direct naar inhoud van Artikel 7 Bedrijventerrein - 2
Plan: Sint-Oedenrode Oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0846.BP2011SOO01OOST-vg02

Artikel 7 Bedrijventerrein - 2

7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijventerrein - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsverzamelgebouwen waarbinnen tevens bedrijven van milieucategorie 1 zijn toegestaan uit de Lijst van bedrijven, met een maximale oppervlakte van 500 m² per bedrijf;
  • b. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in milieucategorie 2 en 3.1 van de Lijst van bedrijven;
  • c. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
  • d. perifere detailhandel die op moment van ter visie legging van het ontwerpbestemmingsplan reeds aanwezig is;
  • e. voorzieningen van algemeen nut;
  • f. ter plaatse van de nadere aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' een motorbrandstoffenverkooppunt met lpg, met daaraan ondergeschikt en samenhangend:
    • 1. detailhandel, met een maximaal brutovloeroppervlak (bvo) van 150 m²;
    • 2. horeca, in de vorm van een restaurant of snack/koffiecorner;
    • 3. een autowasstraat;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg', een veiligheidszone vanwege een lpg-vulpunt;
  • h. terreinen;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. groenvoorzieningen.

7.1.2 Parkeernormen
  • a. Parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden, waarbij voldaan wordt aan de volgende parkeernormen:

Bedrijfsactiviteit   minimaal aantal parkeerplaatsen per 100 m² bvo  
  Minimaal  
arbeids- en bezoekersextensieve bedrijven (loodsen, opslag, en transportbedrijf)   0,9  
arbeidsintensieve en bezoekersextensieve bedrijven (industrie, laboratorium, werkplaats)   2,8  
arbeidsextensieve en bezoekersintensieve bedrijven   1,8  
bedrijfsverzamelgebouw   1,7  
perifere detailhandel   8  
bouwmarkt, tuincentra, kringloopwinkel   2,7  
showroom   1,8  
kantoren (zonder baliefunctie)   2,0  

  • b. Van het bepaalde in sub a kan worden afgeweken indien op andere wijze afdoende in de parkeerbehoefte wordt voorzien.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen, gelden de volgende regels:

  • a. De maximale oppervlakte van een bedrijfskavel bedraagt 3500 m².
  • b. Hoofdgebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan.
  • c. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.
  • d. De minimale afstand van een gebouw tot een perceelsgrens bedraagt 4 meter.
  • e. De afstand tussen gebouwen onderling dient tenminste 4 meter te bedragen.

7.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en voorzieningen van algemeen nut gelden de volgende regels:

  • a. Ten aanzien van de maximale bouwhoogte gelden de aanduidingen.
7.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. Het bijbehorend bouwwerk is uitsluitend toegestaan achter de voorgevellijn.
  • b. De bouwhoogte van het bijbehorend bouwwerk bedraagt maximaal 5 meter.
  • c. De maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bedraagt 35 m².

7.2.4 Voorzieningen van algemeen nut

Voor het bouwen van voorzieningen van algemeen nut bedraagt de maximale goothoogte 3 meter.

7.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. De maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter.
  • b. De maximale bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes bedraagt 8 meter.
  • c. De maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van verlichting bedraagt 12 meter.
  • d. De maximale bouwhoogte van overige bouwwerken binnen het bouwvlak bedraagt 6 meter en buiten het bouwvlak maximaal 2 meter.

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1 Oppervlakte bedrijfskavel

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2.1 sub a voor een bedrijfskavel met een maximale oppervlakte van 5000 m², indien de afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of een efficiënt gebruik van het bouwperceel, en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken hierdoor niet onevenredig worden aangetast.

7.4.2 Afwijkende goot- en bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2.2 sub a voor de verhoging van de goot- en bouwhoogte van de gronden:

  • ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoogteaccent 1' te verhogen naar maximaal 12 meter; en
  • ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoogteaccent 2' te verhogen naar maximaal 9 meter;

met dien verstande dat:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat en bebouwingsbeeld;

Rekening dient te worden gehouden met een verantwoorde, samenhangende en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing ter waarborging van de stedenbouwkundige (beeld)kwaliteit. Gelet wordt hierbij op:

      • afstand tot gebouwen in de omgeving;
      • de samenhang tussen bebouwing.
    • 1. de gebruiksmogelijkheden;
  • b. de vergunning mag alleen worden verleend:
    • 1. uitsluitend binnen het aanduidingsvlak van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - hoogteaccent 1' en 'specifieke bouwaanduiding - hoogteaccent 2';
    • 2. indien de verhoging maximaal 3 meter bedraagt ten opzichte van de op de verbeelding aangegeven bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' en deze qua maatvoering ondergeschikt is in het totaalbeeld van de voorgevel;
    • 3. als daardoor de architectonische uitstraling van het gebouw in zijn omgeving en in relatie tot de beledende percelen verbetert.

