direct naar inhoud van 4.3 Agrarische bedrijven
Plan: Buitengebied Dinteloord en Prinsenland
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0851.bgBPdtlgeheel-v001

4.3 Agrarische bedrijven

4.3.1 Toekenning agrarische bouwvlakken

In het bestemmingsplan worden de bestaande agrarische bedrijven positief bestemd door middel van een ‘agrarisch bouwvlak’. Daarbij wordt aangesloten op de provinciale terminologie ten aanzien van typen agrarische bedrijven. Het gaat hier bijvoorbeeld om grondgebonden en niet-grondgebonden agrarische bedrijven en intensieve veehouderijen. Ook wordt het principe van zorgvuldig ruimtegebruik gehanteerd. De agrarische bedrijven dienen een bedrijfsmatige exploitatie te hebben die verder gaat dan hobbymatige activiteiten.

Uitgangspunt voor het bestemmingsplan
De bestaande agrarische bouwvlakken worden in dit bestemmingsplan overgenomen.

De agrarische bestemming is aangepast indien er sprake is van de beëindiging van de agrarische bedrijfsmatige activiteiten. Daarvoor is zorgvuldig met de desbetreffende eigenaren gecommuniceerd. Indien agrarische bedrijven zijn beëindigd en is voldaan aan de sloopverplichting is hier een woonbestemming van gemaakt, waarbij de regels voor burgerwoningen overeenkomstig van toepassing zijn. Ook de regeling voor Vrijkomende Agrarische Bedrijven (VAB’s), zie ook paragraaf 4.4.1, wordt hierop van toepassing verklaard.

4.3.2 Bouwvlakvergroting en -vormverandering gedurende de planperiode

Bouwvlakvergroting en –vormverandering kan voor de agrarische bedrijfsvoering nodig zijn. Hier wordt nadrukkelijk een onderscheid gemaakt tussen grondgebonden en niet grondgebonden agrarische bedrijven.

Uitgangspunt voor het bestemmingsplan
Voor het bestemmingsplan geldt het volgende:

