direct naar inhoud van 2.3 Provinciaal en regionaal beleid
Plan: Bestemmingsplan Hooidonk
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0845.BP2010DGNHOOID-OH01

2.3 Provinciaal en regionaal beleid

2.3.1 Interimstructuurvisie Brabant in Ontwikkeling

Op 27 juni 2008 hebben Provinciale Staten van Noord-Brabant de Interimstructuurvisie Brabant in Ontwikkeling onherroepelijk. Deze vervangt het Streekplan Noord-Brabant 2002. Uit de interimstructuurvisie "Brabant in Ontwikkeling" blijkt dat de provincie het wonen zoveel mogelijk in kernen wil concentreren. Spreiding van de woonbebouwing wordt tegengegaan om verdere verstening van het buitengebied te voorkomen en ruimten die niet meer functioneel zijn te herontwikkelen. Zuinig ruimtegebruik staat voor het optimaal gebruik maken van de mogelijkheden om de bestaande ruimte (opnieuw en) beter te benutten.

In de Interimstructuurvisie zijn als leidende principes geformuleerd: meer aandacht voor de onderste lagen, zuinig ruimtegebruik, concentratie van verstedelijking, zonering van het buitengebied en grensoverschrijdend denken en handelen. In de uitwerkingsplannen van de stedelijke en landelijke regio's vindt verdere concretisering van deze principes plaats.

De Interimstructuurvisie duidt het plangebied aan als gelegen binnen de Agrarische
Hoofdstructuur (AHS) met toevoeging 'landbouw'. Figuur 3.1 toont een uitsnede van de plankaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2010DGNHOOID-OH01_0002.jpg"

Figuur 2.1 Uitsnede plankaart Interimstructuurvisie

De AHS-landbouw omvat de meest pure landbouwproductiegebieden. De natuurwaarden en de daarmee samenhangende landschapswaarden die in deze gebieden voorkomen zijn zo algemeen of komen alleen in zulke kleine gebiedjes voor, dat een aanduiding daarvan op de kaart Ruimtelijke Hoofdstructuur achterwege is gelaten. De ruimte voor uitbreiding van steden en dorpen, de aanleg en uitbreiding van bedrijventerreinen en de aanleg en (fysieke) aanpassing van niet-recreatieve infrastructuur kan in beginsel alleen worden gevonden in de AHS-landbouw.

Het plangebied heeft daarnaast geen belangrijke ligging ten opzichte van bos- en natuurgebieden en landbouwgronden met bijzondere natuurwaarden en is dan ook niet opgenomen binnen een regionale natuur- en landschapseenheid (RNLE-landschapsdeel).

2.3.2 Paraplunota ruimtelijke ordening

Ingevolge de Paraplunota Ruimtelijke Ordening, door Provinciale Staten onherroepelijk op 1 juli 2008, vormt het 'Uitwerkingsplan landelijke regio Boxtel, Haaren en Sint-Michielsgestel' de uitwerking van het provinciaal beleid. Het uitwerkingsplan (zie paragraaf 2.3.3) dient voor zover nodig gelezen te worden naar de bedoeling en de werking van de Wet ruimtelijke ordening en als een uitwerking van de in de Interimstructuurvisie Noord-Brabant opgenomen hoofdzaken van het provinciaal beleid. Het plan Hooidonk past binnen de uitgangspunten van de verordening.