7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. zelfstandige kantoren;
  • c. wonen;
  • d. detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel als bedoeld in artikel 7.1 sub c en perifere detailhandel als bedoeld in 7.1 sub d;
  • e. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG), indien de gronden niet nader zijn aangeduid;
  • f. prostitutie en/of seksinrichtingen;
  • g. opslag - of bergplaats van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken goederen, voorwerpen en/of materialen;
  • h. het opslaan van gerede of ongerede goederen;
  • i. voor het storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen.

7.5.2 Buiten toepassing strijdig gebruik

Het bepaalde in 7.5.1 sub f, g en h is niet van toepassing voor zover het betreft:

  • a. Tijdelijke opslag van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de in het plan aangegeven bestemming.
  • b. Tijdelijke opslag van goederen ten behoeve van de 7.1 toegestane bedrijfsvoering.
  • c. Open opslag in het kader van het normale onderhoud van de gronden.

7.6 Afwijken van de gebruiksregels
7.6.1 Bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. Artikel 7.1 sub b ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die zijn opgenomen in een hogere categorie dan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 2 en 3.1 indien deze gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 2 of 3.1, niet in de Lijst van bedrijven wordt genoemd.
  • b. Artikel 7.1 sub b ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die hoewel gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 2 of 3.1, niet in de Lijst van bedrijven wordt genoemd.
  • c. Artikel 7.1 sub a ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die zijn opgenomen in een hogere categorie dan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 1 indien deze gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 1 van de Lijst van bedrijven.
  • d. Artikel 7.1 sub a ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die hoewel gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 1, niet in de Lijst van bedrijven wordt genoemd.
  • e. Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

7.6.2 Perifere detailhandel

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.1 sub c en 7.5.1 sub d ten behoeve van een grootschalige of perifere detailhandelsvestiging, met dien verstande dat:

  • a. de detailhandelsstructuur niet duurzaam ontwricht wordt, waartoe burgemeester en wethouders in voorkomend geval kunnen verlangen dat terzake een distributie-planologisch onderzoek wordt verricht, alvorens deze vergunning te verlenen;
  • b. er geen aantasting van een normale afwikkeling van het verkeer mag ontstaan;
  • c. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid;
  • d. het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan branchering en/of assortimentering.

7.6.3 Opslag

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.5.1 sub f en g juncto 7.5.2 sub a en b, voor permanente opslag van goederen, materialen en werktuigen ten behoeve van een efficiënte bedrijfsvoering, met dien verstande dat:

  • a. de hoogte van de opslag maximaal 5 meter mag bedragen.
  • b. de opslag achter de voorgevellijn dient plaats te vinden.
  • c. de omgevingsvergunning slechts wordt verleend indien het straatbeeld daardoor ruimtelijk niet wordt aangetast, de verkeerssituatie zich daartegen niet verzet, en hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

7.6.4 Zelfstandige kantoren

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.5.1 sub b, voor het toestaan van zelfstandige kantoren, onder de volgende voorwaarden:

  • a. Er is een aantoonbare behoefte voor een zelfstandig kantoor;
  • b. De brutovloeroppervlakte van het kantoor mag niet meer bedragen dan het aantal m² dat in de oprichtingsvergunning van het gebouw waar het kantoor onderdeel van uitmaakt expliciet als kantoorruimte is aangeduid;
  • c. Door middel van specifiek onderzoek dient te worden aangetoond, dat voldaan wordt aan de relevante (milieuhygiënische) wet- en regelgeving;
  • d. Er mag geen sprake zijn van een onevenredige beperking voor de reeds gevestigde bedrijven;
  • e. Er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, waarbij voldaan wordt aan de parkeernorm zoals opgenomen in 7.1.2;
  • f. De financiële haalbaarheid (waaronder eventuele planschadekosten) dient te zijn aangetoond.

7.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding als bedoeld in artikel 7.1 sub g en h te verwijderen indien de activiteit ter plaatse gedurende een half jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet.