluidhinder alleen zijn toegestaan in de gebiedsaanduiding geluidszone - industrie.

6.1.2 Bijbehorende voorzieningen

De voor ´Bedrijf-Nutsvoorziening´ aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  • a. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • b. parkeer- stallings- en verkeersvoorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen,

voor zover behorende bij en ondersteunend aan de onder 6.1.1 genoemde functies.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen gelden de volgende algemene bepalingen:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. mogen ondergeschikte delen van een bouwwerk, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, het bouwvlak overschrijden;
  • c. het bebouwingspercentage binnen het bouwvlak bedraagt 100%;
  • d. de bouw- en/of goothoogte binnen het bouwvlak mag niet meer dan het weergegeven maximum bedragen;
  • e. het bouwen van ondergrondse bouwwerken is binnen het bouwvlak toegestaan.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag in het bouwvlak en in het erf niet meer dan 5 m en in het onbebouwd erf niet meer dan 1 m bedragen.
6.3 Ontheffing van de bouwregels
6.3.1 Ontheffingsmogelijkheden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met inachtneming van de procedureregels in artikel 26.1 en de ontheffingsvoorwaarden in artikel 6.3.1 ontheffing te verlenen van:

  • a. het bepaalde in 6.2.1 onder a voor bouwen buiten het bouwvlak ten behoeve van entrees, overstekende daken, draagconstructies van de gebouwen, luifels, (draagconstructies van) reclame en hieraan gelijk te stellen voorzieningen;
  • b. het bepaalde in artikel 6.2.1 onder d met betrekking tot een maximale bouwhoogte:
    • 1. voor ten hoogste 25% van het bouwperceel tot 20 m;
    • 2. voor ten hoogste 20% van het bouwperceel tot 25 m;
    • 3. voor ten hoogste 15% van het bouwperceel tot 30 m,

mits de bebouwing niet is gesitueerd binnen de aanduiding ´geen vrijstelling bouwhoogte´;

  • c. het bepaalde in 6.2.2 onder a voor de hoogte en situering van erfafscheidingen tot een hoogte van maximaal 3 m;
  • d. het bepaalde in 6.2.2 onder b voor de hoogte en situering van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een hoogte van maximaal 15 m.
6.3.2 Ontheffingsvoorwaarden

De in artikel 6.3.1 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits:

  • a. dit vanuit het oogpunt van de bedrijfsvoering, de bedrijfspresentatie, de constructie of verschijning van het gebouw of de aard van het bedrijf noodzakelijk is;
  • b. de brandveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • c. de milieusituatie niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • e. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt.
6.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedureregels in 26.1nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken geen gebouw zijde ten behoeve van:
    • 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de brandveiligheid;
    • 5. de milieusituatie;
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  • b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;