direct naar inhoud van 4.4 VAB en NED beleid
Plan: Buitengebied Dinteloord en Prinsenland
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0851.bgBPdtlgeheel-v002

4.4 VAB en NED beleid

In deze paragraaf wordt de beleidsrichting van de Vrijkomende Agrarische Bedrijven (VAB’s) en het vestigen van Nieuwe Economische Dragers (NED’s) behandeld. Beide beleidsrichtingen vormen binnen het provinciaal beleid de peilers onder de stimulering van de gemengde plattelandseconomie. In de gemengde plattelandseconomie is naast ruimte voor de land- en tuinbouw ook ruimte voor de ontwikkeling van niet-agrarische functies, zoals toerisme, recreatie, kleinschalige bedrijvigheid, zorgfuncties etcetera. Dit kan door verbreding van agrarische activiteiten maar ook als zelfstandige functie, met name op vrijkomende locaties.

4.4.1 Vrijkomende Agrarische Bedrijven

In onderhavig bestemmingsplan is het uitgangspunt dat verscheidende vervolgfuncties worden toegestaan op een Vrijkomend Agrarisch Bedrijf ter stimulering van een gemengde plattelandseconomie.

Op gemeentelijk niveau wordt voor de uitwerking van een gemengde plattelandseconomie voor Vrijkomende Agrarische Bedrijen een zonering gehanteerd. In het buitendijks gelegen gebied rondom de Steenbergsche en Roosendaalsche Vliet wordt middels wijzigingsbevoegdheden primair de ruimte geboden aan de ontwikkeling van recreatie en toerisme in de vorm van aan het buitengebied gebonden dagrecreatie, verblijfsrecreatie en horeca. In het bestemmingsplan wordt hier dan ook niet de mogelijkheid geboden om vrijkomende agrarische bedrijven te kunnen wijzigen ten behoeve van andere bedrijfsmatige functies.

Buiten het buitendijks gelegen gebied rondom de Steenbergsche en Roosendaalsche Vliet wordt onder voorwaarden ruimte geboden voor de volgende vervolgfuncties:

  • burgerwoningen;
  • agrarisch technische hulpbedrijven en agrarisch verwante bedrijven;
  • paardenhouderijen anders dan een publieks- en/of verkeersaantrekkende voorziening, zoals
  • bijvoorbeeld een manege;
  • niet aan het buitengebied gebonden bedrijven in de categorie 1 en 2 welke een bijdrage leveren aan een gemengde plattelandseconomie. Een zelfstandige kantoorvoorziening en/of zelfstandige detailhandel wordt niet toegestaan. Voor de zelfstandige detailhandel in de vorm van de verkoop van streekgebonden producten geldt een uitzondering;
  • kleinschalige vormen van recreatie en toerisme. Hierbij moet met name worden gedacht aan een Bed & Breakfast, een minicamping, kleinschalige horeca (bijvoorbeeld een thee- en koffieschenkerij, ijs-/snackverkooppunt of een rustpunt voor passanten) en kleinschalige aan het buitengebied gebonden dagrecreatieve voorzieningen (zoals een speeltuin, verhuur van fietsen / huifkarren, een kinderboerderij, een ambachtelijke kaasmakerij, boerengolf, het organiseren van rondleidingen in het buitengebied, agrarische educatie en andere naar aard en omvang hiermee gelijk te stellen activiteiten);
  • maatschappelijke voorzieningen in de vorm van zorgboerderijen.

Buiten het bestemmingsplan om kan middels maatwerk medewerking worden verleend aan andere in het buitengebied passende vervolgfuncties. Deze moeten een bijdrage leveren aan de vitaliteit van het buitengebied.

4.4.2 Paardenhouderijen

In het plangebied wordt rekening gehouden met de aanwezigheid van paardenhouderijen en de ontwikkeling daarvan.

Uitgangspunt voor het bestemmingsplan
Vanuit het provinciale beleid zijn er mogelijkheden om paardenhouderijen op te richten. Hier wordt in het bestemmingsplan op aangesloten. Zo is de nieuwvestiging van een paardenhouderij op een Voormalig Agrarisch Bedrijf onder voorwaarden mogelijk. Een paardenhouderij wordt eveneens als nevenfunctie bij een agrarisch bedrijf toegestaan. Binnen het bestemmingsplan wordt de realisatie van paardenhouderijen met publieks- en/of verkeersaantrekkende voorzieningen, zoals maneges, niet toegestaan. Middels maatwerk buiten het bestemmingsplan om kunnen paardenhouderijen met publieks- en/of verkeersaantrekkende voorzieningen, zoals maneges, wel worden toegestaan.

4.4.3 Nevenfuncties en verbrede landbouw (NED’s)

In de huidige agrarische sector is een tendens waar te nemen dat de agrariër naast de uitoefening van het agrarische bedrijf nevenfuncties wil ontplooien, welke niet in directe relatie staan met de bestaande agrarische bedrijfsvoering, de zogenaamde verbrede landbouw.

Verbrede landbouw kan gezien worden als ‘agrariërs met iets erbij’. De nevenfuncties zijn direct gerelateerd aan het verder in stand te houden agrarische bedrijf; De activiteit hangt samen met de agrarische bedrijfsvoering of staat ten dienste van het bedrijf. Agro-toerisme (waaronder minicampings), agrarisch natuurbeheer, bewerking en waardevermeerdering van ter plaatse geproduceerde producten, de verkoop van streekeigen producten en zorgboerderijen zijn voorbeelden van ‘verbrede landbouw’. Ten behoeve van de ontwikkeling van de gemengde plattelandseconomie worden nevenfuncties onder voorwaarden mogelijk geacht.

Uitgangspunt voor het bestemmingsplan
In het bestemmingsplan wordt middels een binnenplanse afwijking nevenfuncties en verbrede landbouw toegestaan op agrarische bedrijven. Hierbij kan worden gedacht aan:

  • een minicamping (maximaal 25 standplaatsen);
  • een bed & breakfast (maximaal 5 kamers en 10 slaapplaatsen);
  • kleinschalige aan het buitengebied gebonden dagrecreatieve voorzieningen (zoals een speeltuin, verhuur van fietsen / huifkarren, een kinderboerderij, een ambachtelijke kaasmakerij, boerengolf, het organiseren van rondleidingen in het buitengebied, agrarische educatie en andere naar aard en omvang hiermee gelijk te stellen activiteiten);
  • verblijfsrecreatie in de vorm van een groepsaccommodatie (maximaal 70 slaapplaatsen);
  • kleinschalige horeca, zoals een thee- en koffieschenkerij, ijs- / snackverkooppunt en rustpunt voor passanten (fietsers, wandelaars, etc.);
  • zorgverlening op sociaal, fysiek of psychisch vlak (waaronder een zorgboerderij);
  • ondergeschikte detailhandel in streekgebonden producten;
  • niet aan het buitengebied gebonden bedrijfsmatige activiteiten in de categorie 1 en 2 welke een bijdrage leveren aan een gemengde plattelandseconomie. Bijvoorbeeld de opslag van (statische) goederen, zoals caravans, (antieke) auto’s, boten en dergelijke. Een zelfstandige kantoorvoorziening en/of zelfstandige detailhandel wordt niet toegestaan;
  • agrarisch technisch hulpbedrijf / agrarisch verwant bedrijf.