direct naar inhoud van 6.2 Archeologie
Plan: Centrum Zuid 2008
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2008012-e001

6.2 Archeologie

6.2.1 Inleiding

De standaard archeologische inventarisatie voor onderhavig bestemmingsplan is uitgevoerd door Fontys-Bilan te Tilburg en is tot stand gekomen op basis van verschillende bronnen.

De volgende werkinstrumenten zijn hoofdzakelijk gebruikt bij dit traditionele archeologische bureauonderzoek:

  • de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek;
  • de database van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (Archis, Archeologisch informatiesysteem) en
  • de Archeologische Monumenten Kaart (AMK).

Naast deze bronnen is gebruik gemaakt van de Archeologische Waarschuwingskaart Tilburg (ARWATI, concept) en het databestand van het Regionaal Archief Tilburg (RAT). Op grond van de beschikbare gegevens wordt een goed beeld verkregen van de algemene archeologische verwachtingswaarde in het plangebied.

Dit beeld wordt verder aangescherpt met een landschapsanalyse en door gebruik van lokale bronnen. De landschapsanalyse is opgesteld aan de hand van onder andere de geomorfologie en de bodem, maar ook door het interpreteren van bijvoorbeeld de (vroegere) infrastructuur en lokale archeologische waarnemingen. Om de historische ontwikkelingen in het plangebied in een breder kader te kunnen plaatsen, werd eerst de ontwikkelingsgeschiedenis van Tilburg in het algemeen onderzocht en vervolgens die van het plangebied in detail. De lokale bronnen omvatten onder andere historische kaarten, architectuurfoto´s en luchtfoto´s en geschreven bronnen waaronder plaatsbeschrijvingen en veldnamen, bebouwingsgegevens en veldverkenningen.

Landschappelijke, archeologische en (cultuur)historische gegevens werden in dit onderzoek samengevoegd tot een reconstructie van de ontwikkelingsgeschiedenis van het plangebied. De reconstructie werd vervolgens vertaald naar een archeologische verwachtingswaarde voor het plangebied die nader kon worden gespecificeerd door er bodemverstorende activiteiten zoals wegen- en huizenbouw bij te betrekken.

6.2.2 Algemeen

Om de cultuurhistorische waarden van het gebied duidelijk in beeld te brengen worden drie aspecten uitgewerkt:

  • a. Historische geografie en ontwikkeling van het landschap
  • b. Archeologie
  • c. Richtlijnen en voorwaarden

Al naar hun belang en de beschikbare informatie worden deze aspecten nader belicht. Tevens wordt aangegeven welke aspecten onder enige vorm van beschermende wet- en regelgeving vallen.

Naar aanleiding van de herziening van alle beheersbestemmingsplannen is door Fontys-BILAN cultuurhistorisch en archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd en vastgelegd in diverse gebiedsgerichte rapporten. Deze rapporten vormen de belangrijkste bron voor de cultuurhistorische paragraaf.

Beleidskader:

  • Monumentenwet 1988
  • Gemeentelijke monumentenverordening
  • Gemeentelijk monumentenbeleid en interim archeologiebeleid
  • Monumentenlijst Tilburg

Bronnen:

  • H. van Dijk & E. de Boer. Van Pruilhoek tot Venne Weyden. Tilburg - Centrum-Zuid. Archeologisch en cultuurhistorisch bureau onderzoek, BILAN 2007 (conceptrapport).
  • Cultuurhistorische Inventarisatie Noord-Brabant / M.I.P., gemeente Tilburg, opgesteld door de provincie Noord-Brabant, oktober 1995.
  • Architectuur en stedenbouw 1940-1965, gemeente Tilburg, STOA 2005.
6.2.3 Historische geografie en ontwikkeling

Het plangebied bestond grotendeels uit weidegronden in het ter plaatse brede beekdal van de Korvelse Waterloop. Het beekdal had zich relatief diep ingesneden (circa 12 m +NAP) in het plateau waarop de belangrijkste nederzettingen en akkergebieden van Tilburg lagen en dat in hoogte varieert van circa 13m +NAP langs het beekdal tot circa 16m +NAP bij Kerk en Korvel. Binnen het gebied lagen drie geïsoleerde hoogten waarop de Sint-Dionysiuskerk, de aangrenzende Oude Markt en 't Heike lagen.

