Plan: | Buitengebied Dinteloord en Prinsenland |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0851.bgBPdtlgeheel-v002 |
In deze paragraaf wordt de beleidsrichting van de Vrijkomende Agrarische Bedrijven (VAB’s) en het vestigen van Nieuwe Economische Dragers (NED’s) behandeld. Beide beleidsrichtingen vormen binnen het provinciaal beleid de peilers onder de stimulering van de gemengde plattelandseconomie. In de gemengde plattelandseconomie is naast ruimte voor de land- en tuinbouw ook ruimte voor de ontwikkeling van niet-agrarische functies, zoals toerisme, recreatie, kleinschalige bedrijvigheid, zorgfuncties etcetera. Dit kan door verbreding van agrarische activiteiten maar ook als zelfstandige functie, met name op vrijkomende locaties.
In onderhavig bestemmingsplan is het uitgangspunt dat verscheidende vervolgfuncties worden toegestaan op een Vrijkomend Agrarisch Bedrijf ter stimulering van een gemengde plattelandseconomie.
Op gemeentelijk niveau wordt voor de uitwerking van een gemengde plattelandseconomie voor Vrijkomende Agrarische Bedrijen een zonering gehanteerd. In het buitendijks gelegen gebied rondom de Steenbergsche en Roosendaalsche Vliet wordt middels wijzigingsbevoegdheden primair de ruimte geboden aan de ontwikkeling van recreatie en toerisme in de vorm van aan het buitengebied gebonden dagrecreatie, verblijfsrecreatie en horeca. In het bestemmingsplan wordt hier dan ook niet de mogelijkheid geboden om vrijkomende agrarische bedrijven te kunnen wijzigen ten behoeve van andere bedrijfsmatige functies.
Buiten het buitendijks gelegen gebied rondom de Steenbergsche en Roosendaalsche Vliet wordt onder voorwaarden ruimte geboden voor de volgende vervolgfuncties:
Buiten het bestemmingsplan om kan middels maatwerk medewerking worden verleend aan andere in het buitengebied passende vervolgfuncties. Deze moeten een bijdrage leveren aan de vitaliteit van het buitengebied.
In het plangebied wordt rekening gehouden met de aanwezigheid van paardenhouderijen en de ontwikkeling daarvan.
Uitgangspunt voor het bestemmingsplan
Vanuit het provinciale beleid zijn er mogelijkheden om paardenhouderijen op te richten. Hier wordt in het bestemmingsplan op aangesloten. Zo is de nieuwvestiging van een paardenhouderij op een Voormalig Agrarisch Bedrijf onder voorwaarden mogelijk. Een paardenhouderij wordt eveneens als nevenfunctie bij een agrarisch bedrijf toegestaan. Binnen het bestemmingsplan wordt de realisatie van paardenhouderijen met publieks- en/of verkeersaantrekkende voorzieningen, zoals maneges, niet toegestaan. Middels maatwerk buiten het bestemmingsplan om kunnen paardenhouderijen met publieks- en/of verkeersaantrekkende voorzieningen, zoals maneges, wel worden toegestaan.
In de huidige agrarische sector is een tendens waar te nemen dat de agrariër naast de uitoefening van het agrarische bedrijf nevenfuncties wil ontplooien, welke niet in directe relatie staan met de bestaande agrarische bedrijfsvoering, de zogenaamde verbrede landbouw.
Verbrede landbouw kan gezien worden als ‘agrariërs met iets erbij’. De nevenfuncties zijn direct gerelateerd aan het verder in stand te houden agrarische bedrijf; De activiteit hangt samen met de agrarische bedrijfsvoering of staat ten dienste van het bedrijf. Agro-toerisme (waaronder minicampings), agrarisch natuurbeheer, bewerking en waardevermeerdering van ter plaatse geproduceerde producten, de verkoop van streekeigen producten en zorgboerderijen zijn voorbeelden van ‘verbrede landbouw’. Ten behoeve van de ontwikkeling van de gemengde plattelandseconomie worden nevenfuncties onder voorwaarden mogelijk geacht.
Uitgangspunt voor het bestemmingsplan
In het bestemmingsplan wordt middels een binnenplanse afwijking nevenfuncties en verbrede landbouw toegestaan op agrarische bedrijven. Hierbij kan worden gedacht aan: