direct naar inhoud van Artikel 10 Maatschappelijk
Plan: Centrum, Herziening 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0846.BP2012KOM01CENTRUM-vg01

Artikel 10 Maatschappelijk

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, culturele, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, waaronder:
    • 1. gezondheidszorg; en/of
    • 2. zorg en welzijn; en/of
    • 3. jeugd/kinder/ouderen/gehandicaptenopvang; en/of
    • 4. onderwijs; en/of
    • 5. religie; en/of
    • 6. uitvaart/begraafplaats; en/of
    • 7. bibliotheken; en/of
    • 8. openbare dienstverlening; en/of
    • 9. verenigingsleven; en/of
    • 10. gevangeniswezen; en/of
    • 11. defensie/militaire zaken; en/of
    • 12. sport/spel/speelvoorziening; en/of
  • b. ter plaatse van de nadere aanduiding 'begraafplaats' een begraafplaats;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'religie', een kerk;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kinderdagverblijf', een kinderdagverblijf;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'zwembad', een zwembad met inbegrip van een zelfstandige horecavoorziening (café);
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - mortuarium', een mortuarium;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', voor een bedrijfswoning;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'wonen', tevens voor wonen op de verdieping;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. ondersteunende horecavoorziening ten dienste van bovengenoemde maatschappelijke functies;

met de daarbij behorende:

  • k. voorzieningen van algemeen nut;
  • l. wegen en paden;
  • m. groenvoorzieningen;
  • n. parkeervoorzieningen.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. ten aanzien van de maximale goothoogte van hoofdgebouwen gelden de aanduidingen;
  • d. het bepaalde in sub c is niet van toepassing op de kerk met de daarbij behorende kerktoren, ter plaatse van de aanduiding 'religie', hiervoor geldt als hoogte de goot- en bouwhoogte ten tijde van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan;
  • e. bij een kapconstructie bedraagt de dakhelling van het hoofdgebouw minimaal 15° en maximaal 65°.

10.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak, alsmede op de gronden met de aanduiding 'bijgebouwen';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' geldt een bebouwingspercentage van 50, met inachtneming van het bepaalde in sub e;
  • c. de maximale goothoogte bedraagt 3 meter;
  • d. buiten het bouwvlak zijn gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut toegestaan met een maximale goothoogte van 3 meter en een maximale oppervlakte van 20 m²;
  • e. de maximale gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' bedraagt 250 m2.

10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt binnen het bouwvlak 4 meter met uitzondering van vlaggenmasten en verlichtingsarmaturen, waarvan de hoogte maximaal 5 meter mag bedragen;
  • b. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' 2 meter, met uitzondering van:
    • 1. pergola's, die niet hoger mogen zijn dan 2,5 meter;
    • 2. vlaggenmasten en verlichtingsarmaturen, waarvan de hoogte maximaal 5 meter mag bedragen;
  • c. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt buiten het bouwvlak en buiten de aanduiding 'bijgebouwen' 1 meter, met uitzondering van:
    • 1. pergola's, die niet hoger mogen zijn dan 2,5 meter;
    • 2. vlaggenmasten en verlichtingsarmaturen, waarvan de hoogte maximaal 5 meter mag bedragen.

10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampen bestrijding.

10.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.2.1 sub e, voor de bouw van een hoofdgebouw met een platte dakafdekking of met een kapconstructie met een afwijkende dakhelling.

De omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend indien voldaan wordt aan de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld: rekening dient gehouden te worden met een verantwoorde, samenhangende en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing ter waarborging van de stedenbouwkundige (beeld)kwaliteit, gelet wordt hierbij op:
    • 1. een goede verhouding tussen bouwmassa, gevelbeeld en kapvorm;
    • 2. de samenhang tussen bebouwing;
    • 3. de hoogtedifferentiatie;
    • 4. de kaprichting;
    • 5. de voorgevels;
  • b. de gebruiksmogelijkheden: een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken dient voorkomen te worden.

10.5 Specifieke gebruiksregels
10.5.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. prostitutie en/of seksinrichtingen;
  • b. als opslag- of bergplaats van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken goederen, voorwerpen, of materialen;
  • c. voor het opslaan van gerede of ongerede goederen;
  • d. voor het storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen.

10.5.2 Buiten toepassing strijdig gebruik

Het bepaalde in 10.5.1 sub b, c en d is niet van toepassing voor zover het betreft:

  • a. tijdelijke opslag van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de in het plan aangegeven bestemming;
  • b. voor het opslaan van gerede of ongerede goederen.