2.3.3 Uitwerkingsplan landelijke regio Boxtel, Haaren en Sint-Michielsgestel

In het uitwerkingsplan voor de landelijke regio Boxtel e.o. is het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld voor de regio vastgelegd. Het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld geeft een visie op de ruimtelijke structuur (opbouw en samenhang) van het hele plangebied. Het streven naar ruimtelijke samenhang speelt daarbij een belangrijke rol. Hierbij wordt ruimtelijke kwaliteit, in overeenstemming met de drie lagen van de lagenbenadering, integraal benaderd: kwaliteiten die te maken hebben met bijvoorbeeld water, cultuurhistorie, milieu en verkeer en vervoer worden in beeld gebracht. Elke laag heeft een eigen karakter en dynamiek. De lagenbenadering schrijft geen afwegingsmechanisme voor: hiërarchie tussen de lagen is er niet. Ze worden niet op elkaar gestapeld, maar geïntegreerd tot een duurzaam ruimtelijk structuurbeeld. Daartoe worden waarderingen toegekend aan de verschillende gebieden, zones en lijnen die in het plangebied op het niveau van het uitwerkingsplan te onderscheiden zijn en wordt een globale visie op het plangebied gegeven. Het streven naar ruimtelijke samenhang speelt daarbij een belangrijke rol.

Het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld laat nog ruimte voor meerdere toekomstmogelijkheden, het is geen eindontwerp met een bepaalde planhorizon. Het is de basis voor de verdere planvorming en het ontwerp.

Een belangrijk element van het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld is het landschappelijk raamwerk. Het landschappelijk raamwerk geeft inzicht in de landschappelijke samenhang van de totale regio. Met dit landschappelijk raamwerk worden “groene” waarden en landschappelijke kwaliteiten veilig gesteld met als doel de karakteristieke contrastrijke groene dooradering van de regio te behouden en verder te ontwikkelen. Doel hiervan is dat de kernen in het gebied zich kunnen ontwikkelen en dat daarbij de identiteit van het landschap sturend is.

Het landschappelijk raamwerk vormt een soort groene contramal in de regio in samenhang met het stedelijk landschap. Stedelijke ontwikkelingen kunnen plaatsvinden zowel binnen het bestaand stedelijk gebied, waar de belangrijke herstructureringsgebieden zijn aangegeven, als buiten het bestaand stedelijk gebied waar transformatie van buitengebied naar stedelijk gebied afweegbaar is.

In het uitwerkingsplan is het plangebied aangewezen als transformatie-afweegbaar (zie figuur 3.3). De aanduiding transformatie afweegbaar geeft aan dat het transformeren van landelijk gebied naar stedelijk grondgebruik (wonen, werken, voorzieningen, stedelijk groen, al of niet in combinaties van meervoudig ruimtegebruik) afweegbaar is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2010DGNHOOID-OH01_0003.jpg"

Figuur 2.2 Uitsnede kaart Uitwerkingsplan Boxtel e.o.

2.3.4 Ontwerp structuurvisie Noord-Brabant

In de ontwerp structuurvisie geeft de provincie aan hoe ruimtelijke ontwikkelingen een plek kunnen krijgen die aansluit bij de kwaliteiten van Noord-Brabant. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zijn twee ruimtelijke trends te onderscheiden: de schaalvergroting en de behoefte aan identiteit. De ontwerp structuurvisie is in december 2009 ter besluitvorming in Gedeputeerde Staten gekomen. In januari 2010 behandelde de commissie Ruimte & Milieu het ontwerp met bijbehorend Plan-MER, met de vraag of ze deze vrij willen geven voor inspraak. Het ontwerp en bijbehorend Plan-MER liggen tot 10 mei 2010 ter inzage. De provincie streeft ernaar om de structuurvisie medio 2010 vast te stellen.

De structuurvisie geeft aan welke ambities de provincie heeft met haar ruimtelijke beleid tot 2025. De Interimstructuurvisie was een eerste stap in deze richting. De ontwerp Structuurvisie is een volgende stap. De provinciale ruimtelijke verordening is een concrete uitwerking van de ambities van de provincie Noord-Brabant.

De provincie streeft naar een concentratie van verstelijking, robuuste en aaneengesloten natuurgebieden, concentratiegebieden voor glastuinbouw en intensieve veehouderijen en voldoende ruimte voor waterberging nu en in de toekomst. De provincie wil duurzaam en zuinig omgaan met de leefomgeving en de ruimte en een goede relatie creëren tussen wonen en werken in de stedelijke omgeving en een groene landelijke omgeving daarbuiten. Bij de vaststelling van deze structuurvisie vervallen de uitwerkingsplannen van het Streekplan 2002.

De provincie kiest in haar ruimtelijke beleid tot 2025 voor de verdere ontwikkeling van gevarieerde en aantrekkelijke woon-, werk- en leefmilieus en een kennisinnovatieve economie met als basis een klimaatbestendig en duurzaam Brabant. Het principe van behoud en ontwikkeling van het landschap is in deze structuurvisie de 'rode' draad die de ruimtelijke ontwikkelingen stuurt.

De voorgenomen ontwikkeling past binnen de ambities en uitgangspunten die door de provincie zijn opgenomen in de ontwerp Structuurvisie Noord-Brabant.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2010DGNHOOID-OH01_0004.jpg"

Figuur 2.3 Uitsnede kaart ontwerp Structuurvisie

2.3.5 Verordening ruimte

In de provinciale planologische verordening kan de provincie regels opstellen waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen. Door deze regels weten gemeenten al in een vroeg stadium waar ze aan toe zijn. De onderwerpen die in de verordening staan komen uit de provinciale structuurvisie (zie paragraaf 2.3.4).

Provinciale Staten hebben op 12 december 2008 aan Gedeputeerde Staten de opdracht gegeven een planologische verordening voor te bereiden. De achtergronden en inhoud van deze opdracht zijn opgenomen in de Startnotitie Verordening Ruimte Noord-Brabant.

De voorbereiding van de verordening is opgesplitst in twee fasen. De eerste fase bevat onderwerpen die niet ter discussie staan bij de herziening van de Interimstructuurvisie, namelijk:

  • Regionaal perspectief voor wonen en werken;
  • Ruimte-voor-ruimteregeling;
  • GHS-natuur/EHS;
  • Bescherming tegen wateroverlast en overstromingen;
  • Grond- en oppervlaktewatersysteem;
  • Land- en tuinbouw (integrale zonering, glas, TOV).

In de tweede fase volgen onderwerpen waarvan de uitwerking wordt gekoppeld aan de totstandkoming van de structuurvisie.
De Ontwerp Verordening Ruimte heeft in de tweede helft van 2009 ter inzage gelegen. De verordening is op 23 april 2010 onherroepelijk in Provinciale Staten. De Verordening ruimte heeft geen consequenties voor plan Hooidonk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2010DGNHOOID-OH01_0005.jpg" Figuur 2.4 Uitsnede kaart Verordening Ruimte

2.3.6 Reconstructieplan Maas en Meierij

In het Reconstructieplan/ milieueffectrapport Maas en Meierij staat het gebied ter plekke van onderhavige locatie aangemerkt als 'extensiveringsgebied overig'. Geconcludeerd wordt dat de voorgenomen ontwikkeling niet conflicteert met de plaatselijke agrarische doelstellingen die hierin zijn opgenomen. Voorwaarde is wel dat bestaande bedrijfsinrichtingen niet in de bedrijfsvoering worden belemmerd.

2.3.7 Water
2.3.7.1 Waterschap

Hemelwaterbeleid

In het kader van het huidige overheidsbeleid (4e nota Waterhuishouding en Waterwet) en het beleid van het waterschap De Dommel dient invulling te worden gegeven aan 'duurzaam stedelijk waterbeheer'. Het beleid van het Waterschap is opgenomen in het Waterbeheersplan 2010-2015.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen, waaronder ver- en nieuwbouwplannen, hanteert het Waterschap een aantal beleidsuitgangsprincipes ten aanzien van het duurzaam omgaan met water, die van belang zijn als vertrekpunt van het overleg tussen initiatiefnemer en waterbeheerder.

In hoofdlijnen betekent dit dat het bestaande grondwater- en oppervlaktewaterregime intact moet blijven, oftewel er dient hydrologisch neutraal gebouwd te worden. Hemelwater wat valt ter plaatse van daken en verhardingen mag niet versneld worden afgevoerd naar het regionale afwateringsstelsel. Voor de verwerking van hemelwater dienen de afwegingsstappen hergebruik-vasthouden-bergen-afvoeren als uitgangspunt te worden gehanteerd. De afvoer mag niet meer bedragen dan de afvoer in de oorspronkelijke situatie. Hiervoor hanteert het Waterschap een bergingsnorm en een maximale toegestane landbouwkundige afvoer.

De huidige bergingsnorm houdt in dat een bui met een herhalingstijd van 1 keer in de 10 jaar + 10 % binnen het plangebied gelegen voorzieningen geborgen dient te worden. De berging dient boven de GHG aangelegd te worden. Daarnaast dient aangegeven te worden wat de verwachte gevolgen zijn van een bui met een herhalingstijd van 1 keer in de 100 jaar + 10%. Bij deze bui mag geen wateroverlast ontstaan: woningen en het liefst ook tuinen mogen niet overstromen. De benodigde berging dient met behulp van de HNO-tool (Toetsinstrumentarium Hydrologisch Neutraal Ontwikkelen) berekend te worden.

Bij het berekenen van de waterberging mag een afvoercoëfficiënt (landbouwkundige afvoer) meegenomen worden wanneer wordt uitgegaan van bergen en vertraagd afvoeren. Volgens gegevens van het Waterschap ligt de afvoercoëfficiënt binnen het plangebied op 0,43 l/s/ha.

Ten aanzien van de waterkwaliteit geldt de voorkeursvolgorde schoon houden, scheiden en tenslotte zuiveren. Afvoer van schoon water naar het gemengd stelsel wordt in principe niet meer toegestaan. Afvalwater en hemelwater dienen gescheiden te worden aangeboden bij de perceelsgrens. Verder dienen bij inrichting, bouwen en beheer zo min mogelijk vervuilende stoffen te worden toegevoegd aan de bodem en het grond- en oppervlaktewatersysteem. Conform de voorkeursvolgorde dienen in alle gevallen de mogelijkheden voor bronmaatregelen (schoon houden) te worden onderzocht.

Voor het totale overzicht van de uitgangspunten wordt verwezen naar de “Handreiking watertoets” (september 2009) van waterschap De Dommel.

Keurbeleid

Als gevolg van de nieuwe Waterwet is de Keur van het Waterschap gewijzigd. Binnen de aangepaste keur wordt onderscheid gemaakt tussen vergunningsplichtige ingrepen en de meldingsplichtige ingrepen die binnen de algemene regels van het Waterschap vallen.

Vergunningsplichtige ingrepen zijn:

  • 1. Het geheel of gedeeltelijk dempen, aanleggen van nieuwe, aanbrengen van wijzigingen in en met elkaar verbinden van watergangen.
    Dit is van toepassing op het plangebied. Een aanwezige watergang (geen schouwsloot of leggerwatergang) wordt gedempt;
  • 2. In de onderhoudsstrook binnen 4,0 m vanaf insteek leggerwatergang voorwerpen in de grond aan te brengen, te hebben, te onderhouden, te wijzigen of uit de grond te verwijderen.
    Dit is hoogstwaarschijnlijk van toepassing wanneer de afvalwaterafvoer op de riolering van Jacobskamp wordt aangesloten. Hierbij kruist de afvalwaterafvoer de aanwezige leggerwatergang. Verder worden geen obstakels in de strook aangebracht. Binnen 4,0 m vanaf de insteek van de aanwezige leggerwatergang ligt namelijk een te handhaven (eventueel op te waarderend) halfverhard pad en een groenzone met wadi. Op 10,0 m vanaf de insteek worden enkele nieuwe bomen gepland.
  • 3. In de onderhoudsstrook vanaf 4,0 tot 5,0 meter (m) vanaf insteek leggerwatergang bouwwerken met een hoogte van meer dan 1,2 m of boomgroepen aan te brengen.
    Dit is hoogstwaarschijnlijk van toepassing (zie vorig punt).
  • 4. Onttrekkingen van grondwater die nodig zijn voor het drooghouden van een bouwput ten behoeve van bouwkundige of civieltechnische werken, die groter zijn dan 50.000 m3/maand, die groter zijn dan 200.000 m3 in totaal en die langer duren dan 6 maanden. Dit geldt niet voor saneringen.
    Of dit van toepassing is wordt later in het bemalingsadvies bepaald.
  • 5. Onttrekkingen van grondwater in beschermde gebieden (Natte natuurparels en bijhorende attentiezones).
    Dit is niet van toepassing. Het gebied ligt niet binnen een beschermd gebied.

