direct naar inhoud van 5.3 Externe veiligheid
Plan: Amarant Mariahof, Bredaseweg
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2007007-e001

5.3 Externe veiligheid

5.3.1 Inleiding

Het plangebied is gelegen binnen de invloedssfeer van een risicobron, de Bredaseweg (N282). Over deze weg worden gevaarlijke stoffen vervoerd; de weg is opgenomen in de huidige route gevaarlijke stoffen. De N282 ontsluit het westelijke deel van Tilburg. De weg loopt in de richting van Breda/Oosterhout en de Rijksweg A27.

Er zijn geen andere risicobronnen met een invloedsgebied over het plangebied.

Voordat er een beschouwing wordt gemaakt van de huidige risico's, de risico's bij volledige benutting van het bestemmingsplan en de beschouwing van de geprojecteerde ontwikkelingen, moet worden opgemerkt dat er nu weliswaar sprake is van een route gevaarlijke stoffen, maar dat deze route in de toekomst (zodra de Noord-West tangent klaar is) zal worden aangepast. Vervoer van routeringsplichtige stoffen zal dan naar verwachting hier niet meer plaatsvinden, tenzij hiervoor ontheffing is verleend. Dit punt komt later terug in de overwegingen.

Het externe veiligheidsbeleid is uiteen gezet in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) uit 2004. Voor het transport van gevaarlijke stoffen is de circulaire Risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen van toepassing, eveneens uit 2004. De inhoud en opzet van laatstgenoemde circulaire is gebaseerd op het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

Bij de beoordeling van de externe veiligheid moet rekening gehouden worden met twee risicomaten:

  • het plaatsgebonden risico en;
  • het groepsrisico.
5.3.2 Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico (PR) is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft.

In het plaatsgebonden risico zijn in het kort twee verschillende kansen verwerkt:

  • 1. De kans dat een ramp, zoals het ontsnappen van een gevaarlijke stof, plaatsvindt;
  • 2. De kans dat een persoon daadwerkelijk overlijdt als gevolg daarvan.

De grenswaarde voor nieuwe kwetsbare objecten, zoals woningen, bedraagt de kans van 1 op 1 miljoen (10-6) per jaar. Ook Amarant is een kwetsbaar object.

5.3.3 Groepsrisico

Het groepsrisico (GR) is een maat om de kans weer te geven dat meerdere dodelijke slachtoffers (10 of meer) ten gevolge van een incident met gevaarlijke stoffen voorkomt. Tevens wordt het groepsrisico beschouwd als een maat voor de maatschappelijke ontwrichting die kan ontstaan ten gevolge van een incident. Het groepsrisico is dus, behalve van de eigenschappen van de risicobron, ook afhankelijk van de omgeving en het aantal personen dat daar verblijft.

Het groepsrisico wordt bepaald binnen het 'invloedsgebied' van de gevaarlijke stoffen, welke de plaatsgebonden risicocontouren ver te buiten gaan. Het groepsrisico is niet ruimtelijk weer te geven, maar wordt aangegeven in een zogenaamde fN-curve, waarin het aantal potentiële slachtoffers (N) wordt afgezet tegen de kans op gelijktijdig overlijden (f).

Voor het groepsrisico geldt voorts de verantwoordingsplicht (zie hierna). Omdat de berekening van het groepsrisico maar ten dele iets zegt over de risico's, dient in de afweging van de risico's ook aandacht besteed te worden aan kwalitatieve aspecten. Hiertoe behoren onder andere de zelfredzaamheid van personen en de mogelijkheden van bestrijding van een incident.

5.3.4 Toepassing op plangebied
5.3.4.1 Plaatsgeboden risico

Uit het rapport "Externe veiligheid gemeente Tilburg; Ontwikkeling 'Landgoederenzone', Bredaseweg" (januari 2006, revisie 03, projectnummer 156982) blijkt dat het transport van gevaarlijke stoffen over de Bredaseweg niet leidt tot een plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar of meer. Het plaatsgebonden risico vormt daarmee geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan. Het rapport externe veiligheid is als bijlage 4 bij de toelichting van het bestemmingsplan gevoegd.

5.3.4.2 verantwoording van het groepsrisico

In artikel 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen zijn criteria gegeven die bij de invulling van de verantwoording in acht genomen moeten worden indien het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van een risicobron. De in het rapport opgenomen informatie biedt een basis voor de besluitvorming van het college van burgemeester en wethouders. Het is aan de burgemeester en wethouders om te besluiten of het restrisico bestuurlijk aanvaardbaar wordt geacht. Om een goede afweging te maken wordt een beschouwing gegeven van de onderstaande categorieën A t/m F:

  • A. Ligging groepsrisico t.o.v. oriënterende waarde;
  • B. Toename groepsrisico t.o.v. nulsituatie;
  • C. De mogelijkheden van zelfredzaamheid van de bevolking;
  • D. De mogelijkheden van bestrijding van een incident en hulpverlening;
  • E. Nut en noodzaak van de ontwikkeling;
  • F. Tijdsaspect.