De belangrijkste wegen in het plangebied zijn reliëfgerelateerd en volgen de oevers van het beekdal. Dit kan een indicatie zijn voor de hoge ouderdom van deze routes. Het plangebied, en het beekdal, werden van noord naar zuid doorkruist door twee dijken; de Ouden en Nieuwen Dyk. Binnen dit stadsdeel waren dit de enige plaatsen waar de Korvelse Waterloop kon worden overgestoken. Dit verklaart ook meteen het naamsdeel -dyk (hogerlegen weg) en bevestigt het feit dat het gebied vroeger nat en laaggelegen was.

De gronden in het plangebied behoorden deels tot het akkercomplex van Heuvel en Kerk en gingen in het zuiden over in de gemeint die zich uitstrekte tot Oerle en Broekhoven. Het grootste deel van het plangebied bestond echter uit weidegronden die vroeger deel uitmaakten van de gemeint Kerkckven. De aanduiding gemeint verwijst naar de inferieure kwaliteit van de grond, waardoor te verklaren valt dat juist hier, op een afgelegen of niet gebruikte locatie, in 1691 de schuilkerk werd gesticht.

Uitgezonderd de nederzettingen langs de randen (Haringseind, Kwetterie, 't Heike en 't Ven) bleef het grootste deel van het plangebied lange tijd onbebouwd. Pas in de loop van de achttiende eeuw, mogelijk al iets eerder, werd midden in het gebied aan de Nieuwendyk (Bisschop Zwijsenstraat) bebouwing opgetrokken. In de de negentiende eeuw werd deze bebouwing uitgebreid en verrees ook bebouwing aan Oudedijk en tussenliggende straten, en langs de straten in het westen van het plangebied (Zomerstraat, Lieve Vrouweplein, Kloosterstraat). Opvallend is ook het relatief grote aantal forse bouwvolumes in het plangebied, hoofdzakelijk bestaande uit kloosters en gebouwen van openbaar bestuur.

6.2.4 Archeologie (bodemarchief)

Het plangebied heeft op de Archeologische Waarschuwingskaart van Tilburg (ARWATI), vanwege de ligging op een relatief hooggelegen dekzandrug, grotendeels een hoge verwachting. Om deze verwachting nader te kunnen specificeren is in het uitgevoerde onderzoek vertrokken vanuit de reconstructie van het prestedelijke landschap, die in nauwe relatie staat tot de bewoningsgeschiedenis. Belangrijk onderdeel is hierbij het hanteren van een lagenbenadering. De verschillende landschappelijke lagen zijn reliëf, water, bodem en wegenpatroon. Deze aspecten werden aangevuld met onder andere archeologische waarnemingen, bekende historische bebouwing en toponymisch onderzoek om een overzicht te krijgen van de historische bewoning en het type landschapsgebruik. De landschapsreconstructie werd gekoppeld aan bekende nederzettingspatronen uit diverse perioden. Op deze manier werd uitspraak gedaan over locaties die gunstig kunnen zijn geweest voor (pre)historische bewoning.

Net als andere stadsdelen van Tilburg voldoet het plangebied aan een aantal historisch-landschappelijke criteria dat kansen biedt aan vroege bewoning of deze althans doet vermoeden. Het gaat hierbij om elementen zoals de nabijheid van water, de afwisseling van het reliëf (met name het voorkomen van hoger gelegen locaties), de bodemgesteldheid en de voormalige aanwezigheid van oude structuren die een aanduiding kunnen zijn van oude bewoningspatronen. De huidige inzichten in het plangebied wijzen erop dat het plangebied een lange, misschien zelfs ononderbroken bewoningsgeschiedenis kent. Aanvankelijk zal vooral langs de noord- en zuidgrens van het plangebied bewoning of menselijke activiteit zijn voorgekomen, later verschoof dit naar het overige deel van het plangebied. Uiteindelijk werd zelfs het gehele beekdal bebouwd waarbij de Korvelse Waterloop geheel verdween.

De archeologische verwachting, zoals aangeduid op de ARWATI, is op basis van het uitgevoerde cultuurhistorisch en archeologisch onderzoek per periode (Nieuwe tijd, Middeleeuwen, Romeinse tijd-late ijzertijd, vroege ijzertijd-bronstijd en steentijd) nader toegespitst en weergegeven in een verwachtingskaart. Deze verwachting per periode geeft echter een historische situatie weer, waarbij geen rekening is gehouden met moderne en submoderne verstoringen die gepaard zijn gegaan met de snelle urbanisatie van het plangebied in de twintigste eeuw. Overigens geldt voor het hele plangebied een verwachting van steentijd tot Nieuwe Tijd.

