direct naar inhoud van Artikel 10 Algemene gebruiksregels
Plan: Bestemmingsplan Hooidonk
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0845.BP2010DGNHOOID-OH01

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

10.1 Algemeen

Het is verboden de in het plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming(en).

10.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, ten opzichte van de bestemmingsregels in hoofdstuk 2, wordt in ieder geval verstaan:

  • a. gronden te gebruiken of laten gebruiken als:
    • 1. opslagplaats voor vaten, kisten, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind, brandstoffen, bagger, en grondspecie en dergelijke;
    • 2. uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen;
    • 3. een seksinrichting, prostitutie en dergelijke;
  • b. gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te gebruiken of laten gebruiken voor:
    • 1. seksinrichtingen, prostitutie en dergelijke;
    • 2. (inrichtingen ten behoeve van) het verstrekken van verdovende middelen, vallende onder de Opiumwet;
    • 3. bijgebouwen te gebruiken of laten gebruiken voor bewoning.
10.2.1 Uitzondering strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:

  • a. het opslaan van (bouw)materialen, afval, puin, grind, bagger en grondspecie en dergelijke in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming, mits dit gebeurd op de bij de bestemming behorende grond;
  • b. de stalling van ten hoogste één toercaravan en/of boot op de bij een woonhuis behorende grond.
10.3 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het in 10.1 vervatte verbod, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd;
  • b. het bepaalde in 10.2 onder b sub 3 en toestaan dat een (vrijstaand) bijgebouw bij een woning gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits:
    • 1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;
    • 2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
    • 3. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen, aan- en uitbouwen wordt ingepast met een maximale vloeroppervlakte van 80 m²;
    • 4. het (vrijstaande) bijgebouw is gelegen op een afstand van maximaal 25 m van het woonhuis of de bedrijfswoning.
  • c. Het bevoegd gezag trekt de vergunning, verleend op grond van het gestelde in 10.3, onder b in, indien de bij het verlenen van de vergunning bestaande noodzaak voor de zorgbehoevende vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.