Om een ingreep meldingsplichting te kunnen maken dient deze te voldoen aan algemene regels van het Waterschap. Voor onder andere grondwateronttrekkingen, het aanbrengen van duikers in schouwsloten en het vervangen en verwijderen van duikers in leggerwatergangen bestaan algemene regels.

Parallel aan de schouwsloten is 1,0 m vrije ruimte gewenst in verband met het uitvoeren van de schouw. De eigenaren van de aangrenzende kavels dienen de schouwsloot zelf te onderhouden. Het Waterschap voert 1 keer per jaar een schouw uit, waarbij de staat van de watergang wordt gecontroleerd.

Voor het totale overzicht van de vergunnings- en meldingsplichtige ingrepen en de algemene regels wordt verwezen naar het keurbeleid van het Waterschap.

2.3.7.2 Provincie

Het plangebied wordt niet vermeld in de Provinciale Milieu Verordening (Provincie Noord-Brabant, 2004). Het plangebied is ook niet gelegen in een attentiegebied of grondwaterbeschermingsgebied volgens de Verordening Waterhuishouding Noord-Brabant 2005.

2.3.8 Provinciale rood met groenregeling

Voor alle bestemmingsplannen op uitbreidingslocaties die na 1 juli 2005 door de gemeenteraad worden onherroepelijk, geldt de 'Rood met Groen'-regeling. De uitbreiding van het stedelijk gebied (rood) moet tot een kwaliteitsimpuls elders binnen de gemeente in het buitengebied (groen) leiden. Deze regeling is echter niet van toepassing op Ruimte voor Ruimte woningen.

Voor de woningen die vanuit het reguliere programma worden gebouwd in een uitbreidingslocatie dienen de afspraken omtrent de 'Rood met Groen'-regeling te worden opgenomen in het bestemmingsplan. Met de opbrengst van de 3 kavels wordt een bijdrage geleverd aan het gemeentelijke Rood met Groen-fonds waarmee een deel van de aanleg en het beheer van een duurzame afronding van het plan wordt gefinancierd.

2.3.9 Provinciale benadering 'Ruimte voor Ruimte'-regeling

De provincie Noord-Brabant heeft als voorwaarde aan de 'Ruimte voor Ruimte'-regeling gesteld dat de ontwikkeling van kavels direct dient te worden gerelateerd aan concreet te slopen staloppervlak. Voor de sloop van 1.000 m² stal mag 1 kavel worden ontwikkeld.

Om aan te tonen dat er inderdaad per te ontwikkelen woningbouwkavel 1.000 m² stallen gesloopt zijn, stelt de provincie conform afspraken met de ontwikkelingsmaatschappij 'Ruimte voor Ruimte' dossiernummers ter beschikking van aanvragen voor sloopsubsidie in het kader van de beëindigingsregeling.

De benodigde dossiernummers voor plangebied Hooidonk te Den Dungen zijn opgenomen in tabel 3.1. Het betreft dossiernummers voor in totaal 11 Ruimte voor Ruimte bouwcontingenten.

Aanvraagnummer   Mestnummer   Sloop m²   Toegekende sloop m²  
4529193   112025196   1.388   1.000  
4530136   122036204   1.537   1.537  
4530149   115019880   1.890   1.890  
4530163   115027670   1.647   1.647  
4530183   113028768   1.147   1.147  
4530205   116032812   1.401   1.401  
4530220   113027915   1.421   1.421  
452984   112012906   957   957  
Totaal ingebrachte m² sloop   11.000  

Tabel 3.1: Dossiernummers Ruimte voor Ruimte