  • Grondgebonden agrarische bedrijven kunnen onder voorwaarden hun bouwvlak van vorm veranderen en/of uitbreiden tot maximaal 2 hectare. Het college van burgemeester en wethouders heeft op 12 juli 2011 hierover een besluit genomen. Argumenten om een groter bouwvlak dan 1,5 ha toe te staan met een maximum van 2 ha zijn:
    • 1. Steenbergen is een agrarische gemeente met een sterke agrarische sector;
    • 2. uit het Economisch beleidsplan, vastgesteld door de gemeenteraad februari 2010, blijkt dat de agrarische sector belangrijk is voor de Steenbergse economie en dat deze sector behoefte heeft aan uitbreidingsruimte. Het vergroten van de maximale maat voor het bouwvlak draagt bij aan de uitvoering van het Economisch beleidsplan;
    • 3. in de agrarische sector speelt de schaalvergroting;
    • 4. een nieuw bestemmingsplan buitengebied geldt in beginsel voor een periode van de komende 10 jaar. Tussentijdse partiële herzieningen zijn mogelijk;
    • 5. de agrarische sector draagt bij aan de ontwikkeling en het behoud van het Steenbergse landschap. Het agrarisch grondgebruik voorkomt het verrommelen van het landschap en draagt bij aan de ontwikkeling van landschapselementen (o.a. agrarisch landschapsbeheer);
    • 6. de Verordening ruimte Noord-Brabant heeft in agrarisch gebied geen maximale maat opgenomen voor een bouwvlak van een grondgebonden agrarisch bedrijf. De uitbreiding moet noodzakelijk zijn voor de bedrijfsvoering, er is sprake van zuinig ruimtegebruik en er komt een kwaliteitsverbetering van het landschap;
    • 7. de onafhankelijke Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen toetst of een uitbreiding noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering;
    • 8. het Steenbergse buitengebied is grotendeels agrarisch gebied;
    • 9. de kwaliteitsverbetering van het landschap moet bij een vergroting van het agrarische bouwvlak primair bij het bedrijf plaatsvinden. De kwaliteitsverbetering kan onder andere bestaan uit de groene aankleding van het bedrijf (bomen/struiken). De gemeente toetst de kwaliteitsverbetering;
    • 10. de Verordening ruimte Noord-Brabant bepaalt dat gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere permanente voorzieningen ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf worden geconcentreerd in een bouwvlak. In de geldende bestemmingsplannen (bestemmingsplan Dinteloord en Prinsenland uit 1987) is nog de mogelijkheid opgenomen om ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering buiten het bouwvlak veldschuren en/of schuilgelegenheden voor dieren op te richten. De provincie heeft aangegeven dit niet toe te staan in de nieuwe bestemmingsplannen voor het buitengebied;
    • 11. de gemeente wil dat meerdere voorzieningen binnen het agrarische bouwvlak worden opgericht. De laatste jaren is er door de gemeenteraad in voorbereidingsbesluiten voor het buitengebied uitgesproken dat het bouwen / aanleggen van sleufsilo's, mestsilo's, voedersilo's, (folie)bassins, mestbassins, mestplaten, grotere erfverhardingen, waterbassins, paardenbakken en soortgelijke bouwwerken / voorzieningen niet is toegestaan buiten het bouwvlak;
    • 12. de gemeente mag ruimtelijke voorwaarden verbinden aan de wijzigingsbevoegdheid. Middels de voorwaarden worden met name de belangen van derden, natuur, landschap, waterhuishouding, archeologie en milieuhygiëne beschermd;
    • 13. de wegen in het buitengebied zijn ingericht voor normaal agrarisch gebruik. Als gevolg van de vergroting van agrarische bouwvlakken van grondgebonden agrarische bedrijven zullen de wegen niet aangepast hoeven te worden;
    • 14. het bieden van extra uitbreidingsruimte betekent niet dat alle grondgebonden agrarische bedrijven deze ruimte ook gaan benutten.
  • Een bouwvlak van maximaal 2 hectare biedt voor de meeste grondgebonden agrarische bedrijven voldoende uitbreidingsruimte. Voor individuele bedrijven die hun bouwvlak tot boven deze maat willen vergroten kan, indien een dergelijke uitbreiding aanvaardbaar wordt geacht, buiten het bestemmingsplan om maatwerk worden geleverd.
  • Als gevolg van de aanvulling op het milieueffectrapport en de wijziging Verordening ruimte 2012, zorgvuldige veehouderij, kan het bouwvlak van een grondgebonden agrarisch bedrijf met vee groeien tot maximaal 1,5 hectare.
  • Intensieve veehouderijen krijgen binnen het bestemmingsplan geen uitbreidingsmogelijkheden qua vormverandering en / of vergroting van het bouwvlak. De gemeente wil geen medewerking verlenen aan het uitbreiden van bestaande intensieve veehouderijen, middels vormverandering of vergroting van het bouwvlak. Indien een uitbreiding noodzakelijk is enkel in het kader van dierenwelzijn, dan dient er een afweging buiten het bestemmingsplan om plaats te vinden. Het bovenstaande heeft de gemeenteraad op 30 juni 2011 nogmaals bevestigd met een raadsbesluit. Argumenten voor het besluit waren:
    • 1. binnen de gemeente Steenbergen is de planologische nieuwvestiging van intensieve veehouderijen reeds uitgesloten;
    • 2. de gemeente Steenbergen is aangevangen met de algehele herziening van de bestemmingsplannen voor het Steenbergse buitengebied en het uitgangspunt is dat er voor het gehele buitengebied een uniform beleid gaat gelden;
    • 3. het bestemmingsplan Buitengebied Dinteloord en Prinsenland de eerste algehele herziening is. De gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders hebben bij de ontwikkeling van het bestemmingsplan Buitengebied Dinteloord en Prinsenland in de bijbehorende Nota van Uitgangspunten besloten, dat er geen nieuwvestiging van intensieve veehouderijen wordt toegestaan en dat het uitbreiden van de bestaande intensieve veehouderijen zoveel als juridisch mogelijk wordt beperkt. Voor een uitbreiding enkel in het kader van dierenwelzijn geldt een uitzondering. Het raadsbesluit is van de datum 20 december 2007 en collegebesluit is van de datum 25 september 2007;
    • 4. het voorontwerp bestemmingsplan Buitengebied Dinteloord en Prinsenland ter inzage heeft gelegen van 3 januari 2011 tot en met 14 februari 2011 en dat het bovengenoemde uitgangspunt hierin is opgenomen;
    • 5. bovengenoemde besluitvorming het gemeentelijke ruimtelijke beleid voor de nieuwvestiging van intensieve veehouderijen en de uitbreiding van de bestaande intensieve veehouderijen op het Steenbergse grondgebied bepaalt;
    • 6. het verlenen van planologische medewerking aan de nieuwvestiging van intensieve veehouderijen en/of het uitbreiden van bestaande intensieve veehouderijen een bevoegdheid is. Zowel de gemeenteraad als het college van burgemeester en wethouders mogen / moeten een (ruimtelijke) afweging maken;
    • 7. er voor de algehele herziening van het bestemmingsplan voor het overige gedeelte van het Steenbergse buitengebied (het gebied ten zuiden van de Steenbergsche en Roosendaalsche Vliet) een nota van uitgangspunten is ontwikkeld. In de nota van uitgangspunten wordt hetzelfde standpunt ingenomen over de nieuwvestiging van intensieve veehouderijen en de uitbreiding van de bestaande intensieve veehouderijen als hierboven omschreven;
    • 8. een planologische uitbreiding van een bestaande intensieve veehouderij kan bestaan uit een bouwvlakvormverandering en/of-vergroting;
    • 9. een uitzondering geldt voor de uitbreiding van een bestaande intensieve veehouderij enkel in het kader van dierenwelzijn.
    • 10. de gemeente voor een uitbreiding enkel in het kader van dierenwelzijn een herziening van het bestemmingsplan middels een postzegelbestemmingsplan hanteert. De gemeente wil deze bedrijven specifiek bestemmen;
    • 11. de nieuwvestiging van intensieve veehouderijen en/of de uitbreiding van bestaande intensieve veehouderijen buiten het bestaande agrarische bouwblok, anders dan enkel in het kader van dierenwelzijn, de ruimtelijke kwaliteit van de gemeente Steenbergen onaanvaardbaar / onevenredig aantast. Met name de waardevolle openheid van het landschap, de bestaande en de te ontwikkelen natuur- en landschapswaarden, de bestaande en de te ontwikkelen recreatieve waarden, de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijk gewenste projecten (bijvoorbeeld in de vorm van: grondgebonden agrarische activiteiten, recreatie, plattelandseconomie, verbrede landbouw, nevenfuncties, zorgeconomie, woningbouw) en/of het woon- en leefmilieu worden onaanvaardbaar / onevenredig aangetast;
    • 12. de nieuwvestiging van intensieve veehouderijen en/of de uitbreiding van bestaande intensieve veehouderijen buiten het bestaande agrarische bouwblok, anders dan enkel in het kader van dierenwelzijn, een negatieve bijdrage levert aan de economische ontwikkeling, de leefbaarheid van de kernen en de recreatieve beleving van de gemeente Steenbergen conform het door de gemeenteraad vastgestelde beleid. Het beleid is met name verwoord in het Economisch Beleidsplan 2009-2020, de dorpsontwikkelingsplannen voor de kernen Dinteloord, Welberg, Kruisland, De Heen en Nieuw-Vossemeer, de Visie Landrecreatie Steenbergen, tussen Wal en Water en de Visie Waterrecreatie Steenbergen, Waterparel van West-Brabant. De uitvoering van het bovengenoemde beleid is aangevangen.
  • De aanwezige intensieve veehouderijen worden binnen de agrarische bestemming specifiek aangeduid.
  • Overige niet grondgebonden agrarische bedrijven krijgen binnen het bestemmingsplan geen uitbreidingsmogelijkheden qua vormverandering en/of vergroting van het bouwvlak.