Ligging groepsrisico t.o.v. de oriënterende waarde en toename groepsrisico t.o.v. de feitelijke situatie, bij volledige benutting van het vigerende bestemmingsplan en zoals beschreven in het stedenbouwkundige plan (ad. A en B).

Aan Ingenieursbureau Oranjewoud is gevraagd om onderzoek te doen naar de risico's door het vervoer van gevaarlijke stoffen en inzicht te geven in de gevolgen van de geprojecteerde ontwikkelingen in de landgoederenzone. Ook is Oranjewoud gevraagd om naast het inzichtelijk maken van de effecten tevens te kijken naar wat de invloed van de routering zou zijn als het vigerende bestemmingsplan volledig benut zou zijn. Deze risico's zijn samengevat in het rapport "Externe veiligheid gemeente Tilburg; Ontwikkeling 'Landgoederenzone', Bredaseweg" (januari 2006, revisie 03, projectnummer 156982).

Om een beschouwing te kunnen geven van het groepsrisico is allereerst gekeken naar het aantal mensen dat zich in het risicogebied bevinden in de huidige situatie. Aangezien er in het vigerende bestemmingsplan bouwmogelijkheden zaten die niet benut zijn, heeft er tevens een berekening plaatsgevonden waarbij ervan uit is gegaan, dat de mogelijkheden volledig benut zijn. Beide zaken worden vergeleken met de ontwikkelingen die nagestreefd worden in het bestemmingsplan.

Ten opzichte van het huidige gebruik en invulling van het gebied betekent de (her)ontwikkeling een toename van het groepsrisico. Formeel dient de toekomstige situatie afgezet te worden tegen de capaciteit van het vigerende ruimtelijke besluit, aangezien die capaciteit zonder toets aan externe veiligheid kan worden benut. Bij doorrekening hiervan kan gesproken worden van een afname van het groepsrisico.

Zowel bij de bestaande situatie, bij volledige benutting als in de toekomstige situatie blijft het groeprisico onder de oriëntatiewaarde (ongeveer een factor 10). Ten opzichte van het huidige gebruik neemt het groepsrisico ten gevolge van invulling van het stedenbouwkundige plan substantieel toe.

Voor een volledige beschrijving van de risico's wordt verwezen naar voornoemde rapportage, die is opgenomen in bijlage 4 van de toelichting, behorende bij dit bestemmingsplan.


Mogelijkheden van zelfredzaamheid (ad. C)

De zelfredzaamheid gaat in op de mogelijkheden van de bevolking die zich bevindt in het invloedsgebied om zich in veiligheid te brengen door schuilen of vluchten. Van belang hierbij is:

  • Mobiliteit van de aanwezigen;
  • Goede wegenstructuur (haaks op de risicobron);
  • Ontsluiting van gebouwen (en interne logistiek)
  • Communicatie en informatie


In het plangebied zijn uitsluitend zorginstellingen aanwezig. Hiervan mag worden aangenomen dat de bewoners zichzelf niet kunnen onttrekken aan een dreigend gevaar zonder dat zij hierbij worden geholpen door hulpverleningsdiensten of verzorgenden. Dit aspect verdient dan ook extra aandacht en telt zwaar in de verantwoording.

De belangrijkste ontsluitingswegen zijn de Bredaseweg (Noord) en de Oude Rielsebaan (Zuid). De Bredaseweg vormt ook de route voor gevaarlijke stoffen, waardoor deze niet of onvoldoende kan dienen als vluchtroute bij een ongeval met gevaarlijke stoffen. De Oude Rielsebaan is wel geschikt voor ontvluchting, vanwege de ligging aan de andere zijde van Amarant ten opzichte van de route voor gevaarlijke stoffen. Ook de richting van de weg, welke deels afzijdig van de risicobron loopt, is gunstig. Aangezien de Oude Rielsebaan relatief ver van Amarant op de Bredaseweg aantakt kan gezegd worden dat twee vluchtwegen aanwezig zijn; één westelijk de Oude Rielsebaan op en één in zuidoostelijke richting. Bij een ongeval ter hoogte van de ontwikkeling kan ook via de interne structuur van Amarant en Bredaseweg in oostelijke richting worden gevlucht.

De interne structuur van Amarant is relatief logisch (haakse wegen), welke bij zowel personeel als hulpverleningsdiensten voldoende bekend is. Hierdoor kan relatief snel naar de zuidelijke ontvluchtingsroute (de Oude Rielsebaan) worden gevlucht (de mobiliteit van de bewoners wordt hierbij buiten beschouwing gelaten).

Onderstaande zaken kunnen de zelfredzaamheid verhogen, maar kunnen niet worden geëist in het kader van het bestemmingsplan. Hierover zijn afspraken gemaakt met Amarant.

Het verdient de voorkeur om zorg te dragen bij nadere uitwerking van bouwplannen gebouwen met een uitgang afzijdig van de Bredaseweg. Dit om een zodanige ontsluiting te hebben dat het gebouw als bescherming kan dienen. Het verdient verder aanbeveling een ontruimingsplan op te stellen, waarbij de omgang met een mogelijke calamiteit op de Bredaseweg mee wordt genomen.

Bij toxische stoffen is het van belang dat mensen binnen kunnen schuilen. Hiermee wordt blootstelling aan toxische concentraties vertraagd. Om goed in te kunnen spelen op situaties met toxische stoffen is het van belang om centraal de ventilatie af te kunnen sluiten, zodanig dat er geen toxische gassen het gebouw in kunnen.

Van belang is dat er bij uitwerking van bouwplannen ontruimingsinstallaties, een omroepinstallatie en opstelplaatsen voorhanden zijn. Dit om bewoners en verzorgenden optimaal te kunnen informeren en ruimte te hebben voor hulpdiensten. Ook kunnen afspraken tussen de zorginstellingen met betrekking tot ontruimingsplannen etc. mogelijk elkaar versterken en een reductie opleveren voor het aantal slachtoffers. Dit aspect kan ook in de gebruiksvergunning geborgd worden.

De gemeente Tilburg voert geen actief risicocommunicatiebeleid.


De mogelijkheden van bestrijding van een calamiteit en hulpverlening (ad. D)

Om de hulpverlening optimaal te kunnen laten plaatsvinden is de huidige bluswatervoorziening op het terrein onvoldoende. De waterleiding langs de Oude Rielsebaan, die rechtstreeks vanuit het waterwingebied komt heeft inmiddels een aftakking voor bluswater gekregen. Hiermee is de bluswatervoorziening via de zuidzijde gegarandeerd.

De bereikbaarheid is voor de brandweer in zijn algemeenheid goed. Voor een incident met gevaarlijke stoffen is het belangrijk dat er tweezijdig aangereden kan worden (boven- en benedenwinds). Voor de locatie Amarant is de zuidelijke aanrij route de Gilzerbaan/Oude Rielsebaan.

Bij een evacuatie bij een ongeval met gevaarlijke stoffen is de zuidelijke route van de bron af, de meest aangewezen route. Het verdient aanbeveling dit in het ontruimingsplan van de betrokken zorginstellingen op te nemen. Zoals eerder aangegeven wordt een ontruimingsplan opgesteld; echter dit kan niet worden geëist in het kader van het bestemmingsplan.


Nut en Noodzaak (ad. E)

Voor nut en noodzaak van het gewijzigde bestemmingsplan wordt verwezen naar de ruimtelijke onderbouwing.

Tijdsaspect (ad. F)

Momenteel wordt gewerkt aan de Noordwest-Tangent. Deze weg zal opgenomen worden in de gemeentelijke routering gevaarlijke stoffen, waardoor binnenstedelijke routes kunnen komen te vervallen. Dit zal ook het geval zijn voor de route over de Bredaseweg. Hierdoor is structureel vervoer van gevaarlijke stoffen over de Bredaseweg alleen voor de periode tot uiterlijk 2010 van toepassing. Dit gegeven is een belangrijke overweging in de totale verantwoording. Het feit dat de Noordwest-Tangent momenteel aangelegd wordt biedt voldoende waarborg dat deze ontwikkeling daadwerkelijk zal plaatsvinden. Overigens is vervoer van gevaarlijke stoffen over de Bredaseweg hiermee niet volledig uitgesloten; door ontheffing van de route kan alsnog via deze weg worden getransporteerd maar dit zal aanmerkelijk minder zijn. Ontheffing kan alleen worden verkregen wanneer geen gebruik gemaakt kan worden van de wegen die tot de route behoren om de bestemming te bereiken of andere veiliger routes niet voorhanden zijn.

Conclusies

  • Het plangebied ligt in het invloedsgebied van de huidige route voor gevaarlijke stoffen (Bredaseweg);
  • De route zal verdwijnen na het gereedkomen van de Noordwest-Tangent. Vervoer van gevaarlijke stoffen over de Bredaseweg is dan alleen nog mogelijk met een ontheffing.
  • In het plangebied zijn uitsluitend zorginstellingen aanwezig. Hiervan mag worden aangenomen dat de bewoners zichzelf niet kunnen onttrekken aan een dreigend gevaar zonder dat zij hierbij worden geholpen door hulpverleningsdiensten of verzorgenden.
  • De wegenstructuur is voor ontvluchting voldoende.
  • De bereikbaarheid van de brandweer is voldoende, waarbij de zuidelijke route bij uitbredingsplannen moet “meegroeien”.
  • Een ontruimingsplan waarin rekening wordt gehouden met calamiteiten die kunnen plaatsvinden met gevaarlijke stoffen aan de Bredaseweg is noodzakelijk. Dit kan echter niet worden geëist in het kader van het bestemmingsplan.