direct naar inhoud van Artikel 13 Kantoor
Plan: Sint-Michielsgestel, Centrum Sint-Michielsgestel 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0845.BP2010SMGCENTRM100-OH02

Artikel 13 Kantoor

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoren;
  • b. wonen in een woning;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarde': tevens de instandhouding en bescherming van de cultuurhistorische waarde van gebouwen;

met daarbij behorende:

  • d. tuinen, erven en terreinen.

13.2 Bouwregels
13.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' is aangegeven;
  • c. de voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 3 m daarachter;
  • d. de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' is aangegeven;
  • e. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is aangegeven;
  • f. de dakhelling:
  • g. vanaf de maximaal toegestane goothoogte dienen de gebouwen te worden afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling niet meer mag bedragen dan 60°, met dien verstande dat:
    • 1. tussen de aldus bepaalde (denkbeeldige) maximale contouren van het dak ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 60° en rechtopgaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels, zijn toegestaan;
    • 2. overschrijding van de denkbeeldige 60°-lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis, voor zover ze niet meer dan de helft van de breedte van het dakvlak beslaan.

13.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag, voor zover deze worden gebouwd buiten het bouwvlak:
    • 1. op bouwpercelen tot 300 m² niet meer bedragen dan 65 m²;
    • 2. op percelen gelijk aan of groter dan 300 m² niet meer bedragen dan 65 m², vermeerderd met 10% van het aantal vierkante meters dat het perceel groter is dan 300 m², met dien verstande dat de totale bebouwde oppervlakte aan aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet meer dan 250 m² mag bedragen;
  • d. de goothoogte van een aan- of uitbouw of bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw of bijgebouw mag niet meer dan 5,5 m bedragen.

13.2.3 Ondergronds bouwen

Voor het ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de afstand van een ondergronds bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 1 m;
  • b. de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer dan 3,5 m beneden peil bedragen.

13.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

13.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende bepalingen:

  • a. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning is niet toegestaan;
  • b. de gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte van kantoren mag niet meer bedragen dan 1.225 m²bvo.

13.4 Ontheffing gebruiksregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 13.3 sub a en toestaan dat een (vrijstaand) bijgebouw bij een woning gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits:
    • 1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;
    • 2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en bedrijven;
    • 3. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen, aan- en uitbouwen wordt ingepast met een maximale vloeroppervlakte van 80 m²;
    • 4. het (vrijstaande) bijgebouw is gelegen op een afstand van maximaal 25 m van het woonhuis of de bedrijfswoning.
  • b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de ontheffing in te trekken, verleend op grond van het gestelde onder a, indien de bij het verlenen van de ontheffing bestaande noodzaak voor de zorgbehoevende vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

13.5 Wijzigingsbevoegdheid
13.5.1 Wijzigingsbevoegdheid voor Wonen-3

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen-3', met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. planwijziging is toegestaan na beëindiging van de bedrijfsactiviteiten ter plaatse;
  • b. woningbouw dient te passen in de ruimtelijke en stedenbouwkundige karakteristiek van het gebied, met dien verstande dat de bouw van appartementen op hoekpercelen toelaatbaar is;
  • c. woningbouw dient te passen in het gemeentelijk woningbouwprogramma;
  • d. aangetoond dient te zijn dat er kan worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • e. er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen;
  • f. planwijziging mag geen onevenredig nadelige gevolgen hebben voor de gebruiks- en bouwmogelijkheden van aangrenzende percelen.