4.3.3 Nieuwvestiging, hervestiging of omschakeling agrarische bedrijven

In het kader van nieuwvestiging, hervestiging en omschakeling is het van belang te benadrukken dat er elk jaar meerdere (voormalige) agrarische bedrijfslocaties vrijkomen als gevolg van de beëindiging van bestaande bedrijven. In de behoefte aan locaties voor nieuwe of te verplaatsen bedrijven kan in beginsel worden voorzien door gebruik te maken van deze (voormalige) agrarische bouwvlakken.

Uitgangspunt voor het bestemmingsplan
Nieuwvestiging van agrarische bedrijven (grondgebonden bedrijven, intensieve veehouderijbedrijven, glastuinbouwbedrijven en/of overige niet-grondgebonden agrarische bedrijven) wordt binnen het bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt. Één uitzondering wordt opgenomen voor de nieuwvestiging van grondgebonden agrarische bedrijven die moeten verplaatsen voor een groot openbaar belang.

De hervestiging van of omschakeling naar een grondgebonden agrarisch bedrijf wordt mogelijk gemaakt. Het is dus mogelijk om een intensieve veehouderij, een solitair gelegen glastuinbouwbedrijf of een overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf te wijzigen in een grondgebonden agrarisch bedrijf. Ook kan binnen de regels een grondgebonden agrarisch bedrijf worden gevestigd op een locatie waarop al een bouwvlak met een andere bestemming (wonen, agrarisch verwant bedrijf, niet aan het buitengebied gebonden bedrijf, etc.) rust, met uitzondering ten behoeve van een grondgebonden veehouderij.

Eveneens is het toegestaan om binnen het bestaand agrarisch bouwvlak van grondgebonden agrarische bedrijfsvorm te veranderen. De hervestiging van of omschakeling naar een (ander) niet-grondgebonden agrarisch bedrijf (intensieve veehouderij, glastuinbouwbedrijf of een overig niet-grondgebonden agrarische bedrijf) wordt niet mogelijk gemaakt. Hieronder volgen enkele voorbeelden:

  • Een grondgebonden agrarisch bedrijf kan niet worden gewijzigd in een nietgrondgebonden agrarisch bedrijf.
  • Een intensieve veehouderij kan niet worden gewijzigd in een ander niet-grondgebonden agrarisch bedrijf.
  • Ook kan een ander niet-grondgebonden agrarisch bedrijf niet worden gewijzigd in een intensieve veehouderij.

Het realiseren van een intensieve veehouderij als neventak bij een grondgebonden agrarisch bedrijf wordt uitgesloten. Bestaande legale situaties worden wel vastgelegd. Er worden geen duurzame locaties voor de intensieve veehouderij in het bestemmingsplan opgenomen.

4.3.4 Agrarische bedrijfswoning

Bij de bestaande agrarische bedrijven behoort hoofdzakelijk één agrarische bedrijfswoning.

Uitgangspunt voor het bestemmingsplan
In het bestemmingsplan worden de bestaande vergunde bedrijfswoningen bij agrarische bedrijven en reeds via het vigerende bestemmingsplan toegestane bedrijfswoningen positief bestemd. In het bestemmingsplan wordt ruimte geboden voor de realisatie van één bedrijfswoning per agrarisch bedrijf. Een nieuwe eerste bedrijfswoning kan gezien het provinciale beleid alleen worden toegevoegd als er gezien de bedrijfsvoering een specifieke noodzaak bestaat en de nieuwbouw niet het gevolg is van een eerder afgestoten bedrijfswoning.

De realisatie van een nieuwe tweede agrarische bedrijfswoning wordt niet mogelijk gemaakt. Ook niet in de vorm van een tijdelijke tweede bedrijfswoning. Bestaande tweede agrarische bedrijfswoningen worden als zodanig bestemd. Binnen een agrarisch bouwvlak waar in het verleden geen bedrijfswoning was toegestaan, wordt ook nu geen bedrijfswoning toegestaan.

4.3.5 Teeltondersteunende voorzieningen

Agrarische bedrijven die een vollegrondse bedrijfsvoering voeren (tuinbouwbedrijf of boomkwekerij) kunnen gebruik maken van teeltondersteunende voorzieningen. Deze ondersteunende voorzieningen zijn onder te verdelen in permanente en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.

Uitgangspunt voor het bestemmingsplan
In het bestemmingsplan worden permanente teeltondersteunende voorzieningen toegestaan binnen het agrarische bouwvlak. Hiervoor zijn passende bouwregels toegekend. In het plan wordt onder voorwaarden ook (o.a. noodzaak voor de agrarische bedrijfsvoering, zuinig ruimtegebruik, geen onevenredige aantasting van de aanwezige waarden en de kwaliteitsverbetering van het buitengebied) met een wijzigingsbevoegdheid de ruimte geboden voor het realiseren van een differentiatievlak voor permanente teeltondersteunende voorzieningen direct aansluitend aan het grondgebonden agrarische bouwvlak.

Tijdelijke lage en hoge teeltondersteunende voorzieningen zijn, al dan niet met een afwijkingsbevoegdheid, toegestaan buiten het agrarisch bouwvlak. Rekening moet worden gehouden met de aanwezige waarden rondom het agrarisch bouwvlak. Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, die effect (kunnen) hebben op landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden en/of natuurwaarden, vallen in onderhavig bestemmingsplan dan ook onder het omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden. Onder andere de aantasting van de waardevolle openheid van het zeekleigebied moet worden voorkomen.

In afwijking van de teeltondersteunende voorzieningen bestaan er ook teeltondersteunende kassen. Deze kassen zijn alleen toegestaan binnen het grondgebonden agrarische bouwvlak. De maximale oppervlakte van teeltondersteunende kassen bedraagt in beginsel maximaal 1000 m². Middels een binnenplanse afwijking kan onder voorwaarden (o.a. noodzaak voor de agrarische bedrijfsvoering, zuinig ruimtegebruik en de kwaliteitsverbetering van het buitengebied) maximaal 5000 m² aan teeltondersteunende kassen worden toegestaan.