Een deel van het plangebied is verstoord door grootschalige ingrepen zoals de aanleg en sloop van de negentiende-eeuwse wijk Koningswei en de naoorlogse herinrichting. De bebouwing in het plangebied van vóór circa 1920 heeft doorgaans ondiepe funderingen, na circa 1920 zijn deze dieper aangelegd met vermoedelijk dus meer verstoring. Een deel van het terrein (groen, parkeren) is waarschijnlijk niet of nauwelijks verstoord. In figuur 1 zijn zowel de verwachtingskaart(en) als de verstoringskaart samengevoegd tot een kaart, waarin onderscheid wordt gemaakt in terreinen met geen tot lage archeologische verwachting, terreinen met middelhoge tot hoge archeologische verwachting en archeologisch waardevolle terreinen (o.a. archeologische monumenten).

In het bestemmingsplan Centrum Zuid 2008 liggen geen terreinen van bijzondere archeologische trefkans of waarde, waarvoor wordt aanbevolen om deze als primaire bestemming archeologie te geven en waarbij voor wijzigingen aan de bestemming een aanlegvergunning vereist is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2008012-e001_0009.png"

Archeologische verwachtingskaart Centrum Zuid 2008, gebaseerd op Van Dijk & De Boer 2007 (concept).

Bron ondergrond: Gemeente Tilburg

6.2.5 Richtlijnen en voorwaarden
6.2.5.1 Archeologie

De resultaten van het archeologisch inventariserend bureauonderzoek met inbegrip van de indicatieve periodenkaart van het plangebied, vormen, in combinatie met de vigerende verwachtingskaart(en) en de bekende archeologische waarnemingen, de basis voor advisering en toetsing betreffende archeologische waarden en eventueel vooronderzoek bij ruimtelijke ontwikkelingen en met name ontheffings- en andere voor archeologie van toepassing zijnde vergunningsprocedures op een bepaalde locatie. Zeker indien het bodemarchief van een bepaald terrein (vermoedelijk) nog niet verstoord is, is nader onderzoek naar eventuele archeologische sporen en vondsten aan de orde (zie figuur "archeologische verwachtingskaart").

  • a. Gebied met (middel)hoge archeologische verwachting: bij planvorming (c.q. bouwaanvragen) waarbij sprake is van grondverzet geldt, voor die locaties die op de waarschuwingskaart een aanduiding hebben van (middel)hoge archeologische verwachting, advies- en/of onderzoeksplicht inzake archeologie. Deze verplichting geldt bovendien op grond van rijks- en provinciaal beleid voor ontheffingsprocedures, bestemmingsplanprocedures en MER-plichtige projecten.
  • b. Archeologisch waardevol terrein: aanlegvergunning met als voorwaarde archeologisch vooronderzoek bij planologische ontwikkelingen voor locaties aangeduid op de plankaart als terrein met bestemming archeologie.
6.2.5.2 Cultuurhistorie

De beschermde monumenten en gebieden (rijks- en gemeentelijke monumenten en beschermde stadsgezichten) vallen onder separate besluitvormingsprocedures, met name de Monumentenwet 1988/ Wet op de archeologische monumentenzorg 2007 en de Monumentenverordening gemeente Tilburg. In geval van wijziging van bestemmingen van percelen waarop deze wet- en regelgeving van toepassing is, zal de cultuurhistorische waarde een afwegingsfactor zijn. In het plangebied bevinden zich zowel rijks- als gemeentelijke monumenten.

De cultuurhistorisch waardevolle objecten en structuren, zoals opgenomen in het MIP (niet voorzien van een geautoriseerde status (rijks- of gemeentelijk monument)) en die uit de naoorlogse periode (wederopbouw), hebben geen officieel beschermde status. Desondanks dient in eventuele planontwikkeling rekening gehouden te worden met deze elementen, waarbij gestreefd dient te worden naar behoud. Hergebruik verdient de voorkeur boven sloop en vervangende nieuwbouw. In het plangebied zijn momenteel geen beschermde panden of cultuurhistorische waardevolle objecten en structuren aangewezen (paragraaf 6